E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Archief per week
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 83 . - BESLUIT
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 38 - HET STRAND TE TROUVILLE - DOOR HAMBOURG .
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 36 - HET STRAND BIJ BANYULS - DOOR MEVR . DIVERLY
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 35 - LANDSCHAP DOOR FEUGEREUX
  • ART . NR . 82 . b , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 34 . - DE KUST VAN BRETAGNE - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 33 . - SCHETSTEKENING
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 32 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 31 . - DE SEINE BIJ TRIEL - DOOR RENEFER
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 30 . - EEN GEZICHT OP HYERES
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 29 . - OP DE MANIER VAN JONGKIND
  • ART . NR . 82 . b , - FIG . 37 - STADSGEZICHT - DOOR PAULE RAY
  • ART . NR . 82 . a , - VERSCHILLENDE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 28 . - EEN ANDER LANDSCHAP
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 25 . - HET LANDSCHAP - DE SCHETSOPZET
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 26 . - HET LANDSCHAP - HET TWEEDE STADIUM
  • ART . NR . 82 . a , - FIG . 27 . - HET LANDSCHAP - LAATSTE STADIUM
  • ART . NR . 82 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 81 . b , - HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 23 . - DE SCHETS VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . b , - FIG . 24. - DE VOLTOOIDE ARBEID VAN HET DIER
  • ART . NR . 81 . a , - EEN GEKLEDE FIGUUR EN EEN STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 21 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 22 . - HET STRAATTAFEREELTJE
  • ART . NR . 81 . a , - FIG . 19 EN 20 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 81 . - FIG . 18 . - HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - HET PORTRET EN HET NAAKT
  • ART . NR . 81 . - FIG . 16 . - DE SCHETS - HET PORTRET
  • ART . NR . 81 . - FIG . 17 . - VOLTOOIDE AQUAREL - HET PORTRET
  • ART . NR . 80 . a , - BLOEMEN
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 13 , 14 EN 15 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . a , - FIG . 10 , 11 EN 12 - BLOEMEN - AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 80 . - FIG . 8 . SCHETSOPZET MET IETS ZWAARDER GEBRUIKT POTLOOD
  • ART . NR . 80 . - FIG . 9 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 80 . - FIG . 5 EN 6 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 80 . - FIG . 7 . - VOLTOOIDE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . e , - VERWIJDERINGEN
  • ART . NR . 79 . d , - VERBETERINGEN EN DE TOETS
  • ART . NR . 79 . c , - OVER ELKAAR HEENGEBRACHTE TINTEN
  • ART . NR . 79 . b , - VERSMOLTEN TONEN
  • ART . NR . 79 . a , - VLAKKE TINT MET UITSPARING
  • ART . NR . 79 . a , - SCHEMA
  • ART . NR . 79 . - TECHNIEK VAN DE AQUAREL
  • ART . NR . 79 . - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . b , - PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 4. - VERSCHILLENDE TINTEN
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 3. - MODULATIES
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 2. - VLAKKE TINT
  • ART . NR . 78 . a , - ( VERVOLG ) PRAKTIJK - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 78 . - PRAKTIJK
  • ART . NR . 78 . - PLAAT I - FIG . 1 . HET MATERIAAL VOOR DE AQUAREL
  • ART . NR . 77 . - THEORIE - AQUAREL -
  • AQUAREL - SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - VIERDE DEEL - ART . NR .76 . - INLEIDING
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 41 . HET BLOEMENMEISJE - ( BONNETERRE ) .
  • FIG . 40 . - STILLEVEN ( RENEFER )
  • ART . NR . 75 . a , - FIG . 39 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . a , - TECHNIEK - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 75 . - HET KLEURPOTLOOD
  • ART . NR . 74 . e , - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . e , - FIG . 37 EN 38 - HET PORTRET
  • ART . NR . 74 . d , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . d , - FIG . 35 EN 36 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 74 . c , - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . c , - FIG . 33 EN 34 - BLOEMEN
  • ART . NR . 74 . b , - VOORBEELDEN - STILLEVENS
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 31 . - HET PASTEL - STILLEVEN - SCHETSOPZET
  • ART . NR . 74 . b , - FIG . 32 . - HET PASTEL - STILLEVEN
  • ART . NR . 74 . a , - TECHNIEK VAN HET PASTEL
  • ART . NR . 74 . - HET PASTEL - HET MATERIAAL
  • ART . NR . 74 . - FIG . 30 . - PASTELDOOS MET ENKELE TONEN
  • ART . NR . 73 . e , - HET AFFICHE EN ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 26 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 25 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 24 , - ANDERE VOORBEELDEN
  • ART . NR . 73 . e , - FIG . 29 . - ONTWERP VOOR RECLAMEBILJET
  • ART . NR . 73 . d , - EEN DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 28 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . d , - FIG . 27 . - DECORATIEVE COMPOSITIE
  • ART . NR . 73 . c , - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 23 - ZEEGEZICHT
  • ART . NR . 73 . c , - FIG . 21 EN 22 . - ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 73 . b , - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 19 EN 20 . - TWEE LANDSCHAPPEN VAN RENEFER .
  • ART . NR . 73 . b , - FIG . 17 EN 18 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 73 . a , - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . a , - FIG . 15 EN 16 . - DE GEKLEDE FIGUUR
  • ART . NR . 73 . - HET PORTRET
  • ART . NR . 73 . - FIG . 12 , 13 EN 14 - HET PORTRET
  • ART . NR . 72 . a , - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . a , - FIG . 10 EN 11 . - BLOEMEN IN EEN LANDSCHAP
  • ART . NR . 72 . - BLOEMEN
  • ART . NR . 72 . - FIG . 7 , 8 EN 9 . - DE BLOEM
  • ART . NR . 71 . b , - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . b , - FIG . 6 . - DERDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . a , - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR 71 . a , - FIG . 4 . EN 5 . - HET STILLEVEN - TWEEDE VOORBEELD
  • ART . NR . 71 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 71 . - FIG . 1 , 2 EN 3 . - HET STILLEVEN
  • ART . NR . 70 . b , - TECHNIEK VAN DE GOUACHEVERF
  • ART . NR . 70 . a , - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • ART . NR . 70 . a , - PLAAT I - HET MATERIAAL VOOR GOUACHE
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - DERDE DEEL - ART . NR .70 . - GOUACHE - PASTEL - KLEURENPOTLOOD
  • ART . NR . 69 . a , - LAATSTE RAADGEVINGEN
  • ART . NR . 69 . - HET DIER
  • ART . NR . 69 . - FIG . 41 .
  • ART . NR . 69 . - FIG . 40 . - DE EZEL DOOR PELAVO
  • ART . NR . 68 . d , - HET DECORATIEVE LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . d , - FIG . 37 EN 38 . - DECORATIEF LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - DE FIGUUR IN HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 36 . - LANDSCHAP DOOR SHEDLIN .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 35 . - BOSGEZICHT DOOR CHARLOT .
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 39 . - STADSGEZICHT DOOR ITHIER .
  • ART . NR . 68 . c , - FIG . 34 . - LANDSCHAP DOOR RENEFER
  • ART . NR . 68 . b , - TWEE ZEEGEZICHTEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 33. - BRANDING OP DE ROTSEN
  • ART . NR . 68 . b , - FIG . 32 . - STRANDGEZICHT
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 31 . - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - EEN MET DE KWAST GESCHILDERD LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . a , - FIG . 30 . - TUINGEZICHT
  • ART . NR . 68 . - HET LANDSCHAP
  • ART . NR . 68 . - FIG . 26 , 27 , 28 EN 29 - LANDSCHAP
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 21 EN 22 - GEKLEDE FIGUUR
  • FIG . 25 . - NAAKT DOOR CALLEWAERT .
  • ART . NR . 67 . a , - FIG . 19 en 20 . - NAAKT - ONDERSCHILDERING EN VOLTOOIDE STUDIE .
  • ART . NR . 67 . a , - DE FIGUUR
  • ART . NR . 67 . - FIG . 24 . - PORTRET DOOR C . LE BRETON .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 23 . - ZELFPORTRET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 67 . - FIG . 16 , 17 EN 18 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 67 . - DE KOP EN HET PORTRET .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 15 . - EENVOUDIG BOEKETJE .
  • FIG . 14 . - DECORATIEF OPGEVAT BOEKET VAN RENEFER .
  • ART . NR . 66 . - FIG . 11 , 12 EN 13 . - BOEKET VAN ROZEN - IN DRIE STADIUMS
  • ART . NR . 66 . - DE BLOEM EN HET BOEKET.
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 10 . - STILLEVEN VAN RENEFER . - DE WERKTAFEL VAN DE KUNSTENAAR .
  • FIG . 9 . - STILLEVEN VAN SHEDLIN . - EXPRESSIONISTISCHE TENDENS .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 6 . - STILLEVEN MET VRUCHTEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 7 . - STERK VERGROOT ONDERDEEL VAN FIG . 5 .
  • ART . NR . 65 . a , - FIG . 8 . - STILLEVEN VAN BOSCO . - FLESSEN .
  • ART . NR . 65 . - FIG . 3 , 4 EN 5 . - STILLEVEN DOOR RENIFER
  • ART . NR . 65 . - FIG . 1 EN 2 . - ONDERDELEN VAN EEN STILLEVEN .
  • ART . NR . 65 . a , - ANDERE VOORBEELDEN
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - TWEEDE DEEL - ART . NR . 65 .
  • ART . NR . 64 . f , - VLAKTEN - LUCHT EN WOLKEN.
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XVI . - EEN LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XV - EEN BEWOLKTE HEMEL .
  • ART . NR . 64 . f , - PLAAT XIV - EEN VLAKTE .
  • ART . NR . 64 . e , - ONDERDELEN VAN HET LANDSCHAP .
  • ART . NR . 64 . e , - PLAAT XIII - EEN BOOM
  • ART . NR . 64 . d , - ENKELE GEBRUIKSVOORWERPEN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT XII . - TWEE VOORWERPEN VAN AARDEWERK .
  • PLAAT XI . - EEN KOPEREN POT .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT X . - SCHOTEL EN MAATBEKER VAN TIN .
  • ART . NR . 64 . d , - PLAAT IX . - EEN KRISTALLEN FLACON .
  • ART . NR . 64 . c , - GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , EN c , - PLAAT VIII - PERZIKEN - EN GROENTEN
  • ART . NR . 64 . b , - TWEEDE STUDIE
  • ART . NR . 64 . b , - PLAAT VII - ZIJDEN SJAAL - EN PEER
  • ART . NR . 64 . a , - DE EERSTE SCHILDEROEFENINGEN
  • ART . NR . 64 . a , - PLAAT VI - EEN LAP STOF
  • ART . NR . 64 . - OEFENINGEN IN DE PRAKTIJK
  • ART . NR . 63 . - PLAAT IV - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - PLAAT V - HET MATERIAAL VOOR HET SCHILDEREN MET OLIEVERF
  • ART . NR . 63 . - DE OLIEVERFTECHNIEK - HET MATERIAAL.
  • ART . NR . 62 . a , - VERVOLG - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT III - KLEUREN
  • ART . NR . 62 . - PLAAT II - DE KLEUREN
  • ART . NR . 62. - PLAAT I - THEORIE VAN DE KLEUR
  • SCHILDEREN EN DE SCHILDERTECHNIEKEN - EERSTE DEEL - ART . NR . 62 .
  • BESLUIT VAN HET ONTWERPEN .
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 105 . - ONTWERP
  • ART . NR . 61 . d , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN IN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . d , - FIG . 101 , 102 EN 103 . - SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN KLEUREN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 104 - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . c , - FIG . 100 . - TEKENING IN LIJNEN EN SPATWERK VAN BECAN .
  • ART . NR . 61 . c , - HOE TE WERKEN
  • ART . NR . 61 . b , - FIG . 99 . - HET MATERIAAL VAN DE STEENTEKENAAR
  • FIG . 98 . - BOEKDRUK EN KOPERDIEPDRUK
  • ART . NR . 61 . b , - DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 91 . - LOSSE DRUKLETTER
  • FIG . 92 . - VERGROTEN OF VERKLEINEN
  • FIG . 93 EN 94 .
  • ART . NR . 61 . a , - FIG . 95 , 96 EN 97 . - RASTERCLICHE'S
  • ART . NR . 61 . a , - REPRODUCTIE EN DRUKTECHNIEKEN
  • ART . NR . 61 . - FIG . 88 . - MODESCHOW
  • FIG . 89 . - ONTWERP - MODETIJDSCHRIFT
  • FIG . 90 . - HERENMODE .
  • ART . NR . 61 . - PLAAT VI - MODETEKENING
  • ART . NR . 61 . - DE MODETEKENING
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT IV - SCHETSEN VOOR EEN LAYOUT
  • FIG . 87 . - GEKOZEN SCHETS
  • ART . NR . 60 . a , - PLAAT V - UITVOERING VAN DE TEKENINGEN
  • ART . NR . 60 . a , - HET ONTWERPEN VAN EEN ADVERTENTIE
  • ART . NR . 60 . - FIG . 86 . - RECLAME - ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - HET RECLAME ONTWERPEN
  • ART . NR . 60 . - PLAAT III - ( CASSANDRE EN DRODOVITCH ) .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 85 - HET VOLTOOIDE ONTWERP - DOOR A. CREUZOT .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 82 . - SCHETSEN VOOR EEN COMPOSITIE .
  • FIG . 83. - SCHETSEN VOOR DE COMPOSITIE .
  • ART . NR . 59 . e , - FIG . 84 . - UITGEZOCHT EN DAARNA UITGEWERKT .
    Blog als favoriet !
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    kruidenboer
    blog.seniorennet.be/kruiden
    Teken en schildercursus fritske3
    TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
    07-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR 28 . PRAKTIJK
                                      Praktijk

        Studie  van  de  verschillende  onderdelen
     
                             van   het  gelaat

      Op  de  hier  volgende , zullen  wij  trachten  je  vertrouwd  te  maken  met  de  vorm  van  de  verschillende  onderdelen  waaruit  de  kop  is  opgebouwd .  Dit  is  nodig , omdat , wanneer  je  eenmaal  gekomen  bent  aan  de  studie  van  de  kop  als  geheel , je  deze  onderdelen  door  en  door  moet  kennen .  Alleen  dan  zult  je  in  staat  zijn  om  die  onderdelen  in  hun  juiste  vorm  en  verhouding  " in  te  voegen "  in  de  algemene  vorm .  
      Het  gaat  hier  dus , zoals  in  de  gehele  les , om  een  nauwkeurige  gedetailleerde  studie  van  deze  onderdelen .

                                   Het  oog  

      Ongetwijfeld  is  het  oog , tesamen  met  de  mond  -  en  wellicht  nog  meer  dan  die  -  het  meest  uitdrukkingsvolle  onderdeel  van  het  gelaat .  Het  zijn  de  ogen  die  uitdrukking  geven  aan  alle  emoties  en  hartstochten .  Haat , liefde  of  vrees , verbazing  of  vreugde , en  noemt  u  maar  op , spiegelen  zich  af  op  ons  gelaat , dank  zij  ogen  en  mond , twee  onderdelen  met  zeer  grote  bewegingsmogekelijkheden .  Het  fronsen  en  optrekken  van  de  wenkbrauwen , de  verbreding  van  de  oogspleet , onderstrepen  de  uitdrukking  van  de  blik  ( fig . 18 ) .  Wij  moeten  trouwens  opmerken , dat  één bepaald  onderdeel  van  het  gelaat  nimmer  alleen  uitdrukking  geeft  van  een  bepaald  gevoelen , en  zeker  niet  wanneer  dit  er  een  is  van  grote  intensiteit .  Om  het  karakter  van  de  ogen  -  een  karakter  dat  typerend  is  voor  een  bepaald  individu  -  te  leren  doorgronden  is  dikwijls  zeer  moeilijk . Wij  moeten  dan  ook  beginnen  om  het  oog  te  bestuderen  onder  verschillende  hoeken  en  trachten  zijn  juiste  constructie  te  doorzien .

      De  ogen  liggen  in  de  oogholten .  Van  voren  gezien  is  de  grote  vorm  daarvan  een  vierhoek  met  afgeronde  hoeken  ( zie  nogmaals  fig . 2  en  3 ) .  Bezien  wij  de  kop  van  opzij , dan  doet  deze  holte  zich  voor  als  een  ovaal , waarvan  de  lange  as  van  onderen  naar  boven  enigszins  schuin  gericht  is .  Het  voor  ons  zichtbare  gedeelte  van  het  oog  bolt  zich  buiten  deze  holte .  Van  onderen  en  boven  is  het  oog  bedekt  door  de  oogleden , die  zich  elk  voorzetten  in  de  huid  welke  over  de  randen  van  de  oogholten  gespannen  is .  Het  oog  is  bolvormig , zoals  wij  in  fig . 19  zien .  Het  is  bijna  geheel  omgeven  door  het  taaie  oogvlies .  Het  buitenste  oppervlak  daarvan  is  bij  een  volwassene  glad  en  wit , terwijl  het  bij  oudere  mensen  enigszins  geelachtig  is .  Van  voren , ter  hoogte  van  het  hoornvlies , is  de  bolvorm  even  sterker .  Het  hoornvlies  is  dus  een  voortzetting  van  het  oogvlies , doch  met  dit  verschil  dat  het  volkomen  doorzichtig  is , in  tegenstelling  tot  het  ondoorzichtige  oogvlies .  Dwars  door  het  hoornvlies  en  als  het  ware  daarachter  opgehangen  is  de  iris  zichtbaar .  Het  is  een  soort  cirkelvormig  verticaal  diafragma  met  in  het  midden  een  ronde  opening ,  de  pupil , welke  een  middellijn  heeft  van  3  à  4  mm .  In  kleur  vertoont  de  iris , al  naar  gelang  individu  en  ras , zeer  vele  variaties .  De  grootte  van  de  pupil  is  afhankelijk  van  de  werking  van  verwijdende  of  vernauwende  spiertjes .  Wij  weten , dat  in  het  donker  de  pupil  groter  wordt  om  nog  zoveel  mogelijk  lichtstralen  binnen  te  laten , terwijl  hij  zich  vernauwt  bij  fel  licht .

      Tenslotte , hoewel  wij  hem  niet  zien , bevindt  zich  achter  de  iris  de  ooglens .  Deze  lens  laat  de  lichtstralen , door  het  glasachtig  lichaam  heen , samenkomen  op  het  netvlies , een  vlies  dat  de  binnen - achterkant  van  de  oogbol  bekleedt . 

      Deze  kleine  anatomische  verhandeling  over  het  oog  was  zeker  niet  overbodig , want  wij  dienen  toch  te  weten  wat  wij  tekenen .  Trouwens  -  wij  spraken  hierover  reeds  bij  de  bloemen  -  de  weergave  van  de  zichtbare  onderdelen  van  een  object , hoe  die  ook  moge  zijn , ondervindt  sterke  invloed  van  de  voorstelling  die  men  zich  maakt  van  de  verborgen  delen , die  ten  nauwste  samenhangen  met  deze  zichtbare  delen . 
     
      De  belangrijkste  zichtbare  gedeelten  zijn  ongetwijfeld  de  oogleden .  Zij  zijn  door  rimpels  van  de  omgeving  gescheiden  en  zijn  lichter  of  zwaarder  met  oogharen  bezet .  De  meer  of  minder  geopende  oogspleet  heeft  een  ovale  vorm , waarvan  de  lange  as  niet  geheel  horizontaal  loopt .  De  stand  van  deze  as  varieert  al  naar  gelang  van  individu  en  ras .  Vele  beginners  denken  helaas  niet  aan  de  bolle  vorm  van  de  oogbol .  Deze  vorm  heeft  natuurlijk  invloed  op  de  vorm  van  de  oogleden .  De  bovenste  kromming  van  de  lijn  van  de  oogleden  is  dan  ook  in  geen  enkel  opzicht  gelijk  aan  de  kromming  van  de  onderste  lijn .  Het  ontdekken  van  deze  misschien  uiterst  geringe  verschillen  in  kromming  is  dan  ook  een  zaak  van  zeer  nauwkeurige  observatie .  Het  resultaat  hiervan  zal  evenwel  merkbaar  zijn  in  de  voltooide  tekening  welke  een  volmaakte  gelijkenis  met  het  model  toont .  In  de  binnenooghoek  zien  wij  een  klein  rose  of  roodachtig  uitsteeksel , de  traanheuvel .  Op  deze  plaats  bevinden  zich , zowel  in  boven -  als  onderooglid , de  kleine  openingen  van  de  traanbuisjes .  Van  de  binnenooghoek  in  de  richting  van  de  wang  zien  wij  een  meer  of   minder  zware  groef , terwijl  wij  bij  de  buitenooghoek , vooral  bij  oudere  mensen , een  reeks  straalvormige  plooien  zien , de  zgn . " kraaiepootjes " .
    Wij  hebben  reeds  gezegd  dat  de  oogspleet  ovaal  van  vorm  is , met  vanzelfsprekend  zijn  individuele  verschillen .  Wanneer  je  echter  deze  vorm  eens  aandachtig  bestudeert , zult  je  opmerken  dat  de  bovenste  lijn  grotendeels  recht  is  en  dan  plotseling  sterk  naar  beneden  afbuigt  in  de  richting  van  de  neuswortel .  Het  verloop  van  de  onderste  lijn  is  bijna  tegengestelde  hieraan :  bij  de  neuswortel  begint  hij  recht  en  buigt dan  sterk  naar  boven  tot  de  buitenooghoek . 
    Fig . 20  laat  je  het  verloop  van  deze  lijnen  nog  eens  duidelijk  zien .  Belangrijk  is  ook  wat  fig . 20 - A  laat  zien .  De  lijn , die  de  bovenkant  van  de  oogholte  ( de  wenkbrauw )  raakt  en  langs  de  oogbol  loopt , is  schuin  naar  onderen  gericht .  Volg  ook  eens  de  gestippelde  lijn  in  fig . 20 - B .  Hier  ziet  je  duidelijk  hoe  de  verschillende  vlakken  van  bovenooglid , oogbol  en  onderooglid  gericht  zijn .  Wanneer  men  de  richting  van  de  vlakken  goed  bestudeert , zal  het  gemakkelijker  worden  om  de  ogen  in  al  hun  standen , en  face , en  profil , in  driekwart - stand , met  meer  of  minder  opgetrokken  oogleden  enz . te  tekenen .  Wij  herhalen  het  nogmaals :  het  oog  is  wel  het  belangrijkste  onderdeel  om  een  gezicht  uitdrukking  te  verlenen .  Bestudeer  fig. 21  daarom  goed  en  je  zult  het  stellig  met  ons  eens  zijn .

      Overigens  zal  het  in  het  begin  niet  meevallen  om  de  ogen  op  de  juiste  plaats  in  te  tekenen .  Bij  een  kop  en  face  zal  het  even  gemakkelijker  gaan , omdat  men  daar  een  grotere  houvast  heeft  aan  de  assen  en  niet  te  maken  heeft  met  een  perspectivische  vertekening .  Bij  alle  overige  standen  komt  het  er  op  aan  om  eerst  de  grondvorm  te  schetsen  en  pas  wanneer  deze  van  vorm , verhouding  en  stand  juist  is , kunt  je  met  verdere  afwerking  voortgaan .

      Je  dient  er  echter  wel  aan  te  denken  dat  niet  alleen  een  juiste  contour  het  karakter  van  het  oog  bepaalt .  Er  komen  nog  andere  factoren  bij  te  pas , zoals  de  weergave  van  het  relief , door  een  juiste  aanduiding  van  licht - en  schaduwpartijen .  Vooral  de  lichtval  op  de  iris  is  een  zaak  van  aandachtige  observatie .  Je  zult  op  de  iris  een  zeer  sterk  glimlicht  kunnen  waarnemen .  Tegenover  dit  glimlicht  op  de  iris  zult  je  een  tweede , minder  sterke  lichtpartij  zien , welke  veroorzaakt  wordt   door  de  reflex . 
    In  fig . 20  wordt  dit  met  een  drietal  schetsjes  gedemonstreerd .  Bij  het  tekenen  en  schilderen  van  ogen  zult  je  op  dit  verschijnsel  heel  goed  moeten  letten , want  deze  twee  ogenschijnlijk  niet  belangrijke  details , zijn  juist  van  grote  invloed  op  een  levendige  weergave  van  de  ogen .

                              De  mond

      Uit  artistiek  oogpunt  bezien , speelt  de  mond  ( fig . 22  en  23  )  een  zeer  belangrijke  rol .  Zonder  zelfs  de  ogen  van  iemand  te  zien , is  het  in  vele  gevallen  mogelijk  zijn  gevoelens  te  raden  door  naar  zijn  mond  of  beweging  daarvan  te  zien .  Het  is  juist  door  zijn  grote  bewegelijkheid  dat  de  mond  in  sterke  mate  de  expressie  beinvloedt .  Opgetrokken  mondhoeken  -  met  op  hetzelfde  moment  opgetrokken  wenkbrauwen  -  drukken  over  het  algemeen  vrolijkheid  uit .  Staan  mond  en  wenkbrauwen  in  hun  normale  stand , dan  geeft  dit  een  uitdrukking  van  kalmte .  Samengetrokken  wenkbrauwen  en  neergetrokken  mondhoeken  duiden  op  bedroefdheid .  Zo  kunnen  wij  nog  vele  voorbeelden  geven , doch  het  is  nuttiger  en  leerzamer  om  uw  medemensen  zelf  te  bestuderen .  Iedere  dag !  Want  dan  pas  leert  je  die  typische  uitdrukkingen  kennen .

      Het  is  duidelijk  dat  door  de  vorm  van  de  kaken  de  scheidingslijn  van  de  lippen  boogvormig  is  ( zie fig . 22  links  boven ) .
    Bezien  wij  de  kop  in  driekwart  aanzicht , dan  zal  zich  een  zeer  sterke  verkorting  van  de  mond  aan  de  andere  zijde  van  de  middenas  voordoen .  In  fig . 12 - C  zien  wij  dit  duidelijk  weergegeven.  Het  is  een  belangrijke  vormverschijning  waarop  je  altijd  goed  dient  te  letten . 

      Hoewel , evenals  het  oog , de  mond  ook  zijn  persoonlijke  verschillen  heeft , is  er  toch  van  de  vorm  een  duidelijker  algemene  beschrijving  te  geven .  De  bovenlip  heeft  in  het  midden  een  kleine  verdikking  met  links  en  rechts  daarvan  een  afplatting .  Daarna  verdikt  hij  zich  weer  naar  beide  kanten .  De  onderlip  laat  twee  langer  gerekte  verdikkingen  zien , links  en  rechts  van  het  midden .  Fig . 24  laat  dit  duidelijk  zien .  Met  dit  zeer  eenvoudige  schema  zijn  we  natuurlijk  niet  klaar .  Je  zult  zelf  door  nauwkeurig  observeren  de  grote  verschillen  in  monden  moeten  leren  ontdekken .  En  al  schetsende  en  bestuderende  zult  je  merken  dat  vorm  en  beweging  van  de  mond  een  belangrijk  aandeel  vormen  in  het  weergeven  van  de  juiste  uitdrukking .

      Bij  het  tekenen  van  de  mond  is  het  van  groot  belang  te  letten  op  de  juiste  weergave  van  licht -  en  schaduwpartijen , om  op  die  wijze  tot  een  mooie  plastische  vorm  te  komen .  Je  zult  bemerken , dat  het  hier  vaak  gaat  om  de  meest  gevoelige  toonwaarden .  Tekent  je  in  een  enkele  lijn , houdt  dan  de  lijnen  van  de  mond  uiterst  soepel .  Dit  geld  wel  in  het  bijzonder  voor  de  scheidingslijn  van  de  lippen .  Is  de  mond  geopend  of  zijn  de  lippen  vaneen , maak  dan  niet  de  fout  iedere  tand  door  een  harde  lijn  weer  te  geven .  Tanden  moeten  slechts  heel  even  aangeduid  worden  met  een  contour , doch  wel  dient  je  door  middel  van  licht - en  schaduwval  de  glans  daarvan  weer  te  geven .  Hiervoor  is  het  belangrijk  dat  je  let  op  de  gemidelde  toonwaarde  van  de  tanden .  In  het  halflicht - en  schaduwgedeelte  kunt  je  toon  en  lijn  natuurlijk  wel  iets  meer  accentueren .

      Om  de  mond  op  de  juiste  wijze  in  het  gelaat  te   plaatsen  verwijzen  wij  je  naar  fig .  12 - A .  In  beginsel  -  let  wel :  in  beginsel  !  -  ligt  de  mond , wanneer  de  ruimte  tussen  neustop  en  kin  in  drieen  verdeeld  is , op  de  bovenste  deellijn .  Maar  nogmaals :  alleen  door  een  goede  waarneming  mag  je  zich  laten  leiden .  Het  aangegeven  schema  van  fig . 12 - A  dient  alleen  als  een  vergelijkingsmogelijkheid .  Schetst  je  de  mond  in  een  gelaat , maak  dan  altijd  gebruik  van  de  hulplijnen  zoals  je  die  in  fig .  22  ziet .

                                     De  neus

      De  neus , het  meest  vooruitstekende  gedeelte  van  het  gelaat , is  algemeen  gesproken  wigvormig  ( zie  fig .  22  en  25 ) .  Van  opzij  bezien  is  hij  driehoekig  van  vorm  en  meer  nog  dan  in  het  vooraanzicht , is  hij  in  deze  stand  het  meest  karakteristiek  voor  de  expressie .  Immers , bezien  wij  iemand  van  opzij , dan  valt  de  neus  het  meeste  op .  Het  skelet  van  de  neus  wordt  gevormd  door  het  neusbeen   dat  ontspringt  tussen  de  oogholten .  Dit  eigenlijke  neusbeen  is  maar  zeer  klein  en  het  zet  zich  dan  ook  voort  in  kraakbeenachtige  gedeelten  welke  de  neusholte  vormen .  In  het  midden  van  die  neusholte  bevindt  zich  een  tussenwand , eveneens  van  kraakbeen .  Op  die  wijze  worden  dus  de  neusgaten  gevormd .  De  vorm  van  de  neusgaten  kan  men  het  beste  bestuderen  bij  een  iets  achteroverliggende  kop .  Ze  zijn  komma - vormig , met  het  dikke  gedeelte  naar  onderen  gericht , op  een  schuin  gericht  vlak  dat  meer  of  minder  sterk  begrensd  is ,  zoals  je  ziet  in  fig .  22  en  25 .  Bij  het  zijaanzicht  en  zelfs  in  driekwart - stand  zijn  de  aanhechtingsplaats  van  de  neuswortel  in  het  voorhoofd , de  vorm  en  richting  van  de  neusvleugels , kortom , de  algemene  contour  van  de  neus , duidelijk  zichtbaar .  In  vooraanzicht  is  het  echter  anders  gesteld .  Dan  wordt  het  relief  alleen  bepaald  door  de  lichte  en  donkere  vlakken .  De  toonwaarde  van  die  vlakken  dienen  dan  uiterst  zorgvuldig  bestudeerd  te  worden , om  op  die  manier  het  juiste  relief  en  daarmee  ook  het  juiste  karakter  van  het  model  weer  te  geven .
      Je  heeft  het  bij  het  bestuderen  van  neuzen  al  gemerkt , dat  er  zich  vele  moeilijkheden  kunnen  voordoen  in  de  vorm  van  de  neusgaten  en  bij  de  verschillende  verkortingen , wanneer  het  hoofd  zich  voor - of  achterover  buigt .  Maak  daarom  talrijke  schetsen  van  neuzen  en  maak  deze  nauwkeurig .  Want  alleen  dan  zult  je  de  grote  verscheidenheid  van  haviksneuzen , wipneuzen , lange  of  dikke  neuzen  kunnen  ontdekken .


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fig . 25 . - STUDIES VAN DE NEUS .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 25 .

    Studies  van  de  neus , geheel  rechts  ziet  je  de  hulplijnen .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 28 . FIG . 22 . - HULPLIJNEN EN STUDIES
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 22 ,

    Links , hulplijnen  voor  mond  en  neus .
    Rechts , studies  van  de  mond  in  vooraanzicht , van  opzij  en  driekwart  gezien .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 23 . - NOG ENKELE VERSCHIJNINGSVORMEN VAN DE MOND .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 23 .

    Nog  enkele  verschijningsvormen  van  de  mond .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR 28 . FIG . 24 , - DE PLASTISCHE VORM VAN DE LIPPEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 24 ,

    De  plastische  vorm  van  de  lippen .
    A , B , C , D :  verdikkingen .  Let  ook
    op  de  verdikking  in  het  midden  van
      de  bovenlip .

    06-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 28 . FIG . 18 - UITDRUKKING VAN DE OGEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 18 ,

    Hoe  verschillende  gevoelens  door  de  ogen  worden  uitgedrukt .

    Boven : Droefheid  -  Verbazing  -  Nadenken
    Onder :  Schrik  -  Ernst  -  Openhartigheid              


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 19 . HET OOG .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 19 .

    Links : doorsnede  van  het  oog .  A , hoornvlies  -  B , voorste  oogkamer  -  B' , achterste  oogkamer  -  C , iris  -  D , pupil  -  E , ooglens  -  F , glasachtig  lichaam  -  G , netvlies  -  N , oogzenuw  -  S , harde  oogrok .

    Rechts :  1  bovenooglid  -  1' , onderooglid  -  2 , onderooglidplooi  -  3 , bovenooglidplooi  -  4 , groef  vanuit  de  binnenooghoek  -  5 , traanheuvel  -  6 , binnenooghoek  -  7 , buitenooghoek  -  8 , uitgang  van  de  traanbuisjes  - 

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG .20 , HET OOG
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 20 .

    Het  oog .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART. NR . 28 . FIG . 21 - STUDIES VAN OGEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 28 .

    Fig . 21 ,

    Studies  van  ogen  -  Rechts , ogen  in  hun  normale  stand , daaronder , scheelkijkende  ogen

    04-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . a . - VERKORTINGEN
    Art . Nr . 27 .  a ,

                                   Verkortingen

        Men  heeft  dikwijls  de  gewoonte  om , als  men  spreekt  van  een  levend  model  onder  een  bepaalde  hoek  gezien , het  woord  verkorting  te  gebruiken .  De  verkorte  vorm  is  een  ruimtelijke  vorm , welke  min  of  meer  vervormd  is  door  het  perspectivisch   aanzicht .  In  een  verkorting  is  één  van  de  afmetingen  van  de  ruitelijke  vorm  meer  of  minder  verkleind , al  naar  gelang  zijn  stand .  Ga  eens  voor  de  spiegel  staan  en  strek  één  van  uw  armen , na  hem  eerst  te  hebben  bekeken  wanneer  hij  langs  het  lichaam  hangt .  Je  ziet  die  arm  dan  in  zijn  volle  lengte  -  horizontaal  -  naar  de  spiegel  gericht .  Wanneer  je  hem  nu  heel  langzaam  laat  zakken , zal  uw  arm  langzamerhand  voor  uw  ogen  zijn  volle  lengte , welke  je  zo  pas  aanzienlijk  verkort  heeft  gezien , hernemen .  Wat  nu  opgaat  voor  deze  arm , gaat  ook  op  voor  het  hoofd .  Wanneer  je  dit  verschijnsel  observeert  bij  een  levend  model  met  het  hoofd  in  de  normale  stand  naar  je  toe  gericht  en  hem  daarna  vraagt  het  hoofd  te  neigen  en  weer  naar  achteren  te  buigen , zult  je  zien  dat  de  breedte  van  het  hoofd  niet  noemenswaardig  verandert , doch  dat  de  lengte  -  vergeleken  met  die  in  de  normale  stand  -  sterk  verkort  gezien  wordt  ( fig . 15  en  16 ) .  Vraag  nu  uw  model  zo  te  gaan  zitten , dat  je  kop  en  profil  ziet .  Laat  hem  nu  het  hoofd  langzaam  in  uw  richting  draaien , zodat  het  in  3/4  stand  komt .  Je  ziet  dan  dat  de  verst  van  u  verwijderde  gedeelten  van  het  gelaat  een  duidelijke  verkorting  ondergaan .  De  wang  aan  uw  kant  zal  een  veel  grotere  massa  zijn  dan  die  aan  de  andere  zijde  van  de  neus  ( fIg . 12 - C ) .  Dit  alles  wordt , ondanks  de  duidelijkheid , door  vele  beginners  verwaarloosd .  De  twee  redenen  van  deze  veronachtzaming  zijn  de  volgende :  ten  eerste  -  en  wij  hebben  dit  reeds  in  de  eerste  les  bij  de  behandeling  van  de  perspectief  uiteengezet  -  zijn  wij  geneigd  niet  te  tekenen  wat  wij  zien , maar  te  tekenen  wat  wij  weten ;  ten  tweede ,  -  al  weten  wij  dat  wij  alleen  op  onze  ogen  kunnen  vertrouwen  -  gebeurt  het  toch  maar  al  te  dikwijls , dat  de  beginner  te  veel  op  het  papier  kijkt , inplaats  van  zijn  model  intensief  te  bestuderen .  Wij  kunnen  het  niet  genoeg  herhalen  dat  het  bij  het  tekenen  in  de  allereerste  plaats  gaat  om  het  waarnemen  van  de  vormen .  Ook  tijdens  het  tekenen  dient  je  geregeld  de  resultaten  te  controleren  aan  de  hand  van  het  model .  Wij  geven  toe  dat  het  weergeven  van  de  verkortingen  in  de  kop  niet  gemakkelijk  is .  Een  verkorting  kan  verassend  zijn , doch  botst  altijd  nin  of  meer  tegen  de  kennis  van  de  werkelijke  vorm  van  de  kop , die  wij  kennen  van  de  observatie  in  zijn  normale  stand .  Op  dezelfde  wijze  heeft  onze  hand  bij  het  tekenen  de  neiging  om  de  in  het  verkort  geziene  vorm  als  het  ware  te  
    " herstellen "  tot  zijn  werkelijke  vorm .  Wij  willen  dus  de  vervorming  " corrigeren " ,   omdat  de  niet  algemeen  bekende  vorm  van  de  verkorting  voor  ons  stuitend  is .  Je  ziet  het , het  is  dus  een  reden  te  meer  om  steeds  wanneer  je  een  kop  gaat  tekenen , uw  model  lang  en  aandachtig  te  bestuderen .  Wel  dienen  wij  te  vermijden  dat  de  stand  van  de  kop  zo  is , dat  de  verkort  geziene  vormen  onbegrijpelijk  worden .  

     

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 15 . - VERKORTINGEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 15 .

    Verkortingen .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 16 . - HULPLIJNEN IN VERKORT GEZIENE KOP
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 16 .

    Hulplijnen  en  afgewerkte  tekening  van  een  in  het  verkort  gezien  kop  ( naar  Loomis )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 16 . - KOP - NAAR LOOMIS .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 16 .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . a , FIG . 17 - KOPSTUDIES VAN WATTEAU
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 . a ,

    Fig . 17

    Kopstudie  van  Watteau

    Uitgevoerd  in  twee 
    kleuren  krijt .
    ( rood  en  wit )

    03-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . DE VERHOUDINGEN VAN HET HOOFD .
    Art . Nr . 27 .

                 De  verhoudingen  van  het  hoofd .

        Alvorens  wij  dit  onderwerp  gaan  bestuderen , dienen  wij  er  ons  zeer  goed  van  bewust  zijn , dat  de  leer  der  verhoudingen  een  onmisbare  schakel  in  de  artistieke  ontwikkeling  is .  Gaat  het  er  immers  niet  om  dat  wij  de  verhoudingen  van  de  details  onderling  leren  zien  met  betrekking  tot  het  geheel  en  op  deze  wijze  gevoel  krijgen  voor  harmonie ? 
    De  eeuwen  door  heeft  de  mens  zich  ingespannen  om  regels  te   vinden  met  betrekking  tot  de  verhoudingen , omdat  zonder  juiste  verhoudingen , zonder  harmonie , geen  sprake  kan  zijn  van  een  werkelijk  artistieke  volmaaktheid . 
      In  het  bijzonder  wat  het  hoofd  betreft  laat  de  natuur  een  zeer  grote  variatie  zien .  Toch  is  het  mogelijk  gebleken  om  ondanks  die  verscheidenheid  een  " standaard - type "  te  ontwikkelen .  Reeds  in  de  oudheid  kwam  men  tot  het  " ideale  type "  en  wij  behoeven  slechts  naar  de  schitterende  antieke  Griekse  beeldhouwwerken  te  kijken  om  het  resultaat  hiervan  te  zien .  Hier  is  door  zuivere  harmonie  ware  schoonheid  onstaan . 
      Om  een  goed  begrip  te  krijgen  van  de  belangrijkste  verhoudingen  van  het  hoofd  gaan  wij  uit  van  de  " canon "  ( verhoudingsschema )  van  fig . 12 .  Het  is  weliswaar  een  zeer  eenvoudig  schema  van  de  ideale  verhoudingen .  In  werkelijkheid  zullen  wij  deze  verhoudingen  zelden  kunnen  ontdekken , doch  de  maten  welke  hierin  zijn  aangegeven  moet  je  ook  meer  zien  als  een  basis  voor vergelijkingen , welke  van  veel  nut  kunnen  zijn  bij  het  opzetten  van  een  kopstudie .  De  individuele  variaties  hierop  leert  je  natuurlijk  slechts  door  aandachtige  observatie  van  het  model . 
      Het  hoofd  ( A )  is  verticaal  verdeeld  in  vier  gelijke  delen , van  de  kruin  tot  de  punt  van  de  kin .  De  middelste  deellijn  loopt  door  de  ogen , neuswortel  en  bovenkant  van  de  oren .  De  derde  deellijn  gaat  door  de  neusstop .  De  verticale  deellijn  loopt  over  de  neusrug , door  het  midden  van  de  mond  tot  de  punt  van  de  kin .  De  belangrijkste  breedteverhoudingen   van  het  vooraanzicht  zijn  de  volgende :  de  breedte  van  het  hoofd , gemeten  van  de  buitenrand  van  de  linkeroorschelp  tot  de  buitenrand  van  de  rechteroorschelp , is  gelijk  aan  3/4  van  de  lengte  van  de  kop  en  aan  5  maal  de  lengte  van  het  oog .  De  afstand  tussen  de  ogen  onderling  is  gelijk  aan  één  ooglengte .  De  breedte  van  de  neus , gemeten  van  de  buitenrand  van  de  linkerneusvleugel  tot  de  buitenrand  van  de  rechterneusvleugel , is  eveneens  gelijk  aan  één  ooglengte .  De  lengte  van  de  mond  is  gelijk  aan  1  1/2  maal  de  ooglengte .  In  zijaanzicht  ( en  profil )  B  sluiten  wij  de  kop  eveneens  in  een  vierkant  en  verdelen  wij  de  totale  breedte  ( van  neustop  tot  het  meest  achteruitstekende  punt  van  het  haar )  in  twee  gelijke  delen .  Het  oor  raakt  dan  juist  de  verticale  deellijn .
      In  driekwart - aanzicht  ( trois  quarts )  C   vervormen  zich  voor  ons  oog  alle  onderdelen  van  de  kop :  zo  zijn  bijvoorbeeld  wel  beide  ogen  zichtbaar , maar  de  ooglengte  verschilt  tengevolge  van  de  verkorting .  Breedteverhoudingen  zijn  bij  de  driekwart - stand  dus  heel  moeilijk  te  geven , zoals  je  ziet .
      Dat  het  bestuderen  van  de  canon  slechts  een  leidraad  is , spreekt  vanzelf .  Het  laastste  woord  is  aan  het  nauwkeurig  observeren  van  het  model .  Een  hulpmiddel  bij  uitnemendheid  is  het  meten  met  lineaal  of  breinaald , met  gestrekte  arm , zoals  wij  reeds  in  de  eerste  les  hebben  gedemonstreerd .  Geen  twee  schedels  zijn  gelijk  en  geen  twee  koppen  hebben  dus  dezelfde  verhoudingen .  Een  afwijking  welke  nogal  eens  voorkomt  is  deze , dat  de  lijn , die  de  hoogte  van  de  kop  halveert , niet  door  de  pupillen  gaat , doch  door  de  bovenoogleden  loopt .  Wij  herhalen :  je  moet  de  canon  steeds  in  gedachten  houden , maar  zich  alleen  verlaten  op  nauwkeurige  observatie  en  meting .

             Plastische  verschijningsvormen

      In  het  voorafgaande  hebben  wij  ons  er  toe  bepaald  de  verhoudingen  van  de  kop  aan  te  geven , wanneer  deze  zich  in  volkomen  rechte  stand  bevindt .  In  werkelijkheid  zijn  de  deellijnen  welke  wij  hebben  getrokken  geen  rechte  lijnen , doch  gebogen  lijnen  die  zich  aanpassen  aan  de  ei -vorm  van  het  hoofd .  zien  wij  een  kop  en  face  ( fig . 13 )  op  horizonhoogte , zullen  wij  de assen  praktisch  als  rechte  lijnen  zien , omdat  zij  op  ooghoogte  liggen .  Buigt  het  hoofd  zich  in  3/4  stand  voor  of  achterover , dan  tekent  zich  de  kromming  van  de  assen , zowel  horizontaal  als  verticaal , duidelijk  af  ( fig . 14 ) .   De  richtingen  van  de  horizontale  assen  zijn  onderworpen  aan  de  wetten  van  de  perspectief .  Bij  het  profiel  ( zijaanzicht )  komt  vooral  de  kromming  van  de  verticale  as  tot  zijn  recht .  Al  met  al  komt  het  er  dus  op  neer , dat  bij  het  opzetten  van  een  kopstudie  terdege  rekening  moeten  houden  met  het  vollume .  Wat  is  volume ?  Laten  we  een  duidelijk  voorbeeld  nemen :  het  blad  papier   ( A 4 )  waarop  we  een  brief  typen , is  een  tweedimensionaal  oppervlak , met  een hoogte  en  een  breedte .  Maken  wij  van  dit  blad  een  rol , dan  onstaat  een  cilinder , die  behalve  zijn  hoogte  en  breedte  nog  een  derde  afmeting  -  de  dikte  -  bezit .  Deze  dikte  noemt  men  ook  wel  de  diepte .  Het  blad  papier  is  nu  een  ruimtelijk  voorwerp  geworden .  Met  de  simpele  ei -vorm  van  het  hoofd , de  vorm  waarvan  wij  in  het  begin  van  deze  les  zijn  uitgegaan , is  het  dus  precies  hetzelfde  gesteld .  Die  ei -vorm   is  in  wezen  ook  een  ruimtelijke  vorm .  En  ons  doel  is  dan  ook  op  een  plat  vlak  van  twee  afmetingen  een  vorm  met  drie  afmetingen  
     ( hoogte , breedte  en  diepte )  weer te  geven .  Om  dit  te  doen  moeten  wij  dus  tegelijkertijd  de  wetten  van  de  perspectief  in  toepassing  brengen , alsook  licht -  en  schaduwpartijen  aanbrengen , daar , waar   het  modelé  dit  vereist .  In  feite  nemen  wij  die  ruimtelijke  vorm  slechts  waar  door  de  perspectivische  vormveranderingen  en  door  de  aanwezigheid  van  licht  en  schaduw . Het  is  het  opeenvolgen , het  naast  elkaar  voorkomen  van  al  deze  verschillende  partijen , sommige  licht , andere  in  de  schaduw , weer  andere  in  halflicht , die  ons  de  samenstelling  van  een  ruimtelijke  vorm  doen  begrijpen .  Belangrijk  hierbij  is , dat  men  nooit  een  schaduwtint  moet  opzetten  zonder  deze  te  vergelijken  met  het  lichtvlak  wat  daartegen  staat  -  en  omgekeerd  -  om  op  deze  wijze  zijn  breedte , lengte  en  diepte  juist  te  schatten .  De  uiteindelijke  omvang  van  de  ruimtelijke  vorm  in  zijn  geheel , kan  pas  met  juistheid  worden  vastgesteld  na  het  nauwkeurig  observeren  van  de  massa's  waardoor  deze  gevormd  wordt .  In  de  voorafgaande  lesdelen  hebben  wij  voldoende  aangedrongen  op  de  noodzaak  van  het  vergelijken  van  de  ene  massa  met  de  andere .      

    02-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 27 . FIG . 12 - IDEALE VERHOUDINGEN V/H HOOFD .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 12 ,

    De  ideale  verhoudingen 
    van  het  hoofd .

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART .NR. 27 . FIG . 13 EN 14 - ASSEN EN HULPLIJNEN V/H HOOFD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 27 .

    Fig . 13  en  14 ,

    De  assen  en  hulplijnen 
    van  het  hoofd  in  zijn 
    verschillende  standen .

    01-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 26 . b , - DE SPIEREN VAN HOOFD EN HALS
      Art . Nr . 26 . b ,

              De spieren  van  hoofd  en  hals

       Bij  de  studie  van  dit  onderwerp  dienen  wij  hoofd  en  hals  als  een  geheel  te  gezien .  De  hals  is  om  zo  te  zeggen  de  sokkel  van  het  hoofd  en  het  is  vanzelfsprekend  dat  wij  dit  onderdeel  nader  bekijken .  Mede  door  de  hals  wordt  de  houding  van  het  hoofd  bepaald  en  de  verschillende  bewegingsmogelijkheden  van  het  hoofd  zijn  een  gevolg  van  de  werking  der  halsspieren .  Het  uiterlijk  en  de  vorm  van  de  hals  zijn  niet  minder  belangrijk .  Wij  kennen  zware  halzen , slanke  halzen , krachtige  halzen  of  daarentegen  halzen  die  gerimpeld  of  knokig  zijn .  En  al  deze  vormverschijningen  zijn  het  gevolg  van  de  ontwikkeling  der  halsspieren .  De  hals  draagt  door  zijn  schoonheid  of  lelijkheid  er  toe  bij  de  schoonheid  of  lelijkheid  van  een  hoofd  te  onderstrepen .
      Maar  wij  gaan  nu  eerst  de  spieren  van  het  hoofd  bespreken .
      Deze  spieren  kunnen  wij  in  twee  groepen  onderbrengen .
      De  eerste  groep  omvat  de  spieren  die  aan  de  oppervlakte  liggen , dus  direct  onder  de  huid .  Kennis  van  hun  plaats  en  functie  is  voor  de  tekenaar  van  groot  belang , omdat  juist  door  het  samenspel  van  deze  spieren  de  gevoelens  van  de  mensen  tot  uitdrukking  worden  gebracht :  woede , vrolijkheid , droefheid  enz.  Laten  wij  eerst  eens  zien  welke  functies  deze  verschillende  spieren  hebben  ( fig . 8 ) .  De  achterhoofdsspier  ( 1 )  is  aan  de  voorkant  vastgehecht  aan  het  vlies  dat  het  schedeldak  omspant .  Dit  vlies  ( de  spierschede  van  de  schedel )  dient  eveneens als  aanhechtingsplaats  van  de  voorhoofdsspier  ( 3 ) .  Deze  spier  trekt  de  wenkbrauwen  naar  boven  en  rimpelt  de  voorhoofdshuid  in  horizontale  richting .  Het  is  dus  de  spier  die  verbazing  kan  uitdrukken .  De  kringspier  van  het  oog  ( 4 )  ontspringt  op  de  voorste  traankam  en  zijn  bundels  lopen  kringvormig  om  de  oogspleet  heen .  Door  samentrekking  van  deze  spier  onstaan  rimpels  in  de  omgeving  van  het  oog , vooral  terzijde  daarvan .  De  functie  van  de  ooglidspier  is  het  sluiten  van  het  oog .  De  kleine  jukbeenspier  ( 5 )  trekt  de  bovenlip  omhoog  en  naar  buiten , terwijl  de  grote  jukbeenspier  ( 6 )  op  dezelfde  wijze  dient  voor  de  mondhoeken .  De  brede  halsspier  ( 7 )  trekt  de  huid  van  de  kin  naar  beneden  en  doet  de  mondhoeken  zakken , waardoor  er  een  uitdrukking  van  droefheid  ontstaat .  Hij  strekt  en  plooit  tevens  de  huid  van  de  hals .  De  oplichter  van  de  neusvleugel  en  bovenlip  ( 8 )  en  de  onderoogkuilspier  ( 11 )  trekken  neusvleugel  en  bovenlip  omhoog  en  verwijden  het  neusgat .  Tot  de  spieren  van  de  neus  behoren  de  knijpspier  van  de  neus  ( 9 )  en  de  neertrekker  van  de  neusvleugel  ( 10 ) .  Zij  trekken  de  neusvleugel  omlaag  en  vernauwen  het  neusgat .  De  kringspier  van  de  mond  ( 12 )  sluit  de  mondspleet , brengt  de  lippen  op  elkaar  en  doet  tevens  de  lippen  naar  voren  toespitsen .  De mondspier  ( 13 )  trekt  de  mondhoeken  en  de  onderlip  omhoog .  De  trompetterspier  ( 14 )  trekt  de  mondhoeken  naar  achteren  en  vergroot  dus  in  zijwaartse  richting  de  opening  van  de  mond  ( bij  het  lachen  bijvoorbeeld ) .  Wanneer  de  mondholte  met  lucht  gevuld  is , regelt  deze  spier  ook  het  uitvloeien  van  die  lucht  ( fluiten  en  blazen )  door  er  druk  op  uit  te  oefenen .  De  neertrekker  van  de  mondhoek  ( 15 )  trekt  de  mondhoek  naar  buiten  omlaag  ( uitdrukking  van  walging  of  droefheid ) .  Het  naar  buiten  en  naar  achteren  trekken  van  de  mondhoek  wordt  veroorzaakt  door  de  lachspier  ( 16 ) .  Deze  spier  veroorzaakt  ook  het  bekende  " kuiltje  in  de  wang " .  Voor  het  neertrekken  van  de  onderlip  komt  de  vierkante  onderlipspier  ( 17 )  in  werking .  De  kinspier  ( 18 )  licht  de  huid  van  de  kin  en  de  onderlip  op .  De  fronsspier  (19 )  trekt  de  wenkbrauw  naar  het  midden , waardoor  er  verticale  plooien  boven  de  neuswortel  onstaan  ( spier  van  het  nadenken ... van  het  fronsen  der  wenkbrauwen , als  men  wil ) .  De  slanke  neusspier  hecht  zich  vast  in  de  voorhoofdshuid .  Door  de  werking  van  deze  spier  wordt  de  huid  hier  omlaag  getrokken  en  onstaan  er  horizontale  plooien  ( uitdrukking  van  verbazing , van  aandacht ) .  
      De  spieren  van  het  oor  zijn  de  voorste - , bovenste - en  achterste oorspier  ( 2 , 2', 2" ) .  De  eerste  twee  zijn  niet  altijd , of  onvoldoende  ontwikkeld .  De  achterste  oorspier  is  de  belangrijkste  en  deze  trekt  het  oor  naar  achteren . 
      Van  de  dieper  gelegen  spieren  noemen  wij  de  kauwspieren  (fig. 9 ) .  De  slaapkauwspier  ( T )  is  een  waaiervormige  spier , die  op  de  slaapvlakte  ontspringt .  De  bundels  lopen  verticaal  en  horizontaal  naar  een  pees  die  boven  de  jukboog  begint .  Deze  pees  hecht  zich  aan  het  kroonuitsteeksel  van  de  onderkaak .  Hierdoor  kan  de  onderkaak  omhoog  getrokken  worden .  Het  neertrekken  van  de  onderkaak  wordt  veroorzaakt  door  bepaalde  halsspieren , welke  wij  niet  zullen  noemen , omdat  dit  anders  te  ver  zou  gaan .  De  wangskauwspier  bestaat  uit  twee  lagen :  een  oppervlakkige  ( M )  en  een  diepliggende  ( M' ) .  Het  zijn  krachtige  spieren .  Met  de  andere  delen  van  het  gelaat  werken  zij  samen  om  aan  de  uitdrukking  een  persoonlijk  karakter  te  geven , hetgeen  natuurlijk  afhangt  van  de  mate  van  hun  ontwikkeling .  
      Laten  wij  nu  de  spieren  van  de  hals  eens  bezien .  Deze  zijn  zeer  belangrijk , omdat  hierdoor  het  relief  van  de  hals  wordt  bepaald .  Wij  maken  je  er  op  attent , dat  deze  spieren  symmetrisch  zijn ;  van  iedere  spier  bestaat  dus  een  rechter  en  een  linker  !  Allereerst  dan  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  welke  uit  een  aantal  bundels  is  samengesteld .  De  aanhechtingsplaats  van  deze  spier  is  het  tepelvormiguitsteeksel  en  het  achterhoofdsbeen  ( fig . 3A ) , terwijl  hij  met  hoofden  ontspringt  op  het  sleutelbeen  en  het  borstbeen .  Het  sleutelbeen  is  een  langwerpig  bot  dat  de  verbinding  vormt  tussen  het  borstbeen  en  het  schouderblad  ( fig . 10 ) .  Het  relief  van  de  twee  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  vormt  als  het  ware  een  V ,  hetgeen  duidelijk  waarneembaar  is  wanneer  men  de  hals  van  voren  beziet  ( zelfde  fig . ) .  Het  duidelijkst  ziet  men  die 
    V  -  vorm  daar , waar  de  beide  hoofden  van  de  spieren  op  het  borstbeen  samenkomen ;  er  onstaat  die  typisch  driehoekige  holte .  De  werking  van  deze  spieren  is  het  buigen  van  het  hoofd , zij  neigen  het  ieder  naar  zijn  kant  en  geven  er  een  draaiende  beweging  aan .  Het  gelaat  richt  zich  echter  naar  de  tegenovergestelde  kant  van  de  spier  die  zich  samnestrekt .  Komen  de  twee  spieren  tegelijk  in  werking , dan  doen  zij  het  hoofd  buigen .  Tussen  de  takken  van  die  V - vorm , zien  wij  op  de  middelijn  de  adamsappel , waarvan  het  relief  gevormd  wordt  door  het  schildkraakbeen  van  het  strottenhoofd , de  voortzetting  van  de  keelholte .  Het  relief  van  de  adamsappel  is  bij  de  een  meer  ontwikkeld  dan  bij  de  ander .  Bij  vrouwen  is  het  vaak  minder  in  het  oog  springend .

      Van  achteren  bezien  ( fig . 11 )  is  de  hals  regelmatiger  cilindrisch  gevormd  en  vleziger .  Dit  komt  omdat  daar  ( de nek )  bestaat  uit  krachtige  spieren , welke  tezamen  met  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren  en  de dieperliggende  spieren  het  hoofd  in  volkomen  evenwicht  kunnen  houden .  Zonder  hen  zou  ons  hoofd  dus  naar  voren , naar  achteren  of  naar  opzij  vallen .

      Het  meest  aan  de  oppervlakte  ligt  het  bovenste  deel  van  de  monnikskapspier  ( T ) .
    De  oorsprong  van  deze  waaiervormige  spier  ligt  op  de  bovenste  neklijn , dezelfde  lijn  waarop  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  is  vastgehecht , op  de  achterhoofdsknobbels  en  op  de  doornuitsteeksels  van  alle  rugwervels .  De  aanhechtingsplaatsen  van  deze  spier  zijn  de  achter - bovenrand  van  het  sleutelbeen , de  schoudertop , terwijl  de  onderste  bundels  zich  met  een  peesveld  hechten  aan  het  schouderblad .  In  fig . 11  zien  wij  links  ( de  linker  monnikskapspier  is  hier  weggelaten )  nog  een  diepliggende  spier , de  spalkspier  van  het  hoofd , welke  ontspringt  op  de  halswervels , schuin  omhoog  loopt  en  zich  hecht  aan  het  tepelvormig  uitsteeksel .  Onder  de  bundel  S  van  deze  spier  zien  wij  nog  een  diep  liggende  spier .  Tenslotte  zien  wij  geheel  aan  de  zijkant  een  spier  welke  van  het  schouderblad  naar  de  halswervels  loopt .  Het  is  de  schouderbladspier , welke  de  hals  doet  neigen  naar  opzij .  Het  samentrekken  van  de  spalkspieren  doet  het  hoofd  naar  achteren  neigen .  Het  bovenste  gedeelte  van  de  monnikskapspier  zorgt  voor  de  draaiende  beweging  van  het  hoofd . 
      Van  opzij  bezien  ( fig . 10 )  vormen  de  monnikskapspier  en  de  borstbeen - sleutelbeen - tepelspier  een  driehoekige  holte , welke  men  gemakkelijk  kan  voelen .  Betasten  wij  deze  plaats  dan  voelen  wij  daaronder  meerdere  diepliggende  spieren .  Deze  spieren  zullen  wij  echter  niet  beschrijven  omdat  ze  van  geen  invloed  zijn  op  het  uiterlijke  relief  van  de  hals .  Thans  heeft  je  aanwijzingen  voldoende  om  een  goed  begrip  te  krijgen  van  de  vorm  en  , de  bouw  van  de  hals .




    31-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 8 . - DE SPIEREN V/H HOOFD . - ( NAAR MOREAUX ) .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 8 .

    De  spieren  van  het  hoofd
      ( naar  Moreaux )

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 9 . ( NAAR MOREAUX )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 9 .

    Links : C , schedeldak  -  A , onderkaak  -
     T , slaapkauwspier  - M , M' , wangkauwspier 
     ( naar  Moreaux )



    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!