E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Archief per week
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 83 . - BESLUIT
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 38 - HET STRAND TE TROUVILLE - DOOR HAMBOURG .
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 36 - HET STRAND BIJ BANYULS - DOOR MEVR . DIVERLY
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 35 - LANDSCHAP DOOR FEUGEREUX
  • ART . NR . 82 . b , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 34 . - DE KUST VAN BRETAGNE - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 33 . - SCHETSTEKENING
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 32 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 31 . - DE SEINE BIJ TRIEL - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 30 . - EEN GEZICHT OP HYERES
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 29 . - OP DE MANIER VAN JONGKIND
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 37 - STADSGEZICHT - DOOR PAULE RAY
  • ART . NR . 82 . a , - VERSCHILLENDE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 28 . - EEN ANDER LANDSCHAP
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 25 . - HET LANDSCHAP - DE SCHETSOPZET
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 26 . - HET LANDSCHAP - HET TWEEDE STADIUM
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 27 . - HET LANDSCHAP - LAATSTE STADIUM
  • ART . NR . 82 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 81 . b , - HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 23 . - DE SCHETS VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 24. - DE VOLTOOIDE ARBEID VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . a , - EEN GEKLEDE FIGUUR EN EEN STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 21 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 22 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 19 EN 20 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 81 . - FIG . 18 . - HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - HET PORTRET EN HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - FIG . 16 . - DE SCHETS - HET PORTRET
  • ART . NR . 81 . - FIG . 17 . - VOLTOOIDE AQUAREL - HET PORTRET
  • ART . NR . 80 . a , - BLOEMEN
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 13 , 14 EN 15 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 10 , 11 EN 12 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
  • ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
  • ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
  • ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
  • ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
  • ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
  • ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
  • ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . b , - PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 4. - VERSCHILLENDE TINTEN
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 3. - MODULATIES
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 2. - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . a , - ( VERVOLG ) PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PRAKTIJK
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 1 . HET MATERIAAL VOOR DE AQUAREL
  • ART . NR . 77 . - THEORIE - AQUAREL -
  • AQUAREL - SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - VIERDE DEEL - ART . NR .76 . - INLEIDING
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 41 . HET BLOEMENMEISJE - ( BONNETERRE ) .
  • FIG . 40 . - STILLEVEN ( RENEFER )
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 39 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . a , - TECHNIEK - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 74 . e , - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . e , - FIG . 37 EN 38 - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . d , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . d , - FIG . 35 EN 36 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . c , - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . c , - FIG . 33 EN 34 - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . b , - VOORBEELDEN - STILLEVENS
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 31 . - HET PASTEL - STILLEVEN - SCHETSOPZET
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 32 . - HET PASTEL - STILLEVEN
  • ART . NR . 74 . a , - TECHNIEK VAN HET PASTEL
  • ART . NR . 74 . - HET PASTEL - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 74 . - FIG . 30 . - PASTELDOOS MET ENKELE TONEN
  • ART . NR . 73 . e , - HET AFFICHE EN ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 26 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 25 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 24 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 29 . - ONTWERP VOOR RECLAMEBILJET
  • ART . NR . 73 . d , - EEN DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 28 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 27 . - DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . c , - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 23 - ZEEGEZICHT
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 21 EN 22 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . b , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 19 EN 20 . - TWEE LANDSCHAPPEN VAN RENEFER .
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 17 EN 18 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . a , - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . a , - FIG . 15 EN 16 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . - HET PORTRET
  • ART . NR . 73 . - FIG . 12 , 13 EN 14 - HET PORTRET
  • ART . NR . 72 . a , - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . a , - FIG . 10 EN 11 . - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . - BLOEMEN
  • ART . NR . 72 . - FIG . 7 , 8 EN 9 . - DE BLOEM
  • ART . NR . 71 . b , - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . b , - FIG . 6 . - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . a , - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR 71 . a , - FIG . 4 . EN 5 . - HET STILLEVEN - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 71 . - FIG . 1 , 2 EN 3 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 70 . b , - TECHNIEK VAN DE GOUACHEVERF
  • ART . NR . 70 . a , - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • ART . NR . 70 . a , - PLAAT I - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - DERDE DEEL - ART . NR .70 . - GOUACHE - PASTEL - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 69 . a , - LAATSTE RAADGEVINGEN
  • ART . NR . 69 . - HET DIER
  • ART . NR . 69 . - FIG . 41 .
  • ART . NR . 69 . - FIG . 40 . - DE EZEL DOOR PELAVO
  • ART . NR . 68 . d , - HET DECORATIEVE LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . d , - FIG . 37 EN 38 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - DE FIGUUR IN HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 36 . - LANDSCHAP DOOR SHEDLIN .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 35 . - BOSGEZICHT DOOR CHARLOT .
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 39 . - STADSGEZICHT DOOR ITHIER .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 34 . - LANDSCHAP DOOR RENEFER
  • ART . NR . 68 . b , - TWEE ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 33. - BRANDING OP DE ROTSEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 32 . - STRANDGEZICHT
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 31 . - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 30 . - TUINGEZICHT
  • ART . NR . 68 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . - FIG . 26 , 27 , 28 EN 29 - LANDSCHAP
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 21 EN 22 - GEKLEDE FIGUUR
  • FIG . 25 . - NAAKT DOOR CALLEWAERT .
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 19 en 20 . - NAAKT - ONDERSCHILDERING EN VOLTOOIDE STUDIE .
  • ART . NR . 67 . a , - DE FIGUUR
  • ART . NR . 67 . - FIG . 24 . - PORTRET DOOR C . LE BRETON .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 23 . - ZELFPORTRET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 16 , 17 EN 18 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 67 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 15 . - EENVOUDIG BOEKETJE .
  • FIG . 14 . - DECORATIEF OPGEVAT BOEKET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 11 , 12 EN 13 . - BOEKET VAN ROZEN - IN DRIE STADIUMS
  • ART . NR . 66 . - DE BLOEM EN HET BOEKET.
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 10 . - STILLEVEN VAN RENEFER . - DE WERKTAFEL VAN DE KUNSTENAAR .
  • FIG . 9 . - STILLEVEN VAN SHEDLIN . - EXPRESSIONISTISCHE TENDENS .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 6 . - STILLEVEN MET VRUCHTEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 7 . - STERK VERGROOT ONDERDEEL VAN FIG . 5 .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 8 . - STILLEVEN VAN BOSCO . - FLESSEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 3 , 4 EN 5 . - STILLEVEN DOOR RENIFER
  • ART . NR . 65 . - FIG . 1 EN 2 . - ONDERDELEN VAN EEN STILLEVEN .
  • ART . NR . 65 . a , - ANDERE VOORBEELDEN
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - TWEEDE DEEL - ART . NR . 65 .
  • ART . NR . 64 . f , - VLAKTEN - LUCHT EN WOLKEN.
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XVI . - EEN LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XV - EEN BEWOLKTE HEMEL .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XIV - EEN VLAKTE .
  • ART . NR . 64 . e , - ONDERDELEN VAN HET LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . e , - PLAAT XIII - EEN BOOM
  • ART . NR . 64 . d , - ENKELE GEBRUIKSVOORWERPEN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT XII . - TWEE VOORWERPEN VAN AARDEWERK .
  • PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
  • ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
  • ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
  • ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN
  • ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
  • ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.
  • ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
  • ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .
  • BESLUIT VAN HET ONTWERPEN .
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 105 . - ONTWERP
  • ART . NR . 61 . d , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN IN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 101 , 102 EN 103 . - SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 104 - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 100 . - TEKENING IN LIJNEN EN SPATWERK VAN BECAN .
  • ART . NR . 61 . c , - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . b , - FIG . 99 . - HET MATERIAAL VAN DE STEENTEKENAAR
  • FIG . 98 . - BOEKDRUK EN KOPERDIEPDRUK
  • ART . NR . 61 . b , - DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 91 . - LOSSE DRUKLETTER
  • FIG . 92 . - VERGROTEN OF VERKLEINEN
  • FIG . 93 EN 94 .
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 95 , 96 EN 97 . - RASTERCLICHE'S
  • ART . NR . 61 . a , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . - FIG . 88 . - MODESCHOW
  • FIG . 89 . - ONTWERP - MODETIJDSCHRIFT
  • FIG . 90 . - HERENMODE .
  • ART . NR . 61 . - PLAAT VI - MODETEKENING
  • ART . NR . 61 . - DE MODETEKENING
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT IV - SCHETSEN VOOR EEN LAYOUT
  • FIG . 87 . - GEKOZEN SCHETS
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT V - UITVOERING VAN DE TEKENINGEN
  • ART . NR . 60 . a , - HET ONTWERPEN VAN EEN ADVERTENTIE
  • ART . NR . 60 . - FIG . 86 . - RECLAME - ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - HET RECLAME ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - PLAAT III - ( CASSANDRE EN DRODOVITCH ) .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 85 - HET VOLTOOIDE ONTWERP - DOOR A. CREUZOT .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 82 . - SCHETSEN VOOR EEN COMPOSITIE .
  • FIG . 83. - SCHETSEN VOOR DE COMPOSITIE .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 84 . - UITGEZOCHT EN DAARNA UITGEWERKT .
    Blog als favoriet !
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    toeternietoe
    blog.seniorennet.be/toetern
    Teken en schildercursus fritske3
    TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
    02-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . FIG . 12 - IDEALE VERHOUDINGEN V/H HOOFD .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 12 ,

    De  ideale  verhoudingen 
    van  het  hoofd .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART .NR. 27 . FIG . 13 EN 14 - ASSEN EN HULPLIJNEN V/H HOOFD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 13  en  14 ,

    De  assen  en  hulplijnen 
    van  het  hoofd  in  zijn 
    verschillende  standen .

    01-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . b , - DE SPIEREN VAN HOOFD EN HALS
      Art . Nr . 26 . b ,

              De spieren  van  hoofd  en  hals

       Bij  de  studie  van  dit  onderwerp  dienen  wij  hoofd  en  hals  als  een  geheel  te  gezien .  De  hals  is  om  zo  te  zeggen  de  sokkel  van  het  hoofd  en  het  is  vanzelfsprekend  dat  wij  dit  onderdeel  nader  bekijken .  Mede  door  de  hals  wordt  de  houding  van  het  hoofd  bepaald  en  de  verschillende  bewegingsmogelijkheden  van  het  hoofd  zijn  een  gevolg  van  de  werking  der  halsspieren .  Het  uiterlijk  en  de  vorm  van  de  hals  zijn  niet  minder  belangrijk .  Wij  kennen  zware  halzen , slanke  halzen , krachtige  halzen  of  daarentegen  halzen  die  gerimpeld  of  knokig  zijn .  En  al  deze  vormverschijningen  zijn  het  gevolg  van  de  ontwikkeling  der  halsspieren .  De  hals  draagt  door  zijn  schoonheid  of  lelijkheid  er  toe  bij  de  schoonheid  of  lelijkheid  van  een  hoofd  te  onderstrepen .
      Maar  wij  gaan  nu  eerst  de  spieren  van  het  hoofd  bespreken .
      Deze  spieren  kunnen  wij  in  twee  groepen  onderbrengen .
      De  eerste  groep  omvat  de  spieren  die  aan  de  oppervlakte  liggen , dus  direct  onder  de  huid .  Kennis  van  hun  plaats  en  functie  is  voor  de  tekenaar  van  groot  belang , omdat  juist  door  het  samenspel  van  deze  spieren  de  gevoelens  van  de  mensen  tot  uitdrukking  worden  gebracht :  woede , vrolijkheid , droefheid  enz.  Laten  wij  eerst  eens  zien  welke  functies  deze  verschillende  spieren  hebben  ( fig . 8 ) .  De  achterhoofdsspier  ( 1 )  is  aan  de  voorkant  vastgehecht  aan  het  vlies  dat  het  schedeldak  omspant .  Dit  vlies  ( de  spierschede  van  de  schedel )  dient  eveneens als  aanhechtingsplaats  van  de  voorhoofdsspier  ( 3 ) .  Deze  spier  trekt  de  wenkbrauwen  naar  boven  en  rimpelt  de  voorhoofdshuid  in  horizontale  richting .  Het  is  dus  de  spier  die  verbazing  kan  uitdrukken .  De  kringspier  van  het  oog  ( 4 )  ontspringt  op  de  voorste  traankam  en  zijn  bundels  lopen  kringvormig  om  de  oogspleet  heen .  Door  samentrekking  van  deze  spier  onstaan  rimpels  in  de  omgeving  van  het  oog , vooral  terzijde  daarvan .  De  functie  van  de  ooglidspier  is  het  sluiten  van  het  oog .  De  kleine  jukbeenspier  ( 5 )  trekt  de  bovenlip  omhoog  en  naar  buiten , terwijl  de  grote  jukbeenspier  ( 6 )  op  dezelfde  wijze  dient  voor  de  mondhoeken .  De  brede  halsspier  ( 7 )  trekt  de  huid  van  de  kin  naar  beneden  en  doet  de  mondhoeken  zakken , waardoor  er  een  uitdrukking  van  droefheid  ontstaat .  Hij  strekt  en  plooit  tevens  de  huid  van  de  hals .  De  oplichter  van  de  neusvleugel  en  bovenlip  ( 8 )  en  de  onderoogkuilspier  ( 11 )  trekken  neusvleugel  en  bovenlip  omhoog  en  verwijden  het  neusgat .  Tot  de  spieren  van  de  neus  behoren  de  knijpspier  van  de  neus  ( 9 )  en  de  neertrekker  van  de  neusvleugel  ( 10 ) .  Zij  trekken  de  neusvleugel  omlaag  en  vernauwen  het  neusgat .  De  kringspier  van  de  mond  ( 12 )  sluit  de  mondspleet , brengt  de  lippen  op  elkaar  en  doet  tevens  de  lippen  naar  voren  toespitsen .  De mondspier  ( 13 )  trekt  de  mondhoeken  en  de  onderlip  omhoog .  De  trompetterspier  ( 14 )  trekt  de  mondhoeken  naar  achteren  en  vergroot  dus  in  zijwaartse  richting  de  opening  van  de  mond  ( bij  het  lachen  bijvoorbeeld ) .  Wanneer  de  mondholte  met  lucht  gevuld  is , regelt  deze  spier  ook  het  uitvloeien  van  die  lucht  ( fluiten  en  blazen )  door  er  druk  op  uit  te  oefenen .  De  neertrekker  van  de  mondhoek  ( 15 )  trekt  de  mondhoek  naar  buiten  omlaag  ( uitdrukking  van  walging  of  droefheid ) .  Het  naar  buiten  en  naar  achteren  trekken  van  de  mondhoek  wordt  veroorzaakt  door  de  lachspier  ( 16 ) .  Deze  spier  veroorzaakt  ook  het  bekende  " kuiltje  in  de  wang " .  Voor  het  neertrekken  van  de  onderlip  komt  de  vierkante  onderlipspier  ( 17 )  in  werking .  De  kinspier  ( 18 )  licht  de  huid  van  de  kin  en  de  onderlip  op .  De  fronsspier  (19 )  trekt  de  wenkbrauw  naar  het  midden , waardoor  er  verticale  plooien  boven  de  neuswortel  onstaan  ( spier  van  het  nadenken ... van  het  fronsen  der  wenkbrauwen , als  men  wil ) .  De  slanke  neusspier  hecht  zich  vast  in  de  voorhoofdshuid .  Door  de  werking  van  deze  spier  wordt  de  huid  hier  omlaag  getrokken  en  onstaan  er  horizontale  plooien  ( uitdrukking  van  verbazing , van  aandacht ) .  
      De  spieren  van  het  oor  zijn  de  voorste - , bovenste - en  achterste oorspier  ( 2 , 2', 2" ) .  De  eerste  twee  zijn  niet  altijd , of  onvoldoende  ontwikkeld .  De  achterste  oorspier  is  de  belangrijkste  en  deze  trekt  het  oor  naar  achteren . 
      Van  de  dieper  gelegen  spieren  noemen  wij  de  kauwspieren  (fig. 9 ) .  De  slaapkauwspier  ( T )  is  een  waaiervormige  spier , die  op  de  slaapvlakte  ontspringt .  De  bundels  lopen  verticaal  en  horizontaal  naar  een  pees  die  boven  de  jukboog  begint .  Deze  pees  hecht  zich  aan  het  kroonuitsteeksel  van  de  onderkaak .  Hierdoor  kan  de  onderkaak  omhoog  getrokken  worden .  Het  neertrekken  van  de  onderkaak  wordt  veroorzaakt  door  bepaalde  halsspieren , welke  wij  niet  zullen  noemen , omdat  dit  anders  te  ver  zou  gaan .  De  wangskauwspier  bestaat  uit  twee  lagen :  een  oppervlakkige  ( M )  en  een  diepliggende  ( M' ) .  Het  zijn  krachtige  spieren .  Met  de  andere  delen  van  het  gelaat  werken  zij  samen  om  aan  de  uitdrukking  een  persoonlijk  karakter  te  geven , hetgeen  natuurlijk  afhangt  van  de  mate  van  hun  ontwikkeling .  
      Laten  wij  nu  de  spieren  van  de  hals  eens  bezien .  Deze  zijn  zeer  belangrijk , omdat  hierdoor  het  relief  van  de  hals  wordt  bepaald .  Wij  maken  je  er  op  attent , dat  deze  spieren  symmetrisch  zijn ;  van  iedere  spier  bestaat  dus  een  rechter  en  een  linker  !  Allereerst  dan  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  welke  uit  een  aantal  bundels  is  samengesteld .  De  aanhechtingsplaats  van  deze  spier  is  het  tepelvormiguitsteeksel  en  het  achterhoofdsbeen  ( fig . 3A ) , terwijl  hij  met  hoofden  ontspringt  op  het  sleutelbeen  en  het  borstbeen .  Het  sleutelbeen  is  een  langwerpig  bot  dat  de  verbinding  vormt  tussen  het  borstbeen  en  het  schouderblad  ( fig . 10 ) .  Het  relief  van  de  twee  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  vormt  als  het  ware  een  V ,  hetgeen  duidelijk  waarneembaar  is  wanneer  men  de  hals  van  voren  beziet  ( zelfde  fig . ) .  Het  duidelijkst  ziet  men  die 
    V  -  vorm  daar , waar  de  beide  hoofden  van  de  spieren  op  het  borstbeen  samenkomen ;  er  onstaat  die  typisch  driehoekige  holte .  De  werking  van  deze  spieren  is  het  buigen  van  het  hoofd , zij  neigen  het  ieder  naar  zijn  kant  en  geven  er  een  draaiende  beweging  aan .  Het  gelaat  richt  zich  echter  naar  de  tegenovergestelde  kant  van  de  spier  die  zich  samnestrekt .  Komen  de  twee  spieren  tegelijk  in  werking , dan  doen  zij  het  hoofd  buigen .  Tussen  de  takken  van  die  V - vorm , zien  wij  op  de  middelijn  de  adamsappel , waarvan  het  relief  gevormd  wordt  door  het  schildkraakbeen  van  het  strottenhoofd , de  voortzetting  van  de  keelholte .  Het  relief  van  de  adamsappel  is  bij  de  een  meer  ontwikkeld  dan  bij  de  ander .  Bij  vrouwen  is  het  vaak  minder  in  het  oog  springend .

      Van  achteren  bezien  ( fig . 11 )  is  de  hals  regelmatiger  cilindrisch  gevormd  en  vleziger .  Dit  komt  omdat  daar  ( de nek )  bestaat  uit  krachtige  spieren , welke  tezamen  met  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  en  de dieperliggende  spieren  het  hoofd  in  volkomen  evenwicht  kunnen  houden .  Zonder  hen  zou  ons  hoofd  dus  naar  voren , naar  achteren  of  naar  opzij  vallen .

      Het  meest  aan  de  oppervlakte  ligt  het  bovenste  deel  van  de  monnikskapspier  ( T ) .
    De  oorsprong  van  deze  waaiervormige  spier  ligt  op  de  bovenste  neklijn , dezelfde  lijn  waarop  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  is  vastgehecht , op  de  achterhoofdsknobbels  en  op  de  doornuitsteeksels  van  alle  rugwervels .  De  aanhechtingsplaatsen  van  deze  spier  zijn  de  achter - bovenrand  van  het  sleutelbeen , de  schoudertop , terwijl  de  onderste  bundels  zich  met  een  peesveld  hechten  aan  het  schouderblad .  In  fig . 11  zien  wij  links  ( de  linker  monnikskapspier  is  hier  weggelaten )  nog  een  diepliggende  spier , de  spalkspier  van  het  hoofd , welke  ontspringt  op  de  halswervels , schuin  omhoog  loopt  en  zich  hecht  aan  het  tepelvormig  uitsteeksel .  Onder  de  bundel  S  van  deze  spier  zien  wij  nog  een  diep  liggende  spier .  Tenslotte  zien  wij  geheel  aan  de  zijkant  een  spier  welke  van  het  schouderblad  naar  de  halswervels  loopt .  Het  is  de  schouderbladspier , welke  de  hals  doet  neigen  naar  opzij .  Het  samentrekken  van  de  spalkspieren  doet  het  hoofd  naar  achteren  neigen .  Het  bovenste  gedeelte  van  de  monnikskapspier  zorgt  voor  de  draaiende  beweging  van  het  hoofd . 
      Van  opzij  bezien  ( fig . 10 )  vormen  de  monnikskapspier  en  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  een  driehoekige  holte , welke  men  gemakkelijk  kan  voelen .  Betasten  wij  deze  plaats  dan  voelen  wij  daaronder  meerdere  diepliggende  spieren .  Deze  spieren  zullen  wij  echter  niet  beschrijven  omdat  ze  van  geen  invloed  zijn  op  het  uiterlijke  relief  van  de  hals .  Thans  heeft  je  aanwijzingen  voldoende  om  een  goed  begrip  te  krijgen  van  de  vorm  en  , de  bouw  van  de  hals .




    31-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 8 . - DE SPIEREN V/H HOOFD . - ( NAAR MOREAUX ) .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 8 .

    De  spieren  van  het  hoofd
      ( naar  Moreaux )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 9 . ( NAAR MOREAUX )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 9 .

    Links : C , schedeldak  -  A , onderkaak  -
     T , slaapkauwspier  - M , M' , wangkauwspier 
     ( naar  Moreaux )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 10. - ( NAAR MOREAUX )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 10 .

     ( naar  Moreaux )
    A , M , tepelvormig  uitsteeksel -
    C . a . uitwendig  gehoorgang .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . b , - FIG . 11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 11 .

    ( naar  Moreaux )

    S.C.M.  borstbeen - sleutelbeen - 
    tepelspier .
         


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - ANATOMIE - SKELET V/H HOOFD .
    Art . Nr . 26 . a ,

                                Anatomie .

                  Het  skelet  van  het  hoofd .

       De  schedel  van  de  mens  bestaat  uit  twee  benige  delen , waarvan  het  ene  vast , het  andere  beweegbaar  is .  Het  eerste  deel  omvat  de  hersenpan , waaraan  van  voren  de  bovenkaak  vast  zit .  Het  tweede  deel  wordt  gevormd  door  de  onderkaak .  De  vorm  van  dit  been  doet  denken  aan  een  hoefijzer , waarvan  elk  uiteinde  zich   voortzet  in  een  oplopende  tak .  Gelegen  aan  de  hersenpan , waarmee  de  onderkaak  verbonden  is  door  gewrichtsbanden  en  spieren , kan  deze  op  en  neer  gaan , wanneer  bepaalde  spieren  van  het  hoofd  en  hals  in  beweging  komen .  
      De  ei -vormige  hersenpan  is  van  boven  bedekt  door  de  hoofdhuid  en  het  haar .  De  voorkant , die  zich  naar  beneden  voortzet  in  de  bovenkaak , vormt  daarmee  het  skelet  van  het  gelaat  -  de  aangezichtsschedel  -  waarin  zich  de  ogen , neus  en  mond  bevinden .  De  opening  van  de  mond  komt  overeen  met  de  lijn , waarop  de  twee  kaken  elkaar  ter  hoogte  van  de  tanden  raken .  De  onderkaak  tenslotte  maakt  de  aangezichtsschedel  volledig .  De  ogen  liggen  in  de  oogkassen  en  de  neus  bedekt  de  driehoekige  opening  welke  hier  midden  onder  ligt .  Daaronder  bevindt  zich  dan  de  mond , waarvan  de  lippen  vaneen  gaan  dank  zij  de  beweegbaarheid  van  de  onderkaak .  Het  onderste  middelste  punt  van  de  onderkaak  vormt  het  vooruitspringende  gedeelte  van  de  kin .

      Iedere  kaak  draagt  een  rij  tanden ;  de  kauwbeweging  wordt  tot  stand  gebracht  door  de  onderkaak . 

      In  het  gelaat  kunnen  wij , behalve  de  kin , verschillende , steeds  in  het  oog  lopende , benige  uitsteeksels  waarnemen .  Wij  zien  o.a.  de  voorhoofdsknobbels  en  de  wenkbrauwbogen  boven  de  oogkassen , het  neusbeen , de  jukbeenderen  en  de  onderkaak , waarvan  men  aan  de  uiteinden  de  hoeken  heel  goed  kan  voelen .

              De  omvang  van  de  hersenschedel . 

      Vele  beginners  hebben  de  neiging  om  de  hersenschedel  te  klein  weer  te  geven , terwijl , zoals  wij  hebben  gezien , de  grootte  hiervan  bijna  gelijk  is  aan  de  aangezichtsschedel . 
    Wel  moeten  wij  hier  even  opmerken , dat  bij  een  kind  de  omvang  van  de  hersenschedel  groter  is  dan  de  aangezichtsschedel  ( fig . 4 ) . Hoe  jonger  het  kind  is , des  te  groter  is  de  hersenpan  -  of  hersenschedel  -  in  verhouding  tot  de  aangezichtsschedel .  De  schedel  van  de  vrouw  is  iets  kleiner  dan  die  van  de  man , doch  dit  verschil  is  weinig  in  het  oog  lopend  vanwege  de  weelderige  haardos .  Het  is  dan  ook  aan  te  bevelen  dat  wij  -  zoals  in  alle  gevallen  overigens  -  alvorens  het  haar  te  schetsen , eerst  de  totale  schedelvorm  opzetten .  Ook  bij  het  tekenen  van  koppen  met  hoeden  is  het  noodzakelijk  dat  wij  het  onzichtbare  gedeelte  van  het  hoofd  verantwoord  schetsen , zodat  de  hoed  op  de  juiste  plaats  komt  en  de  schedel  goed  omsluit  ( fig . 5 ) .  Je  ziet , dat  alles  afhangt  van  een  juiste  contructie  en  het  kan  nooit  genoeg  gezegd  worden  dat  een  hechte  constructie  vooraf  dient  te  gaan  aan  iedere  tekening .  De  beenderen  van  het  hoofd  bepalen  deze  contructie  en  deze  vorm .  Je  mag  dan  ook  in  geen  enkel  opzicht  de  opmerkingen , aanwijzingen  en  schetsen , waarmee  wij  je  in  het  eerste  deel  van  deze  les  in  aanraking  brengen , verwaarlozen . 

       In  het  bijzonder  vestigen  wij  uw  aandacht  op  de  tekening  van  fig . 2  en  3 .  De  juiste  plaatsbepaling  van  de  oogkassen  zal  ons  een  werkelijk  steunpunt  geven  om  de  ogen  op  de  juiste  plaats  te  krijgen  en  de  wenkbrauwen  op  de  goede  hoogte .  Bij  de  schedel  in  driekwart -aanzicht  zult  je  stellig  opmerken  dat  het  perspectievisch  aanzicht  de  vorm  van  de  oogkassen  verandert .  Dientengevolge  zullen  wij  dus  ook  de  ogen 
    " verkort "  moeten  weergeven , doch  dan  toch  zo , dat  de  natuurlijke  vorm  en  expressie  behouden  blijven .  De  juiste  plaats  van  de  pupillen  zal  de  blikrichting  moeten  aangeven .  Het  is  overbodig  te  zeggen , dat  ook  bij  een  kop  van  opzij  of  van  voren  gezien  de  contructie  bepaald  wordt  door  de  beenderen  van  de  schedel .

                         De  gelaatshoek 

        Het  is  uitermate  interessant  de  vergelijking  van  de  vormen  van  het  hoofd  niet  alleen  op  individuelen   toe te  passen , maar  bovendien  ook  op  de  verschillende  rassen .  Op  dit  punt  ontdekken  wij  ook  zeer  nadrukkelijke  verschillen  tussen  mens  en  dier .  Volgen  Camper , een  nederlandse  geleerde  uit  de  18e  eeuw , is , naarmate  het  schelet  van  het  gelaat  meer  naar  voren  steekt , de  hersenschedel  minder  ontwikkeld .  De  studie , die  hij  gemaakt  heeft  met  betrekking  tot  deze  onderlinge  afhankelijkheid  en  ontwikkeling , is  uitgegroeid  tot  het  begrip :  gelaatshoek .  Deze  hoek  wordt  verkregen  door  de  beide  lijnen  -  zoals  fig . 6  laat  zien  -  te  laten  kruisen .  
       De  horizontale  lijn  loopt  door  de  gehoorgang  en  de  neustop .  De  tweede  lijn , de  belangrijkste  dus  voor  het  bepalen  van  deze  hoek , raakt  het  middelste  voorhoofdsuitsteeksel  en  de  snijtanden .  Het  is  niet  moeilijk  vast  te  stellen , dat  de  op  deze  wijze  gevormde  hoek  kleiner  wordt , naarmate  het  voorhoofd  meer  naar  achteren  helt . 
       De  gelaatshoek  is  nimmer  een  rechte  hoek , maar  benadert  deze  het  meest  bij  de  mooiste  typen  van  het  blanke  ras .  De  Griekse  beeldhouwers  hebben  soms  een  gelaatshoek  van  meer  dan  90°  toegepast  om  op  deze  wijze  hun  goden  en  godinnen  boven  het  mensenras  te  verheffen .  Volgens  Camper  varieert  deze  hoek  bij  de  mens  van  70 °  tot  80°  ( fig . 7 ).  Alles  wat  daar  boven  uit  gaat  doet  dat  onder  invloed  van  artisctieke  beginselen  (navolging  van  de  Antieken ) ;  alles  wat  daaronder  blijft , vervalt  tot  de  gelijkenis  met  de  apen .  Als  wij  dus  de  ene  lijn  van  de  gelaatshoek  naar  voren  laten  hellen , krijgen  wij  een  antieke  kop ;  helt  de  lijn  naar  achteren , dan  onstaat  een  negerkop ;  laten  wij  de  lijn  nog  meer  hellen , dan  krijgen  wij  de  kop  van  een  aap .
    Zo  kunnen  wij  doorgaan  en  ontdekken  bij  de  schedel  van  een  hond  en  een  vogel  een  nog  sterkere  helling  van  de  lijn .  Bij  een  paard  is  de  gelaatshoek  nog  slechts  11° .
      Zoals  je  ziet , geeft  de  gelaatshoek  de  tekenaar  een  uitstekend  middel  om  het  juiste  karakter  van  de  uitdrukking  van  mens  en  dier  te  geven . 


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 7 . - VERSCHILLENDE GELAATSHOEKEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 7 .

    Verschillende  gelaatshoeken .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - FIG . 6
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 6

    Griekse  klassieken  -  Blanke  ras 
    -  Neger  -  Aap .

    30-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 5 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 5 ,

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 4
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 4 ,

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - ANATOMIE - FIG . 2 EN 3
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 3 

    1 , voorhoofdsbeen  - 2 , slaapbeen  - 3 , wandbeen  -  4 , achterhoodbeen  - 5 , bovenkaak  -  6 , ondekaak .
    De  oplopende  tak  eindigd  aan  de  voorzijde  in  het  kroonuitsteeksel ;  aan  de  achterzijde  in  het  gewrichtshoofdje , waarmee  hij  met  het  slaapbeen  verbonden  is .  A ,  tepelvormig  uitsteeksel ,  met  daardoor  de  uitwendige  gehoorgang .  M ,  jukbeen .


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . a , - ANATOMIE - FIG . 2 EN 3
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Art . Nr . 26 . a ,

    Fig . 2 

    De  schedel  -  van  opzij  -  van  voren  -  driekwart  gezien  -  ondekaak  omlaag  (  open  mond ) .



     
                


    29-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . - HET HOOFD .
    Art . Nr . 26 ,

                               Het  Hoofd .

                                 Inleiding .

      Sinds  onheugelijke  tijden  heeft  de  weergave  van  het  hoofd  en  het  gelaat  de  kunstenaars  levendig  geboeid .  Daar  is  ook  alle  reden  voor .  Is  het  niet  in  de  eerste  plaats  het  gelaat , waardoor  een  man  of  een  vrouw  zich  van  anderen  onderscheidt  en  daardoor  zijn  persoonlijkheid  doet  uitkomen  ?
    Afgezien  van  bepaalde  kleinigheden , verschilt  de  ene  arm  niet  zoveel  van  de  andere ;   in  hoofden  en  gezichten  daarentegen  is  er  een  zeer  grote  verscheidenheid , welke  afhangkelijk  is  van  de  persoonlijkheid .  Immers  de  ziel , het  wezen , het  karakter  spreken  uit  iedere  gelaatstrek .
      Hoe  vanzelfsprekend  het  uiteindelijk  is , dat  voor  het  verschijnen  van  de  fotografie  de  portretkunst  een  grote  bloei  kende , zelfs  sedert  de  opgang  van  dit  procédé  -  en  afgezien  van  zijn  verschillende  voortreffelijkheden  -  behouden  toch  de  schilder - en  tekenkunst  hun  superioriteit .  Het  fototoestel  heeft  slechts  een  glazen  oog  zonder  ziel .  De  kunstenaar  echter  werkt  met  zijn  gevoel  en  misschien  meer  nog  dan  bij  andere  onderwerpen  komen  hart  en  verstand  hier  aan  te  pas .  Het  zijn  inderdaad  zijn  gevoeligheid  en  mensenkennis  welke  de  portretschilder  leiden  bij  zijn  werk .  Maar  waar  het  hier  gaat  om  een  uiterst  moeilijk  onderwerp  -  en  dat  is  het  juist  wat  hem  prikkelt  -  moet  de  kunstenaar  meer  dan  ooit  met  verstand  te  werk  gaan .  Hij  moet  zijn  werk  doen  in  een  verstandelijke  volgorde .

       Een  beetje  geluk  bij  het  op  papier  zetten , een  juist  gekozen  houding :  van  opzij , van  voren  of  driekwart  gezien  en  een  belichting  die  het  hoofd  goed  doet  uitkomen , moeten  gepaard  gaan  met  de  nodige  bekwaamheid  om  het  uit  te  voeren .  Sommigen  verwaarlozen  met  opzet  de  gelijkenis .  Moet  men  daarin  onmacht , gebrek  aan  zelfkritiek  of  snobisme  zien  ?  Zeker , wij  dienen  het  temperament  van  de  kunstenaar  te  respecteren , doch  de  eerlijke  oprechtheid  tegenover  het  model  mag  niets  afdoen  aan  de  charme  en  de  sfeer  welke  in  ieder  waar  meesterwerk  zullen  doorschemeren .  Deze  oprechtheid  verbiedt  echter  niet  een  eigen  visie  op  het  model  te  hebben , doch  deze  eigen  visie  mag  geen  afbreuk  doen  aan  het  karakter , integendeel , het  karakter  moet  daardoor  juist  onderstreept  worden .  Dan  ook  zal  het  voltooide  werk  een  geheel  eigen  schepping  zijn , waaruit  de  persoonlijkheid  van  de  maker  blijkt .   
      Ook  al  is  de  " theorie  op  zichzelf "  niet  voldoende  om  tot  een  goed  resultaat  te  komen ;  het  is  onbetwistbaar , dat  kennis  van  de  theoretische  grondbeginselen  voor  de  beginner  noodzakelijk  is , want  het  vergemakkelijkt  ongetwijfeld  het  tekenen  van  de  menselijke  figuur  en  maakt  dit  werk  des  te  boeiender . 
       Dank  zij  de  studie  van  de  voorgaande  lessen  ( het  is  altijd  goed  deze  nog  eens  na  te  zien )  kent  je  de  wetten  van  de  perspectief , heeft  je  geleerd  hoe  je  een  vorm  moet  vereenvoudigen  en  op  welke  wijze  je  de  dieptemaat  tot  ontwikkeling  brengt .  Je  heeft  geleerd  de  verschillende  toonwaarden  weer  te  geven  en  je  bent  vertrouwd  geworden  met  de  belangrijkste  technieken .  Je  kunt  thans  dus , onder  de  meest  gunstige  omstandigheden , met  de  studie  van  het  hoofd  beginnen .

                          DE  THEORIE

                   Ontleding  van  de  vorm

                  De  vereenvoudigde  vorm

       De  eerste  moeilijkheid  bestaat  in  de  wonderlijke  verscheidenheid  van  typen  welke  wij  in  de  natuur  zien .  Wanneer  wij  echter  goed  zien , bemerken  we  spoedig  dat  er  een  wezenlijke  grondvorm  valt  waar  te  nemen , welke  wij  in  alle  gevallen  kunnen  toepassen .  Deze  grondvorm  is  heel  eenvoudig .  Laten  wij , om  te  beginnen , geen  rekening  houden  met  de  onderdelen  ( ogen , neus , mond  en  oren )  waardoor  het  gezicht  van  de  ene  mens  verschilt  van  dat  van  de  andere .  Hoe  verschillend  zij  ook  mogen  zijn  in  hun  verhoudingen  of  uitdrukkingen , alle  hoofden  kunnen  worden  teruggebracht  tot  eenzelfde  vereenvoudigde  vorm , een  ovale  vorm  -  of  ruimtelijk  gezien  een  ei -vorm  met  de  punt  naar  onderen  gericht .  Deze  vorm  is  het  duidelijkst  waarneembaar , wanneer  men  het  hoofd  van  voren  beziet .  Het  hoofd  schijnt  dan  hoger  dan  breed .  Van  opzij  gezien  ( fig . 1  links  boven )  buigt  het  bovenste  deel  van  de  ovaal  aan  beide  kanten  iets  uit , zodat  de  grootste  breedte  in  dit  geval  bijna  gelijk  is  aan  de  totale  hoogte . 
       Deze  vereenvoudigde  vorm  zal  immer  de  grondvorm  zijn  waarop  wij  onze  tekeningen  van  koppen  zullen  laten  steunen .  De  werkelijke  vorm  echter  zal  worden  bepaald  door  het  skelet  van  het  hoofd , waarvan  wij  thans  de  anatomische  bouw  gaan  bestuderen .  Laten  wij , wat  dit  betreft , vooropstellen , dat  het  onmogelijk  is  de  kop  zuiver  te  construeren , wanneer  wij  geen  voldoende  kennis  hebben  van  het  skelet  en  de  anatomie .  De  tekenaar  dient  dit  skelet  in   al  zijn  delen  en  vormverschijningen  te  kunnen  weergeven :  kennis  van  wat  er  onder  zit  is  onontbeerlijk  om  de  onderdelen  van  een  gezicht  juist  te  plaatsen  en  weer  te  geven  en  om  begrip  te  krijgen  van  de  vormen  wanneer  zij  in  het  verkort  worden  gezien .  Juist  deze  verkorte  vormen  doen  soms  zo  onbegrijpbaar  aan  en  je  zult  inzien , dat  wij  juist  in  zulke  gevallen  dienen  te  weten  wat  wij  tekenen .


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . - FIG . 1 . - DE GRONDVORM VAN HET HOOFD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 26 .

    Fig . 1 ,

    De  grondvorm  van 
    het  hoofd .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 25 . c - HET SCHILDEREN MET OLIEVERF

    Art . Nr . 25 . c ,

                Het  Schilderen  met  Olieverf

      Een  vergelijking  met  de  voorgaande  technieken

      Tot  nu  toe  hebben  wij  twee  verschillende  technieken  behandeld  waarmee  wij  in  staat  zijn  een  groot  aantal  onderwerpen  weer  te  geven .  De  aquareltechniek  is , en  door  de  aard  van  het  gebruikte  materiaal  en  door  het  tempo  waarin  gewerkt  moet  worden , het  aangewezen  middel  om  een  impressie  van  een  bepaald  onderwerp  te  geven .
       Wij  willen  hiermee  niets  ten  nadele  van  de  aquarel  zeggen .  Integendeel , deze  techniek  is  juist  van  zoveel  waarde  door  zijn  charme  en  luchtigheid .  De  kunstenaar  welke  met  gevoel  weet  te  kiezen , zal  juist  voor  bepaalde  onderwerpen  deze  schildertechniek  prefereren .
      Met  de  gouacheverf  kunnen  wij  meer  op  een  onderwerp  doorwerken , omdat  hierin , zij  het  met  mate , laag  over  laag  gezet  kan  worden .  Doch  de  techniek  welke  de  meeste  " doorwerking "  toelaat  is  stellig  die  van  het  schilderen  met  olieverf .  De  materie  is  soepel  en  de  wijze  van  het  opbrengen  van  de  verf  zijn  vele .  Zo  kunnen  wij  beginnen  met  een  onderschildering  en  dan  verder  afwerken  met  glacis ; de  verf  kan  in  lichte  streken  geborsteld  of  in dikkere  lagen  opgebracht  worden .

                             Techniek

        Het  luchtig  borstelen  met  de  kwast  die  slechts  weinig  verf   bevat  noemen  wij  het  schilderen  " en  frottis ".  Je  zult  bemerken  dat  voor  vele  begrippen  in  deze  techniek  franse  woorden  gebezigd  worden , doch  wij  zullen  hiervan  steeds  zoveel  mogelijk  een  duidelijke  omschrijving  geven .  Het  schilderen  " en  pate "  ( hiervoor  wordt  ook  wel  het  Italiaanse  woord  " impasto "  gebezigd )  wil  zeggen  dat  de  verf  in  dikkere  lagen  wordt  opgebracht . 
      Het  glaceren  ( glacis )  is  een  techniek  welke  berust  op  de  optische  menging .  Op  een  licht  geschilderde  partij  wordt  dan  een  transparante  kleur  geschilderd .  Hiervoor  komen  bepaalde  transparante  kleuren  in  aanmerking  welke  sterk  verdund  met  een  bepaald  schildermiddel  over  de  gedroogde  eerste  laag  worden  gezet .  Wij  zullen  je  een  voorbeeld  geven .  Je  schildert  een  vlak  met  cadmiumgeel .  Wanneer  dit   goed  droog  is  neemt  je  een  penseels  met  kraplak  en schildert  over  dat  gele  vlak  heen .  Een   sterk  stralend  oranje  zal  het  resultaat  zijn .  Op  deze  wijze  kunnen  wij  ook  groen  of  violet  " mengen " , door  resp.  blauw  over  geel  en  blauw  over  rood  te  schilderen ;  Voorts  raden  wij  je  aan  om  vooral  " royaal "  te  schilderen .  Neem  behalve  voor  de  opzet  die  "  en  frottis " gedaan  kan  worden , steeds  een  voldoende  hoeveelheid  verf  aan  de  kwast  en  schilder  zoveel  mogelijk  met  de  vorm  van  de  vlakken  mee .  Meng  de  kleuren  ook  altijd  goed  dooreen  op  uw  palet . 

                             Materiaal 

      Een  eenvoudige  lichte  veldezel .
      Een  schilderkist  waarin  palet , penselen  ( ronde  en  platte  kwasten  in  de  nummers  2  tot  16  ;  2  ronde penselen  van  koe - of  martelhaar ) en  de  verf  wordt  geborgen . 
      Schaft  je  de  volgende  kleuren  aan :
      ultramarijn  donker , ceruleumblauw , gele  oker , cadmiumgeel  donker , vert  émeraude , cobaltgroen  licht , gebrande  sienna , kraplak  donker , cadmiumrood  licht , gemengd  wit  en  ivoorzwart . 
      Voor  het  verdunnen  van  de  verf  op  het  palet  heeft  je  een  flesje  gerectificeerde  terpentijn , een  flesje  lijnolie  en  een  flesje  siccatief  licht  nodig , ( doet de verf  sneller  drogen ) .  Voorts  een  ( paletdopje ) , een  paletmes  en  een  schildermesje .  Voor  het  uithalen  van  ingeschoten  partijen : een  fleje  retoucheervernis . 
       schilderdoeken  bv . 30 X 40  , 40 X 50  en  50  X 60 cm .
       En vouwstoeltje .


            Het  onderhoud  en  het  bewaren 
                        van  het  materiaal 

        Om  de  hoofdstukken  over  de  schildertechnieken  te  besluiten  geven  wij  je  enkele  belangrijke  wenken  over  het  onderhoud  en  het  bewaren  van  uw  materiaal .  " Goed  materiaal  is  het  halve  werk  "  is  een  gezegde  dat  nog  steeds  geldt .  Behandel  uw  kostbare  gereedschap  dan  ook  zorgvuldig .  De  penselen  voor  waterverf  en  gouache  dienen  na  gebruik  goed  schoongespoeld  te  worden .  Sla  ze  uit  tot  er  een  mooie  punt  aan  komt  en  zet  ze  weg  in  een  potje , met  de  haren  naar  boven .  Ook  het  palet  wordt  met  water  schoongemaakt .  

       Olieverfkwasten  en  - penselen  vereisen  meer  zorg .  Eerst  wordt  de  achtergebleven  verf  er  zoveel  mogelijk  uitgedrukt .  Rol  de  kwast  in  een  doekje  en  knijp  hem  tussen  duim  en  wijsvinger  schoon .  Daarna  kunt  je  twee  manieren  volgen . 1e . Je  spoelt  de  kwast  geheel  schoon  in  petroleum  of  terpentine  en  droogt  hem  daarna  met  een  lapje .  2e .  Neem  een  beetje  zachte  zeep  aan  de  kwast  en  draai  hem  in  de  holte  van  uw  hand  tot  alle  verf  eruit  verdwenen  is .  Daarna  goed  naspoelen  in  lauw  water .  Ook  de  moderne  synthetische  wasmiddelen  geven  goede  resultaten . 

       Het  palet  wordt  na  beéindiging  van  het  werk  meteen  schoongemaakt .  Hiervoor  gebruikt  je  het  paletmes .  De  laatste  restjes  verf  veegt  je  met  een  doekje  met  terpentine  weg .  Om  het  palet  mooi  glanzend  te  houden  verdient  het  aanbevolen  dit  na  het  schoonmaken  in  te  wrijven  met  een  beetje  lijnolie .  Mocht  er  na  het  schilderen  nog  verf  op  het  palet  overblijven , dan  behoeft  je  dit  niet  weg  te  gooien .  Neem  deze  resten  met  het  paletmes  op  en  zet  ze  op  de  bodem  van  een  diep  bord ;  Laat  nu  wat  water  in  het  bord  lopen  en  uw  verf  blijft  zacht  voor  de  volgende studie. 

      Waterverf  kan  men  ten  allen  tijde   blijven  gebruiken .  Deze  verf  lost  namelijk  altijd  weer  op .  Bewaar  uw  waterverf  in  een  blikken  doosje  om  het  indrogen  in  de  tube  tegen  te  gaan  en  zet  het  weg  op  een  koele  plaats .  Ingedroogde  gouacheverf  is  meestal  onbruikbaar .  Slechts  enkele  kleuren  blijven  wat  zachter  en  kunnen  dan  nog  worden  opgelost .  Mocht  je  restjes  gouacheverf  overhouden  en  heeft  je  een  blikken  of  porseleinen  palet  met  diepe  uithollingen , giet  dan  een  beetje  water  in  deze  holletjes  zodat  de  verf  zacht  blijft .  

       Houdt  de  hals  en  de  dopjes  van  de  tuben  schoon .  Dit  gelt  zowel  voor  olieverf  als  voor  water - en  gouacheverf .  Gaan  de  dopjes  toch  vastzitten  verwarm  deze  dan  even  en  je  kunt  ze  gemakkelijk  losdraaien .  Probeer  nimmer  een  vastzittend  dopje  met  kracht  los  te  draaien  anders  springt  de  tube  kapot .  

                             Kleurpotloden 

       Een  prettige  en  praktische  techniek , omdat  hij  slechts  een  beperkte  uitstraling  vraagt , is  het  werken  met  kleurpotloden .  Wij  gaan  met  deze  potloden  om  als  met  de  contépotloden , waarover  wij  in  de  les  Licht  en  Schaduw  uitvoerig  hebben  gesproken .  Vaardig  bebruikt , zijn  de  kleurpotloden  een  zeer  uitdrukkingsvol  materiaal .  Men  moet  evenwel  niet  opzien  tegen  een  groot  assortiment  kleuren .  Een  doos  met  24  kleuren  is  toch  wel  het  minste  om  mee  te  beginnen .  Koop  vooral  potloden  van  goede  kwaliteit  en  van  een  merk  waarvan  je  altijd  losse  potloden  bij  kunt  kopen .  Door  meer  of  minder  op  het  potlood  te  drukken  kunt  je  een  zeer  groot  aantal  schakeringen  van  iedere  kleur  verkrijgen .  Door  twee  of  meer  kleuren  over  elkaar  te  zetten  verkrijgt  je  vele  mengkleuren .  Meng  echter  op  deze  wijze  niet  meer  dan  drie  kleuren  samen , want  anders  ontstaat  er  een  te  dikke  laag  op  het  papier  en  dat  geeft  glimplekken .  Trouwens , op  te  gladde  plekken  kunt  je  ook  niet  verder  werken .

      Hier  hebben  we  nog  een  andere  werkwijze  waarbij  de  mengkleur  verkregen  wordt  door  een  optische  menging .  Wanneer  wij  om  beurten  een  geel  en  een  blauw  streekje  plaatsen  en  wij  bezien  zo'n  vlakje  op  enige  afstand , dan  zal  zich  voor  ons  oog  een  groen  gaan  vormen .  Ook  bij  het  olieverfschilderen  kennen  wij  een  dergelijke  techniek , namelijk  het  " pointileren " .  Het  waren  vooral  de  franse  schilders  Seurat  en  Signac  welke  op  deze  wijze  werkten , doch  ook  Toorop  heeft  een  periode  van  pointilistisch  schilderen  gekend .

                             Materiaal 

        Zoals  wij  hierboven  zeiden  vereist  het  materiaal  weinig  zorg .  Een  doos  kleurpotloden  van  goede  kwaliteit , een  tekenkarton  en  een  vouwstoeltje  is  alles  wat  wij  nodig  hebben .  Wij  werken  op  gewoon  wit  tekenpapier  met  een  fijne  korrel .  Glad  papier  is  voor  deze  techniek  niet  te  gebruiken .  Leg  altijd  een  paar  vellentjes  papier  op  het  tekenkarton , zodat  je  een  enigszins  verende  onderlaag  heeft .  Dat  werkt  prettiger .

       Hiermede  zijn  wij  dan  aan  het  einde  gekomen  van  de  les  over  kleuren .  Tijdens  het  betoog  zal  het  je  duidelijk  geworden  zijn  dat  U  alleen  goede  resultaten  kunt  verwachten  wanneer  je  met  ijver  en  volharding  blijft  werken .  Met  de  kleuren  heeft  je  een  uitdrukkingsmiddel  in  handen  om  tot  de  meest  natuurlijke  uitbeelding  te  komen .  De  " vreugde  van  het  schilderen "  ligt  thans  binnen  uw  bereik , mits  je  serieus  studeert . 




     


    28-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 25 . b - GOUACHE
    Art . Nr . 25 . b ,

                              Gouache

      Thans  gaan  wij  ons  bezighouden  met  een  nieuwe  techniek  en  wel  het  schilderen  met  een  dekkende  waterverf : de  gouache .  Je  zult  begrijpen  dat  deze  werkwijze  veel  verschilt  met  het  aquarelleren , waar  iedere  streek  doorschijnend  was , terwijl  bij  de  gouache  een  dekkende  streek  onstaat .  Wij  hebben  hier  al  eens  eerder  over  gesproken , doch  het  kan  stellig  geen  kwaad  het  nog  eens  te  herhalen .  

                            Techniek

      Hoewel  de  aquarel  door  zijn  techniek  veel  frisheid  en  helderheid  laat  zien , mist  hij  vaak , vooral  in  de  lichte  tinten , de  nodige  stevigste .  Dit  is  heel  begrijpelijk .  Wij  werken  immers  met  veel  water  om  juist  de  doorschijnendheid  van  de  kleur  te  kunnen  behouden .  De  gouache , evenals  de  olieverf , is  volkomen  dekkend .  Dit  komt  door  de  samenstelling  van  de  verf  en  door  het  gebruik  van  wit  in  verschilende  mengingen .  De  kleuren  en  tinten  geven  dan  ook  altijd  een  zekere  dichtheid , een  gebondenheid  te  zien , in  alle  delen  van  het  werk .  Toch  moet  men  in  deze  techniek  heel  voorzichtig  omgaan  met  het  wit  in  de  mengingen .  Teveel  wit  geeft  de  kleuren  een  krijtachtig  aanzien  en  doet  veel  van  het  effect  verloren  gaan .  Een  gouache  behoeft  niet  overal een  dikke  verflaag  te  vertonen .  Sommigen  partijen  zijn  met  meer  water  geschilderd ;  andere  weer  wat  steviger .  Dit  hangt  ook   van  het  onderwerp  af .  
      Uit  hetgeen  wij  hierboven  hebben  gezegd  kunnen  wij  leren  dat  een  aquarel  zoveel  mogelijk  in  één  keer  geschilderd  moet  worden , terwijl  de  gouache  meerdere  bewerkingen  toestaat . 

                               Materiaal

            Een  palet .  Dit  kan  gemaakt  zijn  van  porcelein , van  witgelakt  metaal  of  van  wit  plastic .  Een  voldoende  aantal  diepe  uithollingen  is  wel  noodzakelijk . 
           Een  drietal  dasharen  penselen , dezelfde  soort  dus  welke  wij  bij  het  aquarelleren  gebruiken  en  twee  of  drie  platte  kwasten  ( zoals  voor  olieverf  gebruikt  worden )  in  de  nr . 6 , 8  of  12 .  Deze  kwasten  dienen  voor  de  partijen  welke  wat  dikker  geschilderd  moeten  worden .
           Een  tekenbord  of  tekenkarton , waarop  wij  ook  onze  aquarellen  maken .
           Enige  velen  Ingrespapier  ( wit , lichtoker  en  lichtgrijs ) .  
           De  volgende  kleuren  gouache  -  of  plakkaatverf  in  tuben :  ultramarijn  donker , ceruleumblauw , vert  émeraude , Paul  veronese  groen  ( of  dekgroen ) , vermiljoenrood  ( of  scharlakenrood ) , karmijn , kraplak  purper , citroengeel , cadmiumgeel  donker , gebrande  sienna , ivoorzwart , permament  wit  ( of  titaanwit ) . 
           Een  waterpotje .
           Een  vouwstoeltje .

      Tot  slot  nog  een  belangrijke  raadgeving .  Meng  in  het  begin  de  kleuren  goed  dooreen  op  uw  palet , zodat  een  egale  mengkleur  onstaat .  Wanneer  je  gevorderd  bent  in  deze  techniek  zult  je  echter  ondekken  veel  voordeel  te  kunnen  hebben  van  een  minder  egale  menging .  Loop  daar  echter  niet  op  vooruit ; houdt  je  voorlopig  aan  onze  raad .
      

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 25 . a - DE GEWASSEN TEKENING EN AQUAREL
    Art . Nr . 25 . a ,

          De  Gewassen  tekening  en  Aquarel .

      Het  spreekt  vanzelf  dat  de  gewassen  tekening , uitgevoerd  in  één  kleur  waterverf , niet  zo  moeilijk  is  als  de  aquareltechniek .  
      Wij  gaan  eerst  eens  zien  welke  materialen  wij  nodig  hebben ;
                          Palet  of  een  witglakt  blik
                          Een  tube  waterverf  ( naar  keuze :  ivoorzwart , lampenzwart , sepia , Van Dijckbruin  of  Sienna ) .
                          Een  drietal  penselen  van  marter - of  dashaar  waarvan  een  ( dikte  van  de  buik  ca. 13 mm  , 9  à  10  mm , en  een  dunner  6  à  7 mm .
                          Een  waterpotje .
                          Een  tekenbord  of  een  zelfgemaakt  dik  tekenkarton .
                           Enige  vellen  aquarelpapier  van  niet  te  dunne  kwaliteit  met  een  fijne  korrel  . 
                          En  een  schilderstoeltje .

                           De  techniek .

      Bij  de  gewassen  tekening  komt  het  er  dus  op  aan , dat  wij  een  voorwerp  in  toon  zetten  door  middel  van  een  penseel  met  water  en  een  zekere  hoeveelheid  verf .  Hoe  meer  de  verf  verdund  wordt , des  te  lichter  wordt  de  tint ; hoe  minder  de  verf  verdund  wordt , des  te  donkerder  wordt  deze .

      Daar  wij  slechts  de  beschikking  hebben  over  één  kleur , moeten  wij  dus  alle  kleuren  van  ons  onderwerp  herleiden  tot  grijze , gaande  van  heel  licht  tot  heel  donker .  Voorts  dienen  wij  er  aan  te  denken  dat  alle  tinten  in  de  gewassen  tekening  ( en  ook  in  de  aquarel )  in  zekere  mate  doorschijnend  moeten  blijven , in  tegenstelling  tot  andere  technieken , zoals   gouache  of  olieverf , waarin  wij  " dekkend "  werken .  Vermijdt  dus  te  allen  tijde  dikke  verfpartijen .  Bij  de  gewassen  tekening  en  de  aquarel  doet  het  witte  papier  dienst  als  wit .  Bij  dekkende  technieken  wordt  het  wit  als  verstof  wel  gebruikt  om  de  tint  van  een  kleur  lichter  te  maken .

      De  volgende  waarschuwing  bij  deze  tecniek  en  de  aquarel  is  dat  je  nooit  een  nog  vochtige  tint  mag  overschilderen  met  een  andere .  Wacht  tot   de  eerste  droog  is , anders  onstaan  er  kringen  en  vlekken  welke  je  niet  meer  herstellen  kunt .

      Toch  is  het  wel  mogelijk  een  tint  in  een  natte  partij  te  zetten , doch  dan  moet  de  toonwaarde  daarvan  zoveel  krachtiger  zijn  dat  de  laatste  mooi  kan  uitvloeien .  Men  kan  op  die  manier  op  bepaalde  plaatsen  enige  versterkingen  aanbrengen  die  aan  de  randen  ineenvloeien  met  de  waarde  die  zij  versterken .  Met  deze  manier  van  werken  dienen  wij  evenwel  voorzichtig  te  zijn  want  een  teveel  aan  dergelijke  effecten  doet  een  te  bont  onsamenhangend  geheel  onstaan , ook  al  zijn  de  handelingen  goed  uitgevoerd . 

      Maar  hoe  dan  ook , wanneer  je  een  tint  over  een  andere  moet  zetten  of  in  een  andere  wilt  laten  vloeien , doe  het  voorzichtig .  Wrijf  niet  te  hard  met  het  penseel  op  de  eerste  tint , anders  gaat  de  waarde  daarvan  verloren .
      Ook  wanneer  twee  tinten   scherp  tegen  elkaar  moeten  komen  te  staan , wacht  dan  tot  de  eerste  droog  is  alvoren  de  tweede  aan  te  brengen .  Een  uitzondering  is  het  natuurlijk  wanneer  je  beide  tinten  ineen  wilt  laten  vloeien , waarbij  dan  gezorgd  moet  worden  voor  een  groot  contrast  tussen  deze  beide  tinten .

      Het  is  mogelijk  om  tijdens  het  werken  een  tint  in  kracht  te  laten  afnemen .  Je  zet  de  eerste  streek  neer , dop  dan  het  penseel  met  de  punt  even  in  het  water  en  zet  de  volgende  streek  neer  welke  natuurlijk  mooi  bij  de  eerste  moet  aansluiten .  Dit  kunt  je  enige  malen  herhalen  totdat  het  vlak  waarmee  je  bezig  bent  zijn  juiste  verloop  heeft .  Iedere  keer  dat  je  het  penseel  in  het  water  dop  moet  je  er  een  paar  draaiende  bewegingen  op  het  palet  mee  maken  opdat  de  verf  en  het  water  gemengd  worden .  Dat  deze  methode  een  vlug  werken  vereist  behoeven  wij  je  wel  niet  te  zeggen .  Wacht  men  even  te  lang  dan  kan  de  tint  al  aangedroogd  zijn  en  al  ons  werk  is  voor  niets  geweest .  Natuurlijk  kunnen  wij  ook  omgekeerd  te  werk  gaan  en  zwakere  tinten  langzamerhand  versterken  door  in  opeenvolgende  streken  steeds  meer  verf  aan  het  penseel  te  nemen .  Op  welke  wijze  kunnen  wij  nu  zien  of  het  papier  voldoende  droog  is  wanneer  wij  beginnen  of  het  werk  voortzetten  ?  Houdt  het  tekenkarton  horizontaal , neig  het  hoofd  enigzins  en  kijkt  zo  langs  de  opervlakte  van  het  papier  tegen  het  licht  in .  Glimt  het  oppervlak  niet  meer  dan  is  het  water  voldoende  in  het  papier  getrokken  en  kunnen  de  volgende  tinten  opgezet  worden  zonder  dat  zij  zullen  " uitlopen " .  

      Nog  een  belangrijk  punt : in  een  gewassen  tekening  ( en  aquarel )  dringen  bepaalde  kleurstoffen  diep  in  het  papier .  Dit  komt  door  de  aard  van  de  verschillende  kleurstoffen .  De  "  zware "  kleuren , bijvoorbeeld   gele  oker , dat  het  water  meer  vasthoudt  dan  dat  het  er  zich  mee  vermengt , dringen  haast  niet  in  het  papier .  Andere  kleurstoffen  welke  zich  meer  met  het  water  verbinden  dringen  tegelijk  met  het  water  in  het  papier .  Drogen  deze  tinten  op  dan  worden  zij  lichter  van  kleur  en  het  afnemen  van  de  kleurkracht  wordt  sterker  naarmate  het  papier  tijden  het  werken  natter  wordt  gehouden .  

      Alleen  door  ervaring  zult  je  leren  hoeveel  meer  kracht  je  bepaalde  tinten  moet  geven  omdat  zij  na  droging  hun  juiste  waarde  behouden .  Tijden  de  eerste  oefeningen  behoeft  je  daar  nog  niet  zo  op  te  letten .  Mocht  een  tint  te  licht  uitvallen  zijn  zet  er  dan  gerust  even  een  donkerder  overheen . 

                            De  Aquarel 

      Voor  het  schilderen  met  waterverf  gebruiken  wij  dezelfde  materialen  als  voor  de  gewassen  tekening , waarbij  dan  de  kleuren  komen  welke  op  het  einde  van  de  les , Art .Nr . 25   genoemd  zijn .  Ieder  hokje  van  ons  palet  vullen  wij  met een  van  deze  kleuren , waarbij  steeds  dezelfde  volgorde  wordt  aangehouden .  Ons  eerste  werk  is  het  aanbrengen  van  algemene  kleur  van  het  voorwerp , doch  dan  wel  in  de  lichtste  tint .  Meteen  daarna  geven  wij  de  diepere  tinten  aan .  Pas  echter  op , wij  zeiden  diepere  tinten , maar  geen  schaduwen !

       
          



    27-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 25 . DE KLEUREN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 25

    Voordat  we  verder  gaan  met  de  volgende
     lessen  :  Het  Hoofd  -  Het  Naakt  -  Figuurtekenen  -  De  Dieren   -  De  Compositie  -  Het  Ontwerpen  -  En   De  Schildertechnieken   leren  we  eerst  nog  iets  over  de  kleuren .

       Je  heeft  tijdens  de  studie  van  de  voorgaande  lessen  al  vele  gebieden  onderzocht .  Zowel  levende  wezens  als  dode  voorwerpen  en  landschappen  heeft  je  onder  verschillende  omstandigheden  kunnen  waarnemen , al  naar  gelang  de  omgeving  waarin  deze  waren  geplaatst  en  ook  onder  verschillende  belichtingen .  Je  bent  geboeid  geworden  door  hun  vormen , maar  niet  minder  -  nietwaar ?  -  door  hun  kleuren .  Mens  en  dier , voorwerp  en  landschap  heeft  je  tot  nu  toe  met  potlood , houtskool , conté  of  pen  en  inkt  weergegeven , omdat  je  nog  niet  over  kennis  en  vaardigheid  beschikte , deze  onderwerpen  in  kleuren  weer  te  geven .   Als  gevolg  van  de  beperkte  middelen  waarover  je  beschikte , was  je  genoodzaakt  de  vorm  en  de  ruimte  weer  te  geven  door  middel  van  lijnen  en  vlakken  in  potlood , houtskool  of  in  pen  en  inkt .  De  lijnen  waren  afwisselend  van  dikte  en  door  middel  van  een  reeks  grijzen  hebben  wij  de " toonwaarden  "  uitgedrukt .
       Vanzelfsprekend  heeft  je  van  deze  studies  heel  veel  geleerd ;  Je  bent  in  staat  de  vormen  ruimtelijk  weer  te  geven .  De  werkelijkheid  echter , die  alleen  door  de  kleur  aan  het  beeld  gegeven  kan  worden , ontbrak  nog  steeds . 

                         Wat  is  kleur  ?

      Alvoren  hier  een  antwoord  op  te  geven , moeten  wij  even  teruggaan  naar  de  natuurkundige  les  op  school  en  zeer  zeker  zult  je  zich  de  volgende  proef  herinneren  door  een  kristallen  prisma  lieten  wij  een  zonnestaal  vallen .  Als  deze  straal  het  prisma  verliet  verdeelde  hij  zich  in  een  naast  elkaar  liggende  kleurenreeks .  Wij  noemden  dit  de  spectrale  kleurenband , waarin  op  elkaar  volgden  :  paars , blauw , groen , geel , oranje  en  rood .  Het  zonlicht  is  dus  ontleed  in  deze  kleuren  en  hetzelfde  verschijnsel  heeft  je  zelf  meermalen  kunnen  waarnemen  bij  de  regenboog  na  een  bui , waarbij  de  in  de  lucht  zwevende  waterdruppels  de  rol  van  het  prisma  spelen .  De  kleuren  van  het  spectrum  zijn  weliwaar  niet  zo  scherp  van  elkaar  gescheiden  zoals  wij  dit  in  de  afbeelding  zien .   In  werkelijkheid  gaan  zij  vloeiend  in  elkaar  over  en  deze  overgangen  tussen  de  kleuren  zijn  zeer  goed  waarneembaar .  Het  is  zonder  meer  duidelijk  dat  de  vereniging  van  deze  kleuren  weer  het  zonlicht  vormt .  Laten  wij  nu  in  gedachten  eens  afdalen  in  een  grot , met  onze  hand  een  rood  vorwerp .  In  de  volslagen  duisternis  zullen  wij  noch  het  voorwerp , noch  zijn  kleur  kunnen  zien .  Nu  gaan  wij  weer  terug  naar  het  daglicht .  Naarmate  het  licht  sterker  wordt  zullen  vorm  en  kleur , welke  eerst  niet  te  onderscheiden  waren , steeds  meer  zichtbaar  worden .  Des  te  duidelijker  de  kleur  waarneembaar  wordt , des   te  duidelijker  zal  ook  de  vorm  worden .  Wij  kunnen  hieruit  dus  afleiden , dat  het  alleen  het  licht  is , dat  aan  de  objecten  die  het  verlicht , zijn  kleur  geeft .
      Maar , zult  je  zich  afvragen , hoe  komt  het  dan , dat  verschillende  voorwerpen  welke  een  gelijk  licht  ontvangen  en  tegelijkertijd  worden  waargenomen , verschillen  van  kleur  zijn  ?   Dit  komt , omdat  deze  voorwerpen  ieder  een  gedeelte  van  het  zonnespectrum  vasthouden  -  in  zich  opnemen  als  het  ware  -  en  het  andere  deel  daarvan  naar  ons  oog  terugkaatsen .  Anders  gezegd :  een  voorwerp  is  rood , omdat  alle  kleuren  uit  het  licht  door  het  voorwerp  worden  opgenomen , behalve  de  kleur  rood , die  met  de  kleur  van  het  voorwerp  overeenkomt .  Deze  kleur  rood , wordt  dus  weerkaatst  en  zodoende  zien  wij  het  voorwerp  rood .  Deze  inleiding  geeft  in  het  kort  weer  wat  wij  verstaan  onder  de  uitdrukking  " kleur " . 

              Praktische  Toepassingen .

      Onze  primaire  kleuren  zijn :
             Geel   -  Blauw  -  Rood  

    Door  deze  primaire  kleuren  te  mengen  kan  je  secundaire  kleuren  aanmaken .
    Bv :  Ultramarijn donker (blauw) met  Alizarin  ( rood ) bekom  je  een  helder  paars  of  violet .
    Cadmiumgeel  citroen  met  ceruleum  blauw  gemengd  is  helder  groen .
    Cadmiumgeel  met  Cadmiumrood  is  een  helder  oranje , dit  noemen  we  dan  de  secundaire  kleuren .

                    De  kleur  in  de  schaduw.

       Tenslotte  zullen  wij  nog  moeten  weten  hoe  de  kleur  in  de  schaduw  tot  uitdrukking  komt .  Vaak  zien  beginners  dit  niet  duidelijk  en  denken  zij  dat  het  voldoende  is  om  wat  zwart  bij  een  bepaalde  kleur  te  mengen  om  zodoen  de  donkerder  tint  te  verkrijgen .  Maar  op  deze  wijze  komt  men  er  niet  en  zal  er  een  onzuivere , dorre  kleur  onstaan .  Een  kleur  word  niet  " gedood "  door  de  schaduw , want  -  en dit  mogen  wij  nooit  vergeten  -  schaduw  is  iets  anders  dan  duisternis .  Vanzelfsprekend  verliest  een  kleur  in  de  schaduw  iets  van  zijn  kracht  en  soms  iets  van  zijn  zuiverheid .  Groepeer  maar  eens  enkele  voorwerpen  van  verschillende  kleur  en  je  zult  zien  dat  de  schaduwpartijen  welke  hier  en  daar  de  oppervlakken  bedekken , de  kleur  zullen  beinvloeden  en  zelfs  de  kleur  kunnen  laten  veranderen  door  wederzijdse  invloed  der  kleuren .  Hoe  het  ook  zij , de  schaduw  is  nimmer  neutraal  van  kleur , of , liever  gezegd , nimmer  kleurloos .  Hij  heeft  een  eigen  kleur  welke  over  het  algemeen  verwant  is  met  de  kleur  van  het  voorwerp  zelf .  Wij  spreken  in  dit  verband  over  een  alleenstaand  voorwerp , omdat  bij  een  groepering  van  voorwerpen  andere  invloeden  bepalend  zijn  voor  de  kleur .

      Maar  wij  kunnen , nog  steeds  bij  het  alleenstaande  voorwerp , ook  waarnemen , dat  de  kleur  van  de  eigen  schaduw  beinvloed  wordt  door  de  kleur  van  de  lichtpartij  welke  ons  oog  opvangt  en  dat  deze  schaduwkleur  de  tegenkleur  of  complementaire  kleur  is  van  de  werkelijke  kleur  van  het  voorwerp .

                     Omschrijving .

      Wat  verstaat  men  onder  kleurentheorie  ?
      De  kleurentheorie  of  kleurenleer , gegrond  op  de  proeven  van  de  natuurkundige  Newton  en  Tundall  en  de  scheikundige  Chevreul , is  de  studie  van  de  veelvuldige  verschijningsvormen  der  kleuren , wanneer  men  deze  mengt  of  naast  elkaar  plaatst ;  dat  is  de  waarneming  van  hun  werking  op  hun  omgeving , van  hun  eigen  reacties  en  ook  van  hun  verschillende  gedragingen , al  naar  gelang  de  sterkten  van  het  licht  dat  zij  opvangen .  
      Wij  hebben  gezien , dat , wanneer  het  zonlicht  door  een  kristallen  prisma  valt , dit  licht  ontleed  wordt  in  een  reeks  kleurschakeringen , namelijk  violet , blauw , groen , geel , oranje  en  rood .  Bovendien  hebben  wij  gezien  dat  het  alleen  het  licht  is , dat  de  dingen  kleurt .  Dientengevolge  heeft  welk  voorwerp  dan  ook , geen  kleur  van  zichzelf  en  is  de  kleur  die  het  te  zien  geeft  de  kleur  van  de  uitstraling  welke  niet  opgeslokt  wordt  door  de  stof  waaruit  het   voorwerp  bestaat .  Het  voorwerp  dat  alle  stralen  van  het  zonnespektrum  opneemt  is  zwart ;  een  voorwerp  dat  alle  stralen  van  dit  spetrum  weerkaatst , is  wit .  

             Grondkleuren  en  tegenkleuren 

      Bestudeer  op  de  afbeelding  de  kleuren  rood , blauw  en  geel .  Het  zijn  opzichzelfstaande  kleuren , welke  wij  door  geen  enkele  menging  kunnen  verkrijgen .  Daarom  noemen  wij  dit  de  grondkleuren  of  primaire  kleuren .  Vervolgens  bekijken  wij  de  kleuren , violet , groen  en  oranje .  Het  violet  ontstaat  uit  de  menging  van  rood  en  blauw , het  groen  verkrijgen  wij  door  blauw  en  geel  te  mengen , terwijl  rood  en  geel  het  oranje  oplevert .  Deze  kleuren  worden  de  tegenkleuren  of  complementaire  kleuren  genoemd .  Elke  tegenkleur  vormt  inderdaad  de  aanvulling  van  de  grondkleur  welke  niet  tot  zijn  samenstelling  behoort .  Door  de  vereniging  met  deze  grondkleur  wordt  dan  weer  de  samenstelling  van  het  zonlicht  verkregen , dat , zoals  wij  weten , gevormd  wordt  door  de  vereniging  van  de  stralen  rood , blauw  en  geel .  Het  violet  is  dus  de  tegenkleur  van  geel , het  groen  van  het  rood  en  het  oranje  van  het  blauw .  En  dit  ook  in  omgekeerde  wijze .  In  de  ruiten  van  de  kleurendriehoeken  liggen  grondkleur  en  tegenkleur  steeds  tegenover  elkaar .  Tussen  de  hoekpunten  van  de  driehoeken  zien  wij  de  kleuren  gaande  van  oranje  naar  rood , van  rood  naar violet , van  violet  naar  blauw , enz .  Steeds  zult  je  tegenover  ieder  van  deze  kleuren  zijn  tegenkleur  vinden .

               De  invloed  van  het  licht .

      In  het  voorgaande  hebben  wij  gezien , dat  de  kleur  van  een  voorwerp  zich  wijzigt  naar  de  stof  waaruit  het  bestaat  en  vooral  ook  naar  de  inval  van  het  licht  waardoor  het  wordt  beschenen .  Maar  de  kleur  ondergaat  ook  wijzigingen , al  naar  het  licht  sterker  of  zwakker  is .  Wanneer  wij  een  helder  groen  zien  onder  normaal  licht  dan  zal  het  zijn  volle  kleur  tonen .  Wordt  het  licht  sterker  dan  zal  het  groen  zijn  eigen  kleur  verliezen  om  een  geelachtig  groen  te  worden  en  bij  een  nog  sterker  licht  een  witachtig  geel  te  zien  geven .  Indien  de  lichtsterkte  daarentegen  afneemt  zal  de  groene  kleur  meer  naar  het  blauw  neigen .  
      De  toonwaarden  van  de  kleuren  zijn  eveneens  afhankelijk  van  de  lichtsterkte .  Wanneer  wij  een  rood  en  een  blauw  in  de  schaduw  plaatsen  zal  het  opvallen  dat  het  rood  zwakker  en  het  blauw  helderder  wordt .  

            De  tegenstellingen  van  kleur .

      Vaak  kunnen  wij  duidelijke  kleurtegenstellingen  waarnemen , zoals  bijvoorbeeld  bij  rook  die  uit  een  schoorsteen  opstijgt .  Tot  de  rand  van  het  dak  zien  wij  die  rook  blauwachtig ,  maar  tegen  de  blauwe  lucht  doet  hij  roodachtig  aan .  
      Kleurtegenstellingen  kunnen gelijktijdig  ontstaan .  Wanneer  wij  twee  kleuren  van  dezelfde  aard  naast  elkaar  plaatsen , de  ene  donker , de  andere  licht , dan  zal  de eerste  donkerder  en  de  tweede  lichter  zijn  dan  zij  werkelijk  zijn .
      Twee  kleuren  van  verschillende  aard  beinvloeden  elkaar  eveneens  en  veranderen  door  de aanwezigheid  van  ieders  tegenkleur .  Het  zien  van  een  kleur  brengt  inderdaad  op  het  netvlies  van  ons  oog  de  verschijning  van  de  tegenkleur  teweeg .  Om  deze  reden  verrijken  zich  twee  naast  elkaar  gelegen  complementaire  kleuren .  Om  dezelfde  reden  wordt  een  kleur  die  tegen  zwart  of  wit  is  gezet  helderder  en  daaromheen  zien  wij  een  wazige  krans  van  zijn  tegenkleur .
      Ook  in  de  werkelijkheid  kunnen  wij  dit  constateren  wanneer  wij  bijvoorbeeld  rode  bloemen  bij  sterk  licht  geruime  tijd  bekijken . Richten  wij  onmiddelijk  hierna  de  blik  op   een  wit  vlak  dan  verschijnt  het  beeld  van  de  plant  voor  ons  oog  als  een  z.g.  " nabeeld "  in  tegenkleuren .  Wij  zien  dan  de  bloemen  groen  en  de  bladeren  rood .  Wij  noemen  dit  subjectieve  contrastkleuren  en  zij  bieden  ons  een  waardevol  hulpmiddel  om  de  tegenkleur  van  een  kleur  vast  te  stellen . 
      Hieruit  volgt  weer  dat  wij  ons  ook  een  verkeerde  indruk  van  een  kleur  kunnen  vormen  wanneer  wij  een  tijd  lang  naar  een  voorwerp  gekeken  hebben  met  de  tegenkleur  van  die  kleur .
      De  wet  van  deze  contrastwerking , door  Chevreul  opgesteld , verklaart  ook  de  kleur  in  de  schaduwpartijen  en  het  is  nu  duidelijk  dat  de  schaduw  die  door  een  kaars  geworpen  wordt  blauwachtig  schijnt  omdat  de  kaarsvlam  oranje - achtig  is .  De  schaduw  op  een  geel  vlak  zal  beinvloed  worden  door  de  tegenkleur  van  geel , het  violet  om  daardoor  een  groenachtige  bruine  tint  te  laten  onstaan .  

         Mengingen  van  gelijksoortige  en 
               ongelijksoortige  kleuren . 

       Weet  je  dat  een  menging  van  cadmiumrood  en  ultramarijn  een  dof  violet  geeft .  Het  cadmiumrood  is  een  warme  kleur ; ultramarijnblauw  echter  is  geen  uitgesproken  koude  kleur , zijn  kleur  neigt  iets  naar  het  roodachtige .  Een  zuiverder  menging  verkrijgen  wij  dan  ook  wanneer  wij  het  violet  samenstellen  van  een  uitgesproken  koel  rood , b.v.  alizarin  ( rood )  met  dit  blauw .  Een  menging  van  het  citroengeel  met  het  koude  caeruleumblauw  zal  een  zuiverder  groen  opleveren , dan  wanneer  wij  dit  geel  mengen  met  ultramarijn .  Natuurlijk  zal  uit  dergelijke  mengingen  wel  eens  een  gebroken  tint  tevoorschijn  komen , die  heel  goed  de  zuivere  kleuren  in  het   landschap  of  andere  compositie  kunnen  vergezellen  en  daardoor  deze  beter  doen  uitkomen .  Hetgeen  wij  hebben  gezegd  over  de  kleurentheorie  is  wel  het  meeste  toegepast  door  de  impressionisten  en  in  hoge  mate  zelf  door  de  " divisionisten " of  pointillisten .  De  schilders  van  deze  richtingen  gingen  zelf  zover , dat  zij  de  zuivere  kleuren  op  hun  doeken  in  streekjes  naast  elkaar  zetten  en  de  vermenging  hiervan  overlieten  aan  het  oog  van  de  beschouwer .  
      Doch  tot  op  de  huidige  dag  zijn  de  schilders  bezig  om  het  verschijnsel  " kleur " te  onderzoeken  en  de  kunst  van  vandaag  neigt  ook  meer  en  meer  naar  de  beredeneerde  kleur .  Vooral  de  non - figuratieve  of  abstracte  kunst  is  hier  een  voorbeeld  van .

     Courante  kleuren  zijn : Ultramarijn  donker ,
                                                 Cerleumblauw ,
                                                 Cadmiumgeel  citroen
                                                 Cadmiumgeel  donker
                                                 Gele  oker ,   
                                                 Cadmiumrood ,  
                                                 Kraplak  donker  of 
                                                 Alizarin  ( rood ) 
                                                 Vert  émeraude , 
                                                 Paul  Veronesegroen  
                                                 of   dekgroen , 
                                                 Gebrande  Sienna ,                                            
       ( Meer  over  theorie  van  de  kleur  gaan  we  verder  in  het  eerste  deel  van  de  vier  lessen  in  schildertechnieken )



    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!