" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
11-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 69
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A44   OUDE KOEIEN...

 

         November '38.

Toen de officiële bevestiging bekend raakte dat al de Internationale Brigades samen rond 15 november een afscheidsdéfilé zouden houden in Barcelona, drong het pas goed tot de brigadiers door dat hun Spaans avontuur daarmee definitief begraven werd.

De meeste mannen schaamden zich voor hun heimelijke opluchting het er heelhuids afgebracht te hebben. Vooral het kader sloofde zich uit in het afsteken van allerlei jeremiades op de vuige kapitalisten die "hen in dit dramatische uur dwongen het Spaanse broedervolk in de steek te laten..."

Maar na de eerste schok kwam het nieuws van de spoedige verplichte repatriëring voor velen nog harder aan. Terugkeer? Naar waar? Welk vaderland? Terwijl méér dan de helft van de brigadisten als apatride geboekt stond omdat ze door de regeringen van hun thuislanden van hun nationaliteit werden beroofd?

Voor de meeste antifascisten van de Duitse Thälmann-brigade of de Italiaanse Garibaldi's stond een terugkeer naar hun vaderland gelijk met de dood of minstens een paar jaar kamp. Dat gold ten andere ook voor veel Oost-Europeanen die thuis vreesden niet enkel politiek maar ook strafrechtelijk vervolgd te worden. En hoe deze bedreiging omzeild kon worden lag niet zo onmiddellijk voor de hand.

In Steiners tent maakte zich schijnbaar niemand erg druk over de toekomst. Meunier lag bijna doorlopend te maffen, terwijl Marco en Steiner zelf,als uitgeslapen anarchisten, geleerd hadden hoe ze spoorloos in de massa konden verdwijnen, eenmaal de Spaanse grens voorbij... De enige die nog wat politieke praat verkocht was Papon, die vorige week plots uit het niet terug was opgedoken. Sinds deze babbelaar, drie maand geleden, bij de eerste aanval op de 666 met een schot door de handpalm uit het peloton was verdwenen, had niemand verwacht hem nog ooit terug te zien...Nu verkondigde hij luidop de Spaanse nationaliteit te willen aanvragen om in de Armada popular voort te vechten voor de goede zaak...Nou-nou...

De zes overige strozakken in de tent werden bezet door jonge miliciens onder de leiding van Juan, de latinist. Ze konkelfoesden doorlopend hoe ze het aan boord moesten leggen om zonder kleerscheuren het einde van de oorlog te halen. Natuurlijk wisten ze heel goed dat voor hen de strijd pas zou eindigen nà de ultieme zege van Franco. En heimelijk hoopten ze dat dit vlug mocht gebeuren. Maar dat ze in afwachting binnen een paar dagen overgeplaatst zouden worden naar de rangen van de Armada popular om er als kanonnenvoer de gaten te vullen...Dat vier van deze jongens daarenboven bekend stonden als aanhangers van POUM maakte de zaken niet eenvoudiger, nu de leiders van hun verboden partij in Barcelona voor de Krijgsraad berecht werden.

In het kamp kwam dit proces zelden ter sprake, net als de 'zuiveringen' in Moskou waar nog steeds de anti-stalinisten met bosjes voor de bijl gingen. Dat ook de POUM-leiders één dezer dagen tegen de muur zouden worden gezet leek té vanzelfsprekend om er verder nog woorden aan vuil maakte. Wie het waagde de heerser van het Kremlin voor de voeten te lopen moest van de Grote Wijze Vader Aller Volkeren geen pardon verwachten. Zéker niet als hij je het etiket "Verrader van de proletarische revolutie" en "Spion van het internationaal fascisme" opkleefde: dooddoeners, letterlijk en figuurlijk...

Marco kwam van zijn rondzwervingen tussen de àndere eenheden vaak terug met wat nieuws van het Ebro-front. Maar erg opwekkend kon je het moeilijk noemen:

" Eind vorige week heeft Franco een nieuwe grootscheepse aanval gelanceerd...Hij is langzaam maar zeker àlles wat wij met ons offensief op de rechteroever veroverd hadden aan het terugwinnen. Gisteren vielen onze laatste steunpunten in de Sierra de Pandols, te zuiden van Gandesa..."

" Om u af te vragen wat het nut was van al die doden " bromde Steiner. "Jean op de Picosa, weet ge nog, Marco?  En..."

Maar vóór Marco op zijn sneer kon antwoorden viel wijsneus Papon hen in de rede: " Doden zijn nooit nuttig, tenzij als voorbeeld voor de propaganda! Hoe meer doden er vallen in een gevecht, des temeer heroïsch belang hun inzet krijgt voor de geschiedenis, ook al zijn ze aan het vliegend schijt gecrepeerd! "

" Zwijgt Papon! Gij riskeert nooit of te nimmer ook maar het allerminste heroïsch belang te krijgen, na die komedie met dat schrammetje op uw hand! "

" Schrammetje!? Een kogel dwars erdoor, ja! Hadden ze me niet op tijd toegenaaid was ik verdomme doodgebloed! Garantie, lijk dàt eruit piste! "

" En veel last gehad van die brandwonde? "

" Welke brandwonde? "

" Wel, wie van zo dicht door zijn hand schiet, weet dat hij zijn pollen schroeit hé..." Steiner bleef hem strak in de ogen kijken tot Papon de blik neersloeg en nauwkeurig zijn handpalm bestudeerde: " Jammer voor u, Rocco: geen brandwond te zien..."

" Verdomme! Hoe hebt ge dàt geflikt? Uw arm een uur boven de parapet uitgestoken? Of een ànder het vuile werk laten doen?... Ramon, die schaapherder uit Andorra heeft mij in 't station van Gandesa zoiets laten verstaan, weet ge! "

" Ramon is dood"

" Wat een geluk, hé! Zo zie je maar: de doden kunnen toch hun nut hebben...door te zwijgen! "

 Marco kwam ertussen: " O.K. Rocco, zwijgt gij ook maar: La guerre est finie!... Binnen een kwartier in deftig uniform aantreden! Inspectie voor het défilé! "

 

Ook de volgende dagen oefenden ze op het harde zand  met de volledige compagnie het gecadanceerd marscheren in 't gelid-per-zes. Bij gebrek aan een muziekkapel moesten ze zélf de maat aangeven door ononderbroken 'één-twee-drie-vier! ' te schreeuwen. In 't begin uitten ze knorrig hun twijfel over het uiteindelijke nut van dit kinderachtig gedoe. Tot de polcom (politieke commissaris) in een korte speech vroeg of ze soms in Barcelona afscheid wilden nemen van het Spaanse broedervolk als een bende ordeloze schobbejakken...En alsof hij betwijfelde dat het beroep op hun trots zou volstaan als motivering , verloochende hij vlot vadertje Marx met de belofte dat ze van 's anderendaags af na de oefeningen iedere avond éénvijfde van hun achterstallige soldij zouden trekken!. ..De macht van het geld...

Hoe dan ook, door dit gunstig financieel vooruitzicht kregen de vrouwen weer het monopolie over hun toekomstdromen. De gestage aftakeling van het Volksleger op de rechter Ebro-oever werd nauwelijks nog besproken, wél de diverse maten en vormen van de hoeren die onder geïmproviseerde luifels rond het kamp hokten. Tot nu toe hadden de mannen hun liefde enkel met belegde boterhammen, een doosje sardines en een paar plakken worst kunnen betalen, en daarvoor - ondanks de heersende hongersnood - ook slechts het broodnodige teruggekregen...Maar met geld kwamen de leukste en heetste meiden uit de havenbuurt van Tarragona, drie kilometer verderop langs het strand, ruim binnen schootsbereik! Die vroegen wel twintig pesetas, maar stonken tenminste niet doorlopend naar rotte vis...

" En ",fluisterde Meunier van wie je die voorkennis niet onmiddellijk zou verwachten, "als je met drie-vier man samen ook wat wijn en eten meebracht, wilde zo'n koppel vriendinnen thuis wel eens een wild nachtelijk feestje bouwen..."

" Maximum drie, Meunier" besloot Marco: " Ik, gij en Rocco!  Papon zevert teveel, en met een ànder voel ik mij niet op mijn gemak...En zorg dat we geen halve nacht moeten lopen zoeken, hé! Gij krijgt morgen heel de namiddag vrij om de zaak te verkennen: eten is hier genoeg om drie vrouwen vol te proppen..."

" En worst ook! " juichte Meunier studentikoos.

Marco en Steiner lachten niet mee. Na al die maanden aan het front was een vrouw 'verzorgen' een té essentieel genot om daar puberaal mee om te springen.

 

Tijdens het exerceren op het strand, de volgende namiddag, was Steiner er met zijn hoofd niet helemaal bij. Heel die misselijke bedoening, om met ontgoochelde frontsoldaten een vrolijke afscheidsparade te moeten opvoeren voor een uitgeblust, oorlogsmoe publiek dat mak een reeks georkestreerde toejuichingen afwerkt...:het leek hem een belediging voor de gesneuvelde kameraden. Want hoe je het ook draaide of keerde, tenslotte lieten ze het veelgeprezen Spaanse broedervolk nu laffelijk in de steek.  Daarbij verkocht je best niet teveel poeha, vond hij...

En terwijl hij zonder veel animo met de anderen door het mulle zand slofte en de stapmaat aangaf met een eindeloos herhaald 'un, deux, trois, quatre' zat hij al diep in gedachten verzonken bij 'Wein, Weib und Gesang'.

Na het middageten waren ze na veel wikken en wegen overeen gekomen dat Meunier best probeerde drie vriendinnen te strikken van rond de vijfentwintig: één de man, quitte van om het uur misschien eens van partner te verwisselen... Geen beroepsgrieten, maar liefst mokkels van het soort 'Jonge Weduwen'. Die ontvingen je meestal gastvrij in een eigen knusse woonst en kenden toch voldoende van het 'leven' om te weten waar Abraham de mosterd haalt... Daarbij was de kans groot dat alleenstaande vrouwen van die leeftijd flink 'honger' hadden, zowel door de heersende voedselschaarste als het gebrek aan huwbare mannen in hun kennissenkring. Middels een paar liter wijn konden die zalige schepsels zeker losgeweekt worden uit hun keurslijf van christelijke fatsoen. En met een goeie stoot in het vooruitzicht raakten ze ongetwijfeld wat van hun aangeboren remmingen kwijt...         

Steiner merkte onder het exerceren tot zijn groot genoegen dat al deze overpeinzingen mooi opbouwend werk leverden achter zijn gulp. Zo te zien had de tijd hem dan toch van de oude demonen uit zijn 'Spartakus-verleden' verlost. Vroeger volstond meestal de herinnering aan de stampen van die rot-gendarm in Schoorbakke om plots de vlag te strijken en elke dierlijke drang in zijn lenden te fnuiken. Maar ondertussen had hij geleerd dat je met een goede portie drank veel pijn kon sublimeren...

 

Doch ditmaal hielp drinken niet. De drie leuke vrouwen die Meunier had opgesnord voldeden nochtans helemaal aan het afgesproken bestek. Jong, maar wereldwijs genoeg om van wanten te weten en opgewekt zonder daarom doorlopend te liggen gieren. En stuk voor stuk gave schoonheden, als je ze tenminste bekeek met de bloeddoorschoten ogen van bronstige frontsoldaten:  prachtig los bekhaar, zacht perzikdons op hun zuiderse wangen, een gladde jonge huid en een warme zachte décolleté... Niets op aan te merken, werkelijk.

Het huis waar ze woonden lag half in puin gebombardeerd, maar de kelder rook lekker fris en oogde heel gezellig: een grote gewelfde zitkamer vol tapijten en kussens met slaaphoeken achter dikke gordijnen, en een kleine keuken achteraan. Twee roodgekleurde stormlampen moesten de wat goedkope intimiteit benadrukken maar dat scheen niemand te storen. De dames waren aanvankelijk wél méér geïnteresseerd in de inhoud van hun ransels dan van hun onderbroek, maar aangezien de klok niet liep...

Tijdens het schransen en naarmate de wijnflessen leegklokten, liet de beschaving meer en meer sluiers vallen en werden zonder veel moeite de eerste weerstandsnesten veroverd. Marco en Meunier, die een aardig mondje Spaans spraken, lagen al vlug een lengte vóór. Maar Inès, de freule van "Rocco", bleek een stuk minder losjes in de bloes. Waarschijnlijk wat geïntimideerd door zijn afgeschoten oorschelp. Zij voelde zich daarenboven geroepen regelmatig de grammofoon aan te zwengelen, waardoor zij telkens rechtkroop als ze het te warm kreeg op Steiner's knie. Toen deze tenslotte ontmoedigd "Changer! " riep kreeg hij van zijn stommelende vrienden achter de gordijnen, buiten wat geknor, jammerlijk weinig respons...

Hoe de avond verder verliep kon hij zich later niet zo duidelijk meer herinneren, tenzij dat hij zich bij gebrek aan Inès dan maar op de drank had gestort... Achteraf vertelden zijn berouwvolle kornuiten dat de twee àndere Eva's hem én Inès tenslotte een handje hadden geholpen. En hoezeer zijzelf, ondanks hun vermoeidheid-postcoïtus, door dit vleselijke kluwen van een onvergetelijk voorstelling hadden genoten...

Tegenover hen verklaarde hij zijn viriele inzinking door de paté die Inès hem opgedrongen had en de overvloed goedkope Pinard...Feit was dat hij de twee volgende dagen in de tent van de kaart lag met hoge koorts en de week daarop in Barcelona nog half versuft als een slaapwandelaar mee marcheerde met de afscheidsparade.

Marco verzekerde hem nadien dat hijzelf dit defilé buiten verwachting geslaagd vond. Een fiere optocht van tienduizend brigadisten dwars door de metropool, oprécht spontaan toegejuicht door wel een miljoen diep ontroerde burgers, dat is geen kattepis! Zoiets grijpt je naar de keel en jaagt de rillingen langs je rug...Over de vele politieke toespraken met dankbetuigingen, die de kopstukken uit de Comintern afstaken tijdens de halte halfweg op de propvolle Plaça de Cataluña, zal ieder wel een eigen mening gekoesterd hebben... Want over de moorden in eigen rangen, de terreur van de S.I.M. en de terechtstellingen "Pour l'exemple" werd natuurlijk met geen woord gerept...En nog minder over de vele nutteloze stormlopen en slachtpartijen die ze de laatste maanden als bij wonder overleefd hadden.

Maar telkens de duizendkoppige mensenzee de naam 'Brigadas Internacionales' hoorde, barstte spontaan een donderend applaus los dat veel oude rotten een krop in de keel bezorgde: de doden waren zo te zien dan toch niet voor niets gevallen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
11-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
10-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 68
Klik op de afbeelding om de link te volgen

PATER MORION IN DE KONGO .

Toen ze de bedrieger bij het vieruurtje de levieten las, leek 'haar ventje' zó schuldbewust en platgeslagen dat ze écht medelijden kreeg. Met gebogen hoofd en rood van schaamte had hij het koude stortbad van haar sermoen zwijgend over zich heen laten spoelen. En toen ze was uitgeraasd kon hij er enkel benepen uitbrengen: " Vergiffenis, ik vraag vergiffenis, tante Jetje..."

" Allee, 't is goed...Maar waarom hebt ge uw moeder daarmee op de kast willen jagen?  Dat heeft ze toch niet verdiend hé...'t Mens heeft al genoeg rond haar oren..."

Langzaam stak zijn vechtlust weer de kop op: " Om haar wakker te schudden!  Ze weet zij goed genoeg dat ik dien dag de schrik van mijn leven heb bekregen, daar in Duinkerke, mét of zonder reden...Maar denkt ge dat ze mij daar al met één woord over sprak?  Ja, terèère! ...Gij gelooft mij ook niet, maar ge doet tenminste moeite om mij een uitleg te geven!  En u in't zweet te rijden naar Veurne over en teweer...Zij: rien de kloten!  Ik zijn lucht, en ze ligt er niet van wakker dat ik nachten aanéén zit te prakkizeren!  Vindt gij dat schoon voor een moeder? !"

"Maar jongen toch!...Ge moogt dat toch niet geloven!  Ge weet toch dat gij haar febbekakstje zijt! Het is toch heel normaal dat ze zich heel die spookgeschiedenis niet aantrekt: ze weet er niets van!  Wat Joseph en ik haar overlaatst met die ruzie daarover verteld hebben slaat enkel op de tekening van de schoolreis. Van de rest - mijn tochtjes naar Veurne en Duinkerke en wat die aan oplossingen en nieuwe raadsels hebben opgeleverd - daar weet zij nul de botten van!  In elk geval veels té weinig om zich zorgen over u te gaan maken...Vergeet dat dus maar..."

" Wilt dat zeggen dat ge haar dien brief niet gaat tonen? " vroeg hij hoopvol.

" Och vent, die ligt al lang in de stoof! "

Loog ze...

 

Die zaterdag, in de late namiddag, viel hij bij het grassnijden voor zijn bende konijnen 'toevallig' op Olgatje Erte. Een écht wonder kon je het moeilijk noemen want de vette wei van boer Deputter achter de berm van de Duinenweg was heel de zomer zowat hun vaste stek geweest. En dus zullen ze het alle twee wel geweten hebben dat de kansen op een ontmoeting op déze plek bijzonder goed lagen...Maar tóch deden beiden verwonderd van "Wél wie dat we dààr hebben! "

" Ge leeft toch nog, zien ik! " sneerde zij.

" Heeft 't broertje u laten gaan? " kaatste hij koel terug. Verdomme, de wind zat goed tégen!  Even leek het erop dat ze kibbelend uitéén zouden drijven, tot zij de flank bloot gaf: " Ik heb u al in maanden niet meer gezien!  Geen tijd meer, zekers, met die stomme boot! "

" Da's juist, heel augustus heb ik gevaren met de Astrid, en veel geld verdiend op dien stomme boot, lijk ge zegt..."

" Maar nu zijn we halfweg oktober, moest ge 't niet weten!  En ge hebt nog niet naar mij omgezien! ...In de mis ziet ge mij niet zitten en bij 't uitgaan loopt ge mij rap voorbij! ...'t Is gedaan tussen ons hé..."

" Hey zeg!  Steekt dat op een ànder hé, maar niet op mij!  Niet IK, maar GIJ zijt overlaatst gaan lopen uit het wolvenbos achter de Tap: al lachende, weet ge nog! "

" Niet moeilijk ! Omdat de Robert mij voorttrok, naar huis! "

" En ik heb u laten gaan omdat de Roland sprak van op mijn smoel te kloppen als ik nog bij zijn zustertje omtrent zou komen, en omdat gij die dreigementen op eerste zicht héél plezant vond..."

" Zeg, ge zijt toch niet bang van dien bazerik, hé, want dàn moet ik u niet meer hebben!  Gij zijt veel sterker dan hij: dan moet ge maar voor mij opkomen! "

Even keek hij haar schattend aan en toen ze hem koket toelachte, besloot hij va-banque te spelen: " Voor een écht tootje? " Ze knikte. " Op de mond? " Ze haalde wat verveeld de schouders op.

" Op z'n Frans? "

Daar scheen ze toch wat beducht voor: " Allee gauw, maar dan een kort! "

Maar Leon liet zich niet afschepen: " Kort op z'n Frans, dat gaat niet! "

" Légionnair, 't is kort of 't is niks!  Doe maar wat moeite! ..."

Na drie onwennige probeersels ("Neen, zó! "... "Wacht een beetje... Zó? ") vond zij het stilaan welletjes: " Oefent thuis maar wat voort op uw vuist! "

Om zijn teleurstelling te verdoezelen gooide hij het over een andere boeg: "Morgen helpt mijn moeder bij feestzaal Marseau op 't Bad: koken voor het 'Banquet des Commerçants' ,met bal na. Omdat tante Jetje bezet is moeten Joseph en ik daar de groensels kuisen en de patatten jassen...Ze zoekt nog iemand voor de vestiaire en om te helpen opdienen: drie frank per uur!  Zou dat niks voor u zijn?  Ik zal u 's avonds naar huis brengen..."

Maar Olga mócht niet van Madam Erte. Toen ze Leon en zijn moeder dezelfde avond nog even vlug op de fiets kwam verwittigen van deze tegenslag, kreeg ze van Marie veel lof toegezwaaid wegens haar 'goei manieren'...Een magere troost voor Casanova...Ze spraken wél nog rap-rap af om de zondag daarop naar de avondvoorstelling van de filmpater in de Tap te gaan zien...

 

Tijdens het fameuze banket had hij door de drukte in de keuken niet veel tijd gekregen om over het gemiste rendez-vous te treuren. Maar nadien, bij het afruimen van de tafels, had hij zich samen met Joseph toch een stuk in zijn kraag gedronken met de wijn- en champagne-restjes in glazen en flessen.

Ook de week op school duurde ééuwen, vooral omdat Olgatje hem verboden had haar om vier uur onderweg op te wachten, met het oog op 'wat de mensen wel zouden zeggen'...Hij had willen opwerpen dat die dorpsroddel zijn koude kleren niet meer raakte, na alles wat ze daar al over de Petré's hadden gespuid. Maar hij besloot in een flits toch maar te duiken, uit vrees dat zij dan meer détails over het spook zou vragen.

André Coecke, zijn strenge ploegleider van Jong-Dinaso-Nieuwpoort, bezorgde hem nog het meeste last toen hij vroeg een uur vóór het afsluitend 'Wilhelmus' naar huis te mogen om zich te kunnen omkleden.

" Ge komt al zo weinig, de laatste maanden!  Dat spijtig accident met den Dis kan niet àlle afwezigheden justifiëren, hé!  Ge hebt de helft van de marsen gemist en uw liederteksten zijn onvoldoende gekend!  Als ge misschien denkt dat het hier een duivenkot is zijt ge mis ,verstaan !  En als ge soms uw Dietse overtuiging kwijt zijt, blijf dan liever helegans weg, kerel: géén halfslachtigheid of wankelmoed in onze rangen! "

" Maar ik moet te zessen in de Tap zijn voor de cinema van de filmpater..."

" Pater Morion? ! Die verdomde tweezakkige nestbevuiler! "   Hij remde toen toch maar wat af: " Daarbij, als ge hier kop te vijven-half doorgaat hebt ge tijd over! "

" Maar 'k moet eerst toch nog van kleren verwisselen..."

" Mankeert er wat aan uw uniform, misschien, dat in 't openbaar niet gezien mag worden? "

Leon had alle weerstand opgegeven en was die avond lekkend van 't zweet om tien nà zes in de Tap binnen gevallen. Het journaal over de Spaanse burgeroorlog liep al, en het duurde een tijdje vóór hij Olgatje ontdekte halverwege de zaal, stijf geflankeerd door pa en ma Erte en de twee rotbroers: net een schouwgarnituur!  

Hij vond op de tast nog een plaatsje vooraan, maar slaagde er tijdens de vele onderbrekingen niet in ook maar éénmaal haar blik te vangen. Telkens het licht aanfloepte zat ze leuk giechelend te fikfakken met één van haar broers nààst haar, of in druk gesprek met die trien van Ghesquière op de volgende rij...

De documentaire over de missionarissen in Kongo kon hem maar matig interesseren en bij de dramatische hoofdfilm 'Tarzan de Aapmens' deed enkel de geleidelijk aftakelende jurken van Jane de spanning wat stijgen...Toen zijn Olgatje hem bij het leeglopen van de zaal, ondanks zijn vliegende teringhoest, geen blik gunde kreeg hij de indruk dat ze misschien wat in haar gat was gebeten...   

 

Toen ze in bed lagen moest hij bij Joseph niet met zijn liefdesperikelen afkomen, dat wist hij. Sinds die bleekscheet van een Nadine zijn broer doorlopend voor de zot hield werd er op de scheerzolder over de 'mokkels' geen woord meer gerept. Wel jammer, want Leon had uit hun vroeger gekonkelfoes veel trucjes opgestoken die hem met vallen en opstaan vorige week bij Olgatje naar een voorlopig erotische climax hadden gevoerd. Als hij daar nog aan dacht! ...Haar moederlijke raad dat hij met het tongkussen nog veel moest oefenen hield toch een verdoken belofte in, of niét soms!

Joseph verstoorde plots zijn zoet gemijmer: " Als 't hier oorlog wordt, gaan ik naar de Kongo! " Het duurde even voor Leon de link kon leggen met Pater Morlions koloniale documentaire van daarjuist.

" Missionaris, da's niks voor u..."

" Dat weet ik ook wel, puist!  Maar door 't dichte oerwoud rijden op n'en dikken olifant: dàt is 't mannetje! "

" Ge gaat toch niet voor Tarzan leren, hé!  Als ons moeder dat hoort..."

Joseph zuchtte vertwijfeld: " 't Is al goed: slaapt maar voort! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
10-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
09-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 67
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A43 PEACE IN OUR TIME...

           Tarragona, 1 oktober '38.

Al bij al bleek het reusachtige tentenkamp op het strand bij Tarragona een fameuze afknapper: slordig opgezet en zonder het minste comfort. Latrines moesten ze na aankomst zelf nog graven, hoe afgepeigerd ze ook waren, en per tien tenten - zeg maar honderd man - was er één kraantje. Tot overmaat van ramp was de 14. Brigade ,hun oorspronkelijke moedereenheid ,al een paar dagen vroéger aangekomen en had van de gelegenheid gebruik gemaakt om zich behaaglijk breeduit te nestelen...Voor de zwaar gehavende "Six Février" lieten ze in een royale bui twaalf tenten vrij, wat ondanks de uitgedunde rangen toch een iétsje te krap bleek. Veel anciens verkozen de eerste nacht dan ook morrend in het zand onder de klare sterrenhemel te maffen, té moe om op hun stuk te staan. Om dan wat laat te merken dat ze vlak naast een strandmoeras lagen, vol kikkers en muggen...

De stemming stond begrijpelijk ver onder nul toen ze de volgende morgen bij de eerste klaarte stijf van de kou en kletsnat van de nachtdauw door een hels klaroengeschal uit hun onrustige dromen werden opgeschrikt. De kadaverdiscipline, die hen aan het front aanhoudend onder stoom had gezet, bleek al vlug samen met het krijgstumult en de kruitdampen verdwenen. Wie zin had om voort te dommelen verroerde geen vin, zonder complexen. Her en der viel al een hartelijk woordje tussen de - meestal jongere - dienstkloppers en de door de wol geverfde knorpotten die niet gestoord wilden worden. Waarop als bij afspraak iedereen akkoord viel dat het zo genoeg was geweest en het hoogtijd werd voor "leven en làten leven"!

Het eerste appèl vóór de tent van het bataljonscommando was dan ook een lachertje... Voor zover de heren zich al verwaardigd hadden eens te komen kijken, stonden ze daar verwilderd met ongeschoren boeventronies te gapen in zéér gevarieerde kledij, en zelfs 'onderkledij'. Maar wél allen mét eetketeltje!  Want om ze toch maar uit hun nest te krijgen had de commandant laten omroepen dat dààr het dagrantsoen bedeeld zou worden: wie er niet was kreeg ook niets te bikken. Dat had toch iéts geholpen...

Voor het eerst sinds ééuwen kregen ze brood - een halve de man - met vette worst en slappe koffie: de westerse beschaving kwam weer in zicht...Toen de zon door de karmijnen morgennevels brak verbeterde de stemming zichtbaar. De zee lag er zonder wind rustig bij en bleek, met een zacht-trekkende branding, een véél betere latrine dan de gracht die ze de vorige dag gegraven hadden...

De rest van de dag werd aan de kampinrichting besteed. Ze mochten (blij-blij!) nog zeven tenten afhalen bij de foerier, maar die min of meer ordelijk en gelijnd opstellen liep niet van een leien dakje. Marco wist te vertellen dat het commando ondertussen trachtte een duidelijker beeld te krijgen van de juiste getalsterkte, iets wat met al de doden en gekwetsten die ze de laatste tijd onderweg verloren hadden geen sinecure was. Waren de toen gevallen kameraden wérkelijk gesneuveld of enkel vermist?  Leefden de gewonden nog en waar werden ze verzorgd?  En wie van de ontbrekende Spaanse miliciens was vermist of gedeserteerd?

En voor alle brigadisten, zowel de overlevenden als de "afwezigen" stelde zich het probleem van hun ware identiteit. Want de Controlecommissie van de Volkerenbond, die moest toezien op de terugtrekking van de internationale brigades uit Spanje, zou één dezer dagen op hun dak vallen om de gedwongen repatriëring van de buitenlandse vrijwilligers in goede banen te leiden. Wat met al die schuilnamen en valse papieren een leuke bezigheid beloofde te worden!  Temeer daar veel mannen zich liever niét bloot gaven en er sterk aan dachten ongemerkt in de natuur te verdwijnen vooraleer zo'n clown van Genève hun doopceel kwam uitpluizen...

Meunier, de slaapkop, kon in de late namiddag een Spaanse krant bemachtigen waarvan hij de vette titel van het hoofdartikel luidop vertaalde als "Vrede voor de toekomst". Heel de tent troepte onmiddellijk rond hem samen en een paar polyglotten lazen over zijn schouders mee. Maar al vlug bleek het niet over een vrede in Spanje te gaan, maar over een dubbelzinnige uitspraak van de Britse Premier bij zijn terugkeer van een conferentie met dat zwijn Hitler. Op de foto stapt Chamberlain uit het vliegtuig en kraait, terwijl hij driftig met een document zwaait:  "Peace in our time! " De meeste kameraden hadden nog nooit iets gehoord over de zogenaamde "Sudetencrisis" en het zojuist gesloten Viermogendhedenakkoord in Munchen dat - naar de krant hoopte - in extremis het brandende lont uit het kruitvat van een nieuw wereldconflict zou trekken.

" Met andere woorden, bromde Marco, we zijn eraan voor de moeite!  Als de regering verwacht had Engeland en Frankrijk zóver op onze hand te krijgen dat ze de oorlog zouden verklaren aan de fascisten van Rome en Berlijn, dan kunnen ze het nu wel vergeten...In plaats van te mobiliseren gaan ze verdomme bij Hitler wat zoete broodjes bakken, de schijtlaarzen! "

" Dan kan het tóch waar zijn wat ze bij de krantenboer vertelden, daarjuist...De grote Stalin zou ook hebben laten verstaan hier uit Spanje weg te willen en overwegen zijn steun aan ons te stoppen om het eigen sovjetleger weer op te bouwen..."

" Oppassen voor die defaitistische roddel, hé! " viel een ancien van het tweede peloton hem in de rede.

" Voor ons is de oorlog toch gedaan, of niet?  Wat maakt dat dan nog uit?! Ik vertel maar wat ze daar luidop uit de krant vertaalden: het moet ergens binnenin staan...Het kwam erop neer dat de grote Stalin met speciale aandacht de knieval van de kapitalisten in Munchen onderzoekt en nieuwe prioriteiten aan het Centraal Comité van Volkscommissarissen zal voorstellen...Zó ongeveer moet het er staan. Dat hij, met andere woorden ,van politiek gaat veranderen. Nu de kapitalisten zo'n goede maatjes geworden zijn met de fascisten denkt hij dat ze binnenkort samen op zijn nek gaan springen! "

" Laat zien, die rommel! "

Maar Meunier liet zich niet overschoffelen: " Er staat ook een raar zinnetje in van onze Premier Negrin:  " Het is hoogtijd dit conflict ànders dan met de wapens te beëindigen " Bedoelt hij daar niet mee vredesonderhandelingen te willen aanknopen, soms? ..."

Op dat zelfde ogenblik schokte de grond onder hun voeten, en volgde het zware bonken van een bommenregen. Iedereen liep naar buiten en staarde naar de zwarte wolken die boven de haven van Tarragonna opwalmden, drie kilometer verder. Dat waren zeker weer Italiaanse bommenwerpers  die het gemunt hadden op de voor-anker-liggende Britse schepen die graan leverden aan de republiek.

Waarop Marco droog sneerde: " Zo'n grote boezemvrienden schijnen de Duce en Chamberlain toch nog niet geworden! "...

 

Een week na het viermogendhedenakkoord van Munchen was in Westende dorp het vast beroepskader van het Zestiende Linie nog steeds bezig de rommel in de turnzaal van de jongensschool aan het opruimen. De poging tot mobilisatie van het leger naar de zogenaamde "Versterkte Vredesvoet" was over de hele lijn een fiasco geworden. Ook de vijfdaagse bivak van het regiment in het dorp was zéér stroef verlopen. Enkel de café's hadden goed gedraaid, tot stukken in de nacht zelfs.

Van een avondklok hadden de heropgeroepenen waarschijnlijk nooit gehoord, van orde en tucht evenmin. Het kader verloor reeds de tweede dag de greep op de weerbarstige mannen nadat de veldkeuken het had begeven. En toen de volgende nacht drie tenten afbrandden door de schuld van een schildwacht die rokend in slaap viel en een dertigtal soldaten al hun persoonlijke spullen verloren, spoelde het hek helemaal van de dam!  Zohaast op 1 oktober bekend werd dat de vier grootmachten in Munchen een akkoord hadden bereikt, bedankten de opstandige 'rappelees' voor het genoegen en trokken zonder boe of ba (ttz zonder hun démobilisatiebrief) terug naar moeder-de-vrouw.

De dorpelingen trokken grote ogen toen bleek dat ze als bij toverslag van deze wanordelijke bende zatlappen verlost waren. Hun plotse verdwijning weekte wél gemengde gevoelens los: opluchting bij de moeders, ontgoocheling bij de meisjes, spijt bij de jongens. De oud-strijders schaamden zich dood over de tuchteloosheid van hun 'opvolgers' terwijl de zes cafébazen een balans trachtten te maken tussen de vele lege biertonnen en het gebroken meubilair...Later op de dag lazen ze in de krant dat in àndere eenheden deze spontane 'démob' zelfs tot relletjes had geleid: aan deze calamiteit waren ze hier tenminste nog ontsnapt...

Na twee dagen duimendraaien kreeg de eenheid bevel op te kramen. Maar dàt bleek met het plots gedecimeerde effectief makkelijker gezegd dan gedaan. Zo'n groot kampement afbreken, opruimen, inpakken en op de wagens laden met enkel het beperkt kader vroeg véél meer tijd dan voorzien. Toen reserve onderluitenant meester Bloesaert van de sergeant-foerier hoorde over de moeilijkheden ging hij samen met de burgemeester bij de kapitein-commandant brainstormen.

Het resultaat was verbluffend:  de gemeente deed onmiddellijk een oproep om een honderdtal vaderlandslievende vrijwilligers op te trommelen. Die kregen voor de hulp bij het opruimen drie maaltijden per dag, want de veldkeuken deed het weer...Resultaat: het halve dorp zat binnen de kortste keren met diarree door de vette kost en toen op de avond van tien oktober meester Bloesaert met de jongens van de hoogste klas een vreugdevuur aanstak om de laatste hopen stro weg te ruimen moest het vrijwillige brandweerkorps opdraven om erger leed te voorkomen...

Leon had ondertussen zowel Marie en Joseph als Jetje geestdriftig laten meegenieten van zijn fysieke hoogstandjes bij de afbraak van het kamp. Zijn wrok tegen die klikspaan van een broer was hij al lang vergeten en ook 'tante' had hij vergeven dat zij zijn tekening zo verraderlijk voor de wolven had gegooid. En met zijn onschuldig gezwets over en weer sloopte hij gaandeweg de muur van ergernis tussen de twee vrouwen:  ze spraken toch weer met elkaar, ook al ging het nog  niet van harte.

Zo verbeet Marie met grote moeite haar nieuwsgierigheid toen ze die woensdagavond Jetje, schijnbaar na een fikse trip, voor de deur van de fiets zag stappen. Och, dacht ze, die is zeker langs de kanten van De Panne op zoek geweest naar een nieuw lief...Wel Georgetje, geluk ermee kind!  Alhoewel ze voor De Panne beter de tram had genomen...Dus zal het wel Diksmuide geweest zijn, zo aan 't zweet te zien!

Maar haar ex-hartsvriendin vertikte het om ongevraagd tekst en uitleg te geven. Leon kreeg op het vieruurtje, 's anderendaags na school wél het primeurverslag over haar expeditie.

De paster van de kloosterparochie in Veurne had haar de gevraagde notitie uit het oude doopregister voorgelezen. En, toen ze zei dat potjeslatijn niet te begrijpen, het ook nog vertaald, zij het duidelijk tegen zijn zin:  Vroman Désiré, geboren de 24.december, uit onbekende ouders...

Leon spitste de oren:" Ziet ge wel dat den Hasard gelijk heeft dat ons vader wees was! "

Maar Jetje liet niet begaan :" Zeg maat!  Zijt ge weer wég? ! Onbekende ouders wil niet zeggen dat ze dood zijn hé!  Er wonen hier zoveel Vromans in 't omliggende die familie van hem kunnen zijn:  er zal er wel één bij zijn die duidelijk op hem trekt hé...Het volstaat van te zoeken! "

"In elk geval" kapte Leon:" bij de Vromans van Lombardzijde en die drie families van Nieuwpoort is er geen één die op hem trekt! "

" Neen, maar in Duinkerke is er wél zo één ,hé! " Ze zag dat hij duidelijk moeite deed om te zwijgen en vervolgde wat kalmer: " Ten andere, langs de peter en meter kunnen we misschien ook iets vinden. Zijn meter is nu Mère-supérieure van 't Zwartzuster-klooster achter de Grote Markt: ge weet nooit dat die non zich nog iets zou rappeleren...Zijn peter was de tuinman van 't weeshuis, maar die is ondertussen gestorven..."

" Weinig kans dat die nog wat vertelt! "

Jetje keek hem even bestraffend aan en vervolgde:  "Mijn vriendin op de bevolking heeft hem ook gevonden in hààr boeken, met daarachter OUDERS ONBEKEND, in hoofdletters. Zij denkt dat het kind te vinden is gelegd of dat een onbekende moeder de kleine bij de geboorte in 't geheim aan 't klooster heeft afgestaan. Mijn vriendin geeft ons weinig kans om dat meisje terug te vinden..."

" Wel? ..."

" Maar wat zij voor haar part niet normaal vindt is dat de oude bompa Petré, zo op zicht zonder reden, een jongen van vijftien jaar adopteert of erkent...En daarom speelt zij met de gedachte dat dien oude tóch de échte vader van Dis zou kunnen zijn!  Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat bompa Petré als jonge koster naar Veurne op bedevaart is gekomen met de Boeteprocessie. De pelgrims kwamen uit alle hoeken van 't land, die dagen. En na de boetedoening hingen ze weer de beest uit op de Grote Kermis en werd er ferm achter de wijven gelopen...'t Is goed mogelijk dat hij pas vijftien jaar nadien ontdekte ,toen hij tijdens den oorlog zwaar ziek van de gas in het kloosterlazaret lag, dat hij destijds bij een lief-van-één-dag een kind gemaakt had. 't Is gauw gebeurd, zoiets, verstaat ge 't? ...Zijn geweten is beginnen knagen lijk bij elk goed kristen mens, en uit wroeging heeft hij zijn jeugdzonde willen herstellen met die adoptie...Zo gezien is dat heel goed mogelijk..."

Leon snoof eens verachtelijk, maar zei niets.

" Maar 't zou ook kunnen zijn ",vervolgde Jetje onverstoorbaar, "dat hij na de bedevaart zijn misstap niet aan zijn lief of zijn jonge vrouw heeft durven opbiechten en tot haar dood in '17 gewacht heeft om de vrucht van de zonde te erkennen..."

" Verdomme, tante Jetje, wat gaat ge nog allemaal uitvinden!  Wat dat mens in Veurne allemaal verteld is pure duimzuigerij!  Eerst is ons vader van de familie Vroman,  en nu tóch een echte Petré? ! Zo vinden we nooit iets!  Decideert u toch eens!  Al die ingewikkelde supposities gaan mij nog zot doen worden, moest ik niet zo zeker zijn dat ik ons vader daar achter den toog heb zien staan, levens en wel!"

Ze keek hem eens meewarig schuddebollend aan en zuchtte toen:" Bon, voor mijn part...Doet al op! "

 

Zaterdagmorgen vond Leon in de brievenbus aan het tuinhek wéér zo'n blad vol plakletters uit de krant. Toen hij even speurend rondkeek viel zijn oog op Jetje, die hem van op haar dorpel aan de overkant strak aankeek: " Wel, wat is 't? " 

Leon kon er moeilijk onderuit en zwaaide met het epistel: " Weer zo'n brief lijk verleden maand! "

" Geeft eens hier! ..." Marie was al gaan werken in "Ons Rustoord" en Leon vond het vanzelfsprekend dat zijn 'tante' de leidsels overnam.

De letters kleefden maar half, en op eerste zicht ontbraken er al een paar, wat het lezen niet makkelijker maakte:

          DIS EeT ET GROO  lot van de

          klonjaaL LottERie GewonnE.

          HEm  anGt deN beEsT u t in

          DA KafeE van DUnkerKE MeN Nander

          wuF en gIJdeR w Et et

          MO sp ELt kom EdieJE .

          Of ziTTe mee IN deES KomPLoOte? ??

 

De punten en de vraagtekens waren er ditmaal met een nat anelinepotlood vet bijgezet en de letters kwamen vast niet uit de 'Kustwacht', zoals bij de eerste brief. Maar het gebruikte blad papier kwam overduidelijk uit het zelfde schoolschrift...

" Ziede wel!  Dien brief getuigt dat ik gelijk heb! "

Jetje keek verbaasd op: "Verdikke, gij kunt dat rap lezen, zeg!  Ik zijn nog maar met moeite halverwege...En wat is dat hier: Edieje...?"

" Komedië! Die E ertussen is afgevallen..." Telaat merkte hij de val waar hij hals over kop ingetuimeld was en wist zich met zijn houding geen raad. Dan maar vluchten, dat leek hem nog het beste!

" Oei! Tante Jetje ! 't School gaat gaan beginnen: ik moet subiet weg! "

Spottend riep ze hem na: " Gijsse lafaard!  Om vier uur komen opbiechten, verstaan! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
09-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
08-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 66
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

          BOEKDEEL A3

 

  Dekt de periode van november '38 tot oktober 39, en waarin het gaat over de val van Barcelona, "La Retirada" of de vlucht van de Roden naar Frankrijk, oude koeien en een nieuwe joodse vriendje voor Joseph...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
08-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
07-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 65
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

A42BIS. DE "KRISTALLNACHT"

                                   

Om de beschamende "regeling van de Sudetencrisis" wat te verdoezelen, schreef de gezamenlijke Westerse pers liever over de "geredde vrede".  Een maand nà de opzienbarende vlucht van de Tsjechische president Benès naar Engeland (5/10/38) waren de krokodillentranen over de brutale Duitse inval in zijn land reeds opgedroogd en kregen onze kranten een heerlijke nieuwe kluif toegeworpen onder de eufemistische betoverende benaming van "Kristallnacht"...  

Want in de Parijse Duitse ambassade werd op 7/11/38 een duistere 3e-rangs secretaris vermoord door een uit Duitsland verdreven 17-jarig joods studentje. Dit was voor het Derde Rijk een ideaal voorwendsel om de jodenvervolging in een hogere versnelling te zetten. Want dat het een voorwendsel was, is later gebleken omdat lang vooraf bijkomende plaatsruimte was vrijgemaakt in verschillende concentratiekampen. Hoe dan ook, Goebbels gaf aan SS Heydrich opdracht in de nacht van 9 november "spontane uitbarstingen van de gezonde volkswoede" te organiseren tegen de Duitse joden én hun bezittingen: de moord in Parijs kwam als een prachtig excuus uit de hemel gevallen!               

Tot nu toe hadden de strenge rassenwetten hoofdzakelijk geleid tot Kafkaïaanse pesterijen van individuele joodse burgers en losstaande brutaliteiten door kleine groepjes S.A.- en SS-ers. Dit maakte hen het leven moeilijk omdat de benadeelden geen beroep konden doen op politie en justitie en was meer bedoeld om hen tot uitwijken naar het buitenland aan te zetten. Deze "vrijwillige" exodus van de gegoede joodse intelligentsia uit de economie, kunsten en wetenschappen was dan ook al flink op gang gekomen. Maar ze hadden samen met hun hersens ook meestal hun kapitaal geëxporteerd en dààr wilden de nazi's nu graag een stokje voor steken. De vele joden die in '38 nog in Duitsland achterbleven - vooral kleine middenstanders en handarbeiders - dachten dat, mits wat te buigen, de storm wel zou overdrijven... Volgens Herr Hitler kon énkel een bijkomende electro-schok hen aanzetten toch maar hun biezen te pakken.

Die schok kwam er in de nacht van 9 november... Plots en gelijktijdig sloegen overal in het nieuwe Derde Rijk (Oostenrijk en Sudetenland inbegrepen!) de nazihorden toe, nog rijkelijk aangevuld met het schuim uit de achterbuurten. Binnen het etmaal werden 200 synagogen platgebrand, samen met 800 handelspanden en 300 woningen. Een 10.000 winkels werden geplunderd en voor 5 miljoen mark ruiten ingegooid... Bijna 100 joden schoten er het leven bij in en 26.000 werden (wegens het "uitlokking van de volkswoede") opgesloten in de kampen. Maaaar...aangezien veel joodse slachtoffers enkel huurder waren van de panden die door de nazi's vernield werden, dreigden de grote verzekeringsfirma's bankroet te gaan onder de vergoedingseisen van de eigenaars. Dus werd door de nazi's beslist dat de joodse huurders zelf zouden opdraaien voor de veroorzaakte schade!  

Daarenboven moest hun gemeenschap een boete van 1 miljard RM ophoesten en werden ze uit het openbaar leven verdreven. Zij die er dàn nog in slaagden een emigratietoelating te KOPEN, verloren onmiddellijk hun Duitse nationaliteit en moesten vóóraleer te vertrekken al hun roerend én onroerend bezit aan nazi's "overmaken" tegen (waardeloze) pandbrieven.  

    Gedurende een paar dagen keek het Westen geschokt toe, maar toen het er op aankwam de gevluchte joodse apatriden op te nemen, sloot iedereen zijn grenzen. Op 6/12/38 tekende de Franse Premier Daladier in Parijs, als toppunt van lafheid, zelfs een vriendschapsverdrag met Duitsland om aan te tonen dat ook in Frankrijk de joden onpopulair waren...

                En dus niet meer welkom ,wat er ook làter met stromen krokodillentranen mocht   beweerd worden


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
07-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 64
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A41:  CONFLICTEN BIJ DE VLEET.

                       Westende, 21 september 1938.

    De nijdige reactie van zijn moeder op dat stomme epistel sloeg Leon compleet van zijn à-propos. Toen hij ermee uit de voortuin kwam aandraven verwachtte hij dat ze er eens honend mee zou lachen. Zij, die toch altijd overtuigd scheen dat Dis in de ontploffing verpulverd werd en hooghartig haar voeten veegde aan de roddel in het dorp...Zij had in dat opzicht toch steeds vast front gevormd met Tante Jetje, die zijn ‘spookaffaire’ ook altijd hardnekkig onderuit trachtte te halen.

Maar dat vaste front scheen sinds kort lelijk gebarsten. De twee vriendinnen bezagen elkaar de laatste dagen maar koeltjes, had Leon gemerkt. Waarschijnlijk wat woorden gehad, die nacht van de kermis, toen zij hem uit zijn eerste slaap hadden gewekt met dat kinderachtig gejengel op straat. Zijn moeder had met een stuk in haar voeten aanhoudend " “Ludo!" ” geroepen tot Jetje haar met een ‘klets’ de mond had gesnoerd. Of was '‘t omgekeerd misschien?  Ludo, een mislopen kermisflirt van Jetje waarmee zijn moeder haar had geplaagd? Hij kende in '’t dorp anders geen enkele vent met die naam, en hij kon er nu moeilijk zijn moeder over aanpakken...Daarbij ,grotemensen-zaken interesseerde het hem geen blaas!

Toch besloot hij Joseph er eens mee te verrassen. Want sinds bij hen beiden de liefdesavonturen op een laag pitje stonden, viel er '’s avonds in hun bed op zolder niet veel meer te konkelfoezen. Met die brief vol plakletters kon hij alvast bij zijn broer wat eerbiedige erkenning afdwingen. Joseph, vond hij, had hem al weken genegeerd. Waarschijnlijk jaloers omdat hij met zijn zomerstage op de ‘Astrid’ zoveel geld had verdiend en daardoor moeders lieveling was geworden...

 Die ‘gazettenbrief’ intrigeerde Marie sterker dan ze wilde laten blijken. Nog dàgen later pijnigde zij haar hersens wié er in godsnaam belang bij kon hebben haar zo te pesten.

De insinuatie op zich dat Dis nog leefde, vond ze te zot om dood te doen. Wie dàt geloofde had een vijs los. Dis was, zoals de paster zei, bij Heer Jesus in de hemel, en daarmee uit! En dat hij zich daar met de engeltjes amuseerde, misgunde ze hem zelfs niet. Maar wie dat onnozel hersenspinsel, dat hij in Duinkerke lag te vrijen met een minnares, zo agressief als een vaste wààrheid rondbazuinde, moest daar een bedoeling mee hebben!  En een kwàde bedoeling nog wel!

Vraag was: wie? Wie had er belang bij te beweren (op papier nog wel!) – dat Marie de mensen bedroog door Dis op een leugenachtige wijze dood te verklaren? In de eerste plaats dacht ze natuurlijk aan de garde. Die zou àlles doen om haar ongeloofwaardig te maken. En dat hij aan de basis lag van alle roddel die in het dorp rond dat thema verspreid werd, wist ze ook al ééuwen. Maar ze zag zo direct geen reden die hem er toe zou aanzetten hààr deze flauwe kul - op schrift - voor de voeten te gooien!  De hoop koesteren,daarmee de valse weduwe uit wroeging tot een publieke biecht te dwingen? ...Neen, zo zat kon hij nooit geweest zijn! Daarbij had ze een sterk vermoeden dat die tekst vol schrijffouten stond en ze wist zéker dat de garde zich zo'’n kemels niet kon permitteren in zijn gemeentedienst...

Een ogenblik speelde ze zelfs met de mogelijkheid dat Jetje haar “een pee wilde stoven” na die zatte ruzie, de nacht van de kermis. Niet eens kwaad bedoeld; eerder speels, als een soort aprilgrap. Ha-ha. Ze lachte zich kapot!... Maar ook Jetje kon veel béter schrijven dan dàt en zou zéker nooit al die fouten hebben gemaakt...

Een andere sleutel zocht ze in het soort papier waarop de letters waren gekleefd. Een blad uit een gewoon schoolschrift met het watermerk van “De Zaaier” zoals alle schoolkinderen er minstens één hadden, in alle gezinnen...Daarmee kwam ze ook niet verder. En de letters waren uit “De Kustwacht” geknipt, had ze in de Lekkerbek ontdekt, toen ze daar zondag even binnenliep: zelfde soort druksel. Maar in élk café van heel de kust kon je dit blad inkijken...Hopeloos!

 Die avond kwam Leon op hun scheerzolder met zijn verrassing voor de pinnen maar het was een slag in '’t water. Een naamloze brief vol plakletters uit de gazet?        

 “"Maar Puist, dat heeft iedereen toch al eens gemaakt! En rond een kei  verpakt in de voorhof smijten, die farce is zo versleten als mijn klompen!  Al die moeite om te zeggen dat ons va nog leeft? Te stom om te helpen donderen!" ”

Hélà! Dat kon Leon niet zo maar over zijn kant laten gaan! “" Ten eerste zat er geen kei in, en ten tweede is '’t juist dat ons va nog leeft!  Ik heb hem zelf gezien!" ” Het was eruit vóór hij het wist: daar gíng zijn geheim eedverbond met Jetje!

Even viel er een pijnlijke stilte. Toen draaide Joseph zich spottend om: ”" Hoezo, g'’hebt hem gezien? ”"

Leon besefte dat hem nu enkel nog de vlucht voorwaarts overbleef: ”" Zeker weten! In Duinkerke! In een café verdomme! Hij stond achter den toog toen wij daar op schoolreis waren!" ”

Joseph keerde zich met een meewarige zucht naar de muur: ”" Ge zijt zot."”

Dat was Leon teveel:"” Tante Jetje is '’t in Duinkerke gaan controleren !" ”

“ "Slaapt, zot! Of moet ik soms eens stompen!"”  

 Plots hing Leon, steunend op zijn elleboog, over zijn broers schouder heen, en spuide fluisterend in korte heftige zinnen heel het verhaal over het spook in Duinkerke en de zinloze fietstocht van Jetje naar Veurne.

“ "Ze heeft mij in 't begin ook voor zatlap uitgemaakt, maar nooit voor zot !" ”

Waarop Joseph sneerde: ”" Da’s ook niet meer nodig, lijk gij nu doortrapt! ”" En na een korte stilte, kwaad:

" Luistert Puist! Als die smeerlap het expres aftrapte naar een Franse hoer en ons met moeder liet stikken, dan is hij in mijn ogen toch dood en begraven!  En moest hij binnen een jaar weer opduiken dan snij ik hem garantie de stroot over! "

De volgende avond ontplofte de bom. Leon was gaan voetballen met de broertjes Berkenhout in de wei van '“Ons Rustoord”' en Joseph zat aan de keukentafel zijn schooltaak te maken toen Marie van haar werk thuiskwam. Een enige gelegenheid om zijn moeder te vragen of hij die brief eens mocht lezen?

“" Wat brief?" ” Ze schrok, merkte Joseph boosaardig. En na zijn heel nauwkeurige beschrijving met veel overbodige details zei ze nukkig:" ” Och dàt? In de stoof gesmeten, hé..."” Een stomme leugen, vond ze zelf.

“ "Ja? Ha bon...En wie zou die gemaakt hebben,  denkt ge? Ge hebt toch zeker een gedacht? ...”"

“ "Bah, een farce van Jetje peins ik, om te lachen”"

Maar hij wilde zich niet als een idioot laten afschepen:"Jetje? Die weet toch dat het allemaal gelogen is! Zij is lijk ieder van ons zéker dat ons va zijn eigen heeft opgeblazen. En ze doet alle moeite om ook Leon daarvan te overtuigen."

"Waarom is dàt nodig?! Hij was er toch bij ! Wat is dàt voor zever! "

" Zever? Misschien...Want die zot denkt dat den Dis levend en wel in Duinkerke zit, bij zijn lief! Hij zou hem daar overlaatst nog gezien hebben...Jetje heeft dat uit zijn kop trachten te klappen en speciaal voor ons Leon zijn schoon ogen is ze aan een heel onderzoek begonnen, dààr in Duinkerke en in Veurne. Jetje kunt ge gerust vergeten: die schrijft zo geen brieven! "”

Hij grinnikte toen ze bijna van haar stoel viel.

“ "Watte? !...Duinkerke? ...Veurne? ...Jetje? ”..."

Met een duivels plezier deed Joseph nu heel de spookgeschiedenis van naaldje tot draadje uit de doeken.

 Nog geen kwartier later viel Marie bij Jetje binnen en Joseph hoorde haar tot de overkant van de straat roepen: waarmee die zich in godsnaam moeide verdomme, en dan nog zo achterbaks! Dàt voor een vriendin! Had ze niets beters te doen dan een kind van zijn moeder weg te trekken? En patati en patata!

Joseph wist dat het hem niet sierde maar toch moest hij er smakelijk om lachen: dat was zijn weerwraak voor haar maandenlang gekijf sinds hij uit de cadettenschool was gevlogen. Laat die twee vriendinnen elkaar maar eens flink in de haren zitten! En moeder zal nu misschien een ànder gedacht krijgen van haar Leonnetje, die zot met zijn verschijningen! Hij leek wel Bernadette van Lourdes! ...

Toen Marie uitgeraasd was zei Jetje: " Zet-je! " Ze zag nog wel wat bleek van het schrikken, maar tot bijkomende ergernis van haar opgewonden tegenspeelster was ze onder al die verwijten ijzig kalm gebleven.

" Een tas koffie? Of gaat ge zo blíjven roepen? "

" Doe geen moeite, 't is toch niet gegund! " Maar Marie ging wél aan tafel zitten. Jetje schoof zwijgend bij en liet met een grimas van 'zoals-je-wilt' de koffiekan op de stoof staan: " Is 't nu aan mij, ja? ... Luistert. Gelijk ge zegt: dat is al een tijdje aan de gang met Leon, ja. Die gast ligt volledig in de knoop, al sinds dat hem op schoolreis is geweest naar Frankrijk. Ik maak u geen verwijten dat gij van niks weet ,want met uw laat-werken komen die gasten 's avonds eerst bij mijn boterham stoom afblazen, eer gij thuis zijt. En vooraleer ze iets over hun problemen willen zeggen moeten ze erop kunnen vertrouwen dat het onder ons blijft. Wel, als IK ze kan oplossen moeten ze er u niet mee lastig vallen: g'hebt al zorgen genoeg rond uw oren. Maar ik heb moeten beloven dat heel die affaire onder ons getweeën zou blijven. En dat ben ik nog altijd van plan..."

" Wel Georgette, merci voor de confiëntie! "

" Ge neemt het lijk ge wilt, Marie. 't Enige wat ik daarover kan zeggen is hoe het begon. Want toen meester Engelborghs mij dat toevertrouwde moest hij in feite eerst bij u zijn...maar ge waart er niet."

" Engelborghs!?  Zit die er ook al tussen?!"

Terwijl Jetje in korte woorden haar eerste contact met de meester uit de doeken deed zocht ze in de lade van het buffet naar het deus-ex-machina: " Ha, hier zie, ik heb het! Wat dénkt ge dààrvan!? " En net als voordien met Leon kletste ze diens tekening van de schoolreis vóór Marie op tafel: " Herkent ge dié? "

Wat laatdunkend wierp Marie een blik op het kunstgewrocht van haar zoon: " Dis? Hij trekt er toch wat op...Achter de toog van een café??"

Nu was het de beurt aan Jetje om wat uit de hoogte te doen: " Ja, in Duinkerke, Marie. En uwe kleine gelooft mordicus dat zijn vader daar stond!  Wat zoude gij gedaan hebben als hem deze ontdekking almeteen onder ùwen neus had geduwd? ...En ge weet wat ze in het dorp vertellen over Dis en die entraîneuse uit de "Cambrinus" Héwel Marie: 't is aan u! "

Toen haar vriendin zwijgend naar de tekening blééf staren, legde Jetje uit dat zij, voor hààr part, die cafébaas hield voor een Frans familielid van Dis. En dat ze om dàt te bewijzen was gaan graven in de verre afkomst van Bompa Petré. Om daarbij  van de ene tegenstrijdigheid in de andere leugen te vallen.

" Ik weet nog de helft niet, maar vinden zàl ik! "

Marie stond stijfjes op en schepte de tekening mee van tafel: " Wel, veel chance Georgette! " Exit...

 Joseph kwam juist de barak uit toen Marie het tuinhek opende: " Leon is daarjuist komen roepen dat de soldaten in de school zijn komen kamperen met een veldkeuken en een paar tenten! Ik gaan ook eens zien! " Zo ontsnapte hij aan de uitlopers van haar "vliegende koleire" want hij wist uit ondervinding dat zij zich op hem zou afreageren. De boodschapper van slecht nieuws deelt altijd in de klappen.

Aan de jongensschool in de Duinenweg leek het wel kermis. Het krioelde er van de soldaten - zandstuivers van het zestiende Linie - die op hun dooie gemak drie vrachtwagens en een twintigtal paardenkarren aan het afladen waren. Kisten met uitrusting en dozen met voorraden werden onder geïnteresseerd commentaar van de halve dorpsjeugd in de turnzaal opgeslagen.

In de jeugdherberg 'Herwig' aan de overkant van de straat kipte boer Soete onder het toeziend oog van een sergeant-foerier nors de opgeëiste balen stro van zijn hoge hooiwagen. En een ploegje oudere jongens hielp geestdriftig bij het optrekken van de legertenten. Naar 't schijnt had de Kwartiermeester hen na afloop een pint beloofd, waardoor zij hun eretaak bazig afschermden tegen een overaanbod vreemde helpers: veel varkens maken de spoeling dun...

Joseph had niet veel zin om zich vuil te maken en kwam bij het rond drentelen tussen de dorpelingen naast de meesters Bloesaert en Denolf te staan. De oude hoofd-onderwijzer maakte zich duidelijk zorgen over wat het leger allemaal aan 'zijn' school ging verneuken. Maar de jonge Bloesaert stelde zich garant: als reserve-officier had hij al contact opgenomen met de bevelvoerende kapitein om de scherpe kantjes af te ronden. Daarbij, heel het kader verwachtte hier maar kort te blijven kantonneren:  een paar weken, hoogstens twee maanden. Dat hing van het wapengekletter in Sudetenland af, declameerde hij met een rode kop luidop en zelfzeker. Kreeg Hitler daar op één of andere manier zijn zin dan konden ze de alarmfase van 'Versterkte Vredesvoet' zonder veel broks terug afbouwen en de soldaten weer naar hun kazerne sturen. Mocht het daarentegen écht oorlog worden dan zou het leger kazematten bouwen in de duinen en de troep in de villa's op de dijk legeren: de school zou hoe dan ook vóór de kerst weer vrijgegeven worden.    

Ocharme Leonnetje, dacht Joseph: wéér een streep door zijn rekening! Want die maakte er geen geheim van dat hij ferm tegen zijn goesting aan zijn laatste jaar bij meester Denolf was begonnen: de 'Astrid' had hem helemaal in de ban! Zou dié even een kop trekken moest de oorlog uitbreken en de vissers vaarverbod krijgen! !

Joseph wilde voortlopen toen hij de hoofdonderwijzer aan zijn jonge collega hoorde vragen: "Wat denkte van de Sudeten, Georges: gaat dien Hitler er voor vechten? "

" Mijn gedacht: ja...Hij wil dat Duits gebied aanslaan, en ik zie niet wie hem zou tegenhouden. De Tsjechen hebben nu één miljoen man onder de wapens, maar den Duits vijfmaal méér!  En ondanks alle schone beloften moet Praag niet op hulp rekenen van de Britten of de Fransmans ,want dat den Duits nog massa's gasbommen heeft uit den Groten Oorlog weet het kleinste kind! En sindsdien zal hij wel nóg grotere smeerlapperij hebben uitgevonden waartegen géén masker bestand is...Ja, als Praag niet toegeeft krijgen ze zeker het spek aan hun been..."

" Och, dat ze hem al rap die paar boerendorpen weergeven, dan is hij content!  't Is tenslotte ZIJN volk!  De vrede is duizend keer méér waard! "

" Ja, maar als wij niet oppassen met Eupen-Malmedy is 't daarna aan ons!  Dat zijn óók Volksduitsers lijk hij zegt...Ik wed dat Hitler één voor één alle gebieden die ze in '18 van hem hebben afgenomen beetje bij beetje terug zal eisen."

" Vragen is nog niet krijgen, hé Georges! "

" Bah, Oostenrijk hééft hij al, en Italië zal Zuid-Tirol moeten lossen: die gaan daar zéker niet voor vechten! En mits wat drukken krijgt hij van Frankrijk den Elzas terug: een referendum zoals met Saarland en 't is gebakken! "

" De Fransman?  Die geeft niks terug! "

" Denkt gij? Premier Blum met zijn 'Front populair' heeft het Franse leger gecastreerd!  Na de slachting van de Somme en Verdun hebben de Fransmans hun buik vol van 'Mort-pour-la-Patrie'...En dan de Corridor van Polen: niemand wil sterven voor Dantzig, hé...Zo langzaam links en rechts wat pikken en binnen tien jaar heeft Hitler het oude keizerrijk hersteld, zonder dat zijn tegenstanders dààrvoor een nieuwe oorlog riskeren...Elke kleine terugvordering is nooit een oorlog waard..."

" En den Engelsman, gaat die de Duitse koloniën teruggeven, zomaar? "

Maar vóór Joseph het orakelen van meester Bloesaert verder kon afluisteren stootte Leon hem in de ribben.

" Moest gij officier zijn, zoudt ge dan ook in een tent mogen slapen  "

" Vaneigens! Zo'n ronde, heel voor mij alleen!  En hebt ge dat wit paard gezien in 't weitje, daar voor de school?  Da's van de kapitein. Op zoiets zou ik ook gereden hebben..."

" Toch jammer dat ge 't al naar de kloten hebt geholpen met dat afscheuren van de plakbrieven op de laatste stemming..."

" Zeg, begint gij ook niet te zagen lijk ons moeder hé!  Ten andere, ze heeft u naar huis gecommandeerd: de konijnenkoten moeten nog gekuist worden...Nu! "

Leon was de geschikte bliksemafleider om het rothumeur van Marie te ontladen...

 

Toen ze de kleine in de abri zag duiken, riep ze hem kortaf binnen en plantte hem nors vóór zich op een keukenstoel.

" Wat is dàt? !" Zoals ze ook Jetje had zien doen kletste ze de beruchte tekening met de vlakke hand vóór zijn neus op tafel. Hij schrok zich een bult! Hoe kwam moeder in godsnaam aan zijn gewrocht?  Of had Jetje hem verraden?

" Allee vent, rap een beetje!

Struikelend over vlugge leugens en halve waarheden bevestigde hij tenslotte in stukken en brokken Jetjes verhaal. Toen het eruit was en Marie in diep peinzen verzonk herwon hij vlug zijn kalmte. Al bij al had hij niemand kwaad gedaan met de waarheid te vertellen: hij had Dis in Duinkerken achter de toog van dat café zien staan en daarmee basta! Dat Jetje deze ontdekking mordicus wilde saboteren door uit het verleden van de Petré's een dubbelganger van het spook op te diepen, was hààr zaak! Hij had niet om haar speurtochten gevraagd. Ook al wierpen die dan wél een nieuw licht op het beeld dat hij van zijn vader koesterde...Hij besloot kalmweg moeder op zijn beurt om bevestiging te vragen, al was dat wél de rollen omkeren.

" Wist gij dat, van 't weeshuis en Vroman en zo? "

Marie schrok op, en hij moest zijn vraag tweemaal herhalen vooraleer zij begreep dat hij het niet brutaal bedoelde, en enkel met hart en ziel naar een opklaring van het enigma verlangde. Maar ze kon eenvoudigweg dat kind niet in vertrouwen nemen en scheepte hem af met de eeuwige dooddoener: " Dat gaat u niet aan, ventje, daarvoor zijt gij nog véélst te klein..."

Hij hààtte haar!

 

En hààr niet alleen. Want Leon kreeg al vlug in de gaten dat Joseph de kat de bel had aangebonden. Jetje zou nooit uit eigen vrije wil bekend hebben dat ze al maandenlang achter de rug van Marie had zitten konkelfoezen met haar zoon. Neen, hij wist het zeker: Joseph had het lont aangestoken!  Aan moeder verklapt - met kwaad opzet, natuurlijk! - wat Leon hem in bed vertrouwelijk in het oor had gefluisterd, de smeerlap!  Hem naar huis sturen met dat smoesje over het kuisen van de konijnenkoten was toch het beste bewijs, zeker! Zo zorgde die vuile verrader er voor dat broertje onmiddellijk de volle laag kreeg van dat vuurspuwend monster...

Dat hij zélf verantwoordelijk was voor het lek naar zijn broer toe, wilde hij maar node bekennen: dat was een lapsus geweest, daar op de zolder. Een verspreking, en uiteindelijk het toevertrouwen van een ontdekking onder het zegel van de geheimhouding. Zoals alles wat ze elkaar in bed toefluisterden daaronder viel! Joseph had daar nooit met moeder over mogen spreken, punt.

 Maar Jetje daarentegen kon nog minder begrip opbrengen voor zijn lapsus.

" Gijsse stommerik! Ge moet de schuld nu niet op Joseph afschuiven hé!  Ge hebt gezworen van ons verbond aan niemand te verraden en bij d'eerste kans verklapt ge alles lijk een viswijf! "

" Een viswijf?! En gij dan!  Hoe komt ons moeder aan die tekening van mij, als gij die zélf niet gegeven hebt?  Legt dàt eens uit! "

" Ik moést wel, verdomme!  Hoe kon ik ànders justifiéren dat ik al die opzoekingen naar de afkomst van Dis had ondernomen, als het niet ware om haar zoontje van een spook-obsessie te bevrijden! "

" Ja-ja en ondertussen hebt g'u samen kapotgelachen zeker, met die vliegende zot die lijk Bernadette verschijningen ziet? ...Of tóch niet? ! Omdat ge alle twee heel goed weet dat ik gelijk heb: ge moet het niét afstrijden...Ik heb moeder zwaar en lang zien peinzen toen ik zei dat ons va in Duinkerke bij een ànder wijf zat. Maar ze was veel te straf geambeteerd om dat tegen mij toe te geven! "

" Och zwijgt toch vent: ge doet me braken! Ware het niet dat ik nu al de paster voor mijn kar heb gespannen, ik liet u in uw sop stoven! "

" De paster? Wat heeft dié daar zakens mee?!"

Jetje liet even de melk zakken en zei na een diepe zucht:" Hij moet voor mij de toelating van de bisschop bekomen om de oude doopregisters van het klooster te gaan inzien. daar zal wel iets bijstaan over de ouders van Dis ,of - als hij een vondeling is - over zijn peter of meter...Maar dat kan gemakkelijk twee weken duren vooraleer ik die permissie krijg"

Leon proestte minachtend :" voor mijn part duurt het twee jaar !"


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
03-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 63
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 A40AVE CAESAR...

              Corbera, 22 september 1938.

    Achteraf beschouwd was het hele peloton Marco er nog goedkoop vanaf gekomen. Eén dode en twee zwaargekwetsten -– en dan nog allemaal Spaanse jongens van de laatste aanvullingen die ze niet eens kénden -– was een lichte tol voor zo'’n gewaagd maneuver als de vlucht uit de zak van Gandesa. Vooral als je bedenkt dat ze op de énige aftochtroute uit de stad - over een stuk van bijna één kilometer én totaal zonder verweermiddelen -– spitsroeden hadden moeten lopen. Weliswaar nog in het donker en de mist, maar toch...Enkel het idee dat je het smalle dal door moet tussen twee heuvels die de Moren de vorige dag hadden heroverd...

     Het énige alternatief ware geweest: in het stationsgebouw standhouden tot de ontvangst van een authentiek evacuatiebevel. En aangezien ze nù wisten dat dit verlossende codewoord Marco nooit bereikt zou hebben omdat de loper onderweg naar hun stelling gewond raakte, stond in-Gandesa-achterblijven gelijk met zelfmoord.

    Dat ze nu tóch nog leefden was werkelijk een dubbeltje op zijn kant geweest. Want toen de patrouille van het tweede peloton terug in de olijfboomgaard verscheen met het bericht dat de volledige 15e Brigade al was weggetrokken over het smalle pad langs de voet van heuvel 666 dreigde in hun kleine groep achterblijvers even paniek uit te breken. Tot Marco met zijn collega besloten het lot te laten beslissen en “kop of munt” gooiden. Kop: onmiddellijk en zonder bevel aansluiten bij de achterhoede. Of munt: in de boomgaard blijven wachten tot juist vóór de dageraad en dan zogenaamd onder druk van de Moren als een gesmeerde bliksem de benen nemen…. Tot ieders opluchting viel het lot op “kop” en drie minuten later waren ze in de mist verdwenen!

    Op het bewuste pad vielen ze nog op de allerlaatsten van de achterhoede: een luitenant van de Mackenzies met drie Ierse brigadisten. Zenuwachtig volk, want dààr viel die nacht hun éérste gewonde. Die Rosbiefs schrokken zó toen zij het 2e peloton plots uit de mist zagen opdoemen dat ze zonder veel vragen te stellen het vuur openden : '”Moren'” dachten ze, en vlam!

     Gelukkig verstond de kameraad-luitenant ook wat Franse vloeken zodat hij het misverstand vlug dóór had. Na een scheldtirade op 'die stomme “fucking Frogs', die volgens zijn inlichtingen al ùren geleden het kamp hadden moeten ruimen, – liet hij hen toch haastig vóórgaan. Als ze godvermiljaarde maar een beetje petrol gaven:" ” Avanti presto! Got it?  Gran vitesse, damned! Beat it man!" ” Naar zo’'n Volapuk grepen de brigadisten dikwijls als ze zich buiten hun vertrouwde kring verstaanbaar wilden maken. Marco beschouwde het als een duidelijk bevel tot de aftocht en zette er met zijn mannen flink de pas in, om niet te zeggen: de looppas!

    Zowat een kwartier later stieten ze op de staart van het gros, Amerikanen van het Lincoln-bataljon. Die kameraden wachtten, verspreid in de greppels langs de baan, gelaten hun beurt af om door de flessenhals te glippen, daar waar de vluchtweg dieper tussen de zijheuvels gekneld lag. Ze wisten dat de Moren sinds gisteren beide flanken heroverd hadden en nu in het donker op vinkenslag lagen: leuk was ànders…

    Vreemd genoeg beschoot de vijand vanuit de hoogte de aftrekkende troepen niet met zijn lichte wapens of zijn Mi'’s: vuurverbod waarschijnlijk, of misschien ook gebrek aan munitie. Enkel af en toe vuurden ze een geweergranaat naar beneden, kwestie van hun beroepsfierheid hoog te houden. De vijandelijke artillerie verkocht méér last. Die had zich overdag al op de flessenhals kunnen inschieten en legde nu een barragevuur over dat stuk weg. Niet doorlopend, maar juist voldoende om de aftrekkende troepen regelmatig in dekking te dwingen en zo het tijdschema van de ontruiming volledig in de war te sturen.

     “" Wanneer zouden wij aan de beurt komen?" ” vroeg Steiner aan Marco. Maar deze trok vermoeid de schouders op:" ” Die mannen van de Lincoln liggen hier al een uur te wachten.. Normaal hadden ze nu al hoog en breed op hun nieuwe stelling voor Corbera moeten zitten, vijf kilometer verderop.. Het loopt nu tegen drieën, binnen een uur begint de dag te klaren.. Als we er dàn nog niet door zijn zit er stront aan de knikker! ”"

     “" En weet ge waar de rest van ons bataljon zit?" ”

    “ "Die zijn al een eeuwigheid voorbij de barrage ,zei die Ierse luitenant een uur geleden..”"

     "“ Waar wachten we dan op? We kunnen toch zeggen dat we bevel hebben zo vlug mogelijk weer bij die van ons aan te sluiten?! Als we moeten wachten tot die slaapkoppen van de Lincoln opstappen, zijn we gezien! ”"

“ "Hebt ge dat alleen gevonden, Rocco?  Vergeet niet, kameraad, dat we met vijfendertig man zijn, die van het 2e peloton meegerekend. Misschien mogen die ook hun gedacht eens zeggen, ja? !"”

Maar het antwoord kwam van de Moren. Een plotse "Zoef !" deed hen verschrikt het hoofd intrekken toen de obus met een felle flits krakend de baan opbrak, een vijftig meter meer vóóruit. Vanuit het donker van de nacht kletterden de moordende kasseien in '’t rond. Steiner zag in een flits weer Ramons bloedige hersenen onder diens geplette helm uitlopen. Maar nog vóór de weergalm tussen de bergen uitstierf sloegen met veel kabaal kort na elkaar nog drie rood-flitsende granaten in en daarna nog een paar, verderop. Toen viel even weer de stilte, voor her en der de gewonden begonnen te gillen. Ze zaten in de val.

De Moren wisten zonder twijfel waar ze schuilden. Hier blijven liggen was waanzin. Een paar jongens vluchtten achteruit, al was dat ook geen oplossing.. Marco keek Steiner aan:" ” We moeten erdoor!  Groepjes van drie man, één ancien met een koppel Spanjaarden!  Martini op kop, gij dertig tellen later!  Ik zorg voor de rest en verwittig het tweede peloton!  Nu! !”"

In de bange verwarring die volgde greep Steiner twee rondkruipende aardwormen bij hun kraag, snauwde hen in zijn beste Spaans een paar bevelen toe en sleurde hen recht: ” "Anda-anda, Julio!! E rapido!" ” Vooruit, en een beetje vlug! Misschien heette die ene jongen inderdaad Julio want hij zette het op een lopen in de goede richting. Met de tweede kreeg hij meer last maar een schop onder zijn kont gaf de doorslag:" ” Anda-anda!!”."

De ren door de kloof leek wel eindeloos. Hun volle bepakking rammelde rond hun lijf en maakte vantijd zo'’n hels lawaai dat het wel een reactie van de Moren móést uitlokken. Maar méér dan af en toe een geweergranaat wilden die heren blijkbaar aan hen niet verspillen. Om beurten struikelden ze in de pikkedonkere mist over het rotsige puin op het wegdek of vielen pardoes in een bomtrechter. Als één van de rekruten buiten adem neiging vertoonde in de bedrieglijke veiligheid van zo’'n put betere tijden te willen afwachten, wist Steiner hen met een snak en een snauw vlug weer op de been te krijgen. Toen er echter wat verderop weer een paar granaten insloegen kreeg hij er zelfs met zijn geweerkolf geen beweging meer in. Al goed, want anders waren ze Martini misgelopen.

Die lag moederziel alleen in een bomtrechter waar zijn twee Spaanse rekruten hem laffelijk in de steek hadden gelaten. Voldoende bij bewustzijn om de volledige hemelbevolking bij elkaar te vloeken.

“ "Mijn verdomde poot is er aan, putain de merde!" ” Steiner moest niet ver zoeken: een scherf in de dij, zo te zien...De beslijkte broekspijp voelde warm aan van het bloed, ook al stonk het verdacht naar iets anders. Als een volleerde verpleger trok hij, zonder één ogenblik te twijfelen, Martini’s broeksriem uit en snoerde er de bil mee af terwijl de Corsicaan ondertussen verwoed alle hoeren van zijn geboorteland aanriep. Puta zus en puta zo: in vertaling vast "kinderen niet toegelaten"...

Even kreeg hij de tijd om naar hulp uit te kijken en merkte dat in het duister rondom steeds meer kleine groepjes hijgende soldaten voorbij sjokten. Kameraden van zijn peloton of reeds mannen van de Lincoln?  Hoe dan ook: niemand reageerde op zijn geroep, als ze het al hoorden. Want nu sloegen met veel gedruis regelmatig obussen in, ongeveer op de plaats vanwaar ze zojuist aan hun sprint door de kloof waren begonnen. En de struise Corsicaan alléén op zijn schoft hijsen mocht hij vergeten: die verdomde dwerg woog als lood. Daarbij,  véél aanmoedigingen kreeg hij niet:" ” Vent, Steiner, blijf met je poten van mijn lijf! Laat mij hier toch in rust creperen!" ” Die had er al een kruis over gemaakt.

Plots sprong een soldaat in hun trechter..

“" Rocco? Verdomme, waar blijft ge zo lang?! We staan al een uur te wachten!  En wat is er met die vent hier? Ha, Martini?!...Is '’t erg? "”

Marco! Steiner had de stem onmiddellijk herkend. 

"Een ferme splinter in zijn bil, misschien het been geraakt...”"

Meer uitleg moest hij niet geven:" ” We nemen hem tussen ons in!  Binnen tien minuten zijn we in de verbandplaats. Eén, twee en hóp!”"

 

Het zeulen met Martini door het donker duurde wel een ietsje langer, voor ze een hulppost langs de weg vonden. Maar de artillerie liet hen verder met rust en zohaast ze de eerste kameraden van het peloton vonden konden die hen bij het sjouwen aflossen. Marco moest dringend de leiding over de treurige resten van zijn troep herwinnen vooraleer kon worden afgemarcheerd. Maar Steiner bleef bij Martini tot hij voor hem een plaatsje kon veroveren in een wegrijdende ambulance. De man was ondertussen al erg verzwakt en veel van zijn branie kwijt. Het laatste wat Steiner hem schor hoorde kreunen was:" ”Grazié mille, amice Rocco mio...”"  Zijn moedertaal.

Terug bij de troep leek de oorlog wel voorbij. Het flitste al minder hevig achter hun rug en het gerommel van het front doofde langzaam uit. Ze zetten er een flinke pas in, richting morgenrood, en gaandeweg sloten meer verloren schapen bij hun peloton aan. Nu kwamen ook de tongen los en werd het mysterie opgehelderd waarom de Moren hen in de kloof niet met hun lichte wapens hadden bestookt. De Lincolns hadden er één gevangen kunnen nemen en die wist te vertellen dat de vijand bij zijn doorbraak naar de 666 en de herovering van deze berg zijn laatste kogels had opgebruikt. Deze zat dus vannacht in hetzelfde schuitje als de aftrekkende brigades die vóór zijn neus door de kloof glipten: zonder munitie voor de geweren!

Hoe het nu verder moest wist in feite geen kat. Iedereen sprak over de komende ontbinding als het resultaat van duister politiek touwtrekken op hoog Europees niveau. Maar dat vadertje Stalin hen daarbij smadelijk in de steek liet durfde nog niemand te uiten. De Lincolns beweerden dat hùn ontbinding voorzien was voor 1 oktober, dus binnen een goede week, maar dat ze aan het front zouden blijven tot de Armada popular hen kon aflossen. Een aflossing die, zolang het Franco-offensief voortduurde, niet zomaar voor de hand lag, moesten ze toegeven...

Maar éénmaal uit de frontlijn genomen zouden ze in een kamp aan de zee op kosten van de republiek tot rust mogen komen, in afwachting van hun repatriëring. En over dit aspect kweekte zo iedereen zijn eigen visioenen,  meestal een zwoele cocktail van veel geld, veel vrouwen en veel drank, omkaderd met stomendwarme baden en een breed zacht bed. Zo ongeveer had ook Marco het hem overlaatst nog voorgespiegeld, toen ze nog in het station op het evacuatiebevel wachtten. Het leek wel reeds een eeuw geleden...

 

Toen drie uur later de dag door de karmijnen morgennevels brak viel de ontnuchtering als een koud stortbad op hun nek. Na de lange mars lagen ze nog maar pas in een klaverveld uit te blazen of Marco en zijn collega van het 2e peloton werden op het matje geroepen bij de compagniecommandant die, iets van de weg af, kwartier had gemaakt in een deels uitgebrande hoeve. Het weerzien van de verloren zonen moet niet erg hartelijk verlopen zijn, want toen de twee kort daarop wat bleekjes terugkwamen kon er geen lachje meer af. Later hoorde Steiner dat ze van alles wat tijdens de aftocht was misgelopen de schuld hadden gekregen. Het woord ‘Krijgsraad’ was niét gevallen maar het scheelde toch niet veel. Wél kregen ze de trieste eer de dreigende doorbraak van de vijand op te vangen juist voor het dorpje Corbera, een negorij die ze op een kilometer daar vandaan zagen branden. Bevel: ” Niet wijken, de rest van het bataljon volgt ter versterking binnen het uur. Looppas! ” En met welke munitie, verdomme? ! Geen nood: vlak bij de eerste hutten zouden ze, tussen de resten van een gebombardeerde bevoorradingscolonne, een kar vol kisten met geweerpatronen vinden. In de greppel naast de baan. ..Met twee dode paarden bespannen: als ze op de stank afgingen, konden ze niet mislopen...Iedereen begreep dat dit een “'Himmelfahrt-kommando”' betekende, waarvan maar weinigen zouden weerkeren. De jonge wijsneus die naast Steiner liep had hem veelbetekenend aangekeken en met trillende stem iets in het Italiaans gedeclameerd dat klonk als “"Avé Césaré, morituré té salutante...”" Maar zijn kop stond er niet naar om een vertaling te vragen.

    De volgende drie dagen en drie nachten vochten de vijf Internationale Brigades samen ononderbroken schouder aan schouder om de Moren uit Corbera te houden. Vergeefs. Tegen de overmacht van de vijandelijke artillerie en de aanhoudende luchtaanvallen stonden ze op den duur machteloos en moesten ze voet voor voet wijken.

Bij het krieken van de vierde dag konden ze vanop de heuvels van de Sierra de Caballs een laatste blik werpen op de rokende puinen van Corbera, twee kilometer noordwaarts in het dal. ‘Ze’, dat waren onder andere de rest van peloton Marco: vier man. Steiner, die een slag van de molen had gekregen en bang steeds zijn eigen naam herhaalde: " Ich bin Ruddy Steiner...Ich bin Ruddy Steiner" als een laatste houvast...Marco zat naast hem op een rotsblok, ineengezakt, de knuisten klauwend in zijn haar. Naast hem op de grond zat de Spaanse rekruut die Juan heette en een paar dagen geleden nog vlot latijn declameerde maar nu vreselijk stotterde. En als laatste een zekere Meunier, een ancien van de tweede sectie die Steiner nooit was opgevallen. Die vent lag ook nu weer te slapen alsof het hem allemaal niet kon schelen. Vier man, dat was alles...De anderen waren één voor één gevallen: dood, of gewond afgevoerd. De meesten de eerste dag al, toen ze de doorbraak moesten afstoppen. Een hecatombe. En de nacht daarop was het gros van hun Spaanse rekruten overgelopen naar de vijand. Stank voor dank, had Steiner gesakkerd.

Hij kon ze, achteraf beschouwd, geen ongelijk geven , en het leverde hem zijn eerste en laatste bevordering op. Omdat zijn collega van het àndere peloton was uitgevallen voerde Marco het bevel over alle overlevenden samen. Met deze 21 man vormde hij vlug drie secties en benoemde Steiner in de loop van de tweede nacht tot sergeant van de afdeling mitrailleurs. Geen écht cadeau, want de Moren kozen deze machinegeweren bij voorkeur als doel voor hun kanonnen. Met het gevolg dat gisterenavond Steiners laatste MG een voltreffer kreeg. Jammer, want een paar uur later konden de Internationale Brigades terugtrekken achter het nieuwe front dat het Volksleger in de uitlopers van de Sierra de Caballs had opgebouwd.              

En daarmee konden ze "van het toneel verdwijnen" zij het zonder applaus: de Moor had zijn plicht gedaan, de Moor kon gaan...Vier zombies, uiterlijk ongeschonden - op Steiners oorschelp na - maar binnenin een puinhoop. Voor hén was de bloedige Spaanse burgeroorlog hier en nu ten einde, ook al zouden de communistische die-hards de doodstrijd van de republiek nog een half jaar rekken.

" Verzameling voor de afmars! !" Van de veertig brigadisten waarmee Marco op de kop drie maand geleden de Ebro was overgestoken en de vele Spaanse vervangers die onderweg zijn uitgedunde rangen hadden aangevuld, konden er die morgen van 26 september nog drie op hun benen staan. De vierde, Meunier lag, zoals gezegd, voor dood te maffen. En, afgaand op het snokken van zijn benen, heerlijk te dromen van de soldatenmeisjes van Tarragona...  

Een jaloerse schop in zijn lenden maakte daar een eind aan :"Verzamelen !".

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
03-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 62
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A39:  ALLES KRAAKT.

                Westende, 11 september 1938.

Het overlijden van Dreetje Trotsaert kwam als een verlossing want iedereen wist welke helse doodstrijd het kleine ventje had geleverd. Na een maandenlange aftakeling, zeven dagen en zeven nachten aan-één-stuk-door hoesten en krochten om de bloedfluimen uit zijn verteerde longen te krijgen en voelen dat hij er tóch langzaam maar zeker in stikte...De Heer had hem niet gespaard, zegden de kwezels. En zelfs de onderpastoor had het in zijn eerste catecheseles van het nieuwe schooljaar heel moeilijk om de klas van meester Denolf te overtuigen dat de marteldood van ons Dreetje de Heer welgevallig was.

Normaal zou de klas zoals gewoonlijk een rozenkrans gebeden hebben aan het bed van de stervende maar dokter Leunders stelde zijn veto. De kleine lag onder de bloedpuisten en niemand wist hoe besmettelijk dat kon zijn... De schrik voor “De Rode Pest” zat er diep in. De zieleherder moest dus genoegen nemen met een klassikale bidstonde voor het tuinhek van het sterfhuis, wat in feite niemand bevredigde. De Kerk niét, en de jongens nog minder. Want die waren razend nieuwsgierig of hun maat daar boven achter het gesloten venstertje er werkelijk zo afzichtelijk uitzag als werd gefezeld...

Door dit dramatische overlijden kon ook Leon niet meegaan met de Jong-Dinaso’s van Nieuwpoort die deelnamen aan de tweedaagse “7e Landdag” van de beweging in Gent. Veel had hij blijkbaar niet gemist, volgens het ontmoedigde commentaar van meester Engelborghs, een goede week later. Volk was er genoeg geweest, teveel zelfs, maar over de komende Dietse revolutie werd er met geen woord meer gerept. Vroeger hingen er naast de oranje-blanje-bleu vaandels van het Verdinaso al eens een paar leeuwenvlaggen die verwezen naar de oude Frontbeweging, maar die hadden ze nu vervangen door de Belgische driekleur! In de zaal prijkten opschriften in het Frans en één van de toespraken werd zelfs in die vervloekte taal gehouden! De meester begreep er geen snars meer van: hoe kon de Leider zó de Belgicistische toer op gaan als hier aan de kust het Nederlands per dag nog duizendmaal verkracht werd?! Van Severen had wél, wegens de oorlogsdreiging, uitdrukkelijk gepleit voor neutraliteit en een Belgisch-Nederlands militair verbond, maar dat noemde de meester een doekje voor het bloeden. Deze zevende landdag konden ze best zo vlug mogelijk vergeten, vond Engelborghs. En als de Leider nog zo'’n paar rare kronkels wilde vertonen dan was hij dringend aan grote vakantie toe!

Op de begrafenis van Dreetje, diezelfde zaterdag,  was ook veel volk komen kijken, de drie klassen van meester Denolf op kop. Zelfs uit Lombardzijde kwamen er nieuwsgierigen af op de morbide show rond “de Rode Pest”. Maar net zoals op de landdag in Gent kon de helft van het publiek in de kerk zich niet vinden in de uitvaartrede van meneer pastoor. Die had het doorlopend over het zaligmakende martelarenschap van den Dree die door den Heer was uitverkoren om aan Zijn rechterzijde te zetelen. Als ze om dit voorbehouden zitje te verdienen eerst zo zwaar moesten afzien, gaven de meesten stilzwijgend de voorkeur aan plaatsjes op “den uil”...

Na de begrafenis mocht Leon een hap eten bij Jetje, want Marie was nog van dienst in “Ons Rustoord”. Om de bedrukte stemming van de kleine wat op te fleuren besloot ze het resultaat van haar fietstocht naar Veurne maar voor de leeuwen te gooien. Leon luisterde met moeite naar haar ingewikkelde uitleg over het verschil tussen vondelingen, wezen en door onwaardige moeders afgestane of verlaten kinderen. Toen ze ook nog de door de rechter geplaatste sukkels erbij sleurde, onderbrak hij haar nors:”" Tante Jetje, wat heeft dat allemaal uitstaans met mijn pa?!”"

“" Verstaat ge dat niet? Als Dis in '’t weeshuis is opgegroeid was ’'t omdat zijn ouders, of minstens zijn moeder, niet meer voor hem konden zorgen. Mijn vriendin op '’t stadhuis moet het nog controleren, maar van tien-negen waren ze dood, kort nà of zelfs bíj de geboorte."”

“ "Bon, voor mij niet gelaten!  Maar als die boma Vroman -– laat ons haar zo noemen -– bij de geboorte van Dis stierf kan zij hem ook geen broers meer gegeven hebben. Er is dus geen familie die voor spook heeft kunnen spelen in Duinkerke, buiten mijn pa zelve!  Dat is wat ik u al maanden aan een stuk tracht wijs te maken en nu moet ge eindelijk kop leggen. '’t Zal zo een beetje tijd gaan worden!" ”

“"Ow-Ow, jongen!  Niet zo rap, hé!  Die moeder kon vroeger, vóór de Dis, nog àndere kinderen gekregen hebben. En dat ze bij de geboorte stierf weten we nog niet zeker: da’s maar een suppositie van mijn vriendin, hé!  Voor hetzelfde geld kan dat meisje Vroman, als gevallen dochter nà die geheime bevalling in het klooster, later tóch getrouwd zijn met de natuurlijke vader van Dis om nog een hoop kinderen te krijgen. Eén daarvan is nu  waarschijnlijk opgedoken als jouw “spook”: een broer of halfbroer van uw vader...”"

“ "Och tante Jetje ,ge draait rond de pot!  Ge zijt van niets zeker..."”

“ "Bon-bon, g'’hebt gelijk: we zijn er nog lange niet uit. Maar van één ding moogt ge wél zeker zijn: ik ga terug naar Veurne dat mysterie oplossen, ook tegen uw goesting, keikop!  Of ge ként mij nog niet goed! ”

 

De avond na de begrafenis gaf pater Morillon van de Vlaamse Katholieke Filmspreiding zijn driemaandelijkse ambulante cinemavoorstelling in "Den “Tap"”, een oude legerbarak die al jaren dienst deed als parochiale feestzaal. Dat evenement, één van de vaste pijlers van het plaatselijke amusementsleven, lag al weken op voorhand vast en kon, ondanks de rouw om Dreetje, onmogelijk verschoven worden. Hoogstens afgelast, maar de pastoor wilde het risico niet lopen op een schisma in zijn kudde. De mensen wilden rouwen en vasten als het moest, maar niet tijdens de feestdagen. En om uitspattingen te vermijden op de kermis, die volgende week in het dorp zou staan, kon beter nu reeds wat stoom worden afgeblazen. Nog afgezien van de stevige winst die de kantine van de Tap opbracht op deze cultuurnamiddagen van de “filmpater”.

Zo’'n voorstelling verliep altijd volgens hetzelfde stramien. Van drie tot zes een kinderprogramma, met eerst tekenfilms van Mickey, Popeye of De Drie Varkens, en vervolgens een paar kluchten van Charly, Laurel en Hardy en de Keystone Cops. Een interactief gebeuren waarbij de bengels uitbundig meekraaiden telkens de haan van Pathé op de begin- en eindgeneriek verscheen. De grootsten onder hen waagden het zelfs tijdens de trillende witte aanloopstrook met vuist- en vingerwerk in de straal van de projector bangelijke schaduwen van slangen, wolven en roofvogels op het doek te werpen.

Om het publiek na het kinderprogramma ter plekke te binden wilde de pastoor de innerlijke mens niet vergeten. Voor een snelle hap in de vooravond kon het volk terecht bij het kampvuur van de scouts van Sint-Laurentius, op de wei àchter de Tap. Veel moest dat niet zijn, gezien de tonnen bier dat het al gezwolgen had:  gepofte aardappelen met mosterd, zoute haring met mosterd of bloedworst met...jawel. Meteen een goede gelegenheid om in de haag je maag te lichten. De meeste kinderen werden na dat festijn zedig huiswaarts gestuurd.

De avondvoorstelling begon om halfacht met een opgewekte documentaire, meestal over de missies of de Spaanse Burgeroorlog, stukken uit vorige Pathé-journaals genre ‘best-of-the-year’, en de hoofdfilm. Dat was gegarandeerd een tranerig oeuvre van minstens tien jaar oud en dus klankloos, met zwaar geschminkt krapuul en wanhopige geliefden. Iedere tien seconden verscheen er wit op zwart een met slingers omkaderde tekst die door de filmpater met de losse pols simultaan vertaald werd in een Gents dialect en waaruit het publiek kon halen wat het wilde. Ook de vrouwelijke noodkreten of de liefdesverklaringen van de maagden brulde de dikbuik even onverschrokken door de luidspreker als het slijmerig gekonkelfoes van de gepommadeerde verleider. Wat de helderheid van de romance niet altijd ten goede kwam.              .     Door de vele filmbreuken en het terugspoelen of omruilen van de bobijnen durfde zo’'n avond nogal eens uitlopen. Maar deze wisselvallige pauzes gaven de ouders -– op aandringen van de onderpastoor - de kans gaandeweg de jongste toeschouwers uit het publiek te plukken en naar bed te sturen wegens hun te hoog toerental. Want in de hoofdfilm kon wel eens een kuise kus gewisseld worden, meestal op het einde, wat hem ongeschikt maakte voor puberale kijkers.

Leon had zijn Olgatje kunnen strikken om nà de laatste klucht van Buster Keaton en de eerste gepofte aardappel een wandelingetje te maken in het “wolvenbos” achter het scoutskamp. Ze waren hier ook wel niet alleen, maar toch stukken méér op hun gemak dan in de overvolle parochiekantine. En in de blauwe schemer van de dennen lonkte meer verboden romantiek dan in de zwoele pastels van de nazomerse zonsondergang rond het kampvuur.

Zohaast Olga de geschikte boomstam had gevonden om tegen te leunen plantte ze Leon kordaat vóór zich als om in zijn ogen te peilen hoe ver hij hoopte te gaan. O.K., een natte kus was al een goed begin...Ook al smaakte hij dan wat naar zure mosterd en groene Belga.

Verder geraakten ze echter niet. Met een plots gedruis door het kreupelhout verbrak een schuimbekkend monster de betovering van hun kalverliefde, onmiddellijk gevolgd door een tweede!  Miljaardedju, haar rotbroers Roland en Robert Erte snelden hun maagdelijke zuster ter hulp!

“ "Gauw!  Oeste!  Naar huis!  Ons moeder is u aan ’'t zoeken!  Rap-rap, of er staat u wat te wachten!" ” En terwijl zijn Olgatje zich gewillig en lachend door haar jongste broer liet meetrekken dekte Roland dreigend de aftocht. Hij was twee jaar ouder dan Leon maar dat zou deze niet belet hebben voor zijn Dulcinéa in het strijdperk te treden, had dat gegiechel van zijn lief hem niet alle drang tot vechten ontnomen. Die scheen het abrupt afbreken van hun minnekozen zelfs plezant te vinden!  En wat de avond compleet vergalde was het dreigement dat Roland hem tot afscheid in het gezicht wierp:"” En durft niet meer omtrent mijn zuster komen of mijn moeder gaat naar de garde! ”"

Verdomme, de garde! Onzaliger gedachtenis!  Nog méér zever met die vent kon hij missen als kiespijn!

 

Het liefdeleven van Joseph verliep de eerste veertien dagen van het nieuwe schooljaar wat minder geanimeerd. Hij zag elke morgen vanop de tram naar Oostende Nadine uit het wachtzaaltje van het station van “Westende-Bains” komen en altijd opstappen in het rijtuig waar hij niét zat. En in Middelkerke kwam haar vriendin er bij zitten die schijnbaar al haar interesse opeiste. Met andere woorden: zijn oude flirt zag hém niet meer staan als hij het goed begreep...

Ook goed: als zij het zó wilde spelen, voor hém géén probleem!  Veel amoureuze perikelen die zijn aanpassing aan de nieuwe school zouden kunnen verstoren hoefde hij dus niet te vrezen. Niet dat hij deze quarantaine zo leuk vond, want de eerste dagen vrat het een flink gat in zijn eigenliefde. Maar er viel mee te leven. En in Oostende liepen massa'’s schoolmeisjes los rond, had hij al gemerkt, die hem stijfden in zijn besluit om van zijn nieuwe vrijheid volop te profiteren. Met het gedwongen afwerpen van het disciplinaire keurslijf, waarin de cadettenschool hem al die jaren had geprangd, zou hij alvast geen moeite hebben! En als die blonde bleekscheet met haar 'Primeurs' dacht dat hij uit 'LeDeVeDe' (kinderlijke code voor 'LiefDeVerDriet') voor haar in een hoekje zou wegkwijnen, geloofde ze vast nog in sinterklaas!  Miljaarde! Einde van de week was het kermis in ‘t dorp: daar kon hij al eens ’'t één en ’'t ander laten zien waar ze niet goéd van zou zijn!

 

Maar die zaterdag, tussen de toeters en bellen van de molens en het knallen van het schietkraam, viel het hem al direct op dat hij zónder zijn stijfgestreken cadettenuniform héél wat minder aandacht kreeg van het loslopende vrouwvolk. Vroeger keken alle mokkels hem vrank in de ogen, de enen al wat uitdagender dan de anderen, en ze schenen hem allemaal te kénnen, om niet te zeggen: te willen... Keus genoeg!  

Dat leek nu wel voltooid verleden tijd. Want hij moest zich al flink aanstellen of wat harder roepen dan de boerenpummels uit het omliggende om nog de geïnteresseerde blikken van de krolse maagden te trekken...En wat hem diep in zijn hart het ergste kwetste: meestal gingen die hufters tóch nog met de buit lopen!  Hij zocht de oorzaak van zijn blauwtjes tenslotte bij zijn belabberde financies. Met de zakcent die hij vroeger op de cadettenschool kreeg kon hij, mits wat sparen, op de jaarlijkse dorpskermis zonder al te veel moeite zijn stand ophouden. Maar die bron van inkomsten was ondertussen drooggevallen en aan zijn geheime spaarpot met achterovergedrukt drinkgeld verdiend als commissionair bij De Handt wilde hij voorlopig niet raken. Toch niet om die onnozele geiten uit het dorp vrij te houden, hé!  Niet overdrijven! Aan de meisjes in Oostende kon dat nuttiger besteed worden.

 Telkens hij Nadine met een vriendin in het vizier kreeg overviel hij één van zijn makkers met een uitbundig vertelsel waar hard mee gelachen moest worden. Maar eindeloos kon deze maskerade niet volgehouden worden. En zohaast hij haar naar huis zag fietsen, brak hij ook op: de lol was eraf...

Zondagmorgen na de hoogmis peilde hij voorzichtig bij Leon of die hem niet wat kon lenen. Maar broerlief deed nogal stroef wegens zijn geschil met de familie Erte en Joseph weigerde voor die paar frank op zijn buik te kruipen. Bij zijn moeder moest hij met zo'’n vraag ook niet aankomen, wist hij, want dat gezaag over zijn vergooide loopbaan bij het leger kende hij ondertussen al van buiten!  Hij besloot daarom het onnozele kermis-gedoe die zondag wat van op afstand gade te slaan, en de bank vóór het café '“De Tramstatie'” leek hem daarvoor een prima uitkijkpost.

Marie en Jetje waren zich binnen aan een tafeltje met twee koppels uit de Bassevillestraat goed aan '’t amuseren. Zijn tante had aardig wat moeten zagen om Marie mee te krijgen. "“ Dat past niet voor een vrouwmens dat nog in de rouw is!" ” hoorde Joseph zijn moeder thuis in de keuken nog zeggen. Maar Jetje was in een hoongelach uitgebarsten:         

“ In de rouw! Voor den Dis?! Maar mens toch, de helft van '’t dorp beweert dat Dis de beest uithangt met een nette Française in Duinkerke en d'‘andere helft zag hem flierefluiten in Bray-Dunes! " Wat gij u nog aantrekt!" ” Niet deze uitspraak schokte Joseph het meest, maar wél dat zijn moeder zo vlug de duimen legde: "Als ge maar weet dat ik niét dans, hé! ”..."

De dikke rookbalken die de zon schuin door de hoge vensters van de overvolle gelagzaal wierp hingen als witte sluiergordijnen dwars tussen ’'t volk en verborg  de drukke feestvierders aan de overzijde in een mistig isolement. Het muurhoge mortierorgel in de achterzaal tingeltangelde er lustig op los en je moest al flink schreeuwen om je verstaanbaar te maken.

Marie had al in maanden geen pint meer gedronken en uit de flitsen die Joseph in de loop van de namiddag van haar opving kon hij met zekerheid afleiden dat ze morgen met een poes zou zitten van hier tot ginder...

Tegen zessen was Jetje even naar buiten komen uitwaaien en had Joseph getrakteerd op een grote zak fritten van twee frank. Maar omdat ook zij al flink in de wind was besloot Joseph kort daarop de aftocht te blazen naar huis. Hij walgde van zatlappen in '’t algemeen en van dronken vrouwen in ’'t bijzonder. En zoals de wind nu stond zag hij die twee liever niet over de cafédrempel struikelen...

 

Kort voor sluitingsuur van de kramen trokken de vriendinnen langs de Zeelaan stijfgearmd huiswaarts. Deze omstrengeling had alles te maken met hun wankele stap en minder met de harmonie van hun gevoelens...Want daar was zwaar weer op komst, net zoals ook de inktzwarte wolken boven de duinen en de bliksems ver boven zee weinig goeds voorspelden...

Zoals te verwachten had Jetje rond een uur of zeven, na het vertrek van Joseph, Marie tóch in de piste gekregen en met haar alle smartlappen van het repertoire afgewerkt. Het begon braaf met een dubbele wals:'”Twee ogen zo blauw'” en '“Daar bij die molen”'. Maar toen ze merkten dat noch de buren aan hun tafel noch de andere klanten aanstoot namen, geraakte Jetje op dreef. Marie had in den beginne wat koel meegesjokkeld maar gaandeweg de remmen van de christelijke welvoeglijkheid losgegooid. Java, one-step en Boston volgden elkaar steeds vlugger op en Jetje liet haar in de tussentijden nauwelijks op adem komen of bijtanken. Marie zag regelmatig de garde bij de tussendeur opduiken en een vies gezicht trekken, want Jetje raakte steeds beter op dreef en had enkel ogen voor hààr. Dat moést slecht aflopen...

Tegen negenen voelde Marie geen voeten meer en begon steeds meer dansjes te weigeren. En zoals ze verwachtte kon Jetje daar niét mee lachen. Toen de sfeer helemaal dreigde te verzuren stapte Marie bleek en onzeker op en ze was, waggelend tussen de laatste kermisbeesten, al de halve dorpsstraat uitgesukkeld vóór Jetje haar zwaar hijgend inhaalde. Er vielen een paar harde woorden over en weer, zattekullenpraat, tot ze zich ten slotte in het zicht van Jan en Alleman weer omslachtig verzoenden.

Langs de kaarsrechte Zeelaan tot thuis waren het normaal twaalfhonderd stappen, dat wisten ze al van kindsbeen af. Al zig-zag slingerend over en weer, vast het dubbele...Eindeloos veel, in elk geval. En hoe stevig ze elkaar ook '“kabasten'”,erg vlug schoten ze niet op, vooral nu Jetje haar inzinking kreeg en huilerig haar gemoed begon te luchten. Dat ze geen échte vriendinnen meer waren, en Marie nooit nog eens een lief woordje zei, lijk vroeger. Hoe lang was het al geleden dat ze haar nog Keuntje” had genoemd?  Of “Me Zoetje, me Tootje, me Gatje”?

“ "Och zwijgt, zotte Trien!  Toen waren we vijftien jaar!  Waar gij nog over spreekt!"” Bij Marie begonnen de dranknevels langzaam op te trekken en kreeg ze weer een beetje greep op de toestand, hoe belabberd die er ook uitzag. Ze waren nog niet eens halfweg, stevig in de wind en tot overmaat van ramp voelde ze de eerste dikke onweersdroppen al inslaan.

Als ze niet opschoten zouden ze verzuipen nog voor ze de hoek van hun straat bereikten en onderweg viel weinig te schuilen. Tot “'Ons Rustoord'” lag de Zeelaan omzoomd door een losse lintbebouwing van werkmanshuizen. Daar waagde Marie zich met Jetje niet in een portiek want die zou wel eens luidruchtig van gedachten kunnen wisselen met de gestoorde bewoners. Enkel het afdakje boven de poort van de vakantiekolonie kon beschutting geven tegen de vlaag die nu dreigend kwam opzetten.

Ze haalden het niet. Vooral Jetje wilde eerst als een blinde, met gesloten ogen en opgeheven gezicht in haar uitgestrekte hand de dikke druppels voelen kletsen vooraleer toe te geven dat het inderdaad goot. En toen ze tenslotte in de luwte van de ingangspoort samendrumden, kleefden hun feestkrullen in natte slierten op hun wangen en plakten hun bloemenjurken vormeloos tegen hun billen.

Toen kreeg Marie het onzalige idee haar rok vooraan op te schorten om het verfrommelde katoentje in de vuisten droog te knijpen. Jetje scheen plots uit haar roes te ontwaken, wierp haar arm in een houdgreep om Marie’s nek en perste een lange volle zoen op haar mond.

“ "Zat kanon, verdomme!  Houd uw manieren!"”

“ "Ziet ge mij nog gaarne?  Toe, zegt dat ge mij nog gaarne ziet!" ” En haar klauw graaide brutaal in het natte décolleté van haar vriendin.

“ "Hé zeg!  Poten thuis hé!  Blijft van m’'n tette, Georgette...” Plots barstten beiden in wild lachen uit."

“ "Toe, zegt zo nog eens lijk vroeger: ’Me Keuntje, ik zien u zo gaarne’ Allee, toe! ..."”

Marie zuchtte ongeduldig :"Allee zagetrien ...Me Keuntje ik zie u zo gaarne...Is ’'t zo goed?”

"“ En geeft mij nu een tootje, een écht!" ”

“" Georgette, ge zijt zat en g'’hangt mijn voeten uit met die zever! Vooruit, naar uw bed!"”

Maar Jetje bleef maar zagen voor een kusje tot Marie het op haar heupen kreeg :" Georgette, ge gaat braaf mee, of ge kunt alleen trachten uw nest te vinden, verstaan?! Ik ben het nu beu!" ” En ruw duwde ze haar vriendin van zich af. Die zonk op haar knieën in de pletsende regen en begon te snikken :”" Me Gatje...Moet ik al knielen...om een tootje te krijgen? ”...

“ "Stikt! "” zei Marie en liep kwaad weg. Maar Jetje wilde niet zomaar gedumpt worden :"Me Gatje! Blijft bij mij!... Of hebt ge misschien liever een vuile vent aan uw lijf?!... Marie, wacht op mij!" ” Maar die liep straal verder, ongevoelig voor de bui.

“" Marie, wacht op mij! "” Ze kroop moeizaam recht. “"Of ge hebt misschien liever die smeerlap van een Rudolf, hé!" ” Even hield Marie verrast de pas in, maar stapte toen onverbiddelijk voort. Tegen de afslag naar de Bassevillestraat had Jetje er iets anders op gevonden om haar vriendin te jennen. "“ Rudolf, Rudolf! "” dreinde ze aanhoudend met een schel pesterig kinderstemmetje. Maar toen Marie haar volkomen negeerde en er een vaste stap inzette riep Jetje haar steeds harder achterna :"Ru-dolf!Ru-dolf!"” ,allengs de twee-tonige hoorn van de kusttram naäpend. Als in trance slofte ze zo voort naar huis.

Plots schrok ze op: Marie versperde haar dreigend de weg met een afgebeten "‘Houdt uw muil, zat wijf!  Straks maakt ge verdimme de kinders nog wakker!" ’. Maar toen ze zeurend haar geroep hervatte, kreeg ze onverwacht een harde mep om de oren:" ” Zwijgt verdomme ,zeg ik u"! ”

Toen Marie de tranen opmerkte kreeg ze plots medelijden en greep haar vriendin weer bij de arm:”" Komt gauw, dat ik u in bedde leg..."”

 

De volgende morgen, toen Marie haar stoep stond te schuren, zag ze Jetje aan de overkant buiten komen, pijnlijk tegen de zon knipperen en dan nors een prei uit haar voorhof trekken.

“ Oei, die is weinig van zeggen...” dacht ze, en toen hardop: "Hebt ge al een tas koffie gehad? ...Komt anders bij mij: ik heb juist verse gezet...”"

“" Neen, merci mens, ik kan vandaag geen volk meer zién... Met zo’'n kop kruip ik liever terug in mijn beddebak.”" Kortaf. Dat incident met ‘Rudolf’ lag haar nog zwaar op de maag, zo te zien.

In feite zouden ze getweeën die stomme muilpeer nooit helemaal kunnen verteren...

 

Drie dagen later, toen Leon '’s morgens vroeg fluitend naar school vertrok, viel hij na een minuut opnieuw de keuken binnen.

“"Ziet hier wat ik in den hof vind! Een zotte brief vol plaksels! Met gazettenletters... Zeker van een klein kind..”"

Hij moest het zijn moeder bijna onder de neus duwen vooraleer die er wat aandacht wou aan schenken. Maar zohaast ze de eerste woorden had ontcijferd, rukte ze het papier uit zijn handen. Met horten en stoten spelde ze de chaotische tekst:

iS D en DIEs PetREe eChtig dooD Lijk GIJ zeCHgt?

M akt da  de hanZE wIJs.

                          WiE liEPt uiT den DuIN aCHTer den sLag dat GIJ  pEIst?                ++                       geBaARt  nie  Van  KroMmenAAs MariA!

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
02-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-05-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 61
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A38 ONTBINDING?                                         

          Gandesa, 3 september ’38.

Het deed pijn aan het hart om er zich bij neer te leggen dat de bloedrode vlag van de roemrijke 15. Internationale Brigade nooit boven de smeulende resten van Gandesa zou wapperen. Zoveel was nu wel duidelijk. Niet dat dit achterlijke nest militair nog veel belang had. Voor zover ze vanuit hun keldergat konden zien lagen alle straten vol puinhopen en zelfs de doorschoten kerktoren stond op instorten. Het was als strategisch wegenknooppunt waardeloos en wie met gerij door het stadje zou willen trekken kon het - door de met puin versperde straten - voorlopig zéker vergeten!  

Dit puinveld zouden ze met plezier aan de vijand nalaten indien ze eerst niet zoveel moeite hadden gedaan om het te veroveren. Al die opgeofferde mensenlevens, het mateloos vergoten bloed, de geleden pijnlijke ontberingen...voor niets!     

Een overwinning, ja, dàt zalft de wonden en doet dergelijke emotionele schokken vlug vergeten. Maar bij een mislukking komen ze des te harder aan en vreet de twijfel of al dit bloedig leed, koel beschouwd , wel de moeite waard was.

De zwaarste morele klap kregen ze rond de middag. Tijdens de eindeloze uren van de dageraad en de druilerige morgen hadden ze op de toppen van hun zenuwen hun frustratie verbeten. Een stormloop van die bruine wilden opvangen met niets dan een bajonet betekende hoe dan ook het einde, hoe stoer de anciens zich ook voordeden om hun jonge onervaren Spaanse rekruten niet te doen doorslaan. In de schijthoek van de kelder zat er al één te grienen en een andere stond naast de uitkijk met dichtgeknepen ogen aan zijn paternoster te friemelen.

Marco liet nors begaan. Hij wist uit ondervinding dat een brutaal ter orde roepen de meesten over de klif zou jagen en dan waren ze nog verder van huis. In de loop van de voormiddag merkten ze ten andere dat de vijand zijn artillerievuur geleidelijk verder naar achter had verlegd, meer op de grote steenweg waarlangs de 15°I.B. vanavond hoopte ordelijk terug te kunnen trekken...Maar naar wat ze vernamen over de anarchie bij de staf van hun brigade ,was er weinig kans dat deze tweede poging daartoe zou willen lukken...En ook ten noorden van de steenweg, in de heuvels rond de Monte Gaeta, leek de slag al te zijn losgebarsten. Enfin, beter dààr dan hier, besloot hij fatalistisch !

Nu de bommenregen op het station emplacement geluwd was, wilde Marco zijn anciens buiten, achter het gebouw in stelling zetten waar ze met de bajonet een eerlijke kans zouden hebben tegen de Moren. De Spaanse melkmuilen hield hij in de kelder omdat ze toch niet met het blanke wapen konden omgaan en zo minder kans kregen om onverhoeds de benen te nemen.

Zijn bevelen waren nog niet koud of de loper van de compagnie bracht een nieuwe lading noodtijdingen. Kogels waren er nog steeds niet, maar daar hadden ze zich al bij neergelegd. Doch uit de detailorders voor de komende nachtelijke terugtocht bleek al vlug dat peloton Marco weer de hoofdvogel had afgeschoten. Alle eenheden van de brigade die voor Gandesa lagen zouden om beurt door de stellingen van hun rechter buur terugtrekken naar de enige nog open aftochtweg die van het station naar de brug over de Ebro voerde...Te beginnen met de compagnies die hier het verste vandaan lagen.

"“ Dat maneuver noemde de kameraad-kolonel:'’de kous die ge binnenste-buiten uittrekt’' voegde de loper bereidwillig toe.

Marco hoefde geen diploma van de Sorbonne te bezitten om te snappen dat zijn peloton op deze manier de twijfelachtige eer kreeg hier als laatste het licht uit te doen. Tegen die tijd wisten de apen aan de overkant natuurlijk al een eeuwigheid wat in onze stellingen gaande was en konden wij ons aan een leuk afscheidsvuurwerk verwachten!  Normaal gezien zouden wij tegen vier uur in de morgen kunnen vertrekken, maar als er iets mis liep tijdens de aftocht van onze voorgangers kon dat makkelijk zés-zeven uur worden, '’t is te zeggen: in klaarlichten dag!  Een zelfmoord, hoe je het ook bekeek!

Voor de loper zat zijn taak erop: Marco was de laatste in de rij aan wie hij het bevel moest afgeven en hij besloot even in de veilige kelder uit te blazen vooraleer de terugweg aan te vatten. Zijn pijptabak geurde aardig wat pittiger dan de rommel die ze hier te paffen kregen. Martini maakte van de gelegenheid gebruik om hem de pieren uit de neus te halen over wat ze “hogerop” over de toestand dachten. Maar de loper hield zich wijselijk op de vlakte:

“ "Breek mijn bek niet open, compañero! Of moet ik je soms een tekeningetje maken?! Wat verderop zijn er gisteren weer twee Rosbiefs tegen de muur neergelegd op beschuldiging van defaitisme...Nu de Russen wegtrekken wordt kameraad-commissaris Marty héél zenuwachtig met de revolver!" ”

 Even ging een engel voorbij. Toen mengde Marco zich in het gesprek: “" Wat is dat van die Russen?! ”"

“ "Weet ge dat niet, kameraad?  Het is geen militair geheim meer want we hoorden het op Radio Madrid. Alle Russische techniciens, de piloten en de tankisten vertrekken binnenkort terug naar het sovjetparadijs van de arbeiders en boeren. En Vadertje Stalin overweegt de kraan van de militaire uitrusting helemaal dicht te draaien vanaf volgende maand, want ons krediet is op..."”

“ "Is het daarom dat we hier geen munitie meer hebben, misschien? ”"

“ "Neen kameraad, dàt ligt aan de bommen van de Condor op de bruggen over de Ebro: daar komt niets meer door... voorlopig. Dat de aanvoer uit de Sovjetunie stremt zullen ze pas binnen vier-vijf maanden voelen. Maar dan zijn wij al weer thuis bij ons lief, hé?!" ”

Wéér een stilte. Toen Martini nors bromde, druipend van jaloersheid :"Gaat ge soms met verlof? "” schoot de loper in een verbaasde lach: ”" Natuurlijk ! Wie niet!" ”

Steiner vond het hoogtijd wat klaarte te brengen in dit duister dovemansgesprek :"Zeg makker, hoe zit dat hier ?! Die raadseltjes hangen mijn strot uit, hé!  Wilt ge nu voor éénmaal duidelijk zeggen waar het op staat?! Hoe zit dat met ons verlof?! ” Na al die maanden wil iedereen wel weer eens een normaal vrouwmens zien!"

De loper leek nog even te twijfelen maar stootte toen van wal :" Het is toch simpel, of leven jullie hier soms op de maan? ...Vorige week in de 'Humanité'” stond dat Engeland aan ‘'t bemiddelen is tussen Stalin en de Duce om langs beide zijden 10.000 vrijwilligers van het front naar huis te sturen: twee Italiaanse divisies tegen al de Internationale Brigades... Onze nieuwe president Azaña zou zijn akkoord al gegeven hebben omdat de brigades toch al vol Spanjaarden zitten...En Stalin wilde ons al langer kwijt: de tijd dat wij propaganda waren voor zijn winkel is voorbij nu wij er zo slecht voorstaan...De beslissing kan dus ieder moment vallen en dan worden de I.B. ontbonden...En kunnen wij naar huis, met de beste wensen van de republiek !... Het verwondert mij dat ge dat hier nog niet wist...”"

Er viel een pijnlijke stilte in de kelder: alle anciens leken wel door de bliksem getroffen. “ Ontbonden, hoorden ze wel goed?  En wat betekende dat in godsnaam, ontbonden? ” De Spaanse jongens hadden van het gesprek geen woord verstaan en bibberden ongestoord voort. Bij het zien van al die verbijsterde smoelen klopte de loper stilletjes zijn pijp uit, mompelde met opgestoken vuist "“Adios !"” in plaats van "Salut !" en verdween.

 

Als de naschokken van een aardbeving braken de rest van de dag steeds onverwachts discussies uit: was die vent geen smerige provocateur, geen defaitist?  Konden ze niet beter onmiddellijk de staf inlichten over deze verspreider van valse geruchten vóór ze zelf in verdenking werden gesteld, met alle gevolgen van dien? De anciens herinnerden zich nog duidelijk hoe Amalia en Consuela hun pelotonsoverste Rodrigo mee hadden gesleurd in hun eigen val...Als Marco nu eens een loper naar de staf stuurde met een verslag van het incident dan wisten ze meteen of het een kwakkel was, of misschien tóch de waarheid...

Maar Marco weigerde. In deze kritieke toestand van het front, terwijl ze zonder munitie de aanval van de vijand zaten af te wachten en ze in de staven koortsachtig de details van de aftocht afspraken, kon hij het zich niet permitteren een mannetje op kwakkeljacht te sturen. Als, ja àls er werkelijk van dit rampspoedig bericht iets waar was zouden ze dat de volgende dagen wel horen. Maar één goed aspect zat er alvast wél aan:  ze waren een paar korte momenten hun angst voor de komende aanval van de Moren vergeten!

 

Vreemd genoeg kwam die er ook de rest van de dag niet. Het rommelde wel zwaar een vijftal kilometer meer naar het noorden, aan de Gaeta berg, en op de 666 àchter hen. Maar hier aan de rand van Gandesa bleef het tergend rustig. De Moren zonden zelfs geen patrouille uit om eens te komen kijken...Onbegrijpelijk.

Eten kregen ze niet. Enkel wie in zijn tas nog een harde verdroogde taco vond van de vorige dagen had wat te kauwen. Delen met een kameraad zat er meestal niet in, en werd ook niet verwacht. Vooral de Spaanse jongens keken sip. De anciens zochten gelaten hun posities rond het stationsgebouw weer op en Marco nam Steiner mee naar de uitkijkpost op zolder. 

De pannen lagen er aan scherven en het druilerige weer had alle kranten doorweekt tot één grijze smurrie. Maar geen van beiden voelden ze ook maar de minste lust om daarin aan nieuwsgaring te doen. De kwakkel-van-de-dag volstond voorlopig ruimschoots om hun geestelijke dorst te lessen...

“ "Moest ik in uw savatten staan, Marco, ik zou die defaitist aangeven...Het is verdomme nu toch de moment niet om ons te demoraliseren met zo’'n prietpraat, hé!" ”

“ "Neen, '’t is zéker de moment niet!  Maar ’'t is de vraag of ge dat wel zo'’n prietpraat kunt noemen...”"

“ "Hoezo?  Trapt gij in die leugens? "”

Marco was compleet doodop, lijkbleek onder zijn ruige stoppelbaard. Zijn bloeddoorlopen ogen staarden nietsziend vanonder de klep van zijn helm over de mistige ruïnes in de verte. Met een diepe zucht haalde hij zijn schouders op:" Ach, leugens... Wie zal het zeggen?... Mijn gedacht zal er wel iéts van waar zijn... Onze brigades zijn geboren uit de politieke wil van de Komintern, en er is niets zo veranderlijk als de politiek... Voor het goed van de partij moet àlles wijken... En als wij geen nut meer hebben in de ogen van de Grote Stalin, zoals de loper zei... Ik heb al lang afgeleerd mij nog over iéts te verwonderen, weet ge... '”De nada' zeggen ze in 't Spaans..."

“ "Maar die kwibus sprak van ontbinden!" ”

“ "Wel, wees blij: ontbinden is de properste oplossing voor ons. Ze hadden ons ook in deze zak van Gandesa kunnen achterlaten en ons tot de laatste man laten uitmoorden door de Moren. Dan was Moskou óók van ons af geweest:  wel geen goede reclame, maar wie spreekt daar binnen een maand nog over?... Binnen drie dagen zijn we vergeten ,man ! In de plaats van ons dood te zwijgen mogen we achteruit trekken, wég uit de omsingeling! Nog nooit vertoond bij de brigade! Normaal worden daarvoor een zootje officieren gefusilleerd!" ”

“ "Swat!  Maar hoe moet het dan verder met ons? ”"

“ "Och, ik denk dat we binnen dàt en een maand, als de toestand gestabiliseerd is, uit het front getrokken worden naar achter. Naar een kamp bij de zee, Tarragona of Barcelona, ik zeg zo maar iets. De tijd om weer mens te worden en propere burgerklamotten te vinden die min of meer passen. We krijgen wat centen en nieuwe papieren en een treinbiljet terug naar huis...En dàt was dàt!  Of als ge er nog een decoratie bij wilt: geen probleem!" ”

“ "Hoezo, terug naar huis?  De helft van ons weet wel beter! Ziet ge al de linkse Garibaldis al terug naar het Italië van de fascisten trekken?  Of de communistische Thälmannen terug naar nazi-Duitsland? Om er direct in den bak te vliegen, zeker? Juist zoals ik waarschijnlijk in België? Bedankt hé, Grote Stalin, vadertje van alle onderdrukten !"”

Marco monkelde wat bitter maar antwoordde niet.

 

Tegen de avond steeg de grondmist op: waarschijnlijk de druilregen die verdampte. Een onverhoopte meevaller die de aftocht zou afschermen, dàt wél, maar meteen ook een dekmantel waaronder de Moren ongezien konden naderen om hen onverhoeds de nek af te snijden met hun coupe-coupe.

De volle maan kwam op rond tien uur. Dat veronderstelden ze toch want geleidelijk lichtte de melkachtige nevel op tot een bleekblauwe spookachtige klaarte waarin de omliggende ruïnes wegdeemsterden. Tergend traag kropen de minuten voorbij. Iedereen lag nu buiten op de uitkijk naar de eerste groep kameraden die ieder ogenblik ergens van links uit de mist konden opdagen. Maar het werd elf uur en ze hadden nog geen kat gezien.

Tegen middernacht meende Steiner een heel eind in het hinterland gedruis te horen. Maar Marco wees hem terecht: met die nevel droeg het geluid veel verder dan normaal en wist je nooit juist uit wélke richting het kwam. Hij was er echter van overtuigd dat de eerste kameraden nu wel vlug zouden langs komen.

Om één uur in de morgen stuurde Marco de Spaanse rekruten terug in de kelder om te beletten dat ze er in paniek alleen vanonder zouden muizen. Maar ook bij de anciens begon de onrust te knagen. Niets te zien, noch vóór noch links van hun stelling, en tóch dat onheimelijke gedruis dat van de schrikwekkende heuvel 666 àchter hen scheen te komen...Die, volgens ze allang begrepen hadden, opnieuw bezet was door de Moren...Dat voorspelde niets goeds gezien de énige aftochtroute van de brigade juist langs de voet van de 666 liep. Goddank bleef hier aan het front ondertussen alles rustig. Té rustig zelfs!

Marco kon zijn mannen nog een half uur in bedwang houden maar toen brak de muiterij definitief los. Martini verwedde er zijn kop op dat het lawaai in de rug van hun stelling van de Moren kwam die hun lijnen op de flanken van de 666 meer naar beneden verlegden. Steiner veronderstelde luidop dat de staf van de brigade de aftocht door die mist zeker uitgesteld had en hun uitkijkpost in het station vergat te verwittigen. Of de loper met het tegenbevel had onderweg iets gekregen,  dacht Simplet, één van de weinige overlevenden van het reservepeloton die sprekend leek op de jongste dwerg van Sneeuwwitje. Drie pessimisten waren het roerend eens dat de hele brigade al vertrokken was en hen vergat mee te nemen. Of erger nog: had achtergelaten om de aftocht te dekken. Hoe dan ook iedereen drong er steeds harder fluisterend bij Marco op aan om een verkenner uit te sturen naar hun buurman, het tweede peloton, drie stationloodsen meer naar links. Even poolshoogte nemen kon toch geen kwaad, en misschien wisten die wel méér...

Tenslotte gaf Marco zich gewonnen en duidde Martini aan om eens een kijkje te gaan nemen.

 

Al leek het een eeuwigheid, binnen het kwartier was Martini terug. De bebloede Moorse coupe-coupe nonchalant in de hand, liet hij er geen twijfel over bestaan: in de stelling van het tweede peloton zat geen kat meer. Hij was er enkel een bruine aap tegen het lijf gelopen,  waarschijnlijk een verkenner van de overkant, die hij eerst met een baksteen buiten westen had geslagen vooraleer met '‘s mans eigen dolkmes meer definitieve vragen te stellen...

De gedachtenwisseling onder de anciens die daarop volgde liet Marco weinig keus. Hij wist dat hij zijn kop riskeerde door zonder uitdrukkelijk bevel het station te ontruimen maar kon zijn mannen uiteindelijk overhalen tot slechts een gedeeltelijke aftocht in twee trappen. Ze zouden allen samen stelling nemen achter de rotsmuur op het einde van de olijfgaard, een driehonderd meter achteruit, en vandaar een verkenning doen in de richting van de 666 om de oorsprong van het zenuwslopend gedruis te achterhalen...

Zo stil mogelijk slopen ze het station uit, in een lange slang tussen de oude gedrochtelijke olijfbomen, maar toch kort genoeg opeen om elkaar in de mist niet uit het oog te verliezen. Steiner, die voorop liep, schrok zich plots een beroerte!  Achter het rotsmuurtje dat hij, een twintig meter voor zich, uit de melkachtige nevel zag opdoemen, hoorde hij duidelijk het klikken van geweergrendels die doorgeladen werden. Geheel onbeschermd zoals zij hier lagen in het open veld, op nog geen steenworp van de vijandige vuurlijn wist Steiner dat zijn portie geluk óp was.

Hoe het hem ineens te binnen schoot heeft hij nooit kunnen achterhalen maar plots hoorde hij zichzelf schel schreeuwen :"Niet schieten verdomde klootzakken!! Hier derde peloton Marco!  Niet schieten! ”"

Een eeuwigheid bleef het stil. Toen hoorde hij in het Frans vanachter het muurtje roepen: ” "Hoe heet jij, stronthoerenzoon? ...Je naam?!"”  

“"Steiner, Rocco Steiner, nummer 73474, derde peleton Marco!  Uit het stationsgebouw!" ”

Weer gleed er in de mist traag een engel voorbij...

 

Even later bleken het de mannen van het tweede peloton te zijn die net als zijzelf het bevel tot de aftocht hadden gemist –- indien dit al ooit werd gegeven - en uiteindelijk hetzelfde besluit als Marco hadden genomen, maar dan wél een halfuur vroeger. Ook hun chef had een verkenningspatrouille naar achter gestuurd om te weten waar dat geruis vandaan kwam en in afwachting van het resultaat overlegde hij nu druk met Marco hoe ze zich met hun post-verlaten het veiligst uit dit wespennest konden werken.

Lang moesten ze niet wikken en wegen want tien minuten later vielen de verkenners binnen. Met goed en slecht nieuws: het lawaai kwam niét van de Moren maar van de 15. Brigade die wegtrok langs een wegel die evenwijdig aan de frontlijn liep en een kilometer landinwaarts uitkwam op de grote vluchtroute naar de Ebro. Erg kalm en ordelijk zoals gepland ging het er niet aan toe. Van de voorziene losse groepjes van een honderd man met tien minuten tussentijd viel niets te merken: het was één onafgebroken lange slang piotten met het vuur in hun broek !  Ongeveer op dit ogenblik moest de achterhoede voorbijtrekken. En inderdaad het werd geleidelijk stiller in de richting van de 666...

Hamvraag was waarom de staf hén niet verwittigd had van de gewijzigde orders...Een fout of een vergetelheid door de stress in het hoofdkwartier?  Een breuk in de transmissies of een loper die onderweg gesneuveld was?  Tot Steiner plots verwoordde waar niemand op dùrfde doordenken :"Ik wed dat ze ons opzettelijk wilden achterlaten, als dekking, zogenaamd... Om ons, als zij veilig en wel voorbij de 666 geslopen waren, een loper te sturen met de toelating om op te kramen...”

Martini stelde het cru: ” Die vuile Rosbiefs wilden ons er in luizen, ja!  Ces fils de putain de merde! ” Het eeuwenoude Franse atavisme tegen het perfide Albion stak weer de kop op!

Nu waren, sinds hun aanhechting bij de Engelstalige 15.Brigade twee maand geleden, de contacten op menselijk vlak van het frans-Belgische bataljon '“Six février'” met het Britse “Mackenzie” bataljon of met de Yanks van de “Lincoln” en de “Washington” nooit zeer hartelijk geweest. Respectvol wél, want véchten konden die Rooineks als de besten. Maar als je elkaars moppen niet verstaat weet je maar nooit of ze je toe- of uitlachen, hé. Erger nog, als ze het onder elkaar soms uitbrullen van de pret vrees je altijd dat die rosse debielen jóú in de maling nemen...Wat een Fransman érger vindt dan horens gezet krijgen.

Al bij al konden Steiner en Martini het wel eens bij het goede eind hebben, meenden de twee pelotonchefs. Indien de brigade hen met opzet als dekking had achtergelaten -– weliswaar zonder uitdrukkelijk bevel - stond op eigen houtje terugtrekken gelijk met desertie vóór de vijand...En dat betekende de kogel, zonder pardon. Dus als ze tóch weg wilden moesten ze van een of andere hoge piet een boterbriefje zien te krijgen. En hoge pieten lagen hier in de olijfgaard zéér dun gezaaid.

Wat nù gedaan? ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
01-05-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
30-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 60
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A37: DE RODE PEST. 

     

       Westende ,begin september ’38.

Voor Joseph eindigde het groot verlof eerder in mineur. Tien dagen vóór de normale afloop van zijn vakantiejob oneervol ontslagen worden op zijn werk, na eerst te zijn buitengevlogen uit de cadettenschool... dat was werkelijk een beetje van het goede te veel!  Als hij daar nu mee bij zijn moeder aankwam, was hij nog niet aan de ‘nieuw patatjes’, een geestige uitdrukking waar mee Jetje gebruikelijk een dreigende ramp pleegde te verdoezelen. En dan moest hij nog niet eens denken aan zijn breuk met Nadine en het verlies van zijn drinkgeld.

Nog een duizendste geluk dat hij, toen hij die morgen na zijn ontslag langs de zeedijk naar huis drentelde, op Jetje viel die gezapig naar haar werk fietste. Sinds half augustus zat ze in de kuisploeg van Agence Rayée om dié villa’s binnen op te ruimen waarvan de huurders hals over kop naar huis waren vertrokken. De oorlogsdreiging in Sudetenland bedierf de vakantiepret grondig en deed veel toeristen in paniek vervroegd terug naar hun veilige nest vluchten.

“" Wel, waarom trekt ge zo'’n triestig bakkes ?” Jetje vond altijd het gepaste woord om te troosten. Hoe vertrouwd hij ook was met zijn ‘tante’, hij kon haar moeilijk zo vlakaf tussen de wandelaars op de dijk gaan uitleggen dat madam De Handt hem had buiten gebonjourd wegens “vuil manieren met haar dochter”. Hij hield het dan voorlopig maar bij ‘ontslag wegens gebrek aan klanten’, wat waarschijnlijk ook de échte reden was.

“" Dat maakt dat ge zónder zit? En g'’hebt de poepers om dat aan Marie te zeggen, hé ?!"” Jetje kénde haar pappenheimers. En terwijl Joseph ingespannen de horizon boven zee aftuurde opperde zij voorzichtig:" ”Als ge wilt zou ik u misschien een ànder travootje kunnen bezorgen…...Iets dat zékers zoveel opbrengt als commissionair per triporteur bij De Handt...Maar er komen geen mokkels omtrent, da’s natuurlijk jammer h酓" overwoog ze schijnheilig. '’t Was of plots de zon door de grijze wolken brak en Joseph verloor elke interesse voor de meeuwen boven de branding.

“ "Ja tante Jetje ? Wat is’t voor iets ? Villa’s helpen kuisen ? Gemakken ontstoppen ?"”

“ "Ge zit er niet ver naast."” gaf ze schoorvoetend toe. Maar toen ze de weerzin in zijn gezicht zag opwellen barstte ze in lachen uit :"” Neen, de gemakken doe ik zelf wel ! Maar schrijnwerker Gunst, die voor Agence Rayée de blaffeturen dicht als wij een villa gekuist hebben, komt handen te kort. Nu alle vreemden tegelijk voor den oorlog gaan lopen, terug naar huis, kan die niet meer volgen. Victor, zijn zoontje, werkt al vollen trits mee tot '’s avonds laat, maar nóg krijgt hij het niet gedaan ! Er zou rap een man méér moeten meedoen maar hij vindt er geen…... Als ge meegaat zal ik u presenteren :dan zijt ge gelijk van straat tot de school opnieuw begint !"”

 

Het was zwaar werken, dat sjouwen met die grote houten luiken, maar voor een taaie en pientere jongen als Joseph ging er een wereld open :betaald mannenwerk in het zweet zijns aanschijns. Vader Gunst vormde ploeg met zijn oudste zoon Georges die voor ingenieur studeerde met een beurs van de spoorwegen en nu zoals iedereen vakantie had. Dié trokken de ‘blaffeturen’ langs de gevel met koorden omhoog en zetten ze vast voor deuren en vensters. Joseph moest met Victor, een wittekop die bij Leon in de klas zat, voor de aanvoer zorgen. Soms stonden die luiken in de kelder of de garage en dan ging het vlot vooruit. Maar meestal moesten de jongens die met de bakfiets uit de loods van Rayée halen in de Duinenweg. En van daar terug naar de zeedijk was serieus bergop en met meestal wind op kop ! Maar enfin, Gunst betaalde drie frank vijftig per uur en dat was inderdaad méér dan hij bij De Handt nog kon ophalen nu het seizoen daar begon te slabakken.

Jetje had de eerste avond Marie verwittigd dat Joseph ànder werk had en wat later kwam eten, zodat de gevreesde bui vlug overdreef. Vooral toen ze hoorde dat hij méér verdiende klaarde de hemel vlug op. Het enige nadeel van zijn nieuwe werk was dat hij nu zijn volle pree moest afgeven, want Jetje had Marie van bij het begin zijn uurloon verklapt om de pil wat te vergulden. Ook miste hij het amoureuze kat-en-muis-spel dat met Nadine altijd voor een vreemd-golvende spanning had gezorgd tussen hen beiden.

De eerste dagen na de breuk kon hij haar bloed wel drínken, maar vanmorgen kreeg hij toch plots weer medelijden. Hij was met Victor op de dijk bij de ‘Trianon’ juist luiken aan '’t afladen toen zij met haar triporteur vol dozen, vechtend tégen de stijve westenwind in, hijgend langs reed. De zweetparels op haar wipneus maakten zijn wrokkige hart weer week. Vooral toen ze hem met die triestige hondenogen een vermoeide glimlach toewierp kon hij niet nalaten een visje uit te gooien :

"Tjui, Nadientje, hoe stelt g'’het zonder mij?"               Zijn woorden waren nog niet koud of ze had de handrem al opgesnokt en, haar rug rechtend, theatraal haar borstkas vol gezonde zeelucht gezogen. Even hield ze de adem op, de blonde haren in de wind en liet fier de koplampen in haar bloes opbollen. Maar toen bij de twee jongens de ogen uit de kassen sprongen proestte ze het uit. Joseph lachte wat schaapachtig mee terwijl Victor weer wist wat te biechten, volgende vrijdag.

"“ Ha, wat vuile ventjes ! Zijt ge niet beschaamd ! Allee, veegt al rap die zever van uw bakkes ! Is er hier op den dijk nu écht geen vréémd vrouwvolk genoeg in badkostuum, dat ge naar de arme slavinnen van '’t dorp moet staan loeren ?! Ik ben pompaf van die wind en dat mansvolk staat daar te dromen in plaats van mij een stukje voort te duwen !"”

Dat was ze weer hélemaal ! Onbeschaamd voor zijn neus met haar bezwete borsten staan draaien en zich zelf voordoen als een arme slavin ! Ja, "“Slavin"” zei ze, de sloerie, goed wetend wat er onder het mansvolk over die aangebrande film in de Cameo van Oostende werd gefantasmeerd…” ! "L' ’Esclave Blanche"” : niemand had hem zogenaamd gezien maar in alle café’s werd er fors over gekwijld ! Wist Joseph, van horen zeggen… ,hé...

“ "Allee oest, vuile Trien, waar wilt ge da'’k duw ?”"      lanceerde hij brutaal, om duidelijk te laten merken dat het nu gedaan moest zijn met haar flauwe kul van gekwetste onschuld :”" Wij hebben hier werk te doen ! En als ge nog eens tegen wind-in groensels moet leveren, rijdt dan óp binnenlangs in de luwte van de avenue des chardons, stomme kont, en àf met wind mee langs den dijk ! En niet omgekeerd h酔" Aldus sprak genadig de Grote Expert Ex-Triporteur..

Met z'’n tweeën duwden de jongens haar joelend een tiental meter op snelheid. En ze merkten het spotlachje niet rond haar lippen die ze –- tussen haakjes -– daarjuist opzettelijk wat lichtrose had aangestift vooraleer wraakzuchtig de dijk op te draaien. Ze had immers vanmorgen gehoord dat hij daar aan '’t werk was bij Gunst. En ze wist op voorhand dat een trieste hondenblik in haar blauwe ogen en een knoopje méér los aan haar décolleté dat pretentieus ventje wel weer van zijn hoge stelten zou slaan !

 

Met Victor Gunst was het leuk werken omdat hij er de baas over kon spelen. Het was een brave jongen ,drie jaar jonger dan Joseph, eerder frêle en wat bang van karakter. Op die paar dagen dat ze nu samenwerkten had deze in zijn nieuwe werkmakker zijn afgod gevonden.

“" Is dat uw mokkel, die nette ?"” Die hongerogen !

Joseph haalde wat blasé zijn schouders op:"” Bah-ja,  gewéést hé..Maar voor de moment heb ik haar wat op ’'t schab gezet..Altijd maar zagen en nooit genoeg..een echte plakborstel ! Bij mij moeten ze niet teveel aan m'’n lijf hangen hé..Op tijd eens frisse lucht happen: dat is ’'t mannetje. En verandering van spijs doet deugd aan de vijs, lijk dat z’' in Brussel zeggen !”"

Victortje hinnikte wat zenuwachtig :”" Deugd aan de vijs ! Verdikke gijsse !”" Hij kreeg er zowaar een blos van rond de ogen: weeral biechten ! Ziet dat hij maar geen tering kreeg van al die vuil gedachten !

“ "Hebt gij al veel lieven gehad, Jos, ik meen : échte, die tootjes geven en u vastpakken ?”"

Oei, die gast mankeert iets, dacht Joseph :"” Hier en in Brussel sàmen ? Bah, een stuk of zeven.. maar de éne is natuurlijk al wat beter dan d' ’àndere, hé !"...” Hij wou niet overdrijven, verstaat ge…...

“" Zéven !" ”overwoog Victor verschrikt. "En zijt ge dan niet bang van de tering te krijgen ?”"

“" De téring verdomme ! Maar vent toch ,miljaardedju ,waar haalt ge dàt uit ?! De tering !!”"

“" Mijn moeder is daarvan gestorven, verleden jaar óver : altijd maar bloed gespuwd..."”

“" Toch niet van teveel te vrijen zekers !”"

“" Gijsse !..Neen, maar 't ’zou in de familie kunnen zitten, zegt mijn zuster. En daarmee mag ik niet teveel naar de mokkels zien omdat dat erg àfhaalt..Lijk bij Dré Trotsaert”"

“ " Wat is er van den Dré ?"

"“ Weet ge dat niet ? Die ligt ver op sterven..Van de tering, denken ze, omdat hij bloed opgeeft. Maar ’'t kan ook de pest zijn, want zijn lijf staat vol grote rode zweren. De rode pest lijk ze zeggen, van héél héél lang geleden..”."

Dat was voor het eerst dat Joseph over de Rode Pest hoorde spreken. Maar niét voor het laatst. 

 

“ "Moeder, vond gij dat in uwen jongen tijd een schone vent, die Rudolf Valentino ?"” Joseph merkte niet hoe Marie als in een zoutklomp verstijfde. Toe draaide ze zich in een ruk om van de afwasteil en snauwde :

“ "Wie zegt dat ?!”"

De jongens aan tafel schrokken op uit hun spannende lectuur en gaapten haar met open mond aan.

“ "Wie heeft dat verteld ?”" drong ze nijdig aan.

“ "Niemand…"” stotterde Joseph "“Maar zijn foto staat hier in de ‘Ciné Revue’… :‘'Afgod van alle jonkvrouwen uit de jaren twintig'’”" vertaalde hij de titel van het artikel :"” Twaalfde verjaardag van zijn dood, 23 oogst 1926. In dien tijd waart gij toch ook nog tamelijk jong, hé ? ’t Is daarom dat ik vraag"…”

Marie wierp een blik over zijn schouder op de grote sepia foto en begreep haar uitschuiver :”" Ha dié verwijfde schelvis ! Die heb ik nooit kunnen verdragen : véél te snotterig naar mijn goesting”"...En dan een onnozel excuus :"” Ik had het verkeerd verstaan...”"

Maar ze zag dat de jongens daar niet in trapten.

“" Waar komen ten andere al die boekstjes vandaan ?”"

“" Uit de Villa Sybaris die we vanmiddag gesloten hebben. En die gazetten ook :alle ‘'Soirs'’ van de laatste week...Anders vliegen ze toch maar in de vuilbak, zegt tante Jetje :de rijken smijten dat weg, met al die schone foto’s...” Hij bladerde wat terug :” Hier zie, Marlène Dietrich aan de kootazuur met een nieuwe vrijer Erich-Maria Remarque, een boekenschrijver..En hier Tino Rossi met Claudette Colbert en Charly :zoiets moet ge toch bewaren hé, dat is later veel geld waard !”"

“" Hoezo, veel geld ?"” Marie trok al wat bij.

“" Wel, als het oorlog wordt gaan al die artiesten lopen naar Amerika en dan krijgen we hier geen foto’s van hen meer te zien. En wat schaars is, brengt op"”

“" De schipper zegt dat het geen oorlog wordt !"” Leon wilde ook een duit in ’t zakje gooien.

“" Tiens, de schipper, nóg zo '’n licht !"” sneerde ze. "“Daar zal meneer Hitler zékers naar luisteren!”"

"“ Hij is al volop zijn leger aan '’t mobiliseren, staat er in één van de ‘Soirs’ die ik heb meegenomen"” viel Joseph zijn moeder bij :”" Als die van Praag niet rap toegeven vreet den Duits hen óp met huid en haar !"”

“" Ja salut ! De schipper zegt dat die Hitler in zijn broek schijt voor de Fransmans en de Tommy’s. Het sterkste landleger van heel de wereld, samen met de sterkste marine : den Duits weet goed genoeg dat hij daar nooit van kan winnen als die ook mobiliseren. En d'’r is sprake dat wij ook binnenkort van ons eigen leger de eerste reserve gaan oproepen..”"

“" Ho-ho ! Maar dàn zijn we gered hé ! Nondedju, als Leopold zijn sabel trekt ,zeg !"” Marie schoot in een lach, maar Leon sputterde koppig voort :"” In d'’oorlog van ’14 heeft Hitler toch ook kop moeten leggen ! Dat is hem zekers nog niet vergeten !”"

“ "Och zot ! Toen was Hitler nog eens niet geboren "” verbeterde Joseph. “"En waarom denkt ge dat ze in Brussel juist nú die Burgerbescherming hebben opgericht ? Om d'’ouwe venten leutig bezig te houden ? Hen te leren hoe ze een brandbom moeten uitpissen ? Of hoe ze hun eigen-zelven kunnen versmachten met een kajoetsoe gasmasker ? Nee-nee manneke, Leopold zit ook met de poepers dat het serieus zou kunnen worden. Anders zou hij nooit al dat geld uitgeven voor zo'’n ouwe-venten-club lijk de Burgerbescherming.."”

“ ’"'t Was anders triestig om zien" “ vond Marie:" “die tien paljassen met hun collectebus, zondag in ’'t uitgaan van de hoogmis ! Geen één uniform dat paste, en de helft had nog geen casque..Sooi Coene op zijn velosloefen en Twanne Dierendonck in overal: da’s géén zicht ! Ze hebben tenandere maar weinig opgehaald..”"

Leon wierp verongelijkt tegen :"” Maar tegen den avond waren ze getienen toch allemaal goed zat !" Even hoorde je een speld vallen en toen proestten ze het samen uit ! Och met die oorlog zou het wel zo’'n vaart niet lopen.."

 

Jetje was helemaal van haar melk toen Leon de volgende avond even binnen sprong. Hij had er juist de laatste reis met de ’Astrid’ opzitten en morgen begon de school weer :nog één eindeloos jaar zijn broek verslijten bij die oude zaag van een meester Denolf. Maar toen hij merkte dat ‘tante’ geen oren had naar zijn nors gemopper gooide hij het maar over een àndere boeg.

Of ze “niet goed” was ? Koppijn misschien ? Om van zijn gênant gezaag àf te raken besloot ze dan maar hem in vertrouwen te nemen.

“" Met van de noen van villa te veranderen botste ik langs den dijk op Paul Hazard. Hij trachtte nog een paar toeristen te strikken voor een fotosouvenir ,maar veel volk wàs er niet meer en de meesten hebben tegenwoordig hun eigen Kodakbox. Hij stond daar maar te geelogen en ik wilde hem al lang eens aanpakken over hetgene wat hij tegen u gezegd had over Dis. Dat uw pa een weeskind was van geboorte en Vroman heette en geadopteerd werd door bompa Petré en heel dien hutsekluts, ge weet wel. Ik was er zékers van dat hij u een blaas in de nek had geslagen. Maar hij nam het op zijn krachten omdat ik aan zijn woord twijfelde zodat ik het op den duur wel moét geloven :Paul is een serieuze jongen..."”

“ "Ziet ge wel dat ik gelijk had ! Dat ik ons vader gezien heb in dat café van Duinkerke !"”

“ "Vent ,dat is onmogelijk ! Dis is dood en begraven en daarmee uit ! Maar er is iets ànders wat niet klopt in heel die affaire en het antwoord ligt in Veurne, in de geboorteregisters. Dààr zal ik het vinden, zo waar als God bestaat ! Ik ken daar iemand op de Bevolking en die zal mij wel helpen dat geheim op te lossen !"”

 

Toen de dorpsschool opnieuw begon gonsde het op de speelplaats van de geruchten. Dat het nu vlug oorlog werd stond voor elke snotneus van tien als een paal boven water.

Al tijdens de eerste les kwam meester Bloesaert de klas van Denolf binnen met twee officieren in zijn kielzog ,fijn afgeborstelde heren met blinkend-bruin-lederen rijlaarzen en een pistooltas aan de gordel. Ze roken lekker alsof ze juist van de coiffeur kwamen en Bloesaert die ,volgens ze in '’t dorp zegden, zelf een hoge piet was in de reserve sprak die met zijn gouden ster beleefd aan met “"Mon lieutenant"”. Tegen Denolf legde hij uit dat de heren kwamen verkennen hoeveel soldaten hier konden worden ingekwartierd. “ In geval van ,ge weet wel..” Hoewel hij dat gefluisterd had ging er toch onmiddellijk een golf van verrukking door de klas die Denolf enkel met een paar nijdige kletsen van zijn regel op het harmonium kon neerslaan. Stel je voor :er zouden binnenkort échte soldaten in de school kamperen, met paarden en een rokende veldkeuken, en misschien zelfs een paar kanonnen !

Vlak na de middag kwam meneer de onderpaster langs en hield in elk van de drie klaslokalen een bidstonde voor de vrede. En ze mochten niet zoals gewoonlijk in koor de rozenkrans aframmelen rechtstaand naast de bank maar moesten op de knieën met de handen gevouwen, volgens het boekje ! En wie gaandeweg verzwakte kreeg een vlaai om de oren ! Als ze de wil van God nog hoopten te keren dan moesten ze Hem héél oprecht smeken , en niet doen alsof !

In de hoogste klas van Leon baden ze daar bovenop nog een hele rits voor de genezing van Dré Trotsaert die ,volgens meester Denolf “stijf, stijf ziek was van een onbekende duivelse kwaal”. Waarop de paster niet wilde onderdoen en hen bezwoer den vurige Satan te verdrijven met hun dagelijks gebed.

Normaal zouden ze met de hele klas voor het huis van den Dré moeten gaan rozenkransen, met een delegatie van de oudsten aan het ziekbed, zoals dat gewoonlijk ging. Maar door de vervaarlijke mengeling van tering en pest werd daar van afgezien. Zelfs Dokter Loenders kon niet verzekeren dat er geen gevaar bestond dat ze het zouden “over krijgen”..En aangezien hij geen zin had om binnenkort het dorp af te dweilen en met een kalkborstel grote witte kruisen op de deuren te schilderen...

 

Jetjes fietstocht naar Veurne, de zondag daarop, was maar een half succes. Ze trof haar vriendin in het afgesproken café op de markt, maar véél wijzer kon die haar ook niet maken.

“ "Ik zou het moeten nazien in de registers "“, zei ze. Maar als Dis wérkelijk van kleinsaf opgegroeid is in ’'t weeshuis van de Zwartzusters en nooit geen bezoek kreeg van de Vromans – die hier toch in '’t omliggende goed gezaaid liggen – dan doet mij dat toch aan ‘'t één en '’t ander denken..waar gij niet direct aan zoudt peinzen..”"

“ "Mens ,Jezus-Maria ,ik heb mij al zót gepeinsd !"”

“ "Dat de ouders vlak na de geboorte gestorven kunnen zijn is natuurlijk de simpelste solutie. Daar hebt ge mij niet voor nodig om dat te vinden..Maar de meeste kinderen vliegen in ’'t weeshuis omdat hun ouders voor langen tijd in de bak zitten, twintig jaar voor moord bijvoorbeeld, of ànderzijds onwaardig verklaard werden ,lijk d'activisten na den Groten oorlog...”"

“ "Moord ,potdoosje ! Ik moet er niet aan dénken !"”

“ "Of omdat ze gevlucht zijn over de schreef "“, vervolgde ze kil-ambtelijk," “en heel hun nest jongen in plan laten. Maar in al die gevallen die ik kom te noemen is er meestal wel een ver familielid die deze sukkelaars in huis neemt of -– als ze dat niet willen - minstens af en toe gaat bezoeken in het weeshuis. Maar géén bezoek, gelijk ge zegt voor den Dis, wijst op één ding :dat kind staat alleen op de wereld !”"

"“ Triestig hé..Als ik aan dien arme jongen denk !"”

“" Maar wacht, zoiets komt héél raar voor. Enkel als '’t kind te vinden werd gelegd of bijvoorbeeld als de moeder het aan ’'t klooster afstaat na een geheime bevalling. Dat zijn de groep van de “gevallen dochters” , de armen en de rijken.."”

“"Maar hoe komt die kleine in dat geval aan die naam van “Vroman” ? Iemand moet dat toch aangegeven hebben.."”

“ "Mogelijk, maar dat is niet noodzakelijk de naam van de gevallen moeder zelve ! Ha nee ! Ze kan daarmee ook een ànder een pee willen stoven :haar familie die haar heeft verstoten of de man die haar verleid heeft en nadien weigerde te trouwen..Ik zou ze de kost niet willen geven !" “

“" Maar mensen toch ! Wat al toestanden ,hé !"”

“ "Zwijgt mij daarover ! Maar hoe zoudt ge zelf zijn als ze u zoiets lappen ?!..Toch ,met die Vroman zit ik al heel den tijd op iets ànders te prakkezeren. Als een kind naamloos te vinden wordt gelegd, vraagt de priester bij het doopsel dikwijls aan de peter en de meter hoe ze de kleine gaan noemen. Of bij een vondeling aan de kloosterpoort hier in Veurne is het de zuster portierster die de naam geeft, ziet ge ? En gezien de christelijke klank van de naam “Vroomman” komt mij dat zelfs zéér waarschijnlijk voor, nu ik daar aan denk.."”

Zoals gezegd, haar fietstocht leverde Jetje meer vragen dan antwoorden op. En daarvoor had ze nog wel met een Rodenbach getrakteerd...Zotte kosten.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 59
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A36  OPNIEUW HEUVEL 666 

                                                                                    28 augustus 1938

    Van het herenleventje in de kelder van spoorstation Gandesa hadden ze hooguit vier dagen kunnen genieten. En "genieten" was wel wat sterk uitgedrukt: al na de eerste nacht waren de artilleriebeschietingen begonnen,  óp en rond het gebouw. Tijd om Ramon te begraven kregen ze nauwelijks: naar de hoek van de zolder slepen en afdekken met een hoop kranten,  méér konden ze voor hem niet doen.

    Die morgen kregen vooral de "Mackenzies" die vóór hen in eerste lijn lagen 'tegenaanval numero uno' van de Moren op hun brood. En het zou de daaropvolgende dagen én nachten van kwaad tot erger gaan. De éne stormloop volgde de andere op,  afgewisseld met vlagen obussen die de stellingen van de Britten gaandeweg tot gruis vermaalden. Na 72 uur mochten de overlevenden eindelijk van hogerhand hun posities ontruimen. In feite de moeite niet meer. Want van hun bataljon - – normaal een zevenhonderd man sterk -– stonden er amper nog een vijftig zombies overeind..

Peloton Marco deelde, tijdens de ondergang van de Britten, hoe langer hoe meer in de brokken. Iedere avond ontbraken twee-drie man op het appél, soms licht, soms zwaar gewond. Vier compañeros stierven op de hoop oude kranten in de hoek van de kelder,  vóór ze naar de verbandpost konden gebracht worden. Gelukkig kwamen, telkens samen met het avondeten, ook de "vervangers" hun troglodietengemeenschap opnieuw versterken, al liet– zowel bij het ene als het andere –de kwaliteit meer en meer te wensen over. De stamppotsoep, waarin ze de taaie maïskoeken moesten soppen, werd met de dag dunner en de Spaanse rekruten die de gaten in hun rangen moesten opvullen werden alsmaar jonger en magerder...

" Misschien brengen ze morgen voor die gastjes aangepaste babyvoeding mee waar ze volgens de reclame in de gazetten de Dionnevijfling op vetmesten " gromde Steiner: " Dan kunnen we met die versteende tacos ons gat afvegen!  "

" Die Belgen hebben werkelijk een gat van ijzer, als ge dat zo hoort!" Martini liet geen enkele gelegenheid onbenut om een "estrangero" een kleedje te passen. En onder "‘vreemdeling"’ verstond hij: elke niet-Corsicaan..

Steiner liet zich niet inpakken door die bosaap en riep met een stentorstem als een marktkramer: " Venez voire messieurs-dames: Compadre Martini,  spécialiste en trou de cul!"

Maar het grimmige gemonkel kon hun zwaarmoedige stemming niet keren. Tot toppunt van ramp brachten de versterkingen op de tweede avond ook geen munitieherbevoorrading meer mee voor het peloton. Marco kreeg uit de compagniegevechtspost,  buiten het nadrukkelijk herhaalde bevel stand te houden,  enkel de raad wat zuiniger met de geweerpatronen om te springen...

Zuiniger verdomme! Om je dood te lachen!  Door de terugtocht van de Mackenzies lagen zij nu zelf in eerste lijn, en als ze de Moren van hun lijf wilden houden, hielp beleefd vragen niet: ze moesten er op schieten! De reserve aan kogels slonk met het uur, maar met hangen en wurgen haalden ze de verlossende nacht.

Die derde nacht beschermde hen wel voor een paar uur tegen Moorse aanvallen, maar bracht geen oplossing hoe het de volgende morgen nu vérder moest. Want de vijf nieuwe rekruten brachten, buiten het afgezaagde avondeten voor de groep, enkel hun éigen munitiedotatie mee. Geen MG-banden, geen handgranaten, niets! 

Marco stuurde onmiddellijk een loper naar achter met het bericht dat hij voorzag tegen de morgen zonder patronen te vallen. Als enig antwoord bracht de jongen een afschrift van het laatste dagorder mee: " Als de commandant van een eenheid ook maar één duimbreed terrein verliest, moet hij dat aan het hoofd van zijn manschappen weer heroveren, of zal door hen gefusilleerd worden." Het gerucht liep dat de jonge Luitenant Torrance van de derde compagnie zo aan zijn einde was gekomen... Deze brutale repressie wees er op dat ze in de generale staf van Lister de pedalen kwijt waren. Dus kon het gerucht wel kloppen dat het Volksleger in het noorden de laatste weken de helft van het veroverde terrein weer had moeten prijsgeven… Marco zat vertwijfeld op zijn stapel kranten met de handen in het haar en leek een instorting nabij.

Gelukkig bleef het de rest van die nacht rustig op het plein vóór hun stelling. Meer naar het zuiden van de stad werd er echter tot in een stuk van de voormiddag zwaar gevochten. Nadat ook dààr het schieten was geluwd kwam het bericht dat de franquisten er onze linies massaal hadden doorbroken en - samen met àndere heuveltoppen àchter het rode front - ook de beruchte 666 opnieuw bezetten. Het was voor alle anciens duidelijk dat ze hier in het stationsgebouw als ratten in de val zaten indien de Moren erin zouden slagen op die verdoemde berg,  die de toegangsweg tot Gandesa volledig beheerste, hun vroegere posities verder uit te bouwen. Zou al het lijden, al het vergoten bloed op de beruchte kalkrichels van de 666 werkelijk tot niets hebben gediend ? De rest van de dag zaten de mannen in kleine groepjes bedrukt te overleggen of de leiding hen al dan niet hier zou vastpinnen, met het risico totaal omsingeld en uitgemoord te worden.

Ondertussen had Marco kort na elkaar nog drie lopers weggezonden met een dringende vraag munitie te sturen. Vlak voor middernacht kwam dan eindelijk een reactie met slecht en goed nieuws...Slecht was:" De munitie is op, onnodig nog aan te dringen".. De loper wist erbij te vertellen dat alle bruggen over de Ebro al een paar dagen geleden door de Condorvliegers vernield waren en zij voorts met aanhoudende bombardementen alle verdere bevoorrading belemmerden. Hun situatie was dus hopeloos. Als goed nieuws beschouwden ze voorlopig het bevel dat ze zich moesten klaarmaken om binnen de drie uur het stationsgebouw te verlaten. Tot ze hoorden waar hun volgende bestemming lag...Richting de weg terug langs de voet van de 666 tot aan hun stellingen waaruit ze drie weken geleden tegen de kalkrichels en het fort op de top ten aanval waren getrokken..De gevreesde 666, waarop de Moren zich sinds gisteren opnieuw hadden genesteld…

 

De nachtelijke ontruiming van het Gandesa-front werd een fiasco. De terugtocht van de brigade over vijf kilometer goede baan had normaal gezien niet langer mogen duren dan vijf kwartier voor de eerste groep van honderd man, plus tien minuten voor elke volgende groep. Indien alles vlot was verlopen had peloton Marco als laatste tegen middernacht moeten opkramen om rond twee uur in de morgen àchter de gevreesde 666 “in veiligheid” te zijn. Ja, zoals gezegd: "indien!"…            

Maar de gedecimeerde 15e IB -– met een getalsterkte van nog hoogstens duizend man - wilde er geen vlucht van maken, en stond op een ontruiming volgens het boekje. Voldoende tijd om de depots op te laden was er echter niet: die moesten dus op het laatste momentje door de achterhoede in brand worden gestoken om de vijand niet vroegtijdig te alarmeren. De verbandposten en het veldlazaret moesten natuurlijk wél, én bij voorrang, ontruimd worden, nog vóór de eerste soldaat de frontlijn verliet.

Dit mooie principe veroorzaakte echter een cascade van vertragingen waardoor uiteindelijk alles in het honderd liep. De medische dienst van de Internationale Brigades werd namelijk bemand door burgervrijwilligers die aan militaire discipline een broertje dood hadden. Om kort te gaan: vóóraleer de laatste gekwetste in de ziekenwagen zat brak de dageraad al aan en cirkelden de eerste vliegtuigen van de fascisten reeds als gieren hoog boven hun énige aftochtroute.. De fronttroepen overdag tóch nog door deze flessenhals terugtrekken was waanzin en gelukkig zag ook de generale staf dat in.

Niet dat het énige alternatief -– de stelling rond het spoorstation Gandesa nog een twaalf uur lànger houden -– zoveel aantrekkelijker was, nu ze werkelijk hun laatste patronen verschoten hadden. Maar hier zaten ze tenminste nog min of meer beschermd tegen het moordende artillerievuur van de vijand... Terwijl het daar op de grote baan aan de voet van de 666 meer plaaster-pijpen-schieten-op-de-foor zou worden. Niet écht begeesterend als jij persoonlijk voor plaasterpijp mag spelen.

Iedereen in de schemerige kelder loerde naar Marco die nog steeds ineengekrompen op zijn stapeltje gazetten zat te suffen. En alsof deze strakke blikken hem eindelijk wakker porden, rechtte hij plots zijn pijnlijke rug en staarde Steiner een ogenblik grijnzend aan:

“ "Komaan klootzakken,bajonet op het geweer! We hebben nog altijd een kans..".”

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 58
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A35  PAUL HASARD, DE FOTOGRAAF EN DE IJZERBBEDEVAART.

                                          Westende 17 augustus 1938.

"Als ge mij niet gelooft, gaat dan maar wat zeveren bij Paul Hasard, de portrettentrekker van het Bad!   Die heeft uw vader als kind gekend en zal u zéker graag zien komen.. "

Zo ongeveer had Jetje hem wandelen gestuurd toen zijn betweterij haar op de zenuwen begon te werken. Leon was wél wat van haar reactie geschrokken en had nooit vermoed dat ze zo'n lange tenen zou hebben. Ze hadden toch een eedverbond gezworen samen het geheim van het "Spook van Duinkerke" op te lossen, of niét soms ?! Dan moest ze zich toch niet in-haar-gat-gebeten voelen omdat hij hààr versie confronteerde met de uitspraken van nonkel René en haar op de tegenstrijdigheden wees ? Moest ze hem dààrom afstoten met de raad zijn licht op te steken bij die illustere onbekende ?

Enfin, niet hélemaal onbekend, natuurlijk, want in het dorp kende iedereen iedereen. En vroeger waren zijn ouders nog met meneer Hasard bevriend geweest, had hij verstaan. Die bruine trouwfoto op de keukenkast, met Dis en Marie in de tuin en de grote abri op de achtergrond, had hij destijds getrokken...Gratis, als huwelijks kado naar het schijnt. En ook die bij Jetje op de schouw stond was van hem: Jetje en moeder stijf gearmd met die zotte kleren aan en die pothoeden over hun oren.. En met de plechtige communie van Leon had hij van hem ook een portret gemaakt in postkaartformaat, gratis voor niets..

Maar buiten deze ene keer kon Leon zich niet herinneren ooit iets persoonlijks tegen die mens gezegd te hebben. Integendeel, als hij hem op straat toevallig tegenkwam groette hij hem altijd beleefd 'dag meneer Paul',met zijn pet in de hand. Tenslotte genoot hij een zeker aanzien, als portrettentrekker en vér de enige kunstenaar van het dorp. Weliswaar een aanzien lichtjes gemengd met wat spot omdat hij zo goed leek op "zotte professor Piccard" met zijn luchtballon: slungelachtig lang, met een half kale vogelkop omzoomd door wild krulhaar.

En bij dié meneer stuurde Jetje hem om Dis zijn doopceel te lichten ?! Hij kon toch niet bij die mens binnenstappen en vragen wat hij over de afkomst van zijn vader wist ? De fotowinkel was op zich al bevreemdend genoeg, met rondom al die plechtstatige portretten van het halve dorp, iedereen op z'n paasbest.. Moeilijk om in zo'n menigte een gespek onder vier ogen te beginnen.

Het kostte hem in bed op zijn scheerzolder een paar avonden zwaar gepeins vóóraleer plots zijn lamp ging branden. En de oplossing had hij dan nog te danken aan het fluisterend pochen van Joseph, achter zijn rug. Die had het al de hele tijd over een mooie grote foto die hij van Nadine ging afluizen, postkaartformaat, waarop ze haar nieuwe vilten luifelhoed droeg en haar jurk met de strikjes.. Heel recent getrokken bij Hasard, juist vóór het seizoen.

" Een buste-foto, lijk ze zeggen hé, tot halverwege de borst, verstaat ge't ? En met haar vitrine ferm gevuld hé, want dààr is ze fier op, man!   Ik durf wedden dat ze ervoor expres goed rechtop is gaan zitten: alles vooruit Gertruid!  ..In feite loopt ze er heel erg mee te koop. Want vorige week hing er wat ondergoed te drogen in de garage waar wij de bestellingen klaar zetten voor mijn tour met de triporteur. Ze deed daar zo flauw over, van "Niet zien hé viezerik: dat is van mij!  ", omdat er och-arme een soutien bij hing.. Luistert ge nog ??"

" Een soutien ja, vertelt maar voort.." Leon volgde wat verstrooid het liefdeskluwen van zijn broer want hij voelde juist een lumineus idee opborrelen.

" Wel, op dat moment komt Erna, haar zuster, binnengevallen en die trekt rap al die frutsels van de draad. En ze vraagt zo aan Nadine: " Waar hangt de rest van mijn goed ?" Tableau zeg!   Ik schiet in een lach en Nadine in een Spaanse colère.."

" k' Heb het!  " zei Leon plots.

" En ze wilt mij een klets.." Joseph had er een hekel aan in zijn fantasmen gestoord te worden: " Wat hebt ge nù weer ?"

" Niks, vertelt maar voort.."

" Dat ziet ge van hier, zo-ot!  "

In zijn droom vond Leon met een verbazend gemak een geniaal scenario om meneer Hasard de pieren uit de neus te halen. Maar bij het ontwaken herinnerde hij zich het gros van zijn meesterlijke zetten niet meer en de rest verschrompelde in het harde licht van de dageraad. Toch wist hij dat de enige weg waarlangs hij die halve vreemde kon benaderen moest lopen langs diens kunstenaarschap en de foto's op de keukenkast.

Nonkel René vond de oplossing, toen ze die avond na de vangst als naar gewoonte nog vlug een Bock gingen drinken in "Het Anker": " Ge hebt toch een lief, hé ?"

" Lief..lief.." Leon hield wat verlegen de boot af.

" Wel ja, een mokkel met oren en poten dat ge graag eens tegen uwen gilee zoudt trekken, of eentje die misschien zot van u is: wij noemen dat een lief!   En het is normaal van aan uw lief een foto te geven, voor onder haar kopkussen.. Daar kan ze dan 's avonds tootjes aan geven voor ze gaat slapen, hé:  zo doen de vrouwen dat!   En de Paul heeft toch een schone foto gemaakt van uw plechtige communie, hé ? Wel, hij heeft daar tien-negen nog het filmtje van. Vraagt of dat hij daar nog een afdruk van wil maken om kado te geven aan uw lief. Zoveel kan dat niet kosten of anders schiet ik dat wel voor..En dan zal hij wel vragen hoe Marie het stelt, want daar is hij in den tijd nog zot van geweest...Zegt zo dat ze nog triestig is, omdat Dis op zo'n rare manier verdwenen is. En dat gij er mee gewrongen zit dat ge hem nooit goed gekend hebt, hé. En dan vraagt ge zo, langs uw neus weg: 'Maar gij hebt hem van kindsaf gekend, hé meneer Paul ?' En dàn zijt ge vertrokken voor een uur!  "

Nog geen kwartier later stond heel het krijgsplan op poten.

Zelfs Joseph stak hem onbewust een handje toe, die avond, in bed. Waarschijnlijk door de warmte of van opwinding had blijkbaar geen van beiden veel zin om in slaap te vallen. Leon vond het wel wat vreemd dat zijn oudere broer zo bereidwillig op al zijn zieleroerselen inging, zonder zijn vragen weg te honen of in lachen uit te barsten. Dat deed hij anders altijd als Leon bijvoorbeeld zijn vrees uitsprak over het verband tussen échte onkuisheid, zot of blind worden en de tering krijgen.

Ze lagen op hun grijze soldatendeken door het zijvenstertje naar de klare sterrenhemel te staren.

" Hoe ver zou dat zijn naar de maan ?"

" Meer dan honderdduizend mijl...Dat zegt zo niks, maar ge zoudt met het rapste vliegmachien bijna een maand nodig hebben om er te geraken..." Hij had uit Jules Verne zo één en ander opgestoken.

" En waar zou d' hemel feitelijk beginnen ? Aan de maan, of verder ?"

" Zéker nog honderd keer verder...Waarom wilt ge dat weten? Voelt ge u niet goed of zijt ge van plan u kortelings te verdoen?...  De hemel begint àchter de laatste sterren, dacht onze leraar godsdienst, maar echt zeker wàs hij niet.."

" Dus minstens een paar jaar vliegen, stukken verder dan de maan! Dan kan ons vader daar nog niet zijn, op zo'n korte tijd...Als hij werkelijk gestorven moest zijn " voegde hij er snel aan toe.

Joseph ging daar niet op in: " En wie zegt dat hij recht naar de hemel is gegaan ? Da's enkel voor wie vrij van zonden is, zegt de paster. En dàt zal ons va wel niet geweest zijn, als ge die roddel in 't dorp moogt geloven...Al die wijven die hij gehad heeft, vroeger..."

" Wijven? Hoe vroeger? Lang geleden?" Zou Joseph misschien iets weten over die cafébazin van Duinkerke? Kan het zijn dat Dis daar al zólang een verhouding mee had? En waarom verdomme ? Misschien was vader niet gelukkig geweest met Marie en zijn kinders, had hij niet genoeg van hen gehouden. Waren Joseph en hijzelf in zijn ogen niet goed genoeg geweest, zijn vaderliefde niet waard?

Maar Joseph spotte luchthartig: "Och ja vent, jaren geleden: gij piste nog in uw broek...Dat ik weet is hij maar braaf geworden vanals hij met de Meester is beginnen optrekken in het Verdinaso..."

" Waar dàt al niet goed voor is..."mijmerde Leon.

" Hey, niet slapen hé!   Ge zoudt tenandere iets voor mij moeten doen.."

" Hmm...Ik ben bekaf, man. Morgen misschien..."

" Nee-neen, nù! Luistert: zondag is het tien jaar geleden dat ze de eerste steen legden van de IJzertoren en de Meester zou willen dat alle D.M.O.'s en volwassen sympathisanten mee op bedevaart zouden gaan. Kwestie van onze macht te tonen aan de àndere Fronters van 't Vlaams Verbond en er aan te herinneren dat wij óók mee betaald hebben om de toren te bouwen!  "

" Ja, en dàn?" Het interesseerde hem maar matig want zijn eigen Nieuwpoortse afdeling van Jong-Dinaso mocht niét mee...

" Wel: ik ga! Maar dan zoudt gij mij zondag moeten vervangen als commissionair op de triporteur van De Handt, om met Nadine de bestellingen rond te rijden.."

Hij wilde het afwimpelen met "zondag ben ik bezet". Want zijn krijgsplan om meneer Paul de pieren uit de neus te halen stond ver op punt. Hij zag enkel nog niet hoe hij aan moeder zijn wandeling naar Westende-Bad moest uitleggen zonder Olgatje te vernoemen. En zijn lief wilde hij niet betrekken bij zijn zoektocht naar " Het Spook". Maar aangezien de winkel van De Handt bijna pal over de fotostudio van Hasard lag..

" Wat geeft ge?" Voor dergelijke vriendendiensten onder elkaar verwachtten zij altijd boter bij de vis.

 Madam De Handt viel niet in katzwijm van geestdrift over de jonge plaatsvervanger, vooral omdat hij met Frans geen hoge toppen scheerde. Ook zijn figuur had niet de klasse die men van een primeurzaak mocht verwachten en erg gedienstig – lees kruiperig – zag dat potige bruine berenjong er niet uit...Maar sterk wàs hij, moest ze toegeven, zoals hij met de bakken bier jongleerde...Voor één dag zou het wel gaan. Daarbij, ook al begon het seizoen te slabakken door al die politieke spanningen in Sudetenland: een commissionair kon ze nog niet missen.

Van Nadine, waar Joseph zo mee opliep, had hij eerlijk gezegd méér verwacht. Een blonde bleekscheet, niets vergeleken bij zijn Olgatje. En allesbehalve vriendelijk op de koop toe...Ze scheen het niet erg te waarderen dat Joseph liever keet ging schoppen aan de Ijzertoren en het gezelschap van die zotte meester Engelborghs boven het hare verkoos...

Tijdens zijn derde ronde had hij meneer Paul in aktie gezien op de dijk, snapshots makend van de wandelende zonnekloppers, maar zag hem pas tegen vijf uur in zijn fotostudio binnengaan. Leon zijn werk zat er ver op en tegen Nadine zei hij enkel:" 'k Moet effentjes naar de overkant.."

Met kloppend hart stapte hij de fotowinkel binnen en schrok zich een aap door het oorverdovend getingeltangel van de xylofoon boven de voordeur. Meneer Paul ontving hem met de gekende commerciële vriendelijkheid maar liet zijn air vallen zohaast hij Leon kon plaatsen en hoorde waarover het ging. Met wat voor een vaderlijke genegenheid moest doorgaan liep de fotograaf blindelings in de val die nonkel René had voorspeld. Hoe Marie het stelde ? En nog altijd zoveel verdriet over het accident van Dis ?

Na een paar van die stereotype vragen mocht Leon mee naar zijn archief in de achterkamer om het negatief van zijn communiefoto te zoeken. En toen hij onderwijl zuchtte hoe spijtig hij het vond niets te weten over de familie van zijn vader, begon het voorziene scenario op kruissnelheid te draaien..

" Familie ?! Maar jongen, Dis hàd geen familie,  wist ge dat niet ? Anders was hij toch niet tot zijn vijftiende in het weeshuis gebleven, zeker.."

" Weeshuis ? Wat wilt ge daarmee zeggen, meneer ?"

" Wel, dat hij heel zijn jonge jaren met mij in 't weeshuis zat: misschien zelfs vanaf zijn geboorte, maar zéker vanaf de kakschool.."

Leon herinnerde zich plotseling dat zijn moeder aan de gendarmen verklaard had dat Dis had leren lezen en schrijven in 't wééshuis. Nu pas viel het hem te binnen hoe onlogisch dit was...

" Maar meneer Paul, dat kàn toch niet!   Mijn vader is pas in 't begin van de Grote Oorlog met zijn ouders uit de Walen naar Veurne gevlucht!  Dan kan hij toch niet vanaf de kakschool..."

" Zijn ouders ? Maar jongen, Dis was van kindsbeen af volle wees zoals ik...Over welke ouders hébt ge't ?... Bompa Petré was zijn échte vader niet, dat weet ge toch hé ? Tenandere,  ik heb uw papa nooit anders gekend dan Dis Vroman. "VROMAN Désiré", zo schreef hij zijn naam nog op zijn cahier, het laatste jaar van de knechtjesschool in het weeshuis van de Zwartzusters."

" Maar meneer Paul, tegen ons heeft hij zich altijd Petré genoemd. Hij is toch mijn vader en ik heet ook Petré, Leon Petré..."

" Vaneigens is hij uw vader, jongen!   Maar dat is zijn nieuwe naam, die hij kreeg toen Bompa Petré hem adopteerde op 't eind van den oorlog, in 't kloosterlazaret van Veurne. Uit dank voor de goede zorgen, zogenaamd...Maar in feite om nà den oorlog toch nog een persoonlijke verpleger te hebben tegen dat hij ontslagen werd: zijn vrouw was gestorven in een bombardement en hij stond alleen op de wereld. Dis ging op zijn zestiende ook ontslagen worden uit het weeshuis. En geadopteerd worden is voor elk weeskind de droom van een hemel op aarde: het was dus voor alletwee een goede oplossing. Ikzelf kreeg rond dié tijd een leercontract bij een fotograaf in De Panne en ben hem dan een tijdje uit het oog verloren.. Maar voordien heb ik samen met Dis VROMAN minstens een jaar of tien school gelopen in het weeshuis van de Zwartzusters van Veurne, goed geweten!   Dat moet tenandere toch op de gemeente genoteerd staan..."

Leon wist niet hoe hij tegen zo'n sterke overtuiging moest oproeien: Veurne, weeshuis, Vroman...Alles tolde wild rond in zijn kop. Maar terwijl meneer Hasard naarstig voortzocht in zijn clichébakken kreeg hij even de tijd zijn gedachten te ordenen.

" En sprak mijn vader goed Frans dat gij weet ?"

" Frans ?...Ja, wat schoolfrans van bij de nonnen hé. Ge kent dat: " Le cochon dit ronronron et le coq dit cuquelecue! " Dat heb ik nog onthouden " .

Leon lachte niet mee en boorde koppig voort: " Als ons va vanaf zijn geboorte in 't weeshuis zat, hoe zou hij dan aan de naam Vroman geraakt zijn ? Zou hij afstammen van de àndere Vromans uit het omliggende: in Nieuwpoort ken ik er al een stuk of drie en in Lombardzijde van 't zelfde..Waarom hebben die nooit naar hem omgezien en hem in dat weeshuis al ,die jaren laten stikken ??"

"Ow-ow jongen, ik weet niet of dat familie van hem was...De naam is misschien niet gelijk geschreven, hé... Ge moet weten dat veel heel jonge wezen van de nonnen een naam kregen als er geen familie naar omzag...Ik zelf: mij hebben ze Hazard genoemd...Dat wil zeggen: toeval, of in 't Frans, chance...Ik heb mijn ouders ook nooit gekend. Ha, hier zie!" En hij hield triomfantelijk een glasnegatief omhoog: " Petré Leon, dat is hem!  "

 Die zondagavond, na zijn werk, schoot Leon met zijn verhaal recht bij tante Jetje binnen. Hij had béter kunnen vallen, want die kon er echt niet mee lachen:" Heeft Paul dat allemaal verteld ? Dat Dis geen kind was van Bompa Petré maar een weeskind van de zwarte nonnen van Veurne ? En dat Dis van bij de geboorte Vroman heette ? En toch geen familie is van de Vromans uit het omliggende ?? Wat is dàt voor zever! "

" Ja-ja, vraagt het hem zélf! Dis heeft nooit geen familie gehad: hij stond alleen op de wereld, dat waren Paul zijn eigenste woorden!  "

" Ge zijt zot vent!  "

" Dat kan zijn, tante Jetje! Maar dan zijn er nóg zotter dan ik! Want als mijn vader alleen op de wereld stond en dus geen familie had, kan dat spook ook geen familie van hem zijn, nietwaar! En dan is het zoals ik van in den beginne gezegd heb: het spook dat ik gezien heb – en met mijn eigen ogen, hé!   - is niet mijn onkel of mijn kozze, maar het is mijn vader zelve !   En hij leeft!  "

" Leon, ge zijt aan 't doortrappen!   Stopt daarmee of ge gaat u nog verdoen van zottigheid !  "

" En ik zal méér zeggen, tante Jetje:  dat wijf waar hij bij is..."

" Die cafémadam in Duinkerke, meent ge?"

" Ja, dat vrouwmens daar! Wel, daar houdt hij al jàren mee aan!   En dat weet ik nu eens niét van meneer Paul, zie! "

" Welke kloot heeft u dàt dan wijsgemaakt ?!"

 De kloot in kwestie kwam pas in de late avond van de bedevaart terug, kompleet met een gescheurd hemd en een blauw oog. Van Marie kreeg hij meteen de wind van voren: Of hij soms dacht dat het geld op haar rug groeide en wie dat weeral moest naaien, zo'n schoon zondags hemd van tegen de tien frank!   Toen hij na de vijfde variant op het zelfde thema wat in de contramine poogde te gaan maakte Marie er korte metten mee: " Naar bed, verdomse onnozelaar! En zónder eten! Over zijn purperen bakkes geen woord..

Zoals gebruikelijk na zo'n familiaal vonnis mocht broertje opdraven voor de sluikbevoorrading. Ditmaal kon Joseph zijn plan trekken met een korst brood, twee rapen uit de tuin en een geplekte reinette die Nadine speciaal voor hem had meegegeven. Hij merkte wat laat dat er een worm in zat. "Ze was niet erg welgezind..." wist Leon. Bah, grote honger had hij tóch niet,  beweerde de Dietse Strijder minachtend, maar dés te meer te vertellen...

Ze waren vanmorgenvroeg met vier man op de fiets bij Engelborghs vertrokken, hij op de buis bij de meester, en onderweg naar Nieuwpoort had de rest van de afdeling aangesloten, een vijftien in totaal, in groot uniform. Juist vóór Kaaskerke mochten ze op de koer van een cafeetje de fietsen stallen en één pint drinken, niet méér: " Daar is de meester heel streng op: géén zatlapperij voor het werk achter de rug is, zei hij. Hij heeft de mijne getrakteerd..En vanop een tafel gaf hij zijn laatste orders:  Ten eerste, altijd in gelid bijeen blijven want we zijn gekomen om ons te tonen, niét om te vechten. Ten tweede, de knuppel blijft gedekt in de binnenzak tot ik ' Orde' roep. En ten derde, altijd naar mij zien: alle ogen gericht op Kwatta! Kwatta, dat is zijn schuilnaam..zijn "nom de geer", lijk ze zeggen in 't leger"

" Nom de geer?" Leon barstte van jaloersheid maar liet niets  merken..

In gelid marcheerden ze dan tot aan de torenweide die helemaal door de gendarmen was afgezet, hij en nog een jongen van Nieuwpoort achteraan omdat ze geen Dinaso-uniform droegen. Juist vóór de barrage hebben ze zich dan aan de zijkant van de weg opgesteld langswaar al 't volk voorbij moest.

" Om tien uur gingen de gendarmen die weg afsluiten toen de vlaggendragers de weide opwilden, beschermd door de Grijze Brigade van het VNV. Ik heb nog de meester "Orde! " horen roepen vóór die vent in burger mij een klop van de matrak gaf en het al zwart voor mijn ogen werd.."

" Een burger ?! Gij, een klop van een burger ?" Leon barstte in onbedaarlijk lachen uit.

" Wel ja: één van de Staatsveiligheid denk ik. Of een geheime van 't VNV, wie weet..Het was daar ineens zo'n kluwen..Die jongen van Nieuwpoort heeft mij naar dat café teruggebracht en mij wat te slapen gelegd"

" En was dat àl ?" gierde Leon.

" Zeg, is 't nu gedaan!  ?" riep Marie van beneden:  " Of moet ik met de riem komen?! "

 De volgende morgen kreeg zijn heldhaftig avontuur een abrupt slot. Madam De Handt bekeek hem al vies toen Joseph haar voorbijliep naar de garage, maar door het volk in de winkel kon ze niets zeggen. Nadientje was er in het schemerdonker al druk bezig met haar kartonnen dozen en gunde hem nauwelijks een blik. Ze wilde blijkbaar een tijdje de gekrenkte prinses uithangen wegens zijn desertie van gisteren.

" Wat is't ? Slecht geslapen ? Of in uw gat gebeten omdat ge niet mee mocht naar Diksmuide ?"

Pas nu keerde zij zich ten volle naar hem om, staarde even naar zijn blauwe ket en schoot in een klokkende lach: " En gij ? Op bedevaart gevochten met de maagd Maria? Of een slag gekregen van 't wierookvat ?" Ze deed of ze zijn oog wou onderzoeken maar hij week terug tot tegen de hoge stapel bierbakken. Zij volgde spottend terwijl ze met de handen bezwerend voor zijn ogen wemelde en haar boezempje uitdagend opdrong: " Allee Boduwogenat, toch niet bang dat Soeur Nadine u zeer zal doen hé?"

" Hey gij! Afblijven of trouwen, verstaan!  "

" Ah, meneire wilt trouwen? Moet ge mij dan eerst niet wat beter leren kennen ?" Ze stond nu stijf tegen hem aangedrukt en toen zij langzaam haar armen om zijn hals legde, trok hij instinctief haar heupen op. De tussendeur naar de winkel piepte open en vóór hij deftig uit zijn erotische droom kon ontwaken braakte Ma De Handt de verfoeilijkste verdenkingen over hem uit.

Twee minuten later gaf ze hem in de winkel de bons. Nadine stond met een uitgestreken gezicht naast haar achter de toog, de armen gekruist voor de borst...Ze had er hem goed ingeluisd ,de feeks !

Bijlagen:
primeurkens A35.JPG (7.8 KB)   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 57
Klik op de afbeelding om de link te volgen

UITGEPUT...

Tegen de avond kregen ze, samen met de taco’s en  de wijn, eindelijk het bevel de verdediging uit te bouwen: het commando verwachtte zogenaamd een zware tegenaanval van de Moren. Veel geloof konden de mannen er niet aan hechten en verlieten met duidelijke tegenzin hun comfortabele slaaphoek in de kelder. Marco moest niet lang nadenken om zijn weerstandsnest te organiseren: " De eerste vier man op zolder met de enige lichte mitrailleur, de volgende vier achter de vensters van het gelijkvloers en de rest blijft in de kelder. Elke groep zet één schildwacht uit, aflossing na twee uur. Zie ook wie in de gebouwen links en rechts van ons ligt!  Allee hop: debout les morts!  ".

Steiner had gehoopt beneden te kunnen blijven, maar vloog met het machinegeweer samen met Martini en Ramon onder het gebroken dakgebinte. Het rook er alvast minder muf dan in de kelder want de helft van de pannen ontbrak.  Zohaast Marco de mannen beneden hun gedetailleerde doelen had aangewezen kwam hij eveneens de zolder opgekropen. Ook hier lagen, buiten allerlei oude rommel en scherven dakbedekking, hele stapels kranten waarmee ze vlug een lage borstwering bouwden voor de mitrailleur en een zacht nachtleger in de hoek. Enfin, zacht..een soldatenhand is rap gevuld.

Maar écht veilig kon Steiner er zich niet voelen, zo onbeschermd onder de blote sterrenhemel en met een fikse artillerievoorbereiding vanwege de Moren in het vooruitzicht...De plankenvloer leek ook al niet van de stevigste. Want toen Ramon deze al wippende testte kregen ze meteen vanuit het gelijkvloers een resem vloeken en verwensingen als antwoord. Gevolgd door hartverscheurende hoestbuien toen de plafondbezetting het begaf. Niet dus.

Nu was het enkel nog wachten op de aanval van de franquisten..

 

Vergeefs: Voor wie op wacht stond verliep heel de frisse maannacht tergend traag in een zinloos turen naar de oudzilveren contouren aan de overkant van het stationpleintje. Maar zij die het twijfelachtig genoegen smaakten in de hoek van de zolder een hazenslaapje te vangen kregen met een àndere soort oorlog te maken. De oude kranten bleken namelijk de bakermat van hele horden dikke kakkerlakken, terwijl de weekbladen vol vlooien zaten, of omgekeerd. En àchter de stapels tegen de muur hadden generaties muizen mooie gangen geknaagd met òm de meter knusse nestjes vol naakte roze jongen. Heel dat universum scheen allesbehalve opgezet met de plotse komst van 'onze jongens' en was blijkbaar vast besloten hun haardsteden met hand en tand te verdedigen. En tegen de grauwe morgen zouden ze de strijd zeker gewonnen hebben indien de Moren geen roet in 't eten hadden gegooid.

Hun tegenaanval was meer gericht naar de zuidrand van Gandesa, ruim een kilometer links van het stationsgebouw. Toch deelden de arme "Mackenzies", hun overburen, nog ongevraagd in de klappen, gelukkig zonder veel brokken. Steiner zag achteraf maar één ambulance wegrijden: dus hoogstens een achttal tommy's noemenswaardig geraakt. Ook in de daaropvolgende aanvallen kwam "Six février" die dag niet tussen, wat niet belette dat Steiner en zijn kameraden aanhoudend in verhoogd alarm verkeerden.

De enige verpozing hadden ze aan Marco te danken. Die bracht van één van zijn rondjes langs zijn mannen uit het boekenstalletje op het perron een paar kranten mee. Het franquistische blad was gedateerd op 1 augustus,  waarschijnlijk de laatste editie die op het station werd afgegeven vóór Gandesa in de vuurlijn kwam te liggen.  Marco was van hun vieren de enige die voldoende Spaans kon lezen om de artikels te begrijpen. Maar wat hij hardop met de losse pols vertaalde kwam hard aan.

" Die smeerlappen zijn écht zeker van hun stuk!   Hier, de hoofdtitel: 'Caudillo Franco sluit verdrag met Frankrijk... Heu...bla-bla-bla: het nieuwe Spanje blijft neutraal bij een eventueel Frans-Duits conflict' Het nieuwe Spanje!   Dat van hém dus! Of wij hier nog langer onze nikkel afdraaien of niét, maakt dus verder geen verschil: hij is toch zeker het hier later voor het zeggen te krijgen!..."

" Twijfelde gij daar nog aan? " vroeg Ramon verwonderd. " Voor ik uit het strafkamp naar hier kwam was er al sprake dat de Rus het beu werd en de kraan dicht ging draaien, net zoals de Fransen vorige maand.. Zonder de hulp van Stalin zijt gij verloren, amigo.. Eindelijk, zou ik zeggen, dat bloedbad hier heeft door zijn schuld al veel te lang geduurd. Hij had zich beter nooit met onze inwendige keuken bemoeid!  "

" Hou op met die stomme praat, Ramon!" Marco wist welke straf er op 'defaitisme aan het front' stond. En ook dat de pelotonoverste daarbij dikwijls in de brokken deelde. Het incident met Amalia en kameraad-luitenant Rodrigo lag nog vers in het geheugen:" Vergeet niet: ZIJ zijn de oorlog begonnen! Die zou zelfs geen week geduurd hebben indien Hitler en Mussolini het Legioen niet uit Marokko hadden overgevlogen!   Zonder hulp van buitenaf ware er nooit iets gebeurd!   Had de Volksfront-regering destijds geen hulp geboden, was jouw anarchistische boerenrevolutie in Aragon nooit van de grond gekomen! En indien jullie in Utopia wat minder waanzinnig tekeer waren gegaan met moorden en platbranden, en vanaf het begin naar Madrid hadden geluisterd, Strontboer, dan was het Franco-leger zelfs nooit in opstand gekomen!   Alle rampen die we nadien op ons nek kregen, hebben we aan wijsneuzen lijk gij te danken! Had-had-had! Ge kunt het lullen niet laten hé.."

Maar Ramon liet zich niet in de hoek drummen :" Feit is toch dat onze anarchistische boerenrevolutie in Aragon niet door de fascisten werd verslagen, maar wél door stalinisten zoals Lister. Dié wilden het onderste uit de kan door alles in beslag te nemen voor de staat. Wij niet.. Ons was het enkel te doen om op braakgrond van de rijken eten te verbouwen voor de gemeenschap, niet om hun land te onteigenen. Mits wat schaven, wat geven en nemen, hadden we het met de grootgrondbezitters een dik jaar geleden al op een akkoordje kunnen gooien en op die manier nog iets van onze revolutie kunnen redden. Maar dat mocht niet van Moskou! Nu is er teveel gemoord aan weerskanten om elkaar nog te willen verstaan. Enkel de totale vernietiging van de vijand is nu nog aan de orde. En dat zijn wij, daar moet ge niet aan twijfelen kameraad!  "

" Luister vriend "viel Marco uit, "akkoord ge zijt genen uil. Maar hoe kunt ge dan zo'n kemels verkondigen zonder u dood te schamen? ! Juist nu we de fascisten er zo van langs geven! Over een front van zestig kilometer hebben we hen in één week tijd dertig kilometer achteruit geworpen! Dat is nog nooit gebeurd!  "

" En zal hopelijk ook nooit meer gebeuren want het is zinloos bloedvergieten. Ons stukje front is in één week dertig kilometer opgeschoven?  Hoera-hoera! Nu kakt Franco zéker in zijn broek, zie! En hoeveel gaan we de volgende week nog oprukken? Dubbele zéro: de hond zijn kloten! Want, Kameraad-adjudant, met permissie: waar is dat peloton van u dat de Moren heeft verslaan?  Eén kwart dood en twee kwart verminkt!   En onze buren zijn er niet beter aan toe..En wat is het nieuwe parool voor de rest van je troep? Gandesa veroveren?  Vergeet het maar! "Standhouden ten allen prijs " hé, geef het maar toe! Dat wil zeggen dat de hoge pieten alle hoop op succes hebben opgegeven, misschien zelfs lang vóór dit offensief begon..Marco, ik draai al twee jaar mee in die zottekens-molen, mij moet ge niets meer wijsmaken!  "

" Denkt ge nu werkelijk dat de Leiding heel deze slachting op touw heeft gezet zonder er een beslissend resultaat van te verwachten?" Bij 'slachting' had Marco zijn stem laten zakken alsof hij een vuil woord uitsprak.

Ramon grinnikte kil :"“ Niet bang zijn, Adjudant! Natuurlijk verhopen ze er een resultaat van, maar niet waar gij aan denkt… Ge weet toch ook dat de president vredesonderhandelingen zou willen aanknopen met Franco? Neen? Akkoord, ge zit hier aan het front van alle nieuws verstoken, maar laat mij het u zeggen: die fameuze dertig kilometer beteken niets méér dan een lokaas om Franco toch maar aan tafel te krijgen. Nogal onnozel: het kleinste kind weet dat hij binnen het jaar den oorlog gaat winnen. Hij zou wel een gloeiende zot zijn om in deze omstandigheden vredesonderhandelingen te aanvaarden..."…”          

" Als de republiek weet dat een offensief nutteloos is zet het de levens van zijn burgers en zijn soldaten niet redeloos op het spel!  " hield Marco vol.

Ramon schoot in een trieste lacht: " Heel juist gezien Adjudant!  Kijk maar eens rond wie er nog voort wil vechten: Fransen, Engelsen, Duitsers, Amerikanen en nog een hele resem vreemdelingen.. Maar géén Spanjaarden! Die zijn het beu tot over hun oren!  "

" Zever in pakjes!  " besloot Marco nors: " Als iedereen weet dat het nutteloos is, zet ge toch zo'n groot offensief niet op stapel." Heel deze discussie werd wat eentonig.

" Waarin vooral de Internationale Brigades de spits afbijten, hé?! Wat kan het die buitenlanders schelen dat er nog een paar honderd Spaanse dorpen en steden vernield worden, nog een paar duizend vrouwen en kinderen vermoord. Ze voeren zoals Napoleon destijds de politiek van de verbrande aarde. Na hun verlies, dat ze niet kunnen verkroppen, gaan ze terug naar huis en laten ons met de brokken zitten. Hier kunnen ze tekeer gaan als kleine kinderen: nog vlug zoveel mogelijk kapot maken bij het buurjongetje vóóraleer weg te vluchten. En wij als straf zonder eten in de kelder vliegen. Dat is wat uw Grote Stalin ons het laatste jaar van de oorlog heeft opgedrongen: nog vlug wat zinloos dood en vernieling zaaien..En hoe zwaarder we nadien gestraft worden, hoe liever hij het heeft. Een arbeidersopstand die - zoals hier in Spanje - door de bourgeoisreactie in het bloed gesmoord wordt is een kado voor zijn winkel. Naar buitenuit bewierookt hij de gevallenen als helden van de proletarische revolutie. Maar het bespaart hém de moeite om later al die Trotski-fascisten en marxistische utopisten van de POUM of de FAI te moeten 'uitzuiveren' – zoals nu in Moskou - en een hele cinema te moeten opvoeren om hun terechtstelling te rechtvaardigen!  "

Steiner en Martini hadden zwijgend heel die discussie met stijgende wrevel gevolgd. Nu voelde de Corsicaan dat het gevaarlijk uit de hand dreigde te lopen en wilde zijn vriend ter hulp snellen.

" Staat er nog iets interessants in die gazet? Over de oorlog, misschien?

Marco keerde zich met een zware zucht van ontmoediging langzaam om, en het duurde even voor hij er zijn gedachten weer bij had. Onder de vragende blikken van zijn maats overliep hij tenslotte de overige artikels.

" Ja hier zie: wees hij ' Het nieuwe Ebro-front. Een vijandelijke poging...om de stroom bij de monding...tegenover Amposta over te steken...werd bloedig teruggeslagen. De 14e Comintern Brigade - een drieduizend zielen sterk - werd daarbij volledig... vernietigd.'" Marco keek peinzend op: " Comintern, zo noemen zij de Internationale Brigades..."

" De 14e ? Maar dat zijn wij! " sneerde Martini. Nu ziet ge hoe die smeerlappen kunnen liegen! "

" Liegen ?" vroeg Marco triestig: " Daarvan ben ik nog zo zeker niet... Wij, de "Six février", wàren één bataljon van de 14e, vóór ze ons in steun gaven aan de Amerikanen van de Lincoln... Op dat moment, één week vóór het offensief begon, is het gros van de 14e, onze oude "Marseillaise" in het geheim een heel stuk naar het zuiden verplaatst. Misschien een strategische zet , als afleidingsmaneuver. Maar dat ze nu helemaal  tegen de zee lagen wist ik niet... Helemaal vernietigd! "

" Dat zijn allemaal propagandaleugens! " hield de nijdige Corsicaan koppig vol:" Drieduizend man: die zijn zot zeker!           

" Het zou anders de eerste keer niet zijn dat de 14e IB gedecimeerd werd... Na de slag van Brunette, vorige zomer bleef er ook al niet veel van over. En overlaatst in april, toen de franquisten vanuit Teruel naar de zee doorstootten, werden alle vijf IB's samen rond Caspe praktisch in de pan gehakt. Vanaf toen zijn ze tenandere verplicht geworden de verliezen op te vullen  met Spaanse rekruten omdat de bevoorrading met vreemde vrijwilligers uit de Comintern bijna droog was gevallen. Op een paar zotten na.." voegde hij er spottend aan toe.

" Zoals ik, zeker? " pikte Steiner aan.

" Als gij het zegt, zal het wel zo zijn hé! " Ze schoten alle vier in een onbedaarlijke lach.

Plots barstte de stoep vóór hun loods in een helse knal open. De schok en de hete rook bracht hen even van de wijs, tot de opgeworpen kasseien weer neerdonderden. Een paar sloegen de pannen en het dakgebinte aan scherven, één schoot met een reuzebonk door de plankenvloer naar het gelijkvloers. Nog vóór de rook en het stof wegtrok sloeg de tweede obus in, en een derde, en een vierde! Vlak voor de gevel van het station! Ramon kreeg zo'n kassei pardoes op zijn toren. Steiner zag vanuit zijn ooghoek het rode spijs van de hersens in klodden onder de gedeukte helm uitlopen.

" Alarm! Alarm!" riep Marco met overslaande stem "ze komen er aan!  "

Volledig overbodig: iedereen had het al begrepen. De Moren sloegen terug. En ook al kregen vooral de Britten van "Mackenzie" in de eerste lijn vóór hen de ergste klappen, het zou voor hen allen een zware dag worden.

 

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 56
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A34  EINDSTATION GANDESA 

                                 

    GANDESA ,Calle Estación, 15 augustus ’38.

Steiner was kapot. Zijn lijf en leden voelden aan als gekraakt, verrokken, verstijfd en verstuikt, vol schrammen, blutsen en builen. Dat hij na het dagenlange stormlopen op de steile flanken van heuvel 666 nog leefde kon hij met de beste wil van de wereld niet als een geluk ervaren. Het enige waar zijn karkas nog naar smachtte was in een hoek van deze vochtige kelder naast het spoorwegstation ineenrollen en wegzinken in een bodemloze slaap. Alstublieft ,even maar :slapen... Slapen en vergeten...

Ja, vooral vergeten, als het kon. Al die gruwel van de laatste dagen die in zijn netvlies lag gebrand…... De verscheurde lichamen van gevallen kameraden vol bloedingen die niet meer gestelpt raakten...De blauwe uitstulpende darmen toen hij Jesolo’s broeksriem uittrok om diens verbrijzelde been af te binden…...

In zijn oren galmde het sissend gefluit van overvliegende obussen nog na en het helse bonken van barstende bommen en granaten rondom, het geratel van de Moorse mitrailleurs op de steile kalkrotsrichels hogerop en het schreeuwen, tieren, huilen van woede, pijn of doodsangst...

Maar het was vooral de verzengende hitte die zijn laatste krachten had gesloopt, dat verstikkend gevoel geen lucht te krijgen door die keel van schuurpapier en een mond vol stof. En dan die duizenden vliegen die zijn tranen dronken of zich bezatten aan het draadje bloedig speeksel op zijn gekloofde lippen.

Met de vantijd verstikkende stank viel nog te leven want de zwarte kruitwolken vervlogen vlug en wat ervan in je zweet bleef plakken rook niet écht walgelijk. De kleverige brij aan zijn billen wél, maar daarmee waren àlle overlevenden besmeurd zodat dit minder opviel.

Overlevenden…...Na die drie dagen stormlopen tegen de Moren op de 666 bleven er van zijn sectie van tien man welgeteld twee over: hijzelf en Martini. Gisteren sneuvelden er vier, waaronder de drie Spanjaarden uit het tuchtkamp. Drie kameraden liepen voordien al diverse verwondingen op, maar leefden nog toen ze werden afgevoerd.… Papon verdween reeds na de eerste aanval naar achteren al leek de wond aan zijn hand op eerste gezicht niet echt levensgevaarlijk…...Hij had wel plots héél wat minder praat, die Papon van mijn kloten !

Met de drie àndere secties en de rest van het “peloton Marco” was het al even erg gesteld. Toen ze vanmiddag eindelijk uit de vuurlijn werden teruggetrokken stonden er van de oorspronkelijke vijfenveertig man  nog een klein dozijn op hun benen, volledig opgebrand ,alle aanvalsdrift verteerd ! …Vijftien keren waren ze de bergflank opgejaagd, op alle uren van de dag of de nacht. Soms enkel zijn alsmaar zwakkere compagnie, moederziel alleen, als een soort lokaas voor de Moren. Dan weer samen met het volledige Franse bataljon en de Amerikanen van de “Washington-brigade”, misschien wel duizend man. De eerste richel viel pas toen ook de “Lincoln” meedeed en van toen af ging het vlug ! …Vooral omdat de resterende Moren voor dag en dauw de kam hadden ontruimd om de verdediging van de vólgende heuvel te versterken!! Zo bléven ze natuurlijk aan de gang, ook al voelde Steiner met zijn klompen aan dat het rode offensief op sterven na dood was: tegen de huidige overmacht van Franco's artillerie was geen kruid gewassen, geen doorkomen meer aan. Mét moed alleen ging het niet ,en zónder nog veel minder...

Maar schijnbaar was het dan toch gelukt. Nu hoorde hij in de verte hoe de onzen de top van de 666 zuiverden: de typische korte knallen, telkens nà het gevecht aan de gewonde vijand geen kwartier werd verleend.… Daar moesten de Moren, als vreemde huursoldaten, sowieso niet op rekenen. En dat deden ze ook niet. Toen hij twee weken geleden met zijn oor in verband van de Picosa terug naar het front reed door het pas veroverde dorpje Corbera, had Steiner met eigen ogen gezien hoe die ‘bruine apen’ zich na hun gevangenname bijna uit vrije wil laconiek tegen de kerkhofmuur opstelden voor hun laatste reis naar het walhalla…...Sindsdien bekeek hij die krijgers met heel wat meer respect, hoe wreed ze voor de rest ook met hun coupe-coupe mochten omgaan bij het verminken van hun gevallen vijanden of het slachten van hun krijgsgevangenen…. Nu ja, een burgeroorlog was inderdaad geen gezelschapsspel voor kostschooljuffers.

 

Het stationsgebouwtje van Gandesa, waarin Marco voor het ogenblik met de rest van zijn peloton schuilde,  werd pas gisteren door het Britse "Mackenzie" bataljon van de 15° Internationale Brigade na vuil vechten veroverd. Het gebouwtje en de aanliggende goederenloods lag half in puin geschoten los aan de rand van het stadje maar in de gewelven eronder zaten ze veilig. Vanuit het keldergat kon je, tussen de afgeschoten takken van de platanen op het pleintje, de "tommy's" in de ruïne aan de overkant gezapig thee zien drinken. Blijkbaar even op adem aan 't komen in afwachting van hun volgende stormloop langs de Calle Estación, de Stationstraat die recht naar het centrum leidde. Dat zou dan al hun vierde charge zijn sinds deze morgen, en nóg waren ze geen stap verder geraakt.

Telkens hun klaroen de aanval blies waren de moedige Britten op een helse muur van bommen en granaten gebotst waar niemand levend doorheen kwam. En zeggen dat ze voordien reeds de helft van hun kameraden verloren hadden bij de verovering van heuvel 481, een paar dagen geleden...Als ze nu niet héél snel op de verdediging overschakelden zou niemand van de fiere Mackenzies het nog navertellen. Het werd de hoogste tijd dat Kameraad generaal Lister, de bevelhebber van het Ebro-offensief, zich neerlegde bij de mislukking van zijn doorbraakpoging, indien hij nog iets van zijn leger wilde redden.

Gandesa, of wat er nog van recht stond, werd door de Moren veel te zwaar verdedigd om ook maar van een spoedige verovering te durven dromen. En een omsingeling zat er ook niet meer in want alle heuveltoppen àchter het stadje hadden de Franquisten tot oninneembare forten versterkt en volgepropt met vuurmonden van alle kalibers. De minste beweging op de Calle Estatión in de richting van het stadscentrum werd door de overzijde onverbiddelijk op een moordend spervuur van hun artillerie onthaald.

" Es finito..." besloot Ramon , één van de laatste Spanjaarden die het peloton Marco was komen versterken en die al een hele poos voor het keldergat op uitkijk had gestaan. "Es finito, amigos…" Hij deed geen moeite om zijn leedvermaak te verbergen: met het einde van dit bloedige offensief kon hij weer hoop scheppen misschien deze zinloze oorlog zonder al te veel kleerscheuren te overleven.

Ja ,die ramon was een geval-apart ! Dat de stalinisten hem in de tuchtcompagnie niet klein hadden gekregen vond hij op zich al een grote overwinning. Maar nu hij een week lang voor dit Franse gespuis het vuile werk had opgeknapt zonder door hun vleesmolens vermaald te worden verzoende hem een beetje met de God van zijn vermoorde vrouw. Vermoord door de mannen van Lister, de rode bloedhond die vorig jaar de anarchistische revolutie in zijn geboortedorp had neergeslagen. Achter zijn rug laffelijk vermoord door zogenaamde wapenbroeders terwijl hijzelf, zotte Ramon Fernàndez Savaria, als vrijwilliger aan het front in Aragon mét de roden tegen de fascisten vocht..Waanzinnig van verdriet en onbegrip waren toen zijn stoppen doorgeslagen en dat had hem een jaar strafkamp gekost..

En zeggen dat hij nu voor diezelfde Lister opnieuw zijn hachje waagde in een bloedig offensief waarin niemand nog geloofde. Maar lang zou hij niet meer met zich laten sollen, dàt had hij gezworen op de nagedachtenis van zijn aanbeden Margarita: zijn eer van echtgenoot ging vóór zijn trouw aan politiek links!

Tot nu toe had het monsterlijk systeem, dat al zijn kameraden had verzwolgen in de martelkerkers van de S.I.M., hém niet kunnen breken.. Hier stond hij nog steeds, rechtop en sterker dan een beer uit zijn geliefde Andorra, terwijl rondom in deze duistere muffige kelder dat zooitje Frans ongeregeld uitgeblust hun wonden lag te likken.

" Smerige bende holkruipers!" mompelde hij in een opwelling van overmoed. "Pederasten! Mij krijgen jullie niet kapot, sukkels " Slechts met moeite kon hij een gelukzalig sardonisch gegrom bedwingen…" Madre mia!  "

Ramon was wel geen reus, maar toch een struise kerel en naar Spaanse normen flink van was. Sinds hij vorige week bij het peloton Marco werd ingelijfd luchtte hij voortdurend en onverbloemd zijn ongenoegen met de lopende gang van zaken. Evenwel tegen niemand in het bijzonder en voorzichtigheidshalve wél in het platte  dialect van de Catalaanse herders, goed wetend dat die stomme Fransen er toch geen moer van begrepen.

Vreemd genoeg snapte Martini, de Corsicaan, er wél de essentie van, misschien omdat hij op zijn eiland óók een herder was. En sinds vannacht foeterden die twee onderling in een latijns koeterwaals op alles wat hun soldeniersbestaan verpestte. Soms lukte het Ramon zelfs Martini in een soort hoog gehinnik te doen uitbarsten, want lachen kon je dit bezwaarlijk noemen.

Marco was sinds gisteren blijkbaar te uitgeput en te afgestompt om die twee tot de orde te roepen. Nu zat hij ineengezakt tegen de gekalkte muur op een stapel oude kranten te bekomen van de laatste slachting op de 666, en zo te zien zou hij zelfs beter een tijdje gaan liggen. Kranten waren er genoeg om een droge brits te spreiden..

De hopen gazetten waren hen direct opgevallen toen ze getwaalven in die kelder onderdoken. Blijkbaar had de stationchef uit besparing de onverkochte eksemplaren uit de krantenkiosk nooit teruggestuurd of hoopte hij met oud papier een centje bij te verdienen..Hoe dan ook, voor de soldaten waren die hopen papier een ongekende weelde. Op eerste zicht dan toch...Niet zodanig als geestelijk voedsel, want de meesten konden niet lezen -– en zeker geen Spaans -– maar wél om er droog en warm op te slapen. Of om in een hoek broek en billen aan schoon te schrapen: een toestand waarmee ze allemaal min of meer verveeld zaten. Die bevuiling kwam niet noodzakelijk voort uit de doorstane angstige momenten, maar in volle gevecht kon je nu eenmaal moeilijk je broek afstropen telkens de innerlijke mens er op aandrong ,merde !...

Ja ,verdomme ,Putain de merde de mes couilles ! Nog nooit had deze platte soldeniersvloek zo gepast hun walgelijk bestaan omschreven.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
29-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 55
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A33      LIEFDE EN LEUGENS.

        

         Westende, 12 augustus 1938 

Nu 15 augustus vlug naderde had het seizoen langzamerhand naar een hoogtepunt moeten lopen en het toeristenbedrijf in de badplaats op volle toeren doen draaien. Gewoonlijk werden dan rond die tijd ook de meest ‘populaire’ evenementen georganiseerd, zoals gekende internationale tennis- en golftornooien voor de upperten, muziekfestivals of bloemencorso’s, telkens besloten met ‘soirée dansante’... De gouden jeugd hield het dan meestal bij een losse informele swingavond of '‘sauterie'’ in het Trianon-Kursal op het ritme van Jazzband Archie Lewis. Zelfs het vermaarde orkest van Fud Candrix wilde al eens een avondje vullen in het Westend-’Palace of Grand’Hotel Bellevue...

Maar dit jaar scheen de fut er uit. Het ene feest na het àndere werd geschrapt of afgeblazen en men twijfelde zelfs of het traditionele vuurwerk van 15 augustus, letterlijk hét klapstuk van het seizoen, wel zou doorgaan. De klassieke optocht door de straten van het ‘'Musique du 1. Régiment Royal des Guides’' was al weggevallen in verband met de gespannen internationale toestand en ook de ‘'Concours d’' Elégance Automobile'’ in combinatie met een défilé van schoonheidskoninginnen werd reeds vroeger in alle stilte afgevoerd.

De domper op de feestvreugde heette '‘Heer Hitler'’, die met zijn ongepaste uitlatingen over het Sudetenland de westerse diplomatie op stang joeg en de krantoplagen aanzwengelde. Zijn brutale aanspraken op de Duitstalige grenskantons van Tsjechië verscherpten week na week en verhoogden de bloeddruk van de wakker geschrokken burgerij. Onrust is nu eenmaal slecht voor het toerisme en in Westende zag je met de dag meer "‘vreemden"’ hun vakantie vervroegd afbreken en hun villa’s sluiten. En wie tóch bleef hield voor alle zekerheid de knip op de portemonnee, wat de commercie nog meer deed slabakken.

Joseph voelde dit vlug aan zijn drinkgeld nu zijn klantenkring gedurig slonk: de mooie tijd van hier en daar een frank oprapen was voorbij. En van madam De Handt moest hij speciaal uitkijken wie van de villabewoners aanstalten maakten om te vertrekken, om te vermijden dat de winkel met onbetaalde rekeningen bleef zitten. Want wie het meeste chi-chi verkocht bleek dikwijls ook het slechtste bij kas...En als er dan tóch ééntje in slaagde ongemerkt door de mazen te glippen kregen hij en Nadine van haar moeder fameus de wind van voren.

Als enige troost na deze vervelende standjes voelde Joseph dan hoe hun onderlinge genegenheid weer een paar graden warmer werd... Maar telkens hij met de knappe winkeldochter in de garage alleen was om de bestellingen klaar te zetten waakte hij er toch angstvallig over geen ‘onkuise’ aanleiding te geven. Hij herinnerde zich nog té goed haar katachtige blik toen ze hem daar met haar borstjes vooruit voor het eerst in de stiel van commissionair inwijdde: zo van doe-maar-als-ge-durft.. Niet met mij, dacht hij: voor dàt poesje speel ik niet de muis!  Vroeg of laat zou dat zelfzekere engeltje de duimen moeten leggen als ze hem als vrijer wilde. En hij wist dat ze wilde - o ja!  - maar nog steeds te fier was om kleur te bekennen...Hij gaf haar in gedachten nog twee weken om een knieval te doen, daarna begon de school opnieuw. En ging er meteen een nieuw jachtgebied open, op de tram en in Oostende...

Leon hield er met zijn Olgatje niet zo’'n gecompliceerd liefdeleven op na: ze waren een koppel en daarmee uit. Ook al zagen ze elkaar door-de-weeks bijna nooit omdat hij te laat van de Astrid thuis kwam, het feit dat zij hem uit eigen beweging op de mond had gezoend, daar achter de berm van Deputter langs de Duinenweg, waarborgde in zijn ogen hun eeuwige liefde en trouw...

Zondagmiddag drukten ze daar nog eens een gulden zegel op in Cinema Nova, tijdens ‘Sneeuwwitje en de zeven Dwergen’. In het begin van de film hadden ze - halverwege het balkon, omdat achteraan alles bezet was door oudere koppels - braaf hand in hand van de wonderbare kleurfilm genoten. Maar bij de toverscène met de heks kreeg zijn Olgatje plots zo’'n angsttoeval dat ze haar lieve snuitje tegen zijn brede borst verborg en hij wel verplicht werd zijn stalen arm beschermend om haar heen te slaan. Van de rest herinnerde hij zich enkel dat ze daar een eeuwigheid zalig kop tegen kop hadden gezeten, hij met zijn neus in haar pijpenkrullen en vóór zijn rechter oog die purperen haarstrik die hem sowieso het zicht op het doek benam...

Na de kus van de prins had ze opgelucht haar lieve natgehuilde snoetje naar hem opgeheven en hij had heel natuurlijk het zout van haar ogen gezoend, zo maar. Tot hij in het schemerdonker haar uitnodigend tuitmondje bemerkte en het doordrong dat ze nog méér getroost wilde worden. In die laatste minuut van de film gaven ze elkaar meer dan dertig kusjes, herinnerde hij zich later...

“ "Vierendertig?!"” sneerde Joseph die avond in bed:"Ge denkt toch zeker niet dat ge een record hebt gebroken, hé broekvent!" ”

Maar Leon sliep in met het zalige besef dat zijn broer stikte van jaloezie!

 

Ook tante Jetje kreeg maandagnamiddag het adembenemende verhaal van Sneeuwwitje te horen, met alles erop en eraan, zelfs zonder hard te moeten aandringen. Haar stem klonk wel wat schor toen ze tenslotte langs haar neus weg informeerde of hij het écht leuk vond om zijn meisje “zo'’n tootjes te geven”...

“ "Ja, vaneigens!  Omdat zij het ook graag heeft!" ”

“ "Heeft ze dat gezegd, dat ge zo zeker zijt? ”"

“ "Wel, niet écht...Maar toen ik haar op de buis van ons pa zijn velo naar huis reed leunde ze heel den tijd tegen mij, met '’r haar in mijn ogen...En toen ze aan haar deur afstapte greep ze mijn kop met twee armen vast dat ik bijna omver viel en gaf ze mij nog een goede smakkerd...Ja, ge moet zo niet zien: krak op mijn mond!  Maar zegt dat niet aan ons moeder, hé, want die denkt seffens aan vuil manieren..."”

“ "En zijn dat er dan geen: vuil manieren?"”

“ "Vaneigens niet!  Ze is toch mijn lief!"”

Als het allemaal maar zo simpel ware, dacht Jetje wat bitter. Kon zij ook maar gewoon zeggen: ze is toch mijn lief, dus màg het...Die snotaap vrijt dat de stukken eraf vliegen en dààr heeft niemand zaken mee. Maar o-wee owee als zij, een volwassen vrouw, ooit zomaar in het openbaar haar gevoelens zou laten blijken! Ge zoudt godvermiljaarde eens wat zien!... Dus beter even diep ademhalen en doorslikken...

“ "Luistert jongen, en denkt niet dat ik de zon niet in '’t water kan zien schijnen. Maar ge zijt nog veel te klein om zo achter de meisjes te lopen: dat is niet gezond, zoiets..."”

“ "Maar ik loop niet achter de meisjes! Olgatje en ik zijn al bijeen vanaf de eerste keer dat ik haar zag op onze Plechtige Communie...” Een beetje overdrijven kon geen kwaad, vond hij:" ” Wij zien naar niemand anders meer om en we gaan trouwen vanals ik vier jaar vast werk heb op de Astrid. Dan trek ik minstens zes frank per uur, zegt nonkel René, en daarmee kan ik goed een huishouden rechten. Ons va trok niet méér, en daarmee hebben wij toch met ons gevieren goed geleefd...”"

Jetje zuchtte eens diep en besloot het over een àndere boeg te gooien :"Tiens, hoe gaat het feitelijk met de René? Hebt ge d’er al veel van geleerd? ”"

“ "Hey, zo rap gaat dat niet, hé!  D’er komt veel tekniek en ellentriek bij te pas en '‘t duurt jaren voordat ge dat allemaal meester zijt!  Ik zijn al kontent dat ik niet meer voor hun voeten loop als we bijvoorbeeld het net binnenhalen: dat is al een specialisatie op z’'n eigen met al die aparte koorden en kabels!" ”

“ "Hoezo dat? "” vroeg ze spottend. En ze wist hem vertrokken voor een kwartiertje...

Toen de laatste kabels breedvoerig waren ingehaald scheen Leon zich plots iets te herinneren:" ”Nadien zijn we een pint gaan pakken in “Het Anker” en daarvan heb ik geprofiteerd om hem nog eens uit te horen over ons va... En ik moet zeggen, tante Jetje: ge hebt het helemaal mis!  Nonkel zegt dat ons va niét in Ronse geboren is, maar wél in Veurne, zonder de minste twijfel!... Dan kan dat toch niet kloppen met wat gij zei over zijn vader die koster was in de Walen: die laat zijn zoon toch niet geboren worden ‘bachten de kuppe’ hé?" ”

“ "Ow-ow man, niet zo zeker zijn hé!...Een vrouwmens kan niet altijd kiezen waar en wanneer ze haar kind krijgt, weet ge...Verleden week stond nog in ‘De Kustwacht’ dat er een Engelse madam bevallen was op de maalboot naar Oostende. En Stance Berkenout van hier in de straat heeft haar tweeling gekregen op een trouwfeest in Tielt... Weet dat in Veurne altijd veel volk kwam zien naar de Boeteprocessie, of meelopen met een kruis op hun schoft: allemaal diepgelovige mensen uit alle hoeken van '’t land...Dat daar ook eens een koster uit Ronse bij gelopen heeft, veertig jaar geleden, is heel normaal: misschien samen met zijn zwanger vrouwtje den Heer komen smeken voor een zoon...En dat mens ocharme van alteratie de kramp gekregen: dat gebeurt alle dagen wel ergens, hé. Mijn moeder...”"

“ "Ja-ja, tante Jetje, ’t is al goed met al die vrouwenhistories!...Bon, laat ons aannemen dat ons va uit de Walen kwam, lijk gij zegt: dan moet hij toch wat Frans geklapt hebben. Misschien wel zo goed als die cafébaas uit Duinkerke, hé? ...”Waarom niet ?"...Hij lachte fijntjes.

“ "Potverdikke, zijt ge daar weer! Dis sprak geen woord Frans en daarmee uit!" ”

“ "Dan kan hij ook niet uit de Walen komen: ’'t is '’t één of '’t ander! Maar '’t omgekeerde is wél mogelijk: uit Veurne stammen, zoals de René beweert, én Frans klappen, hé. Nonkel zegt dat ons va bijna nooit zijn mond open deed maar sluit niet uit dat hij Frans zou kennen, ook al heeft hij het hier met de mensen nooit gesproken. Waarom zou hij ook: ge had er tóch geen woord van verstaan!... En nóg een bewijs: hij heeft in den oorlog vier jaar de pispotten uitgedragen in ’'t veldhospitaal '‘Océan'’ van De Panne. Zonder Frans geraakt ge daar niet binnen, of heeft hij minstens wat van de taal opgestoken van al die hoge pieten...”"

“ "Bon, voor mij niet gelaten: Dis moemelde wat Frans en werd in Veurne geboren: kontent?  Dat bewijst toch niet dat het spook van Duinkerke uw vader is?! Ik zeg dat die cafébaas hoogstens een lid is van de familie Petré die in 1914 van Ronse naar Noord-Frankrijk is gevlucht, en daarmee uit!" ”

“ "Echtig en techtig zéker weten? Want dat bewijst wél dat ge '’t al op twee zaken mis voorhad: Ronse én Frans!  Daarbij komt nog dat nonkel René nog nooit van die familie gehoord heeft. Dat is dus drie. Van uwen uitleg van twee weken geleden blijft al niet veel meer over...”"

“ "Luistert ventje, voor mijn part kwam Dis uit de Jakkamakka en sprak hij Chinees!  Als ge mij niet gelooft vraagt het dan aan Hasard, de portrettentrekker. Die heeft Dis gekend als kind. Maar laat mij voort gerust met den Dis!" ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 54
Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pas de laatste drie dagen was Steiner geleidelijk gaan inzien wat een stomme kloot hij geweest was om als een angsthaas uit Westende naar Spanje weg te vluchten ! Toen hij in de verbandtent beneden de Picosa weer bij bewustzijn was gekomen en de brancardiers handig zijn oorwond verbonden ,kreeg Steiner de indruk dat langzaam een sluier voor zijn geest werd weggeschoven. Het leek wel of de slag van de kogel tegen zijn helm hem plots van zijn oude geheugenverlies had verlost. Haarscherp zag hij nu het schijnheilige smoelwerk van de champetter voor zich en in een flits dook uit zijn onderbewustzijn duidelijk het besef op: die vent had er hem in april glorieus ingeluisd!  Hij wist zich nu plots volledig onschuldig aan de dood –van die zwarte Dis...Want die fascist was klaar geweest met zijn werk aan de bommen in de 'doorsteek' en had zich opgemaakt om gezond en wel te gaan middageten ,toen Steiner ondertussen met grote stappen de àndere helling afdaalde en dus geen uitstaans kon hebben met de dood van die fascist!

    Ja, het was zonneklaar dat die smerige Champetter  Steiners tijdelijke black-out na de ontploffing schandelijk misbruikt had om hém een schuldcomplex aan te praten, zoveel was nù wel zeker... En, nog erger: hij, stomme kloot, was daar blindelings ingetrapt! Ook al begreep hij nog niet het waaróm van al die leugens, het feit alleen dat die bedrieger op voorhand wíst dat Steiner die verzinsels moeiteloos zou slikken was reeds beledigend genoeg om zijn stoppen te doen doorslaan!

     Razend van woede was hij in een reeks vonkende vloeken uitgebarsten, waarop de bleke brancardier van het Volksleger hem kalmerend in de arm had geknepen. Die dacht bljkbaar dat Steiner van de pijn zo brulde. Maar '’t was verdomme van schaamte! ...

     Tot de volgende morgen had hij in de hoek van de lege verpleegtent liggen piekeren waaróm de garde hem in godsnaam zo voorgelogen had. Niet uit wraak voor het stropen: zo kinderachtig was die vent niet. Neen, hij moet er persoonlijk voordeel van verwacht hebben, iets in verband met eerzucht of geldhonger... Naast liefde of haat zag Steiner geen àndere drijfveer om een misdaad te plegen, tenzij misschien ideologie en waanzin. Maar die twee laatste motieven kon hij bij de champetter gerust schrappen...Ook haat en liefde zag hij zo onmiddellijk niet zitten...Bleef over: eer en geld. De zucht naar méér, of het verdedigen vàn...Dààr zat misschien wat in...Hij voelde vaag de oplossing in zijn geest rijpen maar slaagde er niet in de redenen voor dit complot klaar en duidelijk onder woorden te brengen...

      Na een zeer schraal ontbijt hadden de mannen van de hulppost hem met een kar van de frontbevoorrading laten meerijden naar voor. Zo ontweek hij onderweg de gevreesde controleposten van de S.I.M. die doorlopend naar deserteurs en fascistische spionnen speurden...

    

     De zeurende pijn aan zijn oor verbeterde zijn stemming niet. Toen hij op de koop toe een uurtje later bij Marco de wind van voren kreeg begon hij zich pas goed af te vragen wat hem in godsnaam bezield had om vrijwillig naar hier te komen!  Dat de garde daar voor een stuk schuld aan had maakte hem nog bokkiger!  Zonder het gekonkelfoes van die komediant zat hij nu godsjeugdig in Westende rustig achter zijn leest zijn eerste pijpje te roken: heerlijk prikkelende Semois-léger, verdomme héél wat ànders dan die '‘Fleur de matras'’ van hiér!

    Martini, de loense Corsicaan die hem vorige maand  met strootje-trek Consuela had afgesnoept, bleek nu de plaats van Jean te bezetten. En had ongetwijfeld de uitbrander van Marco gehoord, want de hooghartige grijns op zijn ongeschoren boeventronie sprak boekdelen. Zonder de minste blijk van medeleven ontving hij Steiner nors zwijgend in de schoot van zijn uitgedunde sectie. Ze waren nog met zeven man, Steiner meegeteld, waarvan drie met bloedbevlekt verband: de Picosa had zo te zien een zware tol geëist...

    En het zou er niet op beteren want hun offensief was duidelijk door zijn eerste adem heen. Onderweg naar het front was het hem al opgevallen dat het vijandelijk kanonvuur alsmaar heviger werd. Papon, zijn nieuwe slapie, deed er nog een schepje bovenop: het derde peloton had gisterenavond voor het eerst een luchtbombardement van de Condor te slikken gekregen, gelukkig zonder veel broks...

    Maar iedereen sakkerde wél op de kwaliteit van hun munitie : o ironie, een gulle gift van de Franse Volksfront-regering!  Volgens Papon had Marco het bericht van de brigadeleiding doorgekregen dat veel loten kogels bij de fabricatie door de arbeiders gesaboteerd waren. Die kameraden voerden destijds deze actie uit als protest tegen” het koloniaal imperialisme van de Franse regering” ,en de vijfenveertig-urige-werkweek natuurlijk.

    "De kameraden konden destijds natuurlijk niet weten dat ze met hun actie niét het Franse –‘volksvijandige’– leger een loer draaiden, maar wél hun eigen bevriende anti-fascistische brigade aan het Ebro-front..."”

    Oef ! Indrukwekkend zeg ! Steiner keek zijn nieuwe slaapie wat verbouwereerd aan, maar Papon grijnsde:”" Dat soort berichten ken ik uit het hoofd...Ik werkte vroeger, in een vorig leven, op de communistische vakcentrale van de drukpers in Parijs. Van dàt soort explicaties heb ik wel een duizend manifesten opgesteld, steeds volgens hetzelfde recept: een flauw excuus of een dikke leugen overgieten met een vette saus proletarische fraséologie en ze denken dat de Grote Stalin in eigen persoon het geschreven heeft...Het énige besluit dat we kunnen trekken uit het bericht van de Staf is dat we blij mogen zijn dat die moedige kameraden onze munitie saboteerden want anders had de nieuwe reactionaire Franse regering die nooit aan ons mogen verkopen, nietwaar ? Wees dus deze ‘Helden van den Arbeid’ indachtig als ge tijdens de volgende stormloop uw vierde ketser uit de kulas tracht te pulken, hé...Want als toppunt van genot blijft die minderwaardige rommel in de kamer van je geweer haperen: de automatische uitwerping van een ketser bij het herladen kunt ge vergeten, kameraad!"”

     Een rare kwibus, die Papon, met al zijn geleerde woorden...Steiner liep nooit hoog op met babbelaars, en zéker niet in de huidige geestdriftige tijden waarin de S.I.M. éérst schoot vooraleer een beleefde vraag te stellen. Hij besloot daarom zich bij die gast wat voorzichtig op de vlakte te houden...Provocateurs en luistervinken waren een oud zeer bij de stalinisten: dat was één van de redenen waarom hijzelf destijds de partij had verlaten en anarchist was geworden. In een kleine actiecel van vier-vijf anarchistische vrijheidstrijders wist je vlug welk vlees je in de kuip had, maar bij al die buitenlandse stalinisten in de brigade kon je daar hoogstens naar raden. En nu de terreur hier hoogtij vierde kreeg je enkel nog de vrijheid je bek te houden en daarbij vooral geen vuile smoelen te trekken...

     Papon wist ook nog te vertellen dat de gaten in hun rangen morgen zouden opgevuld worden.

     “ "Nu nog versterkingen uit Frankrijk ? De grens is toch gesloten..."”

    “ "Frankrijk ? Niet hardop dromen hé Rocco!  Neen, '’t zijn Spanjaarden: een paar uit de strafbataljons die de keus krijgen: ofwel bij ons penitentie komen doen ofwel hun kaars uitblazen. Als ze nog héél zijn na de verovering van Gandesa, het volgende stadje daar achter die berg 666, worden ze in eer hersteld. Zolang moeten ze voorop lopen en het vuile werk doen...En de 666 daar ziet er mij een stuk zwaarder uit dan de Picosa van eergisteren. Dus veel hoop moeten ze niet meer koesteren, mijn gedacht..."”

 

     Heuvel 666 bleek inderdaad nog een stuk taaier dan de Picosa, die ze na drie stormlopen cadeau hadden gegeven aan het Volksleger. Die hoogte beheerste volledig de baan naar het wegenknooppunt Gandesa in het volgende dal dat ze feitelijk drie dagen geleden hadden moeten veroveren. Maar er was geen doorkomen aan: eergisteren had de Duitse Thälmann-brigade al vergeefs een poging tegen de 666 gewaagd van het zuiden uit. Nadien beten de Amerikanen van de Lincoln er tot driemaal toe hun tanden op stuk, aanvallend vanaf de steenweg... Morgenvroeg mochten de Franse brigadisten eens tonen wat ze in hun mars hadden. En eerlijk gezegd heerste er in het bivak absoluut géén hoera-stemming...

    Iedereen kende het uitzicht van die heuvel nu ver van buiten en wist dat velen onder hen het achterliggende stadje Gandesa nooit levend te zien zouden krijgen. Twee opéénvolgende richels kalkrots op de overigens kale hellingen omsloten de gekanteelde kruin, net zoals destijds de reusachtige middeleeuwse stadswallen een adellijk donjon beschermden. En over de bezetting van dit ijzingwekkend natuurmonument hoefden ze zich ook geen illusies te maken: je zag er hele slierten Moren met hun grijze boernoes ongegeneerd achter de rotsen rondlopen van de ene M.G.-stelling naar de andere. Dit fort bestormen beloofde je reinste zelfmoord te worden, zoals de àndere brigades al hadden ondervonden...En uithongeren zat er ook niet in, want van ver zag je op de top de kuddes schapen grazen.

      Er zouden veel bommen en granaten aan te pas moeten komen om die kerels plat te slaan.

     Maar juist aan kanonnen en vliegtuigen begon het hier bij dit rode offensief pijnlijk te ontbreken. Men fluisterde dat er veel geschut op de veerponten over de Ebro verloren was gegaan door luchtaanvallen van de Condor. Volgens nóg een ànder gerucht hadden de republikeinse generaals van het zuidelijke Volksleger bij Valencia hún slap offensief reeds gestaakt maar weigerden ze toch hun nu werkloze luchtmacht in te zetten ten voordele van het noordelijke front aan de Ebro. Enkel en alleen uit afgunst omdat ze vreesden dat hier de Internationale Brigades alle roem en eer van een geslaagd offensief zouden opstrijken...De zoveelste zet in het politiek pokerspel dat al jaren het linkse kamp teisterde. Door het noordelijk front hun luchtsteun te ontzeggen counterden de republikeinse generaals van de Generale Staf in Valencia de machtsgreep van de stalinisten in Barcelona. Het uitgeputte Spaanse Volksleger wilde zogezegd niet langer doodbloeden in een va-banque-offensief dat uitsluitend door ‘de 'Russische' Brigades’ aan de Ebro gelanceerd werd. Een offensief dat Stalin wilde volhouden tot het bittere einde om louter ideologische motieven.

    In Steiners ogen leek het eerder een pokerspel met als inzet het leven van gewone brigadisten!  Die eventueel wél bereid waren hun bloed te geven voor de zaak van het anti-fascistische proletariaat -– en dan nog met mate - maar zeker niét voor die bende vette profiteurs van Valencia!  

     

Het nachtbivak vóór de aanval op de 666 gonsde van de geruchten. Papon was de enige om hardop zijn afkeer voor het defaitisme van de Spanjaarden te luchten, zonder acht te slaan op de vijf ongure Catalanen die ze sinds gisteren als versterking hadden gekregen.

     "Eerst maken de Spaanse anarcho’s er hier een janboel van en als hun utopia dan bovenop hun stomme kop instort schreeuwen ze om hulp! ...En wij, dienstdoende clowns van de rode internationale, laten ons lijmen door wat holle frasen in” l’'Humanité” en de foto van een uitgemergeld kinderlijk!  Herinnert ge u nog het onderschrift ?"”

   Steiner negeerde de sneer op de anarchisten en zette zich schrap tegen de volgende déclamatie.

   Want Papon was niet te stuiten :"Ik zal het nooit vergeten ! Luistert ,het ging zo:”

"Het gemartyriseerde Spanje smeekt om hulp! Kameraden, draalt niet tot het bruine monster ook ùw kinderen verslindt!"”

Hij lachte eens schamper :" Bon, de meesten van ons hébben godzijdank geen kroost - omdat we ons verstand gebruiken, waarschijnlijk...Dus solidariteit met de gebasaneerde lokale stommeriken die er maar lustig op los vogelen. En zie: proletarische helpers aller landen stromen toe:” No pasaràn! No pasaràn!  Wij zullen uw kinderen beschermen!”  Ha, bon, zegt het gemartyriseerde Spanje: hier zie, en zorgt er goed voor hé!  En het rode klootjesvolk aller landen pinkt vol zelfverering een traan voor zoveel eigen edelmoedigheid: “Kameraden, wat zijn we toch mooie en goede mensen, hé!”"  

  "Papon, smoel houden!"”  schreeuwde sectiechef Martini geprikkeld vanonder zijn rubberponcho naast hen.

  “ "Pardon Bandido, dat slaat niet op u. Mooie mensen begot ! Ge hebt maar in de spiegel te zien om u gerust te stellen!”"

    En stil tegen Steiner:"” Die chimpansee heeft op zijn eiland tien snotters gekweekt vóóraleer ‘La Mama’ hem de bons gaf! En zo'’n genie wordt hier sectiechef!...Maar om voort te gaan: ge kent toch zeker de moraal van mijn Spaans sprookje hé ?...Niet ?...De republiek heeft ons met hun uitgeteerd kind opgescheept en gaat nu zélf hard lopen!  Ze lokken ons eerst naar hier met mooie slogans, en als wij de last van hun oorlog op ons hebben genomen, trappen zij het af: bonjour en merci!...Geloof me vrij, Kameraad Hoorndrager, als het Volksleger er de brui aan geeft zijn wij nog niet aan de nieuw patatjes!"”  

     Van achter de struiken wat verderop, waar de Catalanen van het strafbataljon zich hadden genesteld, hief een tenor zacht een afgezaagde smartlap aan,  neuriënd gesteund door zijn kameraden:” La Malaguéña”...Qué bonitos ojos tiénes...” Hoe mooi zijn je ogen...

    Ditmaal kwam er géén reactie van Martini. Misschien verstond de Corsikaan wel genoeg Spaans om toch met een tikkeltje spijt aan zijn dikke Xantippe terug te denken ? En aan hààr mooie ogen...haar warme lijf...in het zachte bed...in de vissershut aan de baai van Solenzara...Terwijl hij hier nu onder zijn stinkende rubberponcho op het stekende grind in angstzweet lag te wachten op morgen...

    “ Puta! Melón tiénes ! Mama mia!!”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
28-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 53
Klik op de afbeelding om de link te volgen

A32   GANDESA ZIEN EN...STERVEN ?

                   Heuvel 666, 7 augustus 1938.

     Kameraad-Adjudant Marco trok maar een vieze snuit toen Steiner zich met bijna een dag vertraging opnieuw bij zijn peloton meldde, ook al had het verband tegen zijn linker oor hem voldoende tegen alle argwaan moeten beschermen.

     “ "Verdomme, Rocco, leeft ge nog ?! Waar hebt ge zo lang gezeten ?”"

     Waarom deed die vent zo pisnijdig ? Die openlijke achterdocht vanwege een wapenbroeder deed hem pijn, na alles wat hij de laatste vierentwintig uur had meegemaakt...Marco mocht wel een beetje méér begrip tonen,  vond hij, in plaats van hem zo aan te blaffen.

     “  "Geen uitvluchten hé!  En wat doet dat vod daar tegen uw oor ?”" Zijn rode ogen stonden dof van het stof en de uitputting. Maar die minachtende mond zei genoeg:  hij verdacht Steiner er duidelijk van zichzelf zo verwond te hebben!

    Ondanks die koude douche kreeg Steiner medelijden:

   “ "Wel, waar wilt ge dat ik begin, Marco?...”"

    "Kameraad-Adjudant, als '’t efkes kan, ja !"”     Godverdomme, nu moest die opgeblazen kikker toch niet overdrijven, hé!  Maar bij bedwong zijn opwellende woede en zei ijzig kalm:

    "Kameraad-Adjudant Marco...O.K.?...Bij de derde stormloop gisteren morgen, tegen de hoeve op de Picosa ? Ja ?...Wel we waren juist aan '’t laatste muurtje geraakt toen Jean getroffen werd door een kogel in de rug...”"

    “ "In de rug ? Dus vluchtte dat stuk mossel terug naar beneden, de lafaard!  In plaats van zijn sectie naar voor te jagen! Rocco, zo zult gij getuigen voor de krijgsraad!  Lafheid vóór de vijand, daar kan ik niet mee om!  Waar is die verrader nu ? Gedeserteerd zeker ?"”

    Het werd Steiner plots teveel: die stekende oorpijn, al heel de dag, en nu het hysterisch gekrijs van dat omhooggevallen stukje Napoleon!

   "Verdomme Marco!  Wat doet gíj hier dan ?! Toch ook terug naar beneden gevlucht hé, toen de derde charge mislukte, of niet soms ? Jean ligt boven met een paar Moorse kogels in zijn kop!  Omdat hij is blijven vechten, híj, nà die wonde in zijn lenden: dat kan ik van de rest van ons peloton niet zeggen. Iedereen is gaan lopen, ja,  zonder om te zien of er nog gekwetste kameraden achterbleven..."” Zijn stem zwol van ontroering maar toen hij zag dat zijn uitval indruk had gemaakt, wierp hij er vlug nog een schepje bovenop:

     “ "En die vod tegen mijn kaak, lijk ge zegt, kreeg ik gisterenmiddag beneden op de hulppost van de Armada popular omdat ónze heldhaftige brancardiers al verdwenen waren, zonder op de laatste gewonden te wachten. Mijn oor is er af, maar voor de rest gaat alles goed met mij, Marco, dankuwel!"”  En hij draaide zich om zonder zijn pelotonsoverste nog een blik te gunnen.

 

     Pas na een paar dagen, toen de compagnie aantrad voor de noodlottige aanval op heuvel 666, acht kilometer voorbij de Picosa, kon er tussen die twee weer een glimlach af. Steiner had de vorige nacht buitenschildwacht gestaan bij het smalle riviertje waarachter zijn peloton bivakkeerde en erg tegen de inspectie opgezien die Marco tijdens zijn rondes altijd onverwachts uitvoerde. Bij het eerste bezoek had hij zich model voorgesteld en volgens het boekje verslag uitgebracht. Marco had enkel wat goedkeurend gebromd.

     Maar bij de tweede toer was de kameraad-adjudant tegen de boom gaan zitten waarachter Steiner op de uitkijk stond. Hij viel meteen met de deur in huis:

    “ "Hoe is dat gebeurd met Jean daar op de Picosa ?”"

     Steiner was even uit zijn lood geslagen maar vertelde dan in stukken en brokken hun hachelijk avontuur bij de berghoeve: hoe hij de verlamde Jean in dekking had getrokken achter het lage rotsmuurtje. En hoe deze aandrong om hem naar het walhalla te helpen toen ze beseften dat ze van het eigenste peloton de eerste uren geen hulp moesten verwachten. Marco bromde opnieuw, maar zei niets.

  

Het vervolg van het verhaal lag wat gevoeliger. De laatste dagen had Steiner alle tijd gekregen om voor zijn eigen verwonding een heroïscher scenario te verzinnen. Zijn laatste zelfrespect verbood hem openlijk toe te geven dat die zwarte smeerlappen zijn oor eraf schoten juist vóór het vierde muurtje, terwijl hij als een haas zigzaggend naar beneden rende en zijn vriend ondertussen vol zelfverloochening zijn krankzinnige vlucht dekte...De eerste Moorse kogels hadden reeds rond zijn kop gezoefd vóór hij achter het derde muurtje in dekking kon duiken en Jean had zoals afgesproken onmiddellijk met zijn geweerschoten het vuur naar zich toe getrokken. Vier knallen had Steiner geteld terwijl hij met zijn stoppelbaard in de as van het verbrande gras hijgend naar adem hapte. Vier schoten en dan niets meer: Jeans enige deelname aan het beruchte Ebro-offensief... Vooraleer naar het volgende muurtje te vluchten had Steiner nog vlug even tussen de rotsblokken door naar de hoeve geloerd en zijn vriend inééngezakt tegen de parapet zien liggen leegbloeden, heel zijn gezicht in spijs...De dood van een held werd steeds afgeschilderd als sterven in schoonheid. Maar Steiner dacht er de laatste dagen steeds walgend aan terug. Daarom stak hij tegenover Marco Jeans zelfmoord liever in een properder kleedje...

    “

"We lagen daar vastgepind achter die paar stenen. Jean ging rap achteruit. Zo konden we niet nog uren op het donker blijven wachten tot die bavianen met hun coupe-coupe onze kloten kwamen afsnijden. Jean wilde mordicus staande sterven, zogezegd... Tenslotte ging ik akkoord: er was toch geen ontsnappen aan..."”

     "Hij had uw aftocht kunnen dekken...en zijn laatste kogel voor zichzelf bewaren, zoals dat gewoonlijk gaat..."”

     “ "Ja, Jean stelde dat voor maar ik wilde niet...ik wist van die gewoonte niet af...Daarbij, héél onze  munitievoorraad zat vol ketsers, zodat we het risico niet konden nemen dat onze laatste kogel zou rateren...Dus ik heb hem wegens zijn verlamde benen in schietstelling moeten trekken tegen het muurtje, met zijn elleboog op de parapet...Ik denk dat ze ons al een tijdje in '’t oog hielden, want ineens, terwijl ik hem zo steunde...Bonk!! Ik dacht dat mijn kop eraf vloog! ..'’t Is raar, maar pas een hele tijd later hoorde ik de vuurstoot van de M.G... Ik lag daar half verdoofd, zeker twee meter achteruit geworpen door de schok, en toen het stof wegwaaide zag ik dat Jean zijn rekening gekregen had...Drie-vier kogels in zijn kop...Heel zijn gezicht in spijs...”"

    Marco schraapte zijn keel en spuwde de vette fluim met een wijde boog in het donker naar de rivier:”" Jammer voor hém. Maar voor ons geen groot verlies. Die man was opgebrand, volledig uitgeblust, en zou vroeg of laat tóch gedeserteerd hebben. Beter zó dan dat wij hem moeten fusilleren, hé..."” Exit Jean.

    Het duurde even voor Steiner dit rauwe grafschrift kon verwerken en de draad van zijn verhaal terugvond:

    “ "Ikzelf bloedde lijk een varken, uit mijn hals dacht ik eerst, maar ’t was mijn oor...Zó, mijn zakdoek erop gedrukt: het deed niet veel pijn...Maar '‘k was mijn zinnen kwijt want ik ben recht gekropen en beginnen lopen lijk een zot...Waarom ze niet meer schoten weet ik niet. Misschien wapen geblokkeerd..."”

    “ "Neen: munitie sparen denk ik..."” Steiner hoorde aan die argeloze vlakke stem dat zijn opgesmukt verhaal er was ingegaan als zoete koek...Misschien had hij zijn vlucht van de Picosa tóch mooier kunnen voorstellen om een vermelding te krijgen vóór het front van het verzamelde peloton ?...

    Och, waarom ook ? Hij had de laatste dagen het pro en contra van zijn bijgekleurde versie grondig afgewogen:het imago van held hooghouden zou hem later vast méér angst dan vreugde bezorgen. Daarom hield hij de ware afloop van zijn schokkend avontuur liever voor zichzelf.

      Dat hij Jean, die toch zijn vriend was, zonder de minste wroeging op de Picosa had achtergelaten om zijn eigen laffe vlucht te dekken, zou hij met zijn geweten wel klaren: er waren geen getuigen en verder ging dat niemand aan. Dat hij niét samen met Jean getroffen werd in de eerste vuurlijn bij de hoeve, maar wél pas op het einde van zijn dolle ren toen hij zich reeds in veiligheid waande, deed er tenslotte weinig toe...Dat de Moren zijn oor er af schoten had hij aanvankelijk zelfs niet gevoeld. Dat moet een gelukstreffer geweest zijn,  kort na het vierde muurtje...Pas toen hij diep in het dal buiten adem door zijn knikkende knieën stuikte had hij het lauwe bloed op zijn schouder gemerkt.

    De eerste pijnscheuten waren pas komen opzetten beneden in de hulppost van de Armada popular... Hij was zelfs van zijn stokje gevallen toen ze nog wat stukjes van zijn oorschelp afknipten vooraleer er een verdovende zalf op te smeren. Van tien-negen had hij aan deze medicijn ook het visioen te danken dat tijdens zijn appelflauwte  plots aan zijn ogen was voorbij getrokken. Achteraf bekeken wel vreemd dat de beelden niet sloegen op zijn traumatische belevenissen van de laatste uren maar hem in een flits terug naar Westende voerden...

     Westende begot...Steiner had in zijn visioen opnieuw duidelijk de twaalf-uren-tram van Oostende bij de halte van de 'Welkom' horen aankomen met een tweetonig hoorngeschal... ”Let-op, let-op!” ...Ook de kerkklok sloeg noen... Zwarte Dis kroop uit zijn put naast dien hoop bommen en sprak van te gaan eten...Steiner zag zichzelf op de duintop boven de doorsteek zijn schoofzak met het gestroopte konijn oprapen en langs de tegenhelling afdalen naar de Lekkerbek...Plots die oorverdovende slag, zijn duik naar beneden en een regen van stukken staal die overal rondom zoevend in het zand ploften...Volgde weer een black-out vóóraleer hij met onvaste voet langs de Zeelaan naar het dorp stapte...Al die samengelopen dorpsmensen die hem zo vreemd aanstaarden en wilde gebaren maakten naar de wolken...Maar hij was zo doof als een pot...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 52
Klik op de afbeelding om de link te volgen

OUDE EN NIEUWE RAMPEN.

In ‘"Het Anker"’ gingen René en Leon nog vlug een pint pakken om de emotie door te spoelen. Gezellig was het er niet en de rook kon je wel snijden. De andere vissers en een paar stamgasten hoorde je tot buiten vloeken. '’t Ging blijkbaar over de burgeroorlog in het Sudetenland: de radio had vanmiddag omgeroepen dat Conrad Henlein, de leider van de ‘Duitse’ opstandelingen vorige nacht naar Berlijn was gevlucht. Een lafaard en een landverrader, daarover was iedereen het eens: tegen de muur ermee! Maar al die Tsjechse rijke joden die zich met pak en zak op de spoorstations en de vliegvelden verdrongen in een wanhopige poging nog tijdig naar het buitenland te geraken, dàt was àndere koek! De mensen hier hadden nog steeds de toevloed van de ‘rode’ vluchtelingen uit Noord-Spanje, vorig jaar, niet verteerd: "” Allemaal dieven en bedelaars die uit onze ruif komen eten! ” En aan onze eigen joden hadden we al meer dan genoeg!"

Leon interesseerden deze verhitte discussies niet en nonkel René luisterde maar met een half oor.

“"Wat denkt ge, nonkel, zou de schipper content van mij zijn ?"”

“ "Bah-ja zeker? Dat was toch niet slecht gescheten voor een jonge duif...Maar zegt erbij dat het niet erg moeilijk was, hé, met dat schoon weer. Het is tenslotte altijd hetzelfde: het net inhalen en uitzetten, de zeilen wat aanspannen...Als ge alle knopen en koorden weet liggen, kent ge dat rap van buiten. Tenzij het stormt, natuurlijk..."”

“" Hoezo stormt ? Dan varen we toch niet uit ?!”"

“ "Vaneigens niet. Maar '’t kan ons wél overvallen als we een eind van huis zijn! En bij ruw weer zeilen met zo'’n zware bak lijk de Astrid en de golven slaan over het dek, dàt moet ge kunnen! En moeten kiezen tussen '’t zeil of de moteur, omdat ‘'t één te zwaar en '’t ander te licht is, dàt is een ànder paar botten! In uiterste nood kunnen we altijd nog dood voor anker gaan achter een zandbank en hopen dat het zeel niet springt ,maar tóch, geestig is dat niet..."” Plots zag hij de verbijsterde puitogen van de kleine en voegde er vlug aan toe :"Allee zijt gerust, dat zal wel d'’eerste weken niet gebeuren..." ” En dan lachend:"” Maar '’t is toch nog wat ànders dan vissoep koken, hé!”"              

Met gulzige klokken dronk hij zijn pint leeg en likte smekkend het schuim van zijn snor :" ” Kom kozze, we zijn weg ! ”"

Maar Leon hield hem tegen: ”"Nonkel, wat ik nog vragen wilde...Hoeveel zou ik zo per uur moeten verdienen om de kost te winnen lijk ons pa? ” Hij dacht aan zijn trouwplannen met Olgatje.

“" Den Dis ?...Verdomme ,daar vraagt ge zo iets! Geen gedacht!...Wat zou die kunnen gemaakt hebben per week? Vijfhonderd? Tien per uur? Ja, tien, zoiets denk ik...Daar zijt gij nog ver van af, hé! Maar vergeet niet dat hij al bijna twintig jaar metste en dat gij juist begint, nu, in volle crisis...Zijt gerust, Leon, tegen dat gij twintig jaar gevaren hebt, gaat ge een heel pak méér verdienen dan uwen père! De zee is soms zwaar maar betaalt goed.”"

"“ Waarom is mijn pa dan ook niet gaan varen, lijk gij ? Dan waren we nu misschien rijk geweest...”"

“" Bang van ’t water, zeker, hé ! Neen serieus, na de oorlog waren er nog niet veel vissersboten. En fameus gevaarlijk, met al die zeemijnen...Toen hij met ons Marie trouwde zal die hem aan land gehouden hebben, uit schrik denk ik...Ten andere, met al wat hier in puin lag was ’t begin de jaren twintig een gouden tijd voor metsers: dan heeft hij goed verdiend. En voordien nog meer, de eerste jaren na de wapenstilstand: toen hebben we allemaal geld binnen gereven lijk slijk! Als ik dààr nog aan terug denk, ver-dom-me !”"

Plots herinnerde Leon zich de kwade sneer van Jetje toen ze het veertien dagen geleden hadden over Dis: ”Als ge ’t àl wilt weten over zijn afkomst, vraagt het dan aan Nonkel René! Die kende hem langer dan ik!” Nu lag hier onverwachts een hele straat voor hem open!

“" Hebt gij mijn pa goed gekend in den oorlog? "”

“ "Neen, niet ín den oorlog, maar daarna, in '’19 bij het ontmijnen van de IJzervlakte: dàt was een tijd zie! We lagen toen met een tien jonge gasten van de streek op de Bamburg hoeve, of wat daarvan na die vier jaar batteren was overgebleven, in tenten van '’t Engels leger. Den Dis was daarbij, en ik en de schipper. En Paul Hasard, de fotograaf van hier op '’t Bad...Elkeen moest zo'’n twintig Duitse krijgsgevangenen gidsen om de stukken land te vinden die de boeren door die mannen opgekuist wilden krijgen. Tegen betaling, natuurlijk: onderhands in ’t zwart, recht in onze zak! Want ze hadden ons nodig hé: ge moest de streek al goed kennen om niet verloren te lopen. Want veel wegen en merktekens waren er niet meer te vinden: alles overstroomd en platgeschoten, vol trechters en lijken... Paul moest daar portretten van trekken voor de grafregistratie: vuil werken in dat slijk.”"

Hé, we wijken af, dacht Leon: ”" Maar ons pa kwam van Ronse: die kende toch de streek niet om te gidsen? "”

“" Ronse ,verdomme...Waar haalt ge dàt uit? Hij is van jongsaf hier van bachten de kuppe, voor zover ik weet. In den oorlog heeft hij na zijn school nog bij zijn vader in '’t hospitaal van Veurne gewerkt, pispotten uitdragen, vertelde hij altijd. Zijn moeder ventte met een hondenkar achter het front: bougies en vuurslagen voor de soldaten, zeep en naaigerief. En blote postkaarten voor de ‘moral’: dat verkocht nog het meest, volgens Dis...Op een dag kreeg ze een voltreffer en er is niets van teruggevonden :den hond ,de kar én zij, 't was al één gat. Ge ziet ,dat in-de-lucht-vliegen zit in de familie!... O ,pardon!"”

Leon haalde wat bitter meesmuilend de schouders op: ” " '’t Is niets...En zijn vader, bompa Petré ?”"

"“ Die was Chef-brankardier in '’t leger en is in '’17 gepakt van de gas. Na den oorlog zijn alle Vlaamse gazés hier verzameld in het noodsanatorium :een hoop houten barakken, ongeveer waar nu '‘Ons Rustoord'’ staat. Daar heeft hij jaren naast mijn vader gelegen, een adjudant bij de kanonnen, en zijn ze zo bevriend geraakt. Tijdens de bezoeken heeft mijn zuster Dis daar leren kennen..."”

“" Ja, dat weet ik...Maar ge hebt iets overgeslagen: den Dis in ’'17, met zijn vader gazé en zijn moeder ontploft, stond hij er dus alleen voor...”"

“" Wel, als helper in ’t hospitaal had hij kost en inwoon. Dat ik weet is hij op ’t laatst zelfs hulp-infirmier geworden in den '‘Océan’' van De Panne en heeft Reine Elisabeth hem daar bij een visite eens vriendelijk in zijn kaak genepen...Maar in '’19 werd dat centrum gesloten en is hij bij ons groepje in de Bamburg gekomen, deels als infirmier. Die konden we van tijd goed gebruiken bij al die accidenten met de obussen. En omdat hij met lijken kon omgaan hielp hij dikwijls met een paar Duitsers Paul Hasard bij de grafregistratie. Die moest van al die koppen foto’s pakken en kon daar niet goed tegen :een sukkelaar in feite, waar ik dikwijls compassie mee had...Weet ge, met een beetje chance had Paul uw vader kunnen zijn! Enfin, chance..."”

“ "Allee nonkel, niet overdrijven, hé !"” Verdomme, dacht Leon, we zijn hier op de goede weg!

“ "Serieus! De Paul Hazard was een weesjongen van geboorte en had toen feitelijk geen echte thuis. En omdat wij, begin de jaren twintig, juist onze barak gekregen hadden van het ‘fonds Albert’ vroeg ik hem de zondagmiddag van tijd mee te eten, kwestie van mijn zuster Marie aan een deftige vrijer te helpen. Maar dat is niet gelukt. Paul had goesting genoeg, maar hij was te vrouwenschuw om zijn vlam te verklaren en Marie zocht eerder een kloeke vent die goed zijn brood verdiende...Rond die tijd trokken ook de krijgsgevangenen terug naar Duitsland en viel het ontmijnen stil. De Paul had geen werk meer. En dan kunt ge niet trouwen, hé...Hij heeft ten andere lang gesukkeld om als fotograaf aan de kost te komen."”

“ "En Dis is gaan metsen in de wederopbouw?  Heel wat ànders dan gekwetsten verzorgen..."”

“" Bah, het betaalde goed en we hebben ons allemaal moeten aanpassen, hé. Ik ben met Pylieser gaan varen. Hij had die vissersboot, die toen nog geen Astrid heette, in Duitsland voor een appel en een ei gekregen door de devaluatie van de Reichsmark..."”

“ "Ik zou feitelijk echt willen weten of ons vader Frans sprak of niet. Ge zegt dat hij niet uit het Walenland afkomstig is, lijk Jetje beweert. Maar dan kan hij toch familie van de kanten van Ronse gehad hebben ?"”

“ "Och, ik heb vagement eens horen spreken van een nonkel...Maar of die van Ronse kwam ?”"

Dus tóch een nonkel ,schrok Leon...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
27-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-04-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51B
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De eerste vangst leek hem enorm, toen ze de dikke balg van de druipende korre opentrokken ! Maar tot zijn grote ontgoocheling bleek in deze krioelende massa zeeleventjes niet zo heel veel zaaks te zitten...Een vlugge schifting gaf wat schar en bot, een kleine zeeduivel en vier stuks wijting. Drie mooie krabben en wat sprot gingen de kookpot in voor het middageten en de rest vloog terug overboord tot groot jolijt van de zwerm schijnbaar uitgehongerde meeuwen. Ook die kleine pladijsjes die Leon zo graag had gehouden: waardeloos, zei nonkel René... En ze konden er daarenboven last mee krijgen ,wegens het leegvissen van de zee... Leon dacht dat nonkel hem voor de aap hield :de zee leegvissen met de Astrid!  Maar hij méénde het...

De schipper viel goed mee. En in tegenstelling tot wat Leon gedroomd had schalde deze geen bevelen door een roephoorn over het dek. Hij bleek zo gesmeerd op René ingespeeld dat die twee elkaar bij het werk met een knik en een brom verstonden. Maar als hij aan het stuurrad stond en nonkel beneden de diesel afstelde werd er over en weer een aardig stukje af gebulkt. Of als ze van de boeg naar het achterdek de roddel uit de havenbuurt opfleurden met eigen commentaar brulden ze om ter hardst, zonder op Leon te letten. Ruw taaltje, waar Jan-maat veel van opstak...

Op de wal in de verte herkende hij Middelkerke.Ze zouden onder de pier van Oostende blijven, zei René, om geen last te krijgen van de in- en uitvoerende maalboten of àndere vrachtschepen, en tegen de middag keren naar De Panne. De zee bleef kalm en omdat de zeilen onvoldoende trokken moest de diesel bij het slepen van het net regelmatig bijspringen. Om het half uur ongeveer sleurden ze de zware vangst binnen en was het alle hens aan dek geblazen. En steeds dezelfde betovering als René de strop van de zeikendnatte balg opentrok en die hoorn des overvloeds zijn wriemelend gespartel vol wier, kriel en krabben over het achterdek uitstortte ! 

Leon stond voor het eerste vlugge uitschiften van de vangst in drie wissen manden. Schar, bot en pladijs in de ene, wijting, gul en rondvis in de tweede en garnaal in de laatste. De rest ging voor de meeuwen terug over boord, met gaandeweg steeds minder gewetensbezwaren. Het ene net gaf al wat meer dan het àndere maar de mannen leken toch tevreden.           

Het op smaak brengen van de vissoep bleek plots ook één van zijn bevoegdheden en zowel schipper als motorist lieten zwaarwichtig verstaan op culinair gebied hoge verwachtingen te koesteren. Leon zweette water en bloed, maar hoé hij ook peperde en proefde, zijn brouwsel blééf naar stront smaken... Hij nam zich vast voor nog diezelfde avond bij Jetje zijn licht op te steken en een stoomcursus kokkerellen te volgen.

Tegen twaalven gaf hij het in wanhoop uitgeput op en zag zich al binnen de vijf minuten samen met zijn marmiet over boord vliegen. Maar toen bleken de mannen al hun boterhammen reeds óp te hebben: grootmoedig lieten ze de vissoep aan hun bedremmeld koksmaatje... Leon beweerde geen honger te hebben, waarop die twee plots uitbarstten in een brullend gelach! Hun ontgroeningslist was buiten verwachting gelukt! Ha-ha...

Later zou Leon aan de weet komen dat ze bij de eerste visjes een mooie ‘blekker’ hadden gevoegd, een smakelijk uitziend soort baars maar totaal on-eet-baar... Om het goed te maken bakte nonkel René al vlug zes haringen in de pan, met mosseltjes en ajuin en toen bleek Leon tóch honger te hebben!

Tegen vieren raakten de drie wissen manden ver vol en besloten ze op hun gemakje de haven weer binnen te lopen... Een jongensdroom om nooit te vergeten...Zoals gezegd :"Akkerdjié de Godverdomsche Miljaarde Nondedju !"




0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 51
Klik op de afbeelding om de link te volgen

VISSEN MET DE 'ASTRID'.

Toen René op de fiets de hoek van de Zeelaan insloeg zag hij met leedvermaak de garde nog steeds naast de deur van ‘Het Paard’ staan treuzelen. Zijn donderpreek was blijkbaar niet in dovemansoren gevallen.

Zijn dreigement met die onbekende getuige was maar een blinde slag in het donker geweest. Gerard Pylieser ,zijn schipper ,had hem dat een tijdje geleden verteld toen ze na de laatste voorjaarsstorm eens flink doorzakten aan de toog van ‘Het Anker’ op de kaai. Gerard scheen die getuige héél goed te kennen ,want het verhaal zat vol levensechte trekjes :zeker géén uit de duim gezogen zattekullenpraat...Hij noemde hem ‘de loerder in de duinen’. Maar hij weigerde er mordicus een naam op te plakken en was dichtgeklapt toen René er in het begin nog wat speels op aandrong. Toen hij steeds maar blééf doordrammen om man en paard te noemen, had de schipper plots zijn halfvolle pint op de toog gekwakt en was koleriek weggelopen. En om - zéér tegen zijn gewoonte in - een halfvolle pint te laten staan, moet dat zeuren hem formidabel geërgerd hebben...Sinds dit voorval is er in elk geval nooit meer over deze geheimzinnige getuige gesproken...Wat niet belet dat René graag een stoot met zijn laatste lief zou overslaan in ruil voor de naam van die fameuze loerder. Ook al voelde hij met zijn klompen aan dat die van tien-negen Gerardo Pylieser heette, zéker weten !

Leon werd thuis ook niet langer lastig gevallen met die portemonnee-affaire. Het klaarmaken van zijn ‘uitzet’ voor de Astrid volgens de richtlijnen van nonkel René nam Marie zo volledig in beslag dat ze helemaal vergat meester Engelborghs van de goede afloop te verwittigen.

 

1 augustus 1938 werd een mijlpaal in het jonge leven van onze kandidaat-scheepsmaat, meer nog dan zijn laatste schoolreis van een dikke maand geleden.

Na een rusteloze nacht vol kwade dromen over de garde en het zwarte spook was hij de volgend morgen bij de eerste klaarte naar de kaai van Nieuwpoort gestapt. Of zeg maar gelopen, want die vier kilometer die hem nog van de Astrid scheidden wilde hij zo vlug mogelijk àchter zich krijgen, uit heilige schrik tóch nog door de gendarmen te worden tegengehouden.

Op de kaai was nog geen kat, maar tóch durfde hij niet op een meerpaal zitten wachten op de schipper of nonkel René. Die kwam pas een uur later aangefietst, toen Leon al heel het binnenste van de stuurhut en het motorruim van de Astrid had verkend. Alles zag eruit zoals hij het zich reeds duizendmaal gedroomd had ,op de reuk na dan: die was nieuw. Op zijn speurtocht vergezelde hem een zwaar stinkend mengsel van rotte vis en verbrande dieselolie, in carboline geteerde trossen en pekelzoute sleepnetten vol broeiendnat zeewier. Enkel de accenten van dit adembenemend mixtuur varieerden wat naargelang hij in het voor- of het achterruim ging neuzen...In de stuurhut ,die binnenin pas lichtblauw geschilderd was ,overspoelde daarenboven een scherpe terpentijnlucht de andere basisingrediënten.

"“ Tchui Leon ! Ge zijt er zo vroeg bij ,man ! En bevalt het zo een beetje? Ik dacht dat ge op de kaai op ons zoudt wachten..."”

“" '‘k Heb mij hier verdoken tegen de gendarmen... Op de kaai zien ze mij van een uur ver staan...”"

“ "Zeg ,niet zeveren ,hé :die historie met de garde is afgelopen ,amen en uit ! Ik heb hem iets in zijn oren gefluisterd dat hem voor de rest van zijn dagen zal kalmeren...Van die kwibus hoort ge niks meer, garantie."”

“ "Hoezo ,wat hebt g‘hem dan gezegd ?”"

“ "Leon ,is 't nu gedaan verdomme! Daar spreken we niet meer over ! Nu gaan we vissen: houdt dààr nu maar uw gedachten bij... Is ’'t schip naar uw goesting ?"”

“ "Wel heu...groter dan ik dacht...Maar '’t stinkt fameus ,daar beneden !"”

“ "Dat waait wel weg als we op zee zijn. Ten andere het kuisen van het ruim is '’t werk van de scheepsjongen ,als ge nog tijd over hebt ,tenminste...Ik heb het misschien de laatste tijd wat laten slabakken in afwachting dat gij kwaamt. Daar zult ge aan moeten wennen, kozze : veel tijd om op uw gat te zitten zult ge niet krijgen als ge van uw leven lichtmatroos wilt worden..."”

“ "Daarvoor ben ik hier ,hé nonkeltje !"”

De dag was in een droom verlopen. De zalige trilling die door zijn benen liep toen de oude ééntakt-diesel met luid tamtam aansloeg en hij de eerste bevelen volgde bij het losgooien en het inhalen van de trossen: om nooit te vergeten! Het wiegen van het dek toen ze uit het staketsel de branding in voeren ,het kletsen van het boegwater over de reling en het vastsjorren van de zware zeilen: man, héérlijk ! En dan het eerste zoute sop in zijn klompen bij het uitzetten van het net...Pas toen dié drukte achter de rug was kon hij even van het schitterende uitzicht genieten. De zwarte kustlijn in de verte , met de villa’s en de grote hotels tegen het hevige oranje van de opkomende zon...Later het kruisen van de andere vissersboten en het spottend geschreeuw van de schippers over en weer, met blijde vloeken van hier tot ginder...

FANTASTISCH ! Om nooit meer te vergeten. In één woord :" Akkerdjié de Godverdomsche Miljaarde nondedju !! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
26-04-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!