" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
14-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 213
Klik op de afbeelding om de link te volgen

        HET FIASCO IN DE TOENDRA.

Joseph had drie man meegekregen, maar moest de eerste al terugsturen na vijfhonderd meter sluipen, wegens het aanhoudend zenuwhoesten van die vent. Hij vond het te riskant om met zo'n '‘basser'’ (W-Vl voor blaffen zoals een hond) sluiks de vijandelijke linies te willen aftasten... Want uit voorzorg hadden ze reeds van bij de start alle metalen uitrusting thuis gelaten, zoals helm, gasmasker en geweer, speciaal om onderweg alle lawaai te vermijden...Met zo'’n teringlijder dreigde dus verdergaan op een totaal fiasco uit te lopen...De broekschijter gaf opgelucht zijn steelgranaten aan zijn makkers af en was in een wip naar achter verdwenen...

        De maan stond melkerig tegen de nevelige einder, pal oost in het laatste kwartier: ver het enige én beste oriëntatiepunt om het omslachtige gedoe met het kompas te vermijden. Maar voor het ogenblik gaf ze Joseph net genoeg licht om niet pardoes tegen een geknakte boomstam te bonken. Voor de rest was alles bedekt met kniehoge maagdelijke sneeuw waarvan bij elke stap het bovenste ijskorstje vervaarlijk kraakte. En gelukkig ruiste de ijskoude wind juist hard genoeg door het schrale struikgewas om het lawaai van hun hijgende kruiptocht af te dempen...

        Ze vorderden traag volgens de rups-tactiek waarbij Joseph steeds een twintig meter voorop sloop om dan gespannen te wachten tot nummer ‘twee’ en ‘drie’ hem met tussenpauzen vervoegden... Met zo'’n '‘sprongen'’ ging het dus eindeloos door, van kale struik naar dode stronk of witte riethaag, tot hun zweet door de bivakmuts begon te lekken... Bij min 15°C!

        Klokslag tien brak plots ver achter hen de hel los! Joseph schrok zich een breuk en viel automatisch in volle dekking ! Tot uit een luid gekras en gefluit langzaam het ‘Kikkerlied’ opbloeide... Oef!... Ze waren blijkbaar de dwarslijn van de verborgen luidsprekers ongemerkt al een heel stuk voorbij geslopen, maar Joseph stelde tot zijn opluchting vast dat zij inderdaad ongeveer in het midden tussen ‘twee‘ en ‘drie’ waren doorgegaan... Ze zaten dus nog steeds op de juiste koers, met links van hen een zwarte bosrand...

        Joseph wachtte kletsnat op zijn twee ‘lijfwachten’ en met de bezwete hoofden tegeneen gaf hij zijn verdere instructies: hij zou voorzichtig volgens dezelfde rupswijze de kop blijven trekken, zij moesten in zijn sneeuwspoor volgen met tussenafstanden van tien meter. Tijdens de pauzen in de uitzending moesten ze goed luisteren of ze soms geen automotor hoorden draaien... Maar nauwelijks had hij dat woord ‘automotor’ uitgesproken of hij kreeg een stomp in zijn zij: één van de mannen legde de vinger op de lippen en wees naar het bos...

        Hij hield de adem in, en inderdaad: nu de laatste tremolo’s van het kikkerdrama over de toendra waren uitgegalmd hoorde hij het ook, het stationaire ronken van een vrachtwagen!... Juist achter de bosrand, op een vijftig meter, schatte hij, daar waar de zwarte muur een deuk leek te vertonen... Alsof daar een wegel tussen de bomen uitkwam... Logisch: die Russische vrachtwagen kon zo vanuit de eigen linies ongemerkt tussen de lage dennen tot tegen het bevroren moeras rijden waarop, één kilometer verder, de rij luidsprekers goed gecamoufleerd verspreid lag...

        Joseph kon niet lang nadenken, want zohaast de uitzending beëindigd was zouden die lawaaimakers er natuurlijk als de bliksem vandoor gaan, en dan was alle moeite voor niks geweest. Vlug legde hij zijn plan uit. Ze hadden nog hoogstens tien minuten: hij zou in een boog door het bos sluipen om bij de vrachtwagen te komen. Dàn de lading fosforgranaten afstellen op één kwartier en onder de brandstoftank schuiven... En zich dan zo vlug mogelijk uit de voeten maken, én hen op de terugweg oppikken... Ze mochten deze plaats dus niet verlaten of zich in de operatie mengen want dat zou de verwarring bij de haastige aftocht enkel vergroten!

        “ Begrepen ?” Ze knikten, al lang tevreden dat ze blijkbaar buiten de gevarenzone zouden blijven...

        Maar zo vlot als gepland zou het natuurlijk niet verlopen. Zijn sluiptocht naar de bosrand duurde – waarschijnlijk uit angst – een stuk langer dan verwacht. En eenmaal tussen de dichte begroeiing van de dennen ging het al hélemaal niet vooruit! Hij begon écht zware risico’s te nemen en dat ging slecht aflopen, voelde hij! Gelukkig maakten de luidsprekers in de verte voldoende kabaal om het gekraak van de dode takken te smoren...

        Plots zag hij een lichtspleet op een tiental meter! Het dekzeil van een camionette dat zachtjes bewoog in de wind! Nu was het oppassen geblazen... En plots dacht hij aan zijn vriend Arthur Birnbaum terug: Winnetoe en Old Shatterhand, de helden van Karl May’s boeken, hadden hem hopelijk toch iéts van sluipen geleerd...

       En inderdaad, na een eindeloze, uiterst voorzichtige naderingsweg hurkte hij tegen de zijkant van de lichte vrachtwagen. Het stonk er naar gemorste mazoet en uitlaatgassen. Binnen onder de huif babbelden twee mannen onbezorgd in het Russisch, terwijl de luidsprekers in de verte de eerste strofe van '‘La Lutte Finale'’ inzetten... Finale inderdaad, met een beetje geluk!

        Maar hij had nog hoogstens een drietal minuten vóór het kabaal van die ’Luuute’ zou stoppen...

        Hij schoof de broodzak met de springlading van zijn schouder en vond binnenin op de tast de knop van de tijdontsteker: éénmaal drukken was één kwartier vertraging... En daarna volgde dan... BOEM!

        Zoals hij in Dresden bij de opleiding '‘Valstrikken'‘ had geleerd vond hij met gestrekte arm achter de brandstoftank een passende ruimte... Hij wrong de broodzak er voorzichtig in... Het spande meer dan verwacht, maar goed: uit zichzelf zou die er niet uitvallen! Nu nog even driemaal diep inademen, en dan wegwezen!

        Volledig gehurkt rende hij van de camionette weg in de richting van de beschermende bomen en botste met zijn schedel plomp tegen iemands achterwerk! Een schildwacht die in het donker tegen een boom stond te pissen! ?

        "“ Ach Scheisse!" ” hoorde Joseph de man uitroepen... In het Duits ?!... Wat was me dat,zeg ?! Verrast wist hij even niet wat doen... Wat deden die Moffen hier ? Maar vóór hij het goed besefte, had de man zich in een ruk omgedraaid en hem met de knie een dreun in volle gezicht verkocht! Joseph hoorde zijn neusbeen kraken en zakte op de grond...

        Volledig in de war en half groggy kwam het bij hem niet eens op om nog verder weerstand te bieden. De vent had hem nijdig bij zijn nekvel gegrepen en riep naar zijn makkers in de vrachtwagen iets in de aard van ‘zie-eens-wat-een-vette-vis-ik-heb-gevangen! ’. De flap van de huif werd weggetrokken en een lichtbalk viel pardoes op Joseph en zijn bewaker. Een paar uitroepen over en weer in het Russisch en ze trokken hem de trede op en de lage ‘zendstudio’ in. De officier nam de loshangende koptelefoon van zijn nek en ging weer naast een zijpaneel zitten: een simpel schakelbord dat rudimentair uitgerust was met twee potentiometers, een viertal groene lampjes en nog wat regelknoppen... De tweede militair had een boers gezicht, kon hoogstens korporaal zijn, en leek eerder van het niveau hulptechnicus-lijnlegger-chauffeur, net zoals de beer die Joseph die kniestoot had verkocht...

        In een wip hadden ze hem grondig gepluimd: polshorloge en kompas afgerukt, zijn koppelriem en de vier handgranaten vlogen in de hoek en al zijn zakken werden ruw leeggehaald. De officier las vluchtig alle bladzijden van het Soldbuch door, haalde zijn langlopige parabellum uit de borstholster en zei toen iets tegen Josephs overvaller die bij de uitgang was blijven staan.

        Deze reageerde correct met "”Da, Tovarish Politruk!" ” en begon plots in het Duits-Vlaams met de gebruikelijke ondervraging: naam, rang, eenheid. ..

        "” Petré ? Noemde gij zo ? Petré ? As gij lieg, dan hij skiet oe door de kop, verstaan! ”" Joseph knikte.

       "“Ach so!. ..Petré Joseph hé ?... Legion Flandren!... Flomsche Legioene, hé! Ja, iek spreken een klin biestje Vloms, hé Petré! Lijk:’Gijsse godverdoeme klootzak’ en ‘Hoerepoeper’! Dor verschiete van hé vent!" ” Hij lachte fier en iéts dwong Joseph zijn aanvaller wat beter in het gezicht te kijken: glad geschoren maar verweerd van de kou, en een deel van zijn oorschelp ontbrak... En onder de opstaande kraag van zijn hemd droeg hij een vreemde brede riem om de hals... Rare vent, die blijkbaar al wat had afgezien in z’'n soldatenleven...
       "“ Wor woondet gij in Flandren ?... Westende ?..An das Meer, nicht ?!... Ja-ja...Schone streeke ?"” Hij keek nu écht nieuwsgierig, als wilde hij een fotostudie maken. Maar Joseph schokschouderde enkel geringschattend “ "Dat gaat u niet aan! "” en veegde met de mouw het bloed van zijn mond en kin.

        De officier kwam ongeduldig tussenbeide en liet vragen wat hij hier kwam zoeken, rond hun camionette ? Joseph had zich daar natuurlijk aan verwacht en besloot zich groot te houden: het was met hem hier toch gedaan...

        "“ In die Luft sprengen!”" zei hij recht voor de raap, met een hoofdknik naar de handgranaten. Dat begreep de officier zonder vertaling en scheen even onder de indruk van dat vranke antwoord...

       " “Maar verdomme, waarom dan toch ?!"” wilde hij gepikeerd weten:" Vonden de Vlamingen zijn muziek niet mooi genoeg, misschien ?"

        “" Diesen Blödsinn hängt uns am Arsch raus!" ” blaft Joseph, en ook dàt moest niet vertaald worden!

        Of hij vrijwilliger was voor deze zelfmoordopdracht, vroeg de officier plots met een glimp van menselijke interesse. Niét écht, antwoordde Joseph tegen de vertaalautomaat achter hem. En hij verzon op staande voet dat hij tijdens zijn wacht in slaap was gevallen en zijn commandant hem de keus had gelaten tussen het waarschijnlijke doodvonnis van de krijgsraad of in z'’n eentje de propagandazender van de Ivan uitschakelen. Hij had voor Ivan gekozen: het avontuur hé, zonder spijt!

        De officier knikte peinzend tijdens de vertaling en vroeg toen abrupt:" ”Geen zin om mee te werken aan de zender ? Wij kunnen nog iemand die deftig Vlaams spreekt, goed gebruiken..."” Blijkbaar bedoeld als een stoot onder de gordel voor zijn vertaler bij de uitgang...

        Joseph dacht aan de tikkende tijdbom onder hun voeten en wilde zo rap mogelijk naar buiten: daar in de nacht had hij nog een waterkansje om te vluchten. Dus lachte hij de man vlakaf in het gezicht uit :" ” Bedankt Ivan, die samenwerking zou toch maar van heel korte duur zijn. Maak er maar een einde aan!”" En terwijl de gorilla vertaalde, voelde Joseph zich zweven alsof hij meespeelde in een irreëel toneelstuk...

        De politruk haalde de wenkbrauwen op en wees toen onbewogen naar de uitgang, met een wegvegende beweging van de hand :" ” Tovarish Steiner! Rastaljat!" ”

Het bevel tot ‘opruiming’,dus...

        Maar had hij wel goed gehoord ?... Had die officier de ‘opruimer’ niet ‘Steiner’ genoemd ? Een naam die Joseph in een flits aan Westende deed denken... Daar was óók een Steiner geweest: die zotte schoenlapper met zijn ‘Luuute Finaaale’, die door de garde nog als een mogelijke kandidaat-vader aan Joseph was voorgesteld, kort vóór het vertrek naar Polen...En was zijn ondervrager niet wat "losser" geworden toen Joseph bekende van "Westende" te komen ? "Schone streke an das Meer ,nicht ?"... Had zijn onderbewustzijn misschien daarstraks al een verband gelegd tussen die vage herinnering aan vroeger en deze verweerde kop hier voor hem ?...  Van een duizendste toeval gesproken!

        De ‘Steiner’ in kwestie nam een sterke zaklamp van het werkblad, schoof zijn machinepistool van de rug onder z'’n oksel door en wenkte Joseph met een stijve hoofdknik naar buiten. Eenmaal in het donker fluisterde hij:

        "“ Westende! Ik heb oe gleich erkannt, Junge! Petré. ...die Dünen...Das war eine schöne Zeit, ja..."” Hij bescheen met de zaklantaarn het pad voor hen en duwde Joseph in de richting van de open toendra.

        “" Dus zijt gij tóch Steiner ?!... En dat ge mijn pa om zeep hebt geholpen... vermoord hebt ‘in die schöne Dünen’, weet ge dat ook nog ?"

        "“ Das hab ich niét gedoan! Das hat de garde mir im Arsch gestekt...willen steken , moar ik hab dat niet gedoan!" “

        “" Ja-ja! Eerst de vader, en dan nu de zoon ?! Hebt ge soms iets tegen mijn familie ?"”

        "“ Ik hab nog niemand van joender Familie Petré vermoord! En ik goan der hier auch nicht mit anfangen !... Loopt nu moar stief rap were noar den overkant, klootzak ! En dak oe nooit niemeer werezien, verstoan ?!”"

        "Gaan lopen ? Om mij in de rug te schieten, zeker!"”

      "“ Wég ! Godverdomse klootzak ! Ik gon een paar schüsse lossen vor de Politruk te plezieren...”" Hij wees met de sterke lichtstraal van de zaklamp naar de besneeuwde heide: "” Mars! ”."

        Joseph wilde dan toch eindelijk de kans grijpen: veel viel er niet te verliezen. Hij draaide zich om liep gebukt de toendra in. Hij versteef toen hij Steiner zijn machinepistool hoorde doorladen. Dus tóch!

        Een ratel van vier korte knallen gingen verloren in een oorverdovende steekvlam die door de dennen schoot en even heel de besneeuwde heide fel verlichtte. Joseph sloeg met zijn gezicht in de sneeuw, terwijl het rondom hem gloeiende brokstukken van de radiocamionette regende...

        De geweldige klop in zijn rug van het kogelsalvo –   - of was het de drukgolf van de explosie ? -– liet hem een tijdje groggy liggen, happend naar lucht. Maar al vlug begon hij te walgen van de vuile bloedsmaak in z'’n mond en de aanvriezende sneeuw tegen zijn wang: zo eenzaam en naamloos wilde hij niet creperen in deze godverlaten toendra!... Hij leefde immers nog steeds!

        Buiten de stekende pijn in zijn neus en het zinderen van zijn kuit, leek in feite alles in zijn lijf nog redelijk te werken... Zijn darmen in elk geval, als hij het warme pak tegen zijn billen voelde... Dus moest hij enkel zorgen hier op eigen kracht zo rap mogelijk te verdwijnen, vooraleer de Russen uit hun eerste linie kwamen kijken hoe het met hun plaatjesdraaier gesteld was...
        Hij dacht nog even goed na: hij was maximum twee kilometer van ‘huis’, dat moest hij in een dik halfuur kunnen klaren...Enkel zorgen dat hij de maan links aanhield, en flink doorstapte tegen de kou...Want hij leek wel tot op zijn merg bevroren en realiseerde zich nu pas waarom! Bij de lijflijke fouillering, daarjuist in de camion, had die officier zijn ‘tarnjacke’ (camoeflagevest), trui en bivakmuts afgenomen en zijn hemd brutaal vooraan open gescheurd! Een nachtwandeling op de heide, met een stevige wind op kop, half naakt bij min 30°: dat beloofde! Maar kom op: zoals gezegd, hij leefde nog...voorlopig toch...

        Dat hij er later niets van kon voortvertellen was niet te verwonderen! Hij raakte vlug onderkoeld en toen zijn twee ‘lijfwachten’ hem op de terugweg in het oude sneeuwspoor inhaalden, lag hij al bijna in de coma. Ze schenen hem half gedragen, half gesleept te hebben tot in de eigen lijnen, maar daar herinnerde hij zich later niets meer van...

      Pas na twee dagen kwam hij weer min of meer bij bewustzijn in het veldhospitaal van Novgorod, twintig kilometer achter de frontlijn. Een serieuze dubbele longvliesontsteking, een klem op zijn omzwachtelde neus en zijn voet in de plaaster waren blijkbaar de enige souvenirs die hij aan de raid had overgehouden...En zijn bevordering tot Sturmmann, wel te verstaan. Zijn militaire carrière was dus begonnen, al leek de graad van ‘Kapitein-op-een-wit-paard’ nog niet voor morgen...

        Wat hem tussen zijn koortsdromen in nog het meeste verwonderde was die plaaster...Tot de ziekenzuster hem met een scheve lach verklaarde dat ze een kogel van een Russisch machinepistool uit zijn hiel hadden gehaald: een zogenaamde ‘gouden schotwond’: ” "Ich gratuliere! !"”

       Kogel ?... Uit een Russisch machinepistool ?... Zou Steiner - in plaats van een salvo in de lucht (voor de show om zijn officier te plezieren) – dan toch op Joseph gemikt hebben ? En door de ontploffing van de camionette al schietend gestruikeld zijn ?... Of heeft hij tóch omhoog willen vuren, maar zijn de laatste kogels tijdens zijn val per ongeluk in de grond – én in Joseph zijn hiel - geslagen ?... Opzet of ongeluk ?... Verdomme, wéér een raadsel bij!

        Al neigde hij eerder om te geloven in een ongeluk...Want plots herinnerde hij zich dat Steiner destijds door de garde als zijn mogelijke échte vader naar voor werd geschoven...En ze zeggen toch dat kinderen en zatlappen meestal de waarheid spreken... Want stél dat Steiner tijdens de ondervraging in Joseph zijn zoon herkende...Enkel dàt is als reden sterk genoeg om plots het reusachtige risico te nemen het bevel tot „opruiming“ van je eigen kind in de wind te slaan! Want om een wildvréémde saboteur het leven te sparen, gaat een doorwinterde soldaat toch geen bevel weigeren van zijn eigen officier hé ?...

        Zijn zieke longen kregen sowieso al bijna geen lucht, maar deze ijselijke gedachte deed nu toch écht zijn adem stokken!

        Zou het werkelijk kunnen dat dié brute gorilla zijn vader was ? Die rooie debiel ? Deze bloeddorstige avonturier ? Deze...

        Neen, dàt ging te ver!

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
14-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 212
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B50. DE NOODLOTTIGE RAID.

           Wolchovfront, februari 1942.

        De volgende dag was het mooi helder weer en zo lukte het Joseph zich wat beter te oriënteren. Hij merkte dat het front van het Legioen dwars te paard over een spoorlijn en een rolbaan lag, waarop vroeger de Duitse verdediging verder in noordelijke richting liep en die nu door het Rode Leger werd doorbroken. Het gat dat de Russen in de Duitse frontlijn hadden geslagen was naar het scheen een tien kilometer breed en ze waren ongeveer een vijftig kilometer diep in het achterland doorgedrongen. Voor het ogenblik was hun inbraak bedwongen en hun geplande opmars naar Leningrad gestuit. Maar het gebied dat ze tot nu toe veroverd hadden vormde op de stafkaart toch een fameuze blaas waarin, volgens de Duitse onderofficier die hen de oriëntatieles gaf, een strijdmacht van zo'’n honderdduizend goed bewapende Ivans lag, met massa'’s tanks en artillerie...Honderdduizend, jawel meneer!... En zolang het deurgat bleef openstaan konden die smeerlappen daarenboven alle versterkingen uit hun moederland krijgen die ze wilden! En er binnen een week makkelijk hun getalsterkte in die blaas verdubbelen...

      Het hele peloton begreep onmiddellijk waar hun commandant naartoe wilde... Natuurlijk: dat vervloekte deurgat moest dicht! En zij ,de ocharme duizend Vlaamse rekruten zonder de minste gevechtservaring , lagen pal op het scharnierpunt van deze open deur ! Van hen werd verwacht dat ze de oude frontlijn op de spoordijk weer zouden herstellen door de inbraakzone te heroveren –- een lange strook van twee op tien kilometer alstublieft! - en zodoende dat machtige Sovjetmonster op te sluiten in een reusachtige kooi.

        Dat die rode rakkers dat niet leuk zouden vinden, lag nogal voor de hand! En dat ze ,– zowel van binnenuit als vanbuiten dat gevang ,heftig storm zouden lopen tegen deze gesloten deur, had ook geen tekeningetje nodig... Met voor onvermijdelijk gevolg dat het troepje dat deze grendel op de deur moest dichthouden -– wij dus -– met een paar moordende slagen compleet verpletterd zou worden tussen hamer en aambeeld... Exit het Vlaams Legioen, met andere woorden!

        De commandant scheen dat helemaal ànders te zien want hij legde nogal zwaar de nadruk dat wij stevig ingekapseld zaten tussen machtige wapenbroeders. Links lag de beruchte Spaanse ‘Blauwe Divisie’, een sterke eenheid ijzervreters, gehard in hun jarenlange wrede burgeroorlog... En àchter het Vlaams Legioen lagen zowel een SS-tankbrigade als een artillerie-regiment...Met andere woorden: wij maakten slechts een klein deeltje uit van een grote cluster sterke ‘Kampfgruppen’ die de sluiting van de bres zouden klaren...Dat klonk al wat beter...

        Joseph had de commandant echter niets horen zeggen welke bevriende troepen er nu réchts van hen lagen, en terecht. Want dààr bleek later...niemand te liggen! Okee, de Wolchov-rivier liep daar, midden uitgestrekte moeras-oevers, een gebied dat zeker in de zomer totaal ontoegankelijk was...Maar voor het ogenblik -– putje winter bij minus dertig graden -– waren de rivier en de zompige oevers daar keihard bevroren en boden ze op eerste zicht een betonnen autostrade voor elke sovjetaanval uit het oosten! Met andere woorden: het Legioen hield de hoeksteen van het oude en het nieuwe front en moest zich zowel naar het oosten als naar het noorden verdedigen! En dat zullen ze geweten hebben...

        Hun linkerburen van de Spaanse Divsion Azul kregen nu iedere nacht een serenade van de Russische luidsprekers, en iedere dag een prik van vijandelijke verkenningspatrouilles. Beide soorten acties leken meer een lawaaierige poging om nader kennis te maken, een soort beleefdheidsbezoeken van een bende zatte clowns zonder echt kwade bedoelingen... Het Spaanse liefdeslied kende iedereen nu ver van buiten, ook al begrepen ze maar de helft van de tekst. Volgens Dikke Verschraege die in Gent romaanse talen had gedaan, bleek het een vurige ode te zijn aan een jongedame uit Malaga, ”La Malagueña”..."”Qué bonitos oyos tienes"” wou zeggen: wat heb je mooie ogen...Ja, ogen! De schijnheilige tettezot! Enfin, met de ogen schijnen alle vrijages over de hele wereld te beginnen...’Qué bonitos oyos tienes...Ja ,watte !’

        De rest van de schlager zong ieder voor zich mee, louter fonetisch naäpend, omdat het zo lekker exotisch klonk...Die serenades van de Russen wiegde in elk geval de beestachtige haatgevoelens in slaap, die het Legioen in Riga ingepompt had gekregen... Want zo te horen lagen daar aan de overkant óók beschaafde mensen in de frontlijn. Echte mensen, die óók verliefd konden worden, en niet noodzakelijk allemààl bloeddorstige en kwijlende kindermoordenaars...

        Na een week stopten plots de Spaanse uitzendingen en werden de luidsprekers blijkbaar verplaatst naar de Vlaamse frontsector, maar met een aangepast programma. De eerste nachten hadden ‘onze jongens’ zich nog vereerd gevoeld dat de Russen er speciaal voor hén een Nederlandstalige kooruitzending op nahielden...Zij ,die het in eigen land altijd moesten stellen met "“Pour les Flamands la même chose ”!"

        Ja, ze vonden het zelfs plezant, want ieder radio-optreden begon, ofwel met de guitige schlager "‘Twee Ogen Zo Blauw"’ (die ze meezongen in een scabreus kleedje), ofwel het studentikoze ‘Kikkerlied’! Je weet wel :"”Aan de oever van de Dijle, goed verscholen in het riet, zat een kleine jonge kikker bij zijn moeder op de knie"” ,maar dan in de oorspronkelijke uitvoering van het Donkozakkenkoor... Ook dàt werd al vlug  in de Leuvense versie geestdriftig door de soldaten meegebruld, en vooral dan de grove taal en de sappige vloeken waarmee het beestige drama besloten werd! De stijve Nederlandse propagandatekst die dan volgde -– met een zware Westvlaamse tongval en niet altijd even makkelijk te begrijpen - poogde hen te laten nadenken over de onzin van hun aanval op het onschuldige Russische volk, en de weerwraak die ze voor dit misdrijf konden verwachten. Want volgens die wereldvreemde blaaskaak stond het vast dat het Rode Leger vroeg of laat alle moorddadige indringers zou verpletteren... Daarom werd iedere preek besloten met de slogan :“ "Gijder kunt nooitnie dezen zinnelozen strijd winnen, want ieder uur van elke dag wordt ons Sovjetvolk en het Rode Leger straffer... Komt dus rap overgelopen naar onze linies nu gijder dat nog kunt: wiender gaan ulder met vriendskap ontvangen! ”"...

        Als kers op de taart kregen ze dan nog de Franse versie van de ‘Internationale’ voorgeschoteld, die Joseph steeds weer deed denken aan zatte Steiner in Westende... Vreemd toch, want zó dikwijls was hij die vent écht niet tegen het lijf gelopen, destijds...

        Maar al bij al klonk de lokroep van de Russen weinig overtuigend, en hij begon de soldaten al vlug grondig te vervelen. Vooral de Antwerpenaren staken de draak met het zware 'boeren accent' van de hakkelende propagandist, en vonden het met hun dikke nek héél leuk hun wapenbroeders uit àndere provincies daarmee te jennen.

        Die uitzendingen voor het Vlaams Legioen en de lacherige manier waarmee de soldaten daar op reageerden, schoten nogal rap bij hun Duitse officieren in het verkeerde keelgat. Daar moest nu paal en perk aan gesteld worden, vonden de heren. De moeilijkheid was natuurlijk deze luidsprekers -– het waren er waarschijnlijk drie of vier - te lokaliseren, érgens verstopt vooraan in het diepe niemandsland, en waarschijnlijk ook nog eens half bedolven onder een dikke sneeuwlaag! Ga dat maar eens zoeken hé! Deze met mortiervuur vernietigen was sowieso onbegonnen werk: een belachelijke trefkans van één op honderdduizend, hoogstens!... Dus werd het ‘handenarbeid’ voor een patrouille, en dat vooruitzicht was niét om te lachen... De officieren broedden op een middel om ze allemaal gelijktijdig uit te schakelen door middel van manueel aangebrachte springladingen met tijdontsteking... En dus keek iedereen in het peloton automatisch naar de drie specialisten met een pioniersinsigne...

      "“ Oberschütze Petré!" ” riep de pelotonscommandant: ” "Gij hebt toch de opleiding "‘Mijnen en Valstrikken"’ in Dresden gevolgd hé! ? Samen met Penjaert en Aspeslaghs, ja ?...Ons derde peloton kreeg de opdracht een lichte patrouille uit te sturen om deze vervloekte luidsprekers zo snel mogelijk op te ruimen! Maximum tien man... Tegen deze avond wil ik jullie actieplan horen om dat vergif daar op te blazen, verstaan ?! Mars! mars !"..”      

        Het duurde even vooraleer ze met z'’n drieën min of meer akkoord gingen over wàt deze opdracht nu juist omvatte. Want hoe kon zo'n luidsprekernet er ongeveer uitzien en hoe werkte dat ? En wat konden ze doen om het uit te schakelen ?...

      Penny wist dat de telefonist in de bunker van de pelotonscommandant thuis op markten en braderijen met de luidspreker reclame omriep voor de plaatselijke neringdoeners, en daartussen verzoekplaatjes uitzond voor verliefde koppels. Die jongen zette hen al goed op weg met een spoedcursus ‘publieksanimatie’.

        "“ Wij hebben in ons bedrijf "Radioreklaam Boudry" in Antwerpen een camionette met onze mobiele installatie om er mee door ‘'t stad te rijden voor verkiezingspropaganda, of om voorstellingen aan te kondigen voor de cirque en de boks of zo. Gewoon een hautparleur op het dak, verbonden met de micro van de convoyeur, een platendraaier en een versterker op een autobatterij..."”

        John Aspeslaghs stopte hem af:" “ Sla dat maar over, vriend! Ik heb den Ivan hier nog nooit voorbij weten komen rijden met een camionette! Een vaste installatie, opgehangen aan de bomen of zo, dat moeten we hebben, hé makker! Hoe marcheert dat ?”"

       " “Ja-ja vent! ” wierp Boudry op: ”Een beetje geduld hé gast!. ..Ik denk pertang dat er altijd een deel van die installatie mobiel moet zijn...Die Rus zendt alleen in de laten avond of nacht uit, maar zal zijn dure muziekinstallatie overdag, als hij niet uitzendt, nooit zomaar in ’t veld achterlaten, hé!. ..Dus die staat van tien-negen ook op een camion of een tank of iets dergelijks, gevoed door een reservebatterij. Met dat transport en de dure versterkerinstallatie aan boord rijdt hij naar zijn kot, als hij '’s nachts gedaan heeft met werken... De rij hautparleurs in kwestie laat hij overdag natuurlijk wél achter op '’t veld, omdat die met elkaar verbonden zijn met een telefondraad en opgehangen aan de bomen of zo. De versterker en de micro in zijn camion moet hij dus op tijd en stond gemakkelijk aan dat vaste net kunnen aan- en àfkoppelen met een kabel en een stekker, verstaat ge ?... Nu is het van groot belang dat de verbindingskabel tussen zijn versterker en de hautparleurs niet langer mag zijn dan –- zegge - vijfhonderd meter. Anders is er teveel verlies op het net en komt er geen klank meer uit de hautparleurs, wat niet de bedoeling kan zijn hé!. ..Ha-ha!" ” Boudry was de enige die lachte. De drie vrienden hadden er blijkbaar niet erg veel van begrepen...

        "“ Verbindingskabel van vijfhonderd meter... Da’s '’t eerste verstandig woord dat ik u hoor zeggen, vriend!" ” zuchtte John:" ” Dus staat die versterker - en dus die fameuze camionette met die operateur er in - op een vijfhonderd meter van de verst verwijderde luidspreker! ?...  Zo is het toch, ja ?"”

        "“ Ja..., als ge wilt..."” twijfelde Boudry :" ” Of '’t zou moeten zijn dat ze zwaarder materiaal bezigen dan bij ons thuis hé: een versterker van tweehonderd watt en veel dikkere kabels... Daarmee verdubbelt ge gemakkelijk dien afstand, maar dat zuigt de batterij leeg in een wip en een knip! ”"

        Penny braakte een rollende vloek uit ,voor hij Boudry naar de keel vloog :" ”Godver...Wat is '’t nu ?! Vijfhonderd meter of een kilometer ? Met wiens kloten zijt ge aan '’t rammelen vent ?!”"

        Joseph trok hem juist op tijd weg. Na een paar diepe inademingen kon die er met moeite krassend bijvoegen:" ”Tenzij ze die batterijen natuurlijk continu bijvullen met een draaiende moteur... Dan gaan ze met wat chance tot twee kilometer..."”

        Toen ging Penny even buiten een sigaret roken.

        Al goed dat Boudry beter kon tekenen dan het uitleggen, want een uurtje later stonden alle details op papier en lieten ze hem verder onbeschadigd teruggaan naar zijn hol. Tijdens de stereotype serenade van diezelfde nacht konden ze bijna met zekerheid op het terrein bepalen waar de vier luidsprekers ongeveer ergens moesten staan, op zo'’n zevenhonderd meter vóór de Vlaamse frontlijn. Maar de uiterste toestellen, nummers één links en vier rechts, bleken ongeveer drie kilometer van elkaar af te liggen, wat de hese uitspraak van Boudry over ‘draaiende moteur’ weer onder de aandacht bracht...Zou het geluid van zo'’n draaiende motor niet exact te lokaliseren zijn ? Door bij voorbeeld een vooruitgeschoven Vlaamse luisterpost diep in het niemandsland, in de stilte van de nacht, vlak vooraleer het lawaai van de uitzending begon ?...

        Ze hadden het lot laten beslissen met strootje-trek. Penny mocht luidsprekers één en twee opblazen, en John de drie en vier. Dus was het Joseph die kon opdraaien voor de vernieling van de mobiele uitzendpost, daar ergens in het midden tussen twee en drie, maar waarschijnlijk gevaarlijk dicht bij de vijandelijke linies... Of ànders gezegd: stukken verder van het Vlaamse front verwijderd, en dus na de ontploffing met een véél langere terugweg voor de boeg... De hoofdzaak voor het welslagen van de operatie was dat de luidsprekers niet vroeger zouden ontploffen dan de mobiele ‘studio’, om de Russen niet voortijdig te alarmeren en Josephs terugtocht ,zachtjes uitgedrukt ,niet in ‘serieuze moeilijkheden’ te brengen...

        Hun compagniecommandant gaf zijn fiat voor de raid en liet in het logboek schrijven:LAUTSCHPRECHER-LARM

" “ Vertrek 30 januari '’42 om 2100 uur. Geschatte duur: 3 uur.” Klokslag 23.00 tot middernacht zou een M.G. iedere minuut een korte vuurstoot geven met lichtspoormunitie om de richting van de terugtocht aan te wijzen... Kompaskoers was strak noord-zuid, gemakkelijk te onthouden. Nader- en paswoord: ’Ostsee-Rostock’. Einde van de operatie 31.01.'42 om uiterlijk 02.00 uur ‘'s morgens...

        Na nog een laatste visuele verkenning bij daglicht van alle merkpunten onderweg, het testen van de kompaskoers en de nodige afspraken met de wachtposten in eerste lijn, slopen de drie afzonderlijke groepjes stipt op tijd voorbij de beschermende prikkeldraadversperring de pikdonkere nacht in, elk hun noodlot tegemoet...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
14-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
13-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 211
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B49.

 RUSSISCHE LUIDSPREKERS IN DE TOENDRA.

         Wolchovfront, Januari 1942.

Véél viel er met Nieuwjaar voor Steiner niet te vieren in het frontlazaret van Moskou-Donskoy, nu hij zijn twee vrienden had verloren. Van Shlomo'’s dood was hij zeker: hij zag nog steeds in een flits hoe deze zwaar bloedend en met zijn darmen in de handen in de trechter van hun commandopost lag. Marco daarentegen was een twijfelgeval, maar door diens sombere levensmoeheid rekende Steiner er niet meer op zijn oude makker nog ooit terug te zien...

Wat viel er dan te vieren ? Akkoord, volgens de geruchtenmolen hadden de Amerikanen naar het schijnt Hitler de oorlog verklaard - of omgekeerd - maar wat stelde dat voor ? Hij had die Yanks als échte verwende gasten in Spanje meegemaakt en die hadden geen voet verzet vooraleer ze '’s morgens hun spek-en-eieren óp hadden! Luxesoldaatjes, waarvan de Duitsers er als ‘Frühstück’ zo drie tussen hun boterham legden! ...En ja, de fascisten waren door het Rode Leger juist vóór de poorten van Moskou zwaar verslagen en werden nog iedere dag met grote verliezen verder teruggedreven...Maar hij leek wel als enige de overtuiging te hebben dat deze overwinning vooral te danken was aan de uitzonderlijke koude winter en véél minder aan de geniale partijleider in het Kremlin. Want vroeg of laat zou het ophouden met vriezen, en dan stonden de Fritzen direct weer in de startblokken! Het genie dat hen in de komende lente zou tegenhouden was nog niet geboren! En heette zeker niet Jozef Stalin, ook al stak rondom Steiner iedereen - vooral die met wat sterren of strepen -– geestdriftig en tot vervelens toe de luide loftrompet over de Grote Veldheer Generalissimus...Om te kotsen! Ze deden net alsof die massa’s halve lijken, die hier nog dagelijks met karrevrachten in het lazaret-klooster werden binnengekapt, er totaal voor niets tussen zaten!

Steiner had dit bij het laatste bezoek van Politruk Volkov nog ‘fijntjes’ onder diens neus gewreven! Die man droeg nog steeds het fotogenieke verband om het hoofd, en zijn rechter arm in de mitella. Steiner meende zich uit vorige bezoeken wel te herinneren dat de flinke luitenant toén links droeg, - en niét réchts zoals nù - maar hij wilde zich hier in het lazaret geen vijanden op de hals halen...En zéker geen typen die hem bij elke passage een pakje machorka-tabak toeschoven!

Ondanks de pijn in zijn nek kon Steiner de geeuw van gelukzaligheid niet onderdrukken... Want ook zónder dit gratis rookgerief was het hier goed leven in het klooster, als je tenminste de stank en de miserie rondom mentaal kon buitensluiten...De temperatuur binnenshuis was "fris-maar-draaglijk" en het verplegend personeel viel goed mee, vooral de vrouwen! In zijn ogen stuk voor stuk schoonheden, ook al waren ze wel wat kortaf tegen de boerse avances van herstellenden. Daar bovenop kregen de patiënten op tijd en stond warm eten dat meestal best te pruimen was...Dus bukken was de boodschap, diep bukken en vooral niét opvallen ! Dan kon hij het hier misschien nog een tijdje uitzingen, vooraleer ze hem definitief terugstuurden naar de slachtbank...

Plots stond Volkov te draaien aan het voeteinde van zijn bed en dié had duidelijk iets op z'’n lever, voelde Steiner: een man met een moeilijke opdracht. De luitenant was wel zo beleefd eerst te vragen hoe het met zijn nekwervels ging, maar luisterde nauwelijks naar de uitleg wàt er nog pijn deed en bij wélke beweging.

"“ En heb je gehoord dat wij Volokolamsk en ook het rangeerstation van Dubosekovo weer hebben veroverd ?!"”

‘Wij’, zei die hansworst, alsof hij persoonlijk het stormlopen op de Duitse linies had aangevoerd! Steiner had echt moeite om niet in hoongelach uit te barsten en hield het maar op een ironisch :" ” Wij ? U en ik ? Ik kan mij daar niets meer van herinneren...En ik dacht nog wel dat "Generaal Winter" hen had verslagen en teruggedreven... Dat was toch wat u mij vorige week hebt wijsgemaakt: dat de hevige vorst ons van de ondergang heeft gered! Niet het miljoen slecht-bewapende proletariërs zoals gij en ik, maar een soort natuurwonder! Vijftig graden celsius vorst! Ik heb uw verklaring toen geloofd, Tovarish Politruk: indien het begin december niét zo had gevroren, zouden wij, u en ik, de Duitsers nooit op de vlucht gedreven hebben, zei je."”

"“ Neen, natuurlijk niet jij en ik! Maar wél de Grote Opperste Legerleider Kameraad Josef Stalin, sufferd!" ”

"“ Ach zo...Nù zit plots de grote vrieskou er voor niets meer tussen... Kameraad Stalin heeft dat bijbelse mirakel in z'’n eentje klaar gespeeld, zeker ?!"”

"“ Natuurlijk, idioot! Hij heeft de heroïsche slag om Moskou geleid met een geniaal doorzicht,en het typisch Russisch klimaat op het juiste moment zijn werk laten doen! Wij hebben onze leider àlles te danken! En dat wij in zijn spoor mogen volgen is op zich al een grote eer, ook al hebben wij bij Volokolamsk min of meer gefaald...Maar hij geeft ons wel genadig de kans ons te herpakken, hé! ...Enfin, MIJ althans! ...Weet je! Mij heeft hij uitverkoren om deel uit te maken van het roemrijke 2e Stormleger!" ”

"“ Het 2e Stormleger verdomme ?! Klinkt dat niet erg gevaarlijk, Tovarish Politruk ? Bent u wel zo stormachtig van aard en zo krijgslustig van karakter ? Want als ons ‘Vadertje Stalin’ de troepen ten aanval leidt, laat hij nogal een bloedig spoor na, als ik zo rond mij kijk... Schrikt u dat niet af ? Ik kan mij u moeilijk voorstellen met een weggeschoten gezicht en uw darmen in de handen! Dat is toch niets voor u om naar zo'’n lot te verlangen..”"

Volkov staarde hem even aan en herpakte toen nuchter :"” Niet met Onze Grote Leider spotten, hé Steiner! Zéér ongezond, man, zéér ongezond...Ik kwam je feitelijk zeggen dat ik werd aangesteld in de Propaganda-afdeling van de Staf van het 2e Stormleger..."”

"“ O, Gospodin Politruk! Maar dàt klinkt al aardig wat veiliger hé! Een warm postje op, ik schat, een kilometer of vijf àchter de vuurlijn! Nu begrijp ik plots uw bruisende geestdrift voor het lichtende leiderschap van de Grote Stalin. Een zacht zitje in de Staf, ho-maar! Als ik in mijn volgend leven dààr terecht mocht komen, zou ik hem ook de hemel inprijzen!" ”

Volkov keek hem monkelend aan :" ” Doén, man, doén! Want ik neem je mee...Ik weet wel dat je zo'’n gunst niet verdient, met je duister politiek verleden en je twijfelachtig geloof in de partijlijn. Maar Tovarish Kapitan Bek, die jou hier een maand geleden samen met mij kwam bezoeken, vindt je de geschikte man voor dat werk...”"

"“ Hoezo, jij neemt mij mee ?!...En wat heeft verdomd ons aller vriend Bek daarmee te maken ?"”

"“ Je zult wel zien..."” glimlachte Volkov: ” "Binnen de week zijn we hier weg..."” 

 En inderdaad, reeds de volgende dag ging het plaasterverband van zijn nek af. Na een flinke was- en scheerbeurt kreeg hij een brede lederen halsband om die al véél aangenamer aanvoelde. Tegen het einde van de week volgde dan een laatste controle of zijn nekwervels voldoende waren aangesterkt en mocht hij, samen met Volkov, het kloosterlazaret verlaten...

Ondertussen kon de politruk hem al wat meer vertellen waaraan hij die nieuwe affectatie te danken had. Bek, die deel uitmaakte van de propagandacompagnie van het 2e Stormleger, was naar het scheen, nogal onder de indruk geweest van Steiners C.V. als Spaanse vuurvreter, en de imposante talenkennis die hij tijdens zijn avontuurlijk omzwervingen had opgedaan...

Nu werd dat 2e leger, na de succesrijke verdediging van Moskou, overgeplaatst naar het Wolchovfront om er de Duitse omsingeling van Leningrad te doorbreken. En het was geweten dat in dit operatiegebied veel Europese vrijwilligerslegioenen met de fascisten meevochten. Ondermeer dus het Spaanse ‘Divición Azul’, bij voorbeeld, maar ook nog Belgen en Nederlanders. Plus waarschijnlijk Fransen, maar daar waren de kenners van de inlichtingendienst het nog niet over eens...Mannen als Steiner, die - volgens Bek -  buiten hun Duitse moedertaal en courant Russisch ook nog wat Spaans spraken, plus daarbij nog een aardig mondje Nederlands en Frans...zo'’n mannen konden ze op de inlichtingdienst van het 2e Stormleger zéér goed gebruiken. En dus kon hij zijn boeltje pakken! Op naar Leningrad! ...

 

En voor Joske Petré gold ,in het Letse "Opleidingskamp Achtzehn" hetzelfde bevel ,maar dan aan de Duitse kant van het Oostfront ! Als de gesmeerde bliksem : Inpakken en wegwezen!

Hij - en al zijn kameraden van het ‘Vlaams Legioen’ mét hem - hadden nochtans gehoopt wat langer in Riga te mogen blijven, maar op 9 januari van het nieuwe jaar joeg een plots alarm hen weer de toendra in...

‘Riga’ zeg ik ?...Ja, Riga, de hoofdstad van Letland , inderdaad! Want de slappe prestaties van de Vlamingen tijdens de partizanenjacht langs de Wolchov, én het eeuwig gemekker van hun kader over de bestiale behandeling van de krijgsgevangen ‘partizanen’ was de Duitsers danig op het systeem gaan werken. Dus: terug met die juffertjes voor een grondige herscholing! Kwestie van deze melkmuilen wat eelt op hun ziel te bezorgen. En dus had het legioen de flankbewaking langs de ijzige spoorlijn Moskou-Leningrad gelaten voor wat het was en waren ze de week vóór Kerstmis op zogenaamd gevechtstrainingskamp naar Riga gestuurd.

Daar was het alvast minder koud geweest, en hadden ze tenminste een soort bed voor ’'s avonds, al viel er met al die nachtoefeningen erg weinig te slapen. Als ze überhaupt al kónden slapen, want hun instructeurs deden er ditmaal géén doekjes om en prentten hen in dat ze aan het front énkel en alleen stonden OM DE RUS TE DODEN! Van veraf of van dichtbij, en mét om het even wàt!

"“Schiet dat ongedierte door hun bast, Donnerwetter! Sla ze de kop in met de schop of rijt hun balg open met de bajonet! Verzuip ze of hang ze op, als dat vlugger gaat, maar laat er geen énkele levend achter! Want bij de eerste gelegenheid schieten ze jou in de rug! En een gewonde Rus geef je een genadeschot, begrepen! ? Rusland is geen missiegebied en wij zijn geen missionarissen hé: opgeruimd staat netjes! Want met onze eigen gewonde kameraden hebben we méér dan onze handen al vol, vergeet dat niet..."”

Toen een uitslover de hand opstak en vroeg hoe zij moesten handelen met krijgsgevangenen van het officiële Rode Leger, - dus niét van een bandietenbende partizanen - ,keek de instructeur hem spottend aan :"Een stevig werkpaard dat zijn haver waard is schiet je toch niet dood hé! Wel dan...Zolang we mankracht kunnen gebruiken bij de bouw van bunkers of de herstelling van wegen achter het front, zal de commandant beslissen. Maar bleke bureelmuizen en brillemannen blijven rode onruststokers! Ze verkopen sowieso niets dan last: ze hinderen de soldaat bij de uitvoering van zijn taak en moeten dus zo vlug mogelijk ‘ERLEDIGT WERDEN’...Of versta je soms geen Duits ?! Wie van zijn chef bevel krijgt krijgsgevangenen nà hun ondervraging "‘naar achter te voeren"’, moet weten dat deze korte opdracht twééledig is en verder geen uitleg behoeft! Eén: binnen de tweehonderd meter vindt de begeleider een geschikte bomtrechter om deze schurftige smeerlappen te ‘BESEITIGEN’! En twéé: binnen de tien minuten meldt hij zich weer model bij de overste met "“Opdracht volbracht!" ” Simpel genoeg, ja ?!...Wie daarvan wakker ligt of nachtmerries krijgt, moet maar zien hoe hij die slaap kan inhalen! Want een soldaat heeft z'’n rust nodig om niet weg te soezen tijdens zijn wacht! Dàt is van belang, want het kan hem de kop kosten...Al de rest is verdomme slappe larie en bleke kiekenstront!"

Joseph en zijn idealistische vriendjes schrokken wel even toen hen deze beestachtige handelswijze werd ingehamerd! En iedere dag werd het nog wat rauwer! Gelukkig had deze brutale onderdompeling in de wreedheden van de totale oorlog slechts twee weken geduurd. Want op 9/1/42 kregen ze plots groot alarm en hoorden ze dat de Rus het Wolchovfront met veel geweld had doorbroken: ongeveer in dezelfde streek waar zij vorige maand de spoorlijn hadden bewaakt, was nu een gat geslagen van zo'’n tien kilometer breed! Aan deze helse overrompeling door het Rode Leger waren ze dus gelukkig ontsnapt! Voorlopig toch...Maar gezien ze nu in ijltempo Riga moesten verlaten om dat gat te gaan dichten, zag hun nabije toekomst er toch niet erg rooskleurig uit!

  

Het Vlaams Legioen reed, compagnie na compagnie, in ijltempo terug naar het Oostfront, maar enkel bij daglicht en baggerend door de dikke sneeuw. Regelmatig mochten ze uitstappen om hun camion uit de gracht te trekken. Iedere avond, bij het vallen van de duisternis moesten ze om veiligheidsredenen onderweg kwartier maken in kazernes van grote steden. En pas na zes dagen stapten ze stijf bevroren en geradbraakt van de dampende camions in een negorij met de onuitspreekbare naam van ‘Podbjerjesje’, een honderddertig kilometer ten zuidoosten van Leningrad.

Voor zover ze het begrepen lag dit dorp juist in de rechte hoek van de doorbraak. Ten oosten ervan liep de oude frontlijn achter de (nu bevroren) Wolchovrivier, en ten noorden van de huizen lag de rand van de Russische ‘dijkbreuk’. Iedereen met een beetje verbeelding begreep dat de Duitsers hen daar als hapklare brokken in de muil van de leeuw wierpen, in de wilde hoop het vurig monster even bezig te houden: een waar ‘Himmelfahrtkommando!

En in de vale morgens van de zevende dag strompelden de bleekscheten van het ‘Vlaams Legioen’ zwaar bepakt in lange rijen achter elkaar door de hoge sneeuw naar...Ja, naar waar en wàt ?...Op de ondergesneeuwde toendra viel voorlopig geen enkele houvast te bekennen, geen torentje of hoevedak, geen weg of heuvelkam, geen bosrand of haag of afrastering: NIETS! Een platte witte steppe bespikkeld met wat toefjes kale berken: dat was het dus, ‘hun’ nieuwe dam tegen het bolsjevisme...

Of beter gezegd hun slachtbank...Want ditmaal hadden ze niet meer te doen met een paar wazige sluipschutters in een mistig bos, waarvan ze er na de klopjacht een paar konden ophangen! Neen, nu toonde de Rus open en bloot zijn schrikbarende troepenmacht met trossen tanks en kanonnen, vlak voor de bleke neuzen van ‘onze jongens’! Eén ononderbroken rokende zwarte lijn aan de einder van  het witte niemandsland! ...Het meest angstwekkend vooral was de stotende arrogantie waarmee die Russen op nog geen twee kilometer afstand langs het Vlaamse front -– of wat daarvoor moest doorgaan - voorbij trokken alsof ze een parade hielden...

Er werd geen schot gelost, noch langs Duitse kant -– waarschijnlijk om niet de toorn van de goden op te wekken –- noch door de Russen...Die vonden blijkbaar de schijters op hun linkerflank geen kanonnade waard. Ofwel wilden ze zo vlug mogelijk doorstoten naar het omsingelde Leningrad en zich onderweg niet nutteloos laten ophouden door een bende kwajongens, ’monsters-zonder-waarde’!...Joseph en zijn makkers waren er in elk geval niet rouwig om!

De parade van de Russen duurde de hele nacht. Al hun voertuigen reden met volle lichten aan, werkelijk een slag in het gezicht van de Duitsers die machteloos moesten toezien hoe de reusachtige troepenmacht - in de verte - aan hun neus voorbij reed. Het ‘Legioen’ had schietverbod gekregen tot het een voldoende stevige verdedigingslinie mét boomstambunkers had opgeworpen om de Russische doorbraak in te dijken. En dat kon nog eventjes duren...

Alhoewel, in bunkerbouw wisten de Vlamingen hun plan te trekken, ware het niet dat de grond tot een meter diep hard bevroren was en onder deze dikke korst een rottend zompig moeras bleek te liggen...De stinkende verstikkende bellen methaangas borrelden als scheten dreigend uit de gistende smurrie op, klaar om bij de minste vonk te ontploffen...Onleefbaar dus! Niet om uit te houden...Goed te begrijpen dat de Duitsers het gros van hun troepen en hun zwaar geschut een paar kilometer achteruit hadden neergepoot.

De Vlamingen moesten hun ontmoediging even doorslikken maar lieten zich niet door een opborrelende scheet verjagen: dan maar de stellingen bovengronds gebouwd! Maar zo héél veel geschikte bomen stonden er niet in dit bevroren moeras. Enkel hier en daar groepten er een paar berken triestig bijeen op de lichte zandruggen die maximum één meter boven het maaiveld opbolden. Waar deze afgevlakte duinen juist lagen blééf voorlopig giswerk onder het dikke sneeuwtapijt. Maar het lag voor de hand dat de frontlijn van de Vlamingen op deze ‘hoogten’ zou worden ingeplant als een kronkelende ketting van losse steunpunten, en niet op de rechte streep die de Duitse commandant op de kaart had getrokken...

 

Na drie dagen en nachten zwoegen begon het front van de uitgeputte Vlamingen er min of meer op te lijken. En alsof de Rus hen een applausje wilde geven klonk de vierde nacht een lied over de toendra. Zacht slepend en frèle zweefde de melodie in het donker op hen af, niet vanuit een bron recht aan de overkant maar een heel stuk links aan de einder...Goed te volgen: de luidsprekers droegen dan ook erg ver in de ijzige vriesnacht, met lange uithalen die afwisselend aanzwollen met de wind, om dan weer geheimzinnig weg te zakken...

Ondanks hun vermoeidheid kwamen de soldaten uit hun holen gekropen en luisterden onder het fonkelende sterrenveld als gehypnotiseerd naar het weeïge liefdeslied met de uitdijende tremolo’s...Het leek een tweestemmig duetje, met een man- en een vrouwenstem, maar echt Russisch klonk het niet...

“ Spaans of zoiets...” opperde Joseph, en hij moest plots terugdenken aan de fonoplaten van Arthur Birnbaum, en hun ‘studeerkamer’ in de garage waar ze zijn schlagers grijs gedraaid hadden...Cultuurloze negerjazz nogal! ... Dat kon hij hier beter zo rap mogelijk vergeten...

Alhoewel, met die halfzachte kinderlijke onnozelheden hadden ze destijds toch dikwijls een goeie scheet gelachen! ...

Nu leek de mannenstem plots een oproep te doen...

"“ Ja-ja, '’t is Spaans...” bevestigde een korporaal: “ Waarschijnlijk propaganda om naar hen over te lopen... Al goed dat we er niets van verstaan!" ”

"“ Ja maar, de Spaanse Blauwe Divisie ligt daar in de geburen, en dié gasten zullen het wel verstaan hé! "”

Beter geen antwoord...De schreeuwerige oproep om te deserteren duurde net iets te lang...

Het kwelende duo hief nu een gekend communistisch strijdlied aan :" – “See la luuute finaaale! "”, maar dan in het Spaans – dat door een paar melomane Vlamingen werd mee geneuried. Joseph moest onwillekeurig terugdenken aan de verkiezingsstrijd in Westende...Aan die vittende zatte schoenlapper die in zijn eentje met gebalde vuist aanhoudend dat lied uitbralde in de overvolle gelagzaal van '‘Het Paard'’...Tot de boeren het ervan op hun heupen kregen en de schuimbekkende anarchist buiten bonjourden! Hoe heette die vent ook weer ? Zotte Steiner ? Ja, Zotte Steiner...Joseph moest eventjes glimlachen: vreemd om in deze pikdonkere onherbergzame ijsvlakte opeens aan het zonnige, warme, gezellige Westende te denken...

Maar de kou dreef Joseph en de meeste stille luisteraars weer in hun hol. Dat de Spanjaarden hier in deze ijzige nacht ergens nààst hem lagen - bij wijze van spreken schouder aan schouder - gaf Joseph toch een béétje houvast...Ze waren dan toch niet helemààl van god verlaten in deze witte bevroren woestenij, dacht hij met een krop in de keel...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
13-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
12-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 210
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B48Bis.  BALANS '41 NA HET DEBACLE VOOR MOSKOU.                                

 

We zagen reeds hoe op 5/12 voor Moskou verse Siberische legers de volledig uitgeputte Duitsers binnen de drie weken 100 km achteruit dreven, en deze bij hun vlucht de vastgevroren tanks en zware bewapening moesten achterlaten. Hetzelfde gebeurde in de zuiderlijke Oekraïne: begin december joeg het Russische tegenoffensief de Duitsers uit Rostov tot over de Mius. Het Duitse noordelijk front rond Leningrad hield daarentegen wél stand, op een uitstulping ten oosten van de Wolchow na. Daar vocht o.a. het “Vlaams Legioen”...voor wat het waard was.      

Hitler was woedend wegens deze gedwongen terugtocht en ontsloeg de helft van de bevelvoerende legeraanvoerders: von Rundstedt, Veldmaarschalk von Bock, Guderian, Höpner en zelfs de opperbevelhebber van de strijdkrachten Veldmaarschalk von Brauchitsch. Op 19/12 nam hij zelf - niet belemmerd door een overdaad aan strategische kennis - de opperste legerleiding over, zonder merkbare tegenstand van het officierenkorps.                          

De Führer had nu alle machtsmiddelen in handen: de strijdkrachten en de politie, de kerk, de Reichstag, de nazi-administratie ,de sociale diensten en de justitie. Hij was absolute heerser over leven en dood van elke Duitser en wetten die in concrete gevallen een beperking van deze macht konden zijn, golden eenvoudigweg niet.                  

Hij vaardigde het bevel uit dat iedere militair, die nog verder zou terugwijken, onmiddellijk moest worden neergeschoten. Maar ondanks dit wanhopige order kon het front pas tegen einde januari '42 , na een nieuwe terugtocht van I00 km meer naar het westen, gestabiliseerd worden.                     

De balans van 7 maanden oostfront onthulde nu de reusachtige verliezen: de Duitsers verloren sinds 22 juni '41 één miljoen man op een totale inzet van 3,5 miljoen (ttz 200.000 doden, 700.000 man gekwetst waarvan éénderde bevriezingsgevallen, en 100.000 man vermist of gevangen). Deze verliezen dienden dringend aangevuld:  Duitse huisvaders werden voor frontdienst opgevorderd en hun plaatsen in de fabrieken werden ingenomen door Russische krijgsgevangenen, die daardoor aan de volledige uitroeiing ontsnapten.        

Ondanks de totale inzet was van de geplande korte Blitzkrieg niets in huis gekomen. Het was nu wel voor iedereen duidelijk dat het vooropgestelde concept, om Rusland vóór de winter te verslaan, jammerlijk was mislukt. Hitler schoof dan ook de ideologische rechtvaardiging voor Barbarossa (de uitroeiing van het Bolsjevisme) naar de achtergrond ten voordele van de economische uitbuiting van de USSR. De strategische plannen om Moskou te veroveren werden in '42 vervangen ten voordele van een doorstoot naar de graanschuur voor Stalingrad en de oliebronnen tussen Kaspische Zee en Kaukasus. Als Rusland dan nog niet capituleerde zou er een "Ostwal" gebouwd worden op de Wolga en de Don om de veroverde gebieden definitief te beschermen.

Over de oorspronkelijk geplande verovering van Perzië door het 'Afrikakorps' werd niet meer gesproken...Wél werd nu werk gemaakt van het voornemen om de bevolking in de "bevrijde gebieden" als slaven in te schakelen ten voordele van het "Deutsche Lebensraum im Osten", waarbij enkel de werkers een hongerrantsoen eten zouden krijgen, voldoende om op de been te blijven. Wie niét productief bleek, kon kreperen...en liefst zo vlug mogelijk. Dat "Einsatzkommandos" daarbij een nuttige bijdrage konden leveren ,werd niet met zoveel woorden gezegd.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
12-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
11-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 209
Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                                              B48  

JUPP ALS KUNSTFOTOGRAAF.                                                                       

   Westende, 15 december 1941.

       Nu er aan de kust van een hoogseizoen met de ‘rijke toeristen uit het binnenland’ al een hele tijd geen sprake meer was, begon Paul Hazard ,dé kunstfotograaf van Westende-bad, – langzamerhand zwarte sneeuw te zien...

      Want tegenwoordig was de toeristenmeute beperkt tot uniforme groepen Teutonen en in dit milieu kon meneer Paul maar weinig huwelijkreportages plaatsen, om niet te zeggen géén ! Hij mocht dan wel twaalf jaar geleden rijk getrouwd zijn met een kunstminnende jongedame -– toch een ietsje ouder dan hijzelf -, na de laatste twintig slappe maanden onder moffenbezetting was de mooie bruidsschat ver opgesoupeerd en het vet van de soep. Eten kopen op de zwarte markt voor zijn vierkoppig gezin werd iedere dag een groter probleem. Ze vroegen er al 800 frank voor een kilo bonenkoffie, de enige luxe die hij zijn vrouwtje nog kon betalen ;voor de rest at ze bijna niets...En om zelf te gaan tuinieren - zoals de meeste mensen van het bad verwoed poogden met erg wisselend succes -– daarvoor stonden zijn fijngevormde handen totaal verkeerd...

      Bij deze zielige hongerlijder kwam Jupps voorstel tot samenwerking dus als door de hemel gezonden, écht een redding in de hoogste nood. Maar bij de maffia zouden ze het omschrijven als ‘een verzoek dat niet geweigerd kon worden’, en zo voelde Paul het ook aan...Niet dat die Oberfeldwebel zich erg arrogant of bedreigend zou hebben voorgedaan, want dat lag allerminst in diens karakter. In tegendeel, Jupp had zijn slachtoffer zo uiterst charmant en diplomatisch benaderd dat deze door de knieën was gegaan vóór hij het zelf merkte. Weliswaar moesten er bij Paul Hazard veel innerlijke weerstanden overwonnen worden en veel wrok worden weggemasseerd, want samenwerken met de vijand was wel het laatste wat je van hem zou verwachten ! Hij, de Belgicist tot in de kist!

      In de ogen van de fotograaf had Jupp nochtans aanvankelijk àlles tégen, hoe jolig-vriendelijk deze zich de laatste weken ook telkens had voorgedaan.

      Eerst en vooral was de joviale klant "‘nen Duits" ’,en dat alleen zei voor Hasard al genoeg. Die bijnaam had Paul, als kleine weesjongen tijdens de gruwelen van het Ijzerfront in ’14-‘18, zo'’n diep angsttrauma bezorgd dat hij nu nog innerlijk ineenkromp telkens zo'’n ‘beest’ hem te dicht benaderde...

     Daarbij verpersoonlijkte die slijmerd ‘de erfvijand’ , die nu opnieuw met brutaal krijgsgeweld Pauls geliefde vaderland had overrompeld. Die mof kwam hier met een onschuldig gezicht zoete broodjes bakken, maar had wel éérst de vroegere welvaart en het zonnig-geluk-aan-zee mee om zeep geholpen ! Mede door de schuld van ‘dien Duits’ waren al zijn zorgeloze zomerse klanten uit Westende-bad verdwenen en was Pauls gezinnetje nu in de diepe armoede gesukkeld.

      Maar er was méér ! Zoals ik reeds in boekdeel A vertelde was de jonge Paul in 1920, tijdens de ontmijning van de Ijzervlakte, een poosje zwaar verliefd geweest op Marie, de pittige zuster van zijn vriend René Cattrysse. Zij had hem destijds nogal pijnlijk afgewezen -– wegens te flauw, waarschijnlijk ,en met te zwakke geldelijke vooruitzichten –- en gekozen voor Dis Petré, een lelijke stomme beer van een vent, maar met poten aan zijn lijf en stinkend rijk, toen toch...

      Alhoewel deze knappe Marie destijds -– in feite reeds een ééuwigheid geleden -– zijn maagdelijke jongenshart had gebroken, en hijzelf ondertussen een mooi gezinnetje had gesticht, bleef hij nog steeds zijn eerste lief in een warm plekje van zijn dromen koesteren. Ondanks àlles...

         De slag die hij vorige week in zijn gezicht kreeg kwam dan ook hard aan!

      Dat zat zó: toen hij in de kruidenierswinkel aan de overkant ,bij zijn overbuurvrouw, Madam De Handt, zijn speciaal Kerstrantsoentje boter ging kopen, stond zij binnen bij de deur te kwebbelen met Titientje ,de dienster van café Renty. En op dat moment reed die Duitse onderofficier op de fiets voorbij. Paul herkende hem direct...

       “" Tiens, ziet daar !" ” zei madam De Handt lachend tegen Titientje Cordeel: ”" Onze Casanova ! "”

       “" Allee mens ! Chef Deutinger! ?...Ik wist niet dat gij een aanbidder had ! ”"

        "“ Ik nie, Titientje ! Waar gaat ge '’t halen ! Ik zou hem nog nie willen voor geen duust frank ! Neen, de Chef heeft er ene van de Bassevillestaat aangeslagen die ik ken van voor de oorlog: een ferm blonte die nu bij hem in de keuken werkt ! Ja-ja, zijn gerief vlak bij d' hand hé ! Gij moet haar kennen, mens ! Een "‘zwarte"’, en haar zoon zit aan ’'t Oostfront...Petré...Haar vent is een paar jaar geleden ontploft in de duinen bij '’t koper kappen van de oude obussen ! ...”

       "“ Ach ja, Petré, Marie Petré ! Nu dat ge '‘t zegt ! Een pront mens hé ! De Chef heeft niet de mottigste gekozen, zo te zien ! ...Al kan hij er zelf ook goed mee door hé ! De vuile pitou ! Ik ken hem ook zo'’n beetje ! »

     "Aleé gij ,Mensch !... ...

     Terwijl de twee vrouwen ongegeneerd voort roddelden schoof de winkelierster Paul gedachteloos zijn pakje toe. Hazard telde de vastgestelde prijs van zijn boterrantsoen op de toonbank en maakte beschaamd dat hij rap wegkwam...Dat ‘zijn’ Marie zo over de tong reed kon hij niet langer aanhoren !

 

         En dàt was in feite de voornaamste reden waarom hij zo'’n hekel had aan ‘dien Duits’: die opdringerige klant had zijn jeugdlief aan de haak geslagen ! Paul wist natuurlijk al langer dat Marie, na al die jaren weduwschap, weer ‘van de vloer was’, zoals dat heette. In het dorp waren zulke zaken gemeengoed onder de roddeltantes, en onmogelijk geheim te houden. En als er een Duitser bij te pas kwam werd zo'’n relatie vanzelf dubbel zo smeuïg, althans onder de vrouwen ! Onder mannen werd daar weinig aandacht aan besteed. Daarom had Paul ook nooit wakker gelegen over de vraag met wié Marie voortaan optrok. Hij had van bij de eerste geruchten aangenomen dat ze vast wel een gelukkige keuze had gemaakt, zij het met een onbekende soldaat. Erg vaderlandslievend kon hij het niet noemen van Marie, om met een Duitser te lopen, maar als dàt haar na al die zwarte jaren na dat accident van den Dis weer gelukkig maakte, was het haar gegund...Hijzelf was ondertussen toch ook gelukkig getrouwd met een beeldschone dame die hem twee lieve kinderen had geschonken...En door de huidige schaarste aan fotogerief en zijn nakend failliet, had hij àndere problemen rond zijn hoofd dan het zielenheil van zijn eerste liefde...Al vrat het wel, natuurlijk !

        Maar nu de nieuwe vrijer van Marie plots een gezicht had gekregen -– de volgevreten varkenskop van die arrogante blaaskaak in zijn winkel - gunde hij ‘zijn eerste lief’ allerminst aan die Teutoonse indringer !

       Een paar weken geleden was die vent voor het eerst bij hem binnengestapt in de ‘Studio’, duidelijk met een smoesje of hij soms Kodakchrome kleurfilms had voor zijn Leika-kleinbeeldcamera. Ja-zég, wat nog !? De nieuwste Amerikaanse Kodakchrome kleurfilms na twee jaar Duitse bezetting ?! Die wou wat met zijn voeten komen spelen zeker ?! Maar vooraleer Paul hem de deur kon wijzen klapte die beunhaas vlug zijn bruinleren paraattas open en showde het wonderbare kleinood op de toonbank: hét spiksplinternieuw toppunt van de Duitse beeldtechniek, alleen voorbehouden aan een doorwinterde fotoreporter ! Als om te zeggen: ” Hey ! Hier staat een vakman voor je neus, hé sukkel ! Eerbied alstublief ! ”...Maar Paul zag op het leer van de draagtas niet het minste krasje, wat er duidelijk op wees dat de man met dat toestel nog nooit van z'’n leven op avontuur was getrokken, laat staan door een vijandige milieu op beeldenjacht was gegaan...

        Paul kotste van dit soort rijke parvenu’s, waarvan er tijdens elk toeristenseizoen een paar exemplaren bij hem trachtten aan te pappen. Maar deze Leika-camera was inderdaad zo'’n betoverend mooi gerief, dat hij ongewild zijn weerzin vergat.

       De weken daarop viel de Duitser nog een paar maal bij hem binnen onder verschillende voorwendsels en de laatste keer raakte hij met die man tenslotte in een geanimeerd vakgesprek verzeild..."’Herr Deutinger’" bleek allerminst de parvenu waarvoor hij hem eerst had gehouden en was veel beter dan Paul op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen op gebied van fotografie...Van het één kwam het ander, en vóór Paul het goed wist gaf hij die vent een rondleiding langs de toestellen van zijn atelier, zijn voorzetlenzen, filters, lichtbatterijen, vergroters en snijtafels...

       "Of Paul al dat gerief tegenwoordig nog druk gebruikte", vroeg Jupp hem langs de neus weg.

     “ "Jammer genoeg niet...De gewone klanten zijn raar geworden want die sparen hun centen om eten te kopen... En zij die het wél kunnen betalen, de oorlogswoekeraars, de boeren of de vissers die geld als slijk verdienen, die vragen altijd zo'’n grote formaten, vooral om te pochen en kennissen de ogen uit te steken. Zo’'n grote bladen afdrukpapier zijn niet mee te vinden, hoogstens A4, met veel geluk! En met de chemicaliën voor de baden moet ik ook zéér zuinig omspringen...Neen, de artistieke arbeidsvreugde van vroeger, waar ik drie-vier proeven deed om de juiste grijstint te vinden, dàt kan ik niet meer opbrengen. Het is vooral de schaarste aan vanalles dat zo remmend werkt voor een lichtkunstenaar als ik..."

”  Jupp voelde dat de tijd rijp was om een visje uit te gooien:" ” Misschien kunnen we daar wel een mouw aan passen, Herr Hazard...Ik kan als amateur-fotograaf langs mijn Kulturdienststelle alle fotobenodigdheden bekomen die ik maar wil, maar ik kan mijn talent niet ontplooien bij gebrek aan een gepast atelier...U beschikt over een mooi uitgerust atelier, maar kunt uw talenten niet ontplooien bij gebrek aan grondstoffen...Onder verstandige mensen moet het toch mogelijk zijn deze beide problemen samen op te lossen, denkt u niet ?”"

       Paul vreesde voor een valstrik. Wou die Duitser soms beslag leggen op zijn atelier ?...Die mannen eisten tegenwoordig alles op wat in hun smaak viel: alle villa’s op de dijk, de ‘Lac-aux-Dames’, de grote hotels, heelder stroken duin...Wat kon hen beletten om er ook nog een schamel foto-atelier bovenop te gooien. Paul voelde zich machteloos: hij was zelfs geen eigenaar van zijn woning! Als die mof de hand wou leggen op zijn werkplaats,stond Paul met zijn kroost zo goed als op straat!

         Jupp schatte de stille twijfel van de fotograaf verkeerd in. "“ Het zou maar zijn voor één of twee dagen per week: zaterdag en zondag bijvoorbeeld, als u toch niet werkt...Als huur deel ik met u alle grondstoffen die u normaal nodig heeft om in de week toe te komen..."”

      Paul begreep tot zijn opluchting dat er weliswaar van ‘opeising’ geen sprake was, maar een soort huurcontract afsluiten met de vijand, dat ging hem toch te ver! Aan de àndere kant: zo'’n duivels voorstel weigeren kon wel eens faliekant aflopen...

      Hij glimlachte wat beverig:" ” Monsieur, versta mij niet verkeerd...Ik ben een goede Belg...Ik moet op de reputatie van mijn gezin letten, begrijpt u ?"”

       Jupp trok twijfelend de wenkbrauwen op: die gekke vent verdedigde zijn maagdelijkheid wel op een héél verrassende manier ! Wat kwam dat kwetsbare gezin van die kerel hier nu bij doen ?!...Plots kreeg hij een ingeving: "” En iedere week een vette kip bovenop, met een pond margarine, zou dat u niets zeggen ? Plus een bus goulash of zoiets: voor mij is dat geen probleem want ik ga over het eten in de batterij ! ”..."

       Paul bleef gegeneerd twijfelen. Hoe kon hij zijn trouw aan Koning Leopold III laten gelden, zonder die mof op stang te jagen en straks misschien op straat te staan met vrouw en kinderen...

      "“ Kom man,"” praamde Jupp:" ”We dokteren wel iets uit waarmee u kan leven hé ! Zelfs goéd kan leven, als we het verstandig aan boord leggen, nietwaar...Wat is het ? Akkoord ?!”..."

        Paul lachte als een boer met kiespijn. Een reputatie werp je niet zó maar over boord...Maar iédere week een kip en een doos goelash...En tenslotte was zijn geliefde koning toch óók juist hertrouwd met een jong burgermeisje uit Oostende, Liliane Baels ,wat in de ogen van veel vaderlandslievende vereerders volledig afbreuk deed aan zijn imago van treurende ‘Gevangene-van-Laken’...En als dié edele heer - excuseer ! - blijkbaar eieren voor zijn geld had gekozen, wie was Paul Hasard dan om katholieker te zijn dan de paus ?...  

   Zijn vrouw was zielsgelukkig toen hij haar van de overeenkomst vertelde ! Ze prees hem de hemel in en die nacht werd er, ondanks de kou, druk aan nummer drie gewerkt.

      Toen hij dus een paar dagen later hoorde van madam De Handt dat zijn weldoener met zijn oud-lief optrok, kon Paultje moeilijk iets ànders doen dan slikken.

       En Jupp liet er met Duitse voortvarendheid geen gras over groeien, al had het wel iets discreter gemogen. Met de lichte vrachtwagen van de keuken verhuisde hij op klaarlichte dag in één wip heel de inboedel van zijn eigen bescheiden fotolab naar Huize Hazard, vaatjes chemicaliën en voorraad papier incluis. En vóór donker was alles in kannen en kruiken, en alle schabben gevuld. Paul kon ,als hij wou, de volgende dag al in gang schieten...

       Maar dat dééd hij niet. En toen Jupp hem daarover de volgende zaterdag aansprak, moest Paul bekennen dat hij voorlopig nog geen énkele klant had gezien...Hij had eerlijk gezegd ook nog geen ruchtbaarheid durven geven dat zijn zaak weer open was en klaar om te draaien. Want de mensen waren niet gek! Ze zouden ook wel begrijpen dat de Duitse onderofficier, die zo familiair in en uit liep, een vinger in de pap had...Méér nog: duidelijk met Paul samenwerkte ! Of was het omgekeerd ?...De mensen van het Bad, die al lang op één of àndere manier met de Duitse "‘toeristen"’ werkten, zouden zich niet weinig verkneukelen dat nu ook de super-patriot Hazard zich bij het onvermijdelijke had neergelegd...

      “" Geen klanten ?"” lachte Jupp:" ” Aber dass ist doch kein Problem ,Mensch ! Alle soldaten van de batterij lieten hun buste maar àl te graag portretteren op postkaartformaat ! Om het even: In uitgangstenue of krijgshaftig met helm ! Für Mutti zuhause ! Wat moet dat kosten ? Vijftig frank ? Of laat ons zeggen vier Mark, ronde prijs. Mijn Hauptmann (Kapitein van de batterij) kan je wel een officiële accreditatie geven voor al het fotowerk dat IK tot nu toe in zijn opdracht moest uitvoeren...Kiekjes maken voor het dossier van alles wat in onze sector aanspoelt: zeemijnen bij voorbeeld, of drenkelingen...Daar verloor ik tot nu toe teveel tijd mee. En ook met die stomme koppen van m'’n piotten op postkaartformaat...Ik zal een kaartje op het prikbord van de refters laten hangen met je adres: Willen we wedden dat je binnen de maand de toevloed niet meer aankan en op afspraak moet werken ?! Je zal je geld niet meer kunnen tellen ! Misschien kan je de foto’s ook in natura laten betalen, met worst of vleespaté in blik: dat zijn de mannen in de kazerne toch beugegeten...Maar denk er aan: zaterdag en zondag zijn sowieso voor mij ! Dan wil ik geen problemen met pottenkijkers rond mijn oren hebben hé ! "”  

      Paul zou vlug genoeg begrijpen waarom.

      Hauptmann Stolz, de commandant van de batterij, zat óók met een probleem. De laatste maanden was duidelijk geworden dat de Duitsers nooit het Kanaal zouden oversteken om Engeland te veroveren. Daarom liet Hitler de z.g. ‘landingstroepen’, die in België en Noord-Frankrijk toch maar lagen te niksen wegens het schrappen van "Operatie Zeeleeuw", dringend naar Rusland overbrengen. Daar waren ze na het debacle vóór Moskou dringend nodig om aan het Oostfront een algemene instorting te vermijden. Onze kust werd dus niet langer gezien als de mogelijke springplank naar de overkant voor de Wehrmacht. In tegendeel, er moest nu een sterk verdedigde ‘Atlantik-Wal’ uitgebouwd worden om de Britten op hun beurt een invasie van het vasteland te ontraden...

     De batterijcommandant moest dus dringend plannen opstellen om de kuststrook tussen Hotel Bellevue (nu de "Rotonde") in Middelkerke en "den Apenberg" halverwege de vuurtoren van Lombardzijde om te toveren tot een stevige verdedigingslinie. De bouw van de betonnen bunkers en de ondergrondse weerstandsnesten was dan wel de verantwoordelijkheid van de Duitse bouwfirma "‘Organisation Todt"’, maar Stolz moest er toch de juiste tactische inplanting op het terrein voor bepalen.    

        Heel de verlaten duinenstrook ten westen van de ‘Lac-aux-Dames’ bezorgde een oude rot als Stolz geen enkele moeilijkheid om er de vaste schietstellingen van zijn 15 cm kanonnen, de schootshoeken voor de M.G. en de mijnenvelden achter prikkeldraad op uit te zetten. Maar de met villa’s volgebouwde dijk van Westende-bad bezorgde hem wél slapeloze nachten. Die lagen vlak in de vuurlijn en belemmerden het zicht naar mogelijke doelen achter deze hoge bebouwing verder aan de kust of in het binnenland. Zijn militaire kaarten gaven hem onvoldoende details, en de juiste afstanden in het veld door zijn topografen laten opmeten was een zeer tijdrovende bezigheid...Zo had hij evenmin enig idee wat daar op de dijk aan nutsleidingen allemaal onder de grond stak, die de bouw van zijn diepe overdekte verbindingsloopgraven tussen de villa’s en de M.G.-stellingen op de promenade sterk zouden kunnen belemmeren...

       Op de laatste studievergadering met zijn kader was Jupp plots met de oplossing komen aandraven...

        Hij had van Herr Hazard, de kunstfotograaf in de Distellaan van Westende-bad, vernomen dat de oude beheer-maatschappij, die vroeger de gronden in percelen had verkocht , zeker over de nodige kadasterplannen van de badplaats beschikte. En dan nog topografisch exact tot op de centimeter na, onmisbaar gerief voor een vuurleidingspost ! Die plannen mocht de Hauptmann natuurlijk niet zómaar opeisen of in beslag nemen, maar ze fotograferen wel ! En Oberfeldwebel Deutinger wist dat het foto-atelier van Herr Hazard dat probleempje in een minimum van tijd kon oplossen...

      “ Eine Woche ? Fabelhaft! ” zei Stolz, en Jupp kreeg volmacht om die klus te klaren. Dat deze opdracht hem bijna de kop zou kosten, wist hij toen natuurlijk niet..En dat de superpatriot Paultje Hazard in één wip door deze operatie ongewild omgetoverd werd tot vuige collaborateur ,was voor héél het dorp een pijnlijke verrassing.
      Wat meneer pastoor bij zijn volgende biecht meesmuilend deed opmerken :"Ook gij ,Brutus ?!"...

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
11-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
10-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 208
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B47.   PARTIZANENJACHT.

 Tarassowa, Wolchowfront,

27 november 1941.

Joseph vroeg zich versuft en stijf bevroren af wat hij feitelijk in deze witte woestenij was komen zoeken. Waren zijn hersens door de ijzige koude misschien aan '’t afsterven, dat hij zich met moeite nog iets kon herinneren van wat hem de laatste maanden was overkomen ? Of was het de sneeuwjacht, hier buiten dit rudimentair afgedekte hol, die hem elk zicht op verleden en toekomst ontnam ?... Zelfs elk zicht tout-court, want verder dan tien meter zag hij geen barst, door de witte sneeuwsluiers die ,opgejaagd door de toendrastorm ,wild om de hoek van de loods kronkelden...Zijn enige houvast in dit wazige gezichtsveld beperkte zich tot het zwarte machinegeweer voor zijn neus en de groene munitiekist ernààst, onderling verbonden door de patroonband vol dof-glimmende koperen kogelhulzen...Zestien telde hij er, als in een strak gelid naast elkaar, zeventien als hij het hoofd op de schouder liet zakken...Voor de rest leek heel zijn wezen wel samengekrompen tot het mentaal aftasten van zijn bevroren lijf op zoek naar vezels waarin nog een kiem van leven sluimerde...

Sinds ze de eerste dag, hier in de zagerij van het gehucht Baraky, voor hun machinegeweer een afweerstelling moesten uitbouwen, had Joseph samen met zijn twee nieuwe vrienden vooral strijd gevoerd tegen de bijtende kou. En moeten vaststellen dat hun zogenaamde winteruitrusting hen absoluut niet of nauwelijks beschermde tegen de extreme weersomstandigheden op deze toendra. Die Duitse leren 'Stiefel' aan zijn voeten, bij voorbeeld, waren een regelrechte ramp: tijdens zijn te lange wachtbeurt, hierbuiten in de ondergesneeuwde M.G.-post, verloor hij al na één kwartier elk gevoel in z'n tenen. Hoe pijnlijk het ook was, tóch moest hij praktisch doorlopend met de éne voet de àndere verpletteren om bevriezing te voorkomen...Als hij na een uur afgelost werd en weer naar 'binnen' mocht, kreeg hij in zijn lijkbleke gore vingers - mits wat knijpen en kneden boven de walmende oliepit - tamelijk vlug weer wat tinteling terug...Maar met zijn gezicht, vooral neus en oren, ging dat niet zo gemakkelijk: daar moest de kameraad soms flink wat op meppen voor er weer een beetje bloed wilde circuleren...Natuurlijk nogal een vreemde manier om met zijn twee nieuwe 'wapenbroeders' sterke kameraadschapsbanden  te smeden, maar tóch...

Al bij al had hij het met zijn twee collega's goed getroffen, vond Joseph. Hij kende de twee Oostendenaars ,zowel John Aspeslags als Roger Penjaert, reeds sinds hun vertrek uit Antwerpen. Wél bleken ze bij nader inzien niet énkel qua karakter compleet elkaars tegenpolen: de eerste was potig, bezadigd en bedachtzaam, de tweede eerder pezig, vinnig en impulsief...Misschien hadden ze juist dààrom Joseph nodig om aanéén te klitten, want met z'n drieën kwamen ze van bij het begin heel goed overeen.

Joseph dacht met moeite terug aan de treinreis van Antwerpen naar hun eerste legerkamp in Debica (Zuid-Polen): die had drie eindeloze dagen en nachten geduurd. Hun wagon met zijn acht bomvolle compartimenten was daar, wat betreft toeristisch comfort, absoluut niet op voorzien. Een wc bijvoorbeeld kon je er ver  zoeken,  om maar iéts te zeggen!  Penjaert was dan ook de eerste geweest om 's nachts z'n blote kont door het venstertje van hun coupé te steken en de resten van het Antwerps afscheidsbanket in de vlucht terug aan de natuur te schenken... Zijn goede voorbeeld sloeg bij de collega's zó aan, dat ze 's morgens voor hun 'Frühstück' bùiten het station van Dortmund op een zijspoor moesten wachten tot de drek van de zijwanden was afgespoten...

Zo waren ze met horten en stoten verder door Duitsland getuft, maar niemand had onderweg oog gehad voor de rijke schatkamers van de Christelijke Beschaving die ze zogenaamd tegen het bolsjevisme gingen verdedigen...Er werd vooral stug gekaart, eindeloos en praktisch dag en nacht...En tijdens die treinreis kwam Joseph tot de onthutsende vaststelling dat '‘de Seun'’, een debiele boerenpummel uit de Kempen, stukken béter kon kleurenwiezen dan een gediplomeerde retoricastudent zoals hijzelf !  Er werd vol branie gespeeld voor één sou per punt, en - wat niémand verwacht had - na drie dagen had die zombie uit het lieflijke bronsgroene eikenhout de halve wagonbevolking leeggezogen en afgedroogd...En zich de gebundelde wrevel van twee compartimenten op de hals gehaald!

In het reusachtige legerkamp Debica in Zuid-Polen, schokkend in al zijn grijze rechtlijnigheid, waren ze onmiddellijk door de mangel van de ijzeren Duitse discipline gedraaid. Als met stalen borstels hadden de SS- instructeurs elk spoor van burgerlijke weekheid van hun ziel geschrobd, elke neiging tot persoonlijk denken uit hun kop geschreeuwd en hen fysisch letterlijk in de vorm gestampt waarmee de oorlogsmachine aan de lopende band duizenden modelsoldaatjes uitspuwde...

Aan deze helse behandeling was voor een dertigtal rekruten, waaronder Joseph en zijn twee vrienden, na vier weken gelukkig een einde gekomen. Zij werden uitverkoren om in Dresden de speciale pionierscursus te volgen,  kwestie van eventjes de angsten en frustraties van hun basisopleiding te verwerken. Stormbootvaren en noodbruggenbouw was er misschien even afmattend geweest als de dril in Debica, en leren omgaan met valstrikken, mijnen en springstoffen mogelijk even slopend voor de zenuwen,  maar ze voelden dat ze nu eindelijk iets nuttigs leerden. En iedere zondag mochten ze in groep even ontspannen met een geleid bezoek aan de culturele trekpleisters van de '‘wunderschöne Kaiserstad'. Een kluif die hun hondenleven aanzienlijk verzachtte...

Maar ja: mooie liedjes duren niet lang...Want op 11 oktober waren ze weer uit Dresden vertrokken, terug naar het gros van het Vlaams Legioen, dat ondertussen verhuisd was naar de legeroefenplaats Arys in Oost-Pruisen. Daar mochten de 'Pioniere', voor de ogen van een hele schare hoge officieren, een modelvoorstelling opvoeren van hun kunde bij de 'bestorming' van een rij bunkers. De jongens sprongen er kwistig om met vlammenwerpers en holle ladingen, en het mocht een waar wonder heten dat er die dag geen ernstige gekwetsten vielen...Hoe dan ook, de 'Hoge Heren' waren content en jongens van het pioniers-peloton kregen die avond welgeteld elk één pint voor de geleverde moeite ...en de volgende dag hun eerste les in militaire logica!  Want hun goed geolied peloton werd namelijk na de voorstelling op slag ontbonden en de pioniers verdeeld over de 27 fusilierssecties, drie per peloton. En wéér wou het toeval dat Joseph met zijn twee vrienden samen in het derde peloton terecht kwam...

 

Zoals gezegd ,het kostte Joseph alle moeite om zich te herinneren hoe hij hier drie dagen geleden in deze verlaten wildernis terecht was gekomen...Hij wist nog dat het was beginnen sneeuwen, toen ze op 10 november plots het immense legeroefenkamp Arys in Oost-Pruisen hadden verlaten...En tijdens hun verplaatsing naar het front - hotsebotsend op vrachtwagens in vijf eindeloze, ijskoude dagetappes - was het hard blíjven sneeuwen, uur nà uur nà uur ! ...Véél kon hij daar verder niet van voortvertellen, want na de uitputtende maandenlange opleiding tot stormpionier had hij blijkbaar aardig wat slaap moeten inhalen... Onderweg was in zijn half-sluimer steeds opnieuw hetzelfde beeld opgedoken: de verbleekte historia-wandplaat in de klas van meester Denolf, die de dramatische aftocht van Napoleon Bonaparte uit het brandende Moskou illustreerde...En voor wie het niet duidelijk genoég was, stond er onder: "De Russische KONING WINTER verslaat den roekeloozen FRANSCHEN KEIZER. Oktober 1812 "...Was dit soms een kwaad voorteken ? Hij was er niet gerust in...

Toen het Legioen eindelijk versteven arriveerde in 'Frontabschitt Wolchov-Leningrad' werden de Vlamingen in drie dorpen rond Tarassowa ingekwartierd en onmiddellijk onder bevel geplaatst van de 2.SS-Infanterie-Brigade. Ze lagen daar nog een heel eind van het échte front af, zogenaamd in tweede lijn, maar wél midden in partizanen-gebied...Het Legioen werd door de Duitse SS-staf dan ook zonder de minste inspraak in twee groepen gesplitst: één om samen met hen al patrouillerend de hele streek van die smeerlappen te 'zuiveren', en één om - onder de naam van 'Kompanie Nussbaum' - de flank langs de spoorweg Moskou-Leningrad te beveiligen. Joseph was met zijn twee vrienden in deze laatste groep terecht gekomen, wat hun nog tere zieltjes althans die eerste week beschermd had tegen de brutale schokken van de wrede partizanenoorlog...

Baraky heette het steunpunt dat ze daar met hun derde peloton in een z.g. 'egelstelling' bezet hielden:  in feite niet meer dan twee boerenhoven en een houtzagerij langs de spoorlijn, verloren in de verblindend witte toendra...De àndere pelotons van 'Kompanie Nussbaum' lagen een paar kilometer links en rechts van hen, óók langs dat spoor, in gelijkaardige negorijen...Iedere dag moesten ze, heen en weer, beurtelings naar hun linker of hun réchter buur patrouilleren om het contact te houden. En om tevens vast te stellen aan de hand van verse dwarssporen in de sneeuw, dat tijdens de nacht weer vreemd krijgsvolk ongezien de spoordijk had gekruist...Of het nu reguliere sovjetpatrouilles waren of groepjes partizanen, erg bevorderlijk wàs dat allemaal niet om hun zelfvertrouwen op te krikken...

Want zién kon je die kereltjes nooit, ook overdag niet...En nog minder als die lafaards al eens vanuit een ver berkenbos een paar schoten op een onvoorzichtige schildwacht losten...De eerste dagen hadden de Vlamingen naar die sluipmoordenaars een gevechtspatrouille willen sturen, maar de Duitse staf had hen verbod opgelegd zich óver de spoordijk te wagen. Volgens hén waren dergelijke provocaties énkel bedoeld om onervaren troepen in een hinderlaag te lokken en dan uit te moorden. De Duitsers konden zulke incidenten blijkbaar missen als kiespijn: het front lag er hier rustig bij, en dat wilden ze graag tijdens heel de winter zo houden !  

Wel vlogen soms Russische Rata's laag langs de spoorbaan en beschoten 'en-passant' de stelling Baraky met hun boordwapens of wierpen er een bom op, meestal zonder érg...Ware er buiten niet de bijtende kou geweest en de doorlopende dreiging van de sluipschutters uit de bossen en vennen rondom, dan hadden ze het hier lang kunnen uitzingen. Want de mannen hadden al vlug hun onderkomens wat beter uitgebouwd en comfortabeler ingericht. Planken vonden ze genoeg in de zagerij, en met stukken buis staken ze al vlug een stoofje in elkaar. Op de binnenplaats lag ook nog een diepgevroren paardenkreng waarmee ze de plotse onderbrekingen van de proviandtoevoer konden opvangen. En een paar romantische zielen hadden aan een kaarsstomp op een dennentak genoeg om naar 'thuis' weg te dromen...

Maar op 3 december sloeg deze nakende kerstsfeer in stelling Baraky plots drastisch om !  Ze kregen versterking van de 'Kompanie Breymann', die tot dàn de streek rond Tarassova samen met de SS 'gezuiverd had van dat partizanengebroed'...De meesten spraken niet graag over het resultaat van hun jacht, want de gevangen sluipschutters of de vermoedelijke partizanen werden meestal naar 'achter' geleid en dààr terechtgesteld. Maar soms vonden de Duitsers dat nutteloos transport te omslachtig en werden die mannen - en vrouwen!  - gewoon in het dichtst bijzijnde gehucht zonder veel omhaal publiekelijk opgehangen of doodgeschoten. Voor de aanwezige Vlamingen was dàt wel even slikken !  De mannen vertelden dat hun commandant tegen deze lapidaire rechtspleging bij de SS bezwaar had gemaakt en dat ze waarschijnlijk dààrom hier naar de spoorbaan waren verplaatst...Een hele opluchting voor hen ,en om te bekomen ,hadden die jongens toch stukje bij beetje hun geweten ontlast. Voor de Duitsers verliep zo'n partizanenjacht volgens een vast ,geolied scenario. Ook hier weer : tot viermaal toe moesten de Vlamingen telkens het verdachte gehucht omsingeld houden ,en al wie er uit vluchtte neerknallen. De SS-ers drongen er dan brutaal binnen en staken alle hutten in brand tegen verstekelingen. Ze joegen alle mannen van jong tot oud bijeen op het 'dorpspleintje', gemiddeld een tiental ,en hingen er meteen twee 'Judenschweine' op om bij de ondervraging van de rest de tongen wat losser te maken. Maar zoals gewoonlijk viel dat wegens de spraakverwarring wat tegen en werden die sukkels samen in één MG-salvo terplekke "hingelegt". Een regelrechte schande ,vonden de jongens ! Het vee en het vrouwvolk werd weliswaar bijna overal ongemoeid gelaten ,maar tóch...Een smerige rotzooi vonden ze het zélf , want "dat konden toch allemaal geen joden geweest zijn ,die ze zomaar in de rapte hadden afgemaakt..."

Deze oprisping van menselijk mededogen met de 'gevangen partizanen' duurde juist geteld tot zonsondergang. Want tegen vijf uur 's avonds kreeg het derde peloton plots bevel rap een stoottroep te sturen richting steunpunt Olomno! Een vrachtwagen met de bevoorrading in proviand, munitie en post voor de Vlaamse eenheden langs de spoorlijn was op twee kilometer van Baraky in een hinderlaag van die smeerlappen gevallen! Van de tien man die als beveiliging meereden was er één gewond tot hier gesukkeld om alarm te slaan: volgens hem had, buiten hijzelf, niemand ànders de aanslag overleefd... Als door een horzel gestoken schoot het derde peloton wakker !  Er werden in de houtzagerij een hele resem zenuwachtige bevelen geschreeuwd om een stoottroep van twintig man te vormen: Joseph en Penjaert vielen in de prijzen en kregen twee minuten om zich klaar te maken voor hun vuurdoop...Wat kort om deftig afscheid te nemen van John, die beloofde op hun rommel te passen.

Hun ‘Chef’, een Duitse SS-Adjudant die ze als Oberscharführer moesten aanspreken, gaf hen in de beschutting van de machineloods de laatste instructies hoe ze in deze lange rij van drie secties moesten oprukken."Denk er aan dat we zo vlug mogelijk bij onze kameraden in nood moeten aankomen !  Onderweg mogen wij ons niet laten ophouden door eventueel zijdelings vuur van scherpschutters of hinderlagen !  Storm steeds voorwaarts langs de spoorbaan en laat u niet verleiden zelfs een goed zichtbare vijand te achtervolgen in de bossen, want dan loopt ge blind in een val !  En vooral: steeds onderling afstand houden van minstens vijf meter. Wie in de rij gewond zou worden, krijgt verzorging door de twéé man die hem volgen, en niet door drie, verstaan! ?...Mars !" ” 

Buiten de stelling was het pikkedonker en bijtend koud. De 'passe-montagne' onder hun helm bood nauwelijks bescherming tegen de gure zijwind, die harde stralen ijskristallen over de lage spoordijk vlak in hun gezicht joeg. Het golvende pad, waarlangs ze dagelijks naar Olomno hadden gepatrouilleerd, lag er glad en half ondergewaaid bij. In de diepere zonken bood de dijk hier en daar wat luwte tegen de wind, en bescherming tegen mogelijk vijandelijk vuur uit oostelijke richting. Maar de partizanen lagen vast nog aan de westkant van het spoor, ergens op de loer in de bosrand...Joseph voelde zich in die hijgend voortijlende rij rekruten als een witte pijpensteel in een schietkraam!  En de kans zat erin dat die smeerlappen ergens een struikeldraad over het pad hadden gespannen, verbonden met een op-scherp-gestelde granaat...Dààr kon hij beter niet aan denken, al was dit vooral een zorg voor de koplopers...Hoofdzaak was nu zo vlug mogelijk op de plek van de overval te geraken en die door veel machtsvertoon te beveiligen. Maar in het donker was zowel het ene als het àndere allesbehalve vanzelfsprekend!  

Na een klein uur stootte de spits op de donkere massa van de vernielde vrachtwagen, die half gekanteld in de greppel naast de weg lag...Geen levende ziel meer te bekennen...De Oberscharführer stelde met een paar korte bevelen de drie secties in rondom-verdediging alvorens met een paar man de wrakstukken te onderzoeken. Kisten en zakken lagen leeggeplunderd in de sneeuw: de overvallers waren blijkbaar met een rijke buit aan proviand, wapens en munitie verdwenen. De mannen van de escorte lagen kris-kras door elkaar rond het wrak van de camion,  duidelijk van dichtbij afgemaakt, een paar met schotwonden in het gezicht...De eerste acht lijken werden nogal vlug gevonden, drie man bleven voorlopig vermist...Op het roepen van Vlaamse namen kwam uit het mistige bos geen enkel antwoord of reactie meer...Dan maar wachten tot de dag zou aanbreken...

 

Het had tot laat na de middag geduurd vooraleer de boel was opgeruimd, de lijken afgevoerd en het wrak weggesleept. Een stoottroep van Olomno nam de zaak over en Joseph kon met zijn makkers ‘naar huis’, zwaar beladen met blikken eten en vooral...post. Verschillende brieven bleken voor het derde peloton bestemd en Joseph was bij de gelukkigen. En onmiddellijk flitste het door zijn hoofd dat Nadine misschien eindelijk haar wrok overwonnen had...Maar de afzender bleek Neuville Georgette ...Tante Jetje ? Ook goed ! Op slag was alle leed vergeten ! ...

 De brief had er ruim drie weken over gedaan, zag hij wat beteuterd...Maar oud nieuws van thuis bestond niet.

 

Westende, den 15 november 1941.

 

Beste Joseph, lieve jongen,

Gij moet mij excuseren dat ik tot nu gewacht heb voordat ik deze eersten brief schrijf, maar de zaken zijn hier ook niet simpelder geworden met uw vertrek naar Rusland. Wij dachten en hoopten dat ge met de raad van Jupp achter een paar weken zou kunnen weerkeren naar huis, vooraleer het te laat was. Maar Leon heeft van een serieuze mens gehoord dat gij nu al te ver weg zijt in dat soldatenleven om nog weer te kunnen keren zonder zever van uw bazen. En Jupp zegt dat ook. Ik doen iedere avond een schietgebed dat gij gezond moogt weerkeren tegen dat den oorlog daar gedaan is. Maar ik zijn ver de enige, peins ik. Want in het dorp liggen er zeker weinig van wakker dat gij hen met uw leven beschermt tegen den goddeloze bolsjeviek. Zélfs meneer pastoor niét ,heb ik gehoord .Ge had dat nooit mogen doen vent.

Het is mijn droeve plicht u te melden dat Marie nog niet is bijgedraaid en zij weigert over u te spreken. Maar dat is geen uitzondering aangezien ze zowat met iedereen van ’t dorp overhoop ligt. De reden daarvan ligt bij Jupp die alsmaar meer in ’t open op haren dorpel staat en de mensen kunnen daarmee niet ommegaan. Marie trekt zich al die roddel en achterklap niet aan, oo kontrarie, ze durft iedereen die haar scheef beziet vlak in '’t gezicht zijn vet geven. Dat maakt dat ze nu met het halve dorp overhoop ligt, maar zij lacht daarmee. Dat zal wel slijten zegt zij. Maar ik zie haar iedere dag meer pinniger worden en ik krijg ook rapper een veeg uit de pan. 

Ook met de burgemeester Engelborghs ligt ze overhoop omdat die kwam vragen aan haar van een warme sjaale te breien voor u. Ze heeft hem vlakaf gezegd dat hij u in de kou heeft gestoken en daarom zelf maar een warme sjaale moet breien voor u. Hij is het vroet van collèire weer afgetrapt en we zullen hem niet rap meer op den hof zien, peins ik. Ik hoop dat ze er geen spijt van krijgt.

Met Leon gaat alles opperbest. Hij verdient goed en brengt mij vantijd een schol of een pladijs mee lijk een echte vent. Hij loopt lijk serieus met die kleine van Erte uit de lakodam, maar hij houdt het proper heeft hij mij beloofd. Ik verwacht dan voor de moment ook niet dat hij zwaar gaat moeten biechten bij meneer pastoor. Gij verstaat mij wel zeker. Gij ook goed opletten hé.  

Zo, ik zijn rond en uitverteld. Weet mij te zeggen ofdat ge deze brief in goede orde hebt ontvangen, dan beloof ik van volgende maand opnieuw een te schrijven. Dat is een goede oefening voor mijn geleerdheid, maar ik zit er wel een tijd op, iedere week een stukje.

Ik hoop u hier rap in goede gezondheid weer te zien en druk alvast vanuit de verte een stevig totje op uw voorhoofd

                       Uwe tante Jetje,

              Getekend Neuville Georgette.

 

Joseph lachte door zijn tranen heen. Penny keek gegeneerd weg, maar John klopte hem vriendelijk op de schouder: ”Laat maar lopen vent! ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
10-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
09-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 207
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B46Bis USA SPRINGT IN DE DANS.                                           

 

Op 4 april '41 had Hitler met Italië en Japan een Drie-Mogendheden-verdrag afgesloten (het zg "As-pakt") en daarbij nogal onvoorzichtig beloofd steeds samen de "gemeenschappelijke vijand" te zullen bevechten. En in zijn ogen was dit het Brits imperium. Japan, dat sinds '‘37 enkel in oorlog was met China, moest volgens Hitlers strategische plannen voortaan ook Engeland in de Aziatische bezittingen aanvallen om daar zoveel mogelijk Britse troepen te binden. De USA mocht volgens zijn visie niet als "gemeenschappelijke vijand" aangevallen worden: het moest enkel door de macht van het Drie-Mogendhedenpakt voldoende afgeschrikt worden om niét de zijde van Engeland te kiezen.

Tijdens zijn onderhandelingen op 4 april '41 over zijn "As-pakt" zweeg de Führer echter over zijn oorlogsplannen tegen Rusland. Daarbij dacht hij geen Italiaanse of Japanse hulp nodig te hebben om de glorie van de overwinning niet met hen te moeten delen...Deze geheimhouding zou hem zuur opbreken. Want Japan wilde zich in de rug dekken vooraleer het oprukte naar Singapore en tekende daarom op 13 april 41 een non-agressiepakt met Moskou ! Dat vond Hitler wel iéts van het goede teveel, maar kom...

Toen echter Barbarossa twee maand later van start ging en de steeds groeiende Russische weerstand (én de modder) Hitler aan een vlugge overwinning deed twijfelen, riep hij bij het aanbreken van de winter het Drie-Mogendhedenpakt in om Japan over te halen Rusland toch maar in de rug aan te vallen. Vergeefs echter: Tokyo wilde bij zijn geplande verre veldtochten tegen de Britten geen Russische spelbreker in zijn achtertuin en wimpelde de Duitse wensen af. 

De volgende maanden groeide echter in Tokyo de wrevel tegen de USA die, na de Japanse inval in Frans Indo-China, sinds augustus '41 alle Japanse banktegoeden had laten blokkeren. Daardoor kon die geen olie of rubber meer kopen in het buitenland en werd een gewapend conflict met de USA onvermijdelijk. Hitler wenste dit met alle middelen te beletten daar hij niet vóór de eindzege over Rusland in een oorlog met Amerika wou betrokken worden. Zijn plan mislukte echter. En toen Japan op 7/12/41 de USA toch aanviel (Pearl Harbor !) zat Hitler juist midden in het débacle voor Moskou en smachtte nu wél naar elke hulp die hij kon krijgen. Hij drong daarom opnieuw sterk bij Japan aan opdat zij de USSR in de rug zouden aanvallen en Vladivostock, de aanvoerhaven van de Amerikaanse hulpgoederen voor het oostfront, zouden veroveren. Maar dàt vond Japan nu weer van het goede teveel: met China, Nederland, de USA en het Britse Imperium hadden ze voorlopig de handen vol. "Omdat Duitsland steeds (hautain ) verzekerd had dat het Rusland moeiteloos en in de kortste keren zou vernietigen, had Keizer Hirohito geen enkel offensief plan tegen de USSR voorzien..." klonk het. Dat was dan dikke pech voor de Führer!   

Japan zou, ondanks herhaalde Duitse druk, tot het einde van de oorlog trouw blijven aan het non-agressiepakt met Rusland, ook toen na Stalingrad de mythe van de Duitse onoverwinnelijkheid taande en de ineenstorting zich begon af te tekenen. Dat was hun manier om zich op Hitlers hoogmoed te wreken. 

Sinds augustus '41 was Hitlers stemming ten overstaan van de USA evenwel sterk geëvolueerd: de Kriegsmarine ondervond steeds meer hinder van de Amerikaanse oorlogsbodems die de zg "neutrale" konvooien met Amerikaanse hulpgoederen, vliegtuigen, tanks en munitie via Ijsland naar Engeland beschermden. De incidenten stapelden zich op, omdat de duikboten moeilijk konden uitmaken welke schepen zij volgens het oorlogsrecht mochten kelderen en welke niet. Ondanks zijn strenge orders om bij twijfel niet aan te vallen, waren toch reeds verschillende Amerikaanse schepen getorpedeerd.

Hij verzoende zich dan ook vlug met de Japanse oorlogsverklaring aan de USA en hoopte dat dit de Amerikaanse aanwezigheid in de noordelijke Atlantische oceaan zou afzwakken. Indien hij daarenboven eveneens de oorlog zou verklaren aan de USA, zou de Kriegsmarine ongehinderd de hulpkonvooien kunnen bestrijden en alzo de blokkade van Groot-Brittanië kunnen versterken. Ondertussen kon Japan de USA in de Pacific voldoende binden - en misschien wel verslaan - zodat Duitsland de eerste jaren zelf geen last zou krijgen van een militaire US-interventie op het Europese vasteland.

Op 2 december 41 verklaarde Hitler, tijdens de geheime onderhandelingen, dat Duitsland aan de zijde van Japan zou strijden, als dit land in ruil niet enkel de USA, maar eveneens het Britse imperium én de USSR zou aanvallen. Na vier dagen touwtrekken gaf Japan gedeeltelijk toe: het zou zowel de Engelsen aanvallen als de Amerikaanse hulpkonvooien naar Vladivostock bekampen,  maar het bleef weigeren om de USSR de oorlog te verklaren. 

     Door de sensationele Japanse aanval op Pearl Harbor, de volgende dag 7/12, waarbij de USA in twee uur tijd het kruim van de Pacific-fleet verloor, was Hitler zo "aangenaam getroffen" dat hij niet verder aandrong...

 Op 10/12 kelderden Japanse vliegtuigen daarenboven vóór de kust van Malakka twee Britse slagschepen en veroverden daardoor de superioriteit in de hele Pacific. Deze klinkende successen deden Hitler besluiten op 11/12, samen met Italie, de oorlog te verklaren aan de USA op het ogenblik dat hij, zowel in Rusland als in Noord-Afrika,  zware tegenslagen moest incasseren. En niet één van zijn generaals waagde het nog tegen deze noodlottige beslissing te protesteren.

Daarmee was de Führer in zijn hoogmoed volledig afgedwaald van zijn oorspronkelijke strategie om zijn tegenstanders één voor één aan te vallen en te verslaan. Maar na de veldtocht in Polen had zijn manische eigendunk Duitsland in een stroomversnelling gestort en met zijn brutale huzarenpolitiek was hij er in één jaar tijd in geslaagd heel de vrije wereld tegen zijn volk in het harnas te jagen.                                         

      Voor de Amerikanen en hun geallieerden brak nu in Zuidoost-Azië een jaar aan van zware nederlagen, zowel te land als ter zee en in de lucht. De zo misprezen, minderwaardige "Japs" liepen binnen een paar maanden Maleisië, de Filippijnen, Nederlands Indië en alle eilanden van de westelijke Pacific onder de voet. Ook Birma ging verloren, vóóraleer het bliksemoffensief van "die verwaande Waterchinezen" tegen de Indische grens kon worden gestopt en het langzaam tot de Westerling doordrong dat de Japanse krijgsmacht stukken beter geleid werd en moediger vocht dan onze geallieerden.       

      Dit was voor Hitler en zijn aanhang, na het débacle in Rusland, een welkome opkikker. Maar niet voor lang...

                                                     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
09-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
08-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 206
Klik op de afbeelding om de link te volgen
                                                       POLITRUK KONSTANTIN VOLKOV.
Na een woelige koortsnacht vol wroeging en knagende schuldgevoelens kreeg hij onverwachts bevestiging van de totale ondergang van zijn peloton. De verpleger had juist het bord rode borsj, een stevige bietensoep, in zijn mond gelepeld toen hij plots de twee officieren aan zijn voeteneinde zag staan. Eén droeg de arm in een mitella en pronkte met een flatterend verband diep om het voorhoofd, de andere leek helemaal niét gekwetst...Maar beiden vertoonden wél op de schouderstukken van hun militair uniformjas het blauwe kenteken van de inlichtingendienst...Verdomme, hier werd het "oppassen geblazen " !

         De mitella-figuur grijnsde hem aan: "” Ha, Tovarish-Sergeant Steiner! Je hebt het toch nog gehaald, zie ik ! Toch niet vroegtijdig gaan lopen hé ! ...Want je weet hé: pang-pang rastaljat !" ” Dit losse dreigement om hem te laten fusilleren was blijkbaar als mopje bedoeld...En toen Steiner hem niet-begrijpend bleef aanstaren kreeg de officier het al wat op zijn heupen:" ” Wat is het ? Herkent gij mij niet ?...Luitenant Konstantin Volkov, je politruk bij de goelag-compagnie...Je bent toch niet je geheugen kwijt hé vent  ?!!"    

         "“ Of misschien is zelfs héél zijn verstand om zeep !”" veronderstelde zijn gezel :" ” Met zo'’n loopgraaf-debiel kan ik niets aanvangen, weet je ! Als die idiote bajesklant van jou zich geen zinnige details van de eindstrijd om Dubosekovo kan herinneren, zal ik ze nog zelf uit mijn duim moeten zuigen ! ”"

          Zohaast Steiner begreep dat die twee geen bedreiging voor hem waren, besloot hij het spel mee te spelen :"” Ja verdikke ! "” kuchte hij schor :" Gospodin Politruk ! Ook gaan lopen, zie ik ! Onder je leuke heldenvermomming voor het ‘Bal Masqué’ had ik je écht niet herkend ! Man-man, zo zwaar gewond, zeg ! Echt indrukwekkend, hoor ! En wie is die patent-communist die jou bij je weifelende schreden zo broederlijk en minzaam ondersteunt ?" Die twee keken wel even op van zijn sarcastisch gehoon, tot de vreemde genadig grijnsde :"” Steiner, hé...Geen naam van bij ons, zou ik zo zeggen...Duits ?... Da's wél wat verdacht hé..."”

          De politruk haastte zich van zijn spiekbriefje de uitleg voor te lezen :" ” Steiner Rudi: Was tijdens zijn jeugd in Duitsland een anarchist. Werd in 19’18 gestraft voor een revolutionaire staking bij de kapitalist Krupp en vloog als jeugdrekruut naar het front in Vlaanderen. Krijgsgevangen werkte hij er na de oorlog veertien jaar in de koolmijnen, verwierf de Belgische nationaliteit en vocht in '’38 in Spanje bij de 14e Komintern Brigade. Werd in Frankrijk geïnterneerd. Poogde nadien als blinde passagier op een sovjetschip illegaal de U.S.S.R. binnen te dringen en werd veroordeeld tot tien jaar goelag. Kreeg van Generaal Panfilov amnestie mits dienstname bij een van de arbeidersmilities die de gaten in zijn front opvulden...Steiners peloton slaagde er in dertig uren stand te houden op het Platforma Bukosekovo en vernietigde 18 vijandelijke tanks, vooraleer zelf tot de laatste man te sneuvelen..."

           De vreemde officier knikte :"Dat verhaal kan ik inderdaad gebruiken...Maar zou die vent zich nog voldoende details herinneren om dat zoveelste ‘helden-epos’ –- en verontschuldig mijn vermoeide grijns -– wat patriottisch bij te kleuren ? Ge weet, tovarish Volkov, ik moet met mijn artikelen in de legerkrant het moreel van de troepen oppeppen, en mag onze dappere soldaten niet ontmoedigen met zinloos bloedvergieten en nutteloze slachtpartijen. Ik moet ze overtuigen dat het goed is voor het vaderland te sterven – - ge kent de spreuk '‘Dolce et decorum est pro patria mori '’ – - maar ik moet vooral laten uitschijnen dat dit offer zin heeft, en militair gezien een groot nut heeft opgebracht...Dit verhaal hier zal ik sowieso wat moeten aanpassen, aangezien de helden van Dubosekovo blijkbaar toch niet allemààl gesneuveld zijn hé ! ..."

          Steiner had aandachtig liggen meeluisteren en vloog plots krassend uit :" Jammer dat ook IK niet gesneuveld ben ?” Zeg, tovarish kommissar, moet ik mij misschien verontschuldigen dat ik nog leef ? Of heb je liever dat ik mij hier ter plekke de keel oversnij omdat je verhaaltje zou kloppen ? Ik kén jou soort lijkenpikkers voor wie er nooit genoeg bloed kan vloeien ! Wie ben jij eigenlijk die zo maar met één pennestreek dertig goede soldaten laat creperen omdat negenentwintig niet lekker genoeg klinkt ? God, misschien ? Of zijn plaatsvervanger in het paradijs van arbeiders en boeren ?”..."

       De vreemde officier onderbrak hem hautain :" ” Luister ,aardworm ,en prijs je gelukkig ! Eerst en vooral ben ik geen ‘Kommissar ’,want ànders hadden nu twee soldaten je al naar de kelder gebracht ! En ik speel ook niet voor god om te bepalen hoeveel man er moeten sneuvelen om hen tot helden uit te roepen. Als er bij jou peloton negenentwintig vielen voor ons vaderland, dan is dat wat mij betreft ruim voldoende. Ik ben maar een schrijver, en de naam is Aleksandr Bek...”"

          "“ Bek, zegt ge ?” grijnsde Steiner: ” Alexander Bek nog wel ?! Ook geen naam die erg Russisch klinkt hé!...Duits ? Verdacht hé !... Sta mij toe even in de vuist te lachen Gospodin! Maar gaat u verder...” "

           De man incasseerde genadig en vervolgde: "” Ik werk bij de voorlichtingsdienst van het Rode Leger, als oorlogscorrespondent van de frontkrant "Rode Ster", en tracht onze dappere strijdkrachten te begeesteren en hun moreel te steunen met heroïsche lichtende voorbeelden uit het harde dagelijkse leven..".”

          Steiner haakte in:" Harde dagelijks léven ? Geloof mij, tovarish Luitenant, het dagelijkse stérven is nog véél harder ! Uw collega hier, Politruk Volkov kan het getuigen ! Begin vorige maand bestond zijn goelag-kommando nog uit een honderd slavenarbeiders uit alle hoeken van Europa, behalve de USSR: meestal goede communisten, maar toevallig geen vriendjes van de Grote Stalin. Wat verklaart waarom die vreemdelingen vroeger stuk voor stuk tot minstens tien jaar werkkamp werden veroordeeld...Door onmenselijk zwaar labeur in alle weer en wind en de beestachtige mishandeling door de NKVD-soldaten van onze politruk Volkov is daar tussen half oktober en half november vijftig man van gecrepeerd, zo maar...Van de rest, die geen énkel belang had bij uw conflict met Hitler, heeft Generaal Panfilov er dertig kunnen misleiden om vrijwillig de wapens op te nemen tegen de vuile fascisten, zuiver als kanonnenvlees. De tanks hebben hen op de Platforma Dubosekovo dan ook, zoals voorzien, op de meest bloedige wijze allemaal in de pan gehakt !"

Bek keek theatraal zuchtend op zijn polshorloge..."Tovaritch Sergeant ! Spaar je speeksel ,Man ! Ik moet een patriottisch verslag maken van jouw getuigenis en élk woord moet een steun zijn voor onze sovjetrussische kameraden in de vuurlijn !"

"Sovjetrussen ?! Laat me niet lachen ,Gospodin Bek ! Bij de verdedigers van het station van Dubosekovo heb ik geen enkele Rus gezien ,énkel een paar duizend sukkelaars uit Kazakstan en dertig Westerlingen ! Voilà, dàt verhaal wil ik u vertellen! Dàt en niets anders! En ik druk er op: wij waren géén vrijwilligersmilitie van arbeiders uit de Moskouse fabrieken die met de moed der wanhoop de hoofdstad van hun vaderland verdedigden ! Neen en nog eens neen !! Wij waren veroordeelde buitenlandse arbeidsslaven uit de goelag die door de NKVD gedwongen werden praktisch zonder wapens ons vel zo duur mogelijk te verkopen en dan te sterven ! ...Mijn excuus Gospodin, maar voor mooie, begeesterende, patriottische fabeltjes over het Rode Leger moet ge bij een ander zijn !" ”

             Steiner smoorde een snik met geklemde kaken en staarde met waterogen blind naar de geschilderde iconen op het gewelfde kerkplafond.

           Luitenant Bek keek hem aan met iets van bewondering in de ogen en gaf de patiënt de tijd zich te herpakken... Toen zette hij zich op de rand van het bed en legde de hand kalmerend op Steiners heup: ” "Tovarish Sergeant, ik beloof u plechtig dat ik zo waarheidsgetrouw als mogelijk verslag zal uitbrengen over het tragisch lot van uw gevallen kameraden ! Vertel mij nu wat gij u er nog van herinnert: ik zorg wel dat hun nagedachtenis eer wordt aangedaan !" ”

          Bon, dacht Steiner, die vent zal ik maar vertrouwen. Hij haalde eens diep adem en stak toen van wal...

Twee weken later kreeg hij een dikke omslag uitgereikt. Er bleek een exemplaar van de frontkrant 'RODE STER' in te zitten. En ook al kon hij slechts met moeite cyrillisch druksel lezen, toch schrok hij toen de vette kop van het roodomrande artikel op blz 3 ontcijferde. ‘De helden van Dubosekovo’, stond er...Dus had die Bek tóch woord gehouden: hij, Rudi Steiner - of juister gezegd de dertig gesneuvelde goelagslaven onder zijn bevel - werden hier officieel als ‘helden’ erkent. Tot nu toe weliswaar enkel door een journalist, maar wat in de frontkrant van het Rode Leger zwart op wit gedrukt stond, had zeker vooraf het fiat van de hoogste instanties gekregen...

         Hij worstelde zich door de gezwollen tekst van het verslag, en herlas het nadien nog twee-driemaal maar kreeg daarbij hoe langer hoe meer een vuile smaak in de mond. Het verhaal klopte wel in grote trekken met wat hij Bek had verteld, maar hoe hij ook speurde, nergens vond hij het woord '‘Goelag'’ terug...”De 28 sovjethelden van Generaal Panfilov” werden meermaals vermeld, en ook “zijn moedige Kazakhse 316e Fuseliers-divisie die tot de laatste man streed om 'onze' geliefde hoofdstad te verdedigen.  

        Toen politruk Volkov hem in fris verband die middag kwam bezoeken kreeg die meteen de volle laag : “" Gij wist hiervan ! "” wierp Steiner hem voor de voeten: "” Dat heb jij met Bek uitgebroed ! Zo'’n smerige verdraaiing van de waarheid ! Zelfs bij het heldhaftig offer van hun leven worden mijn mannen nog miskend ! Géén grafschrift gegund, neen, zelfs compleet doodgezwegen ! Een echte schande is dat ! En woordbreuk van een officier ! Hij had beloofd -– waarheidsgetrouw nogal ! - – te zorgen dat de nagedachtenis van mijn mannen alle eer werd aangedaan ! ...Géén enkel woord over mijn goelagsoldaten ! Niks !... Walgelijk: om te kotsen !!... Kom, trap het af ! Ik kan je niet meer zién !" ” En nadat hij zich mokkend op zijn zij draaide bleef het een hele tijd stil.

    Hij schrok zelfs toen Volkov hernam :”" Hoeveel van jouw ex-gevangenen zijn er op de spoorbaan gesneuveld, zei je ?... Dertig ? En hoeveel Kazakken van Generaal Panfilov, denk je ?... Ik zal je helpen: drieduizend! ... En de hoofdredacteur van de frontkrant 'RODE STER'’ gaf Aleks Bek vijfenveertig regels om de heldhaftige verdediging van de spoordijk te verslaan... Sta hem dus toe de slag bij Dubosekovo tot de essentie te herleiden: één fuseliersdivisie uit het verre Kazakhstan heeft vóór Moskou drie Duitse tankdivisies dertig uur opgehouden ! .. Dit bevriende sovjetvolk uit het verre Azië vocht met de moed der wanhoop tot de toesnellende Generaal Winter het van hen overnam en de vijand ter plekke omtoverde tot ijspegels ! Dàt gaat er bij ons gekweld volk en onze uitgeputte troepen in als zoete koek ! Omdat het leert dat zelfs de meest hopeloze strijd gewonnen kan worden..."”

         "“ Gewonnen, Gospodin Volkov ?! Wat hebben mijn mannen door hun leven op te offeren bij heel dat drama gewonnen, zei je ?!”"

          “" Tijd, man ! Tijd !!...Zié je dat dan niet ? Alles was hier een kwestie van tijd winnen ! Wij Russen weten dat het na een maand ‘Raspoetitza’ sowieso zal beginnen vriezen, van dag tot dag erger, tot alle leven in open lucht onmogelijk wordt ! Wij zijn daarop voorbereid en moesten de fascisten tot zolang buiten de beschuttende muren van Moskou houden. Tijd winnen ! Ieder uur dat wij hun verdomde tankspitsen konden tegenhouden bracht de eindoverwinning een stuk dichterbij ! Want als ze die laatste morgen hun tanks hadden kunnen starten, waren ze vijf uur later over het Rode Plein gestormd ! Om dàt op het allerlaatste nippertje te beletten hebben wij àlles opgeofferd: honderdduizend mensenlevens, ook die dertig van jouw goelagpeloton. Alles op onze laatste troefkaart gezet: die honden nog één nacht langer in de open vlakte vóór Moskou houden tot ze doodvroren ! Dàt wonnen wij ! Tijd ! De rest is larie en apekool !  : Nitsjevo !..".”

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
08-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 205
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B46.

OPNIEUW BEDROGEN...             

Platforma-Dubosekovo,  eind november  '41.                                                                                                                    

        Tergend langzaam en schijnbaar zéér voorzichtig waren de voorste tanks nu tot op ongeveer één kilometer genaderd, duidelijk afgetekend in het besneeuwde, licht golvende niemandsland... 

           Alle ‘rekruten’ van Steiners peloton tuurden door gaten en spleten van hun geïmproviseerde stellingen als gehypnotiseerd naar die zwarte stalen monsters. Die schenen vanaf de bosrand beurtelings wantrouwend te vertragen als om de omliggende heide af te speuren, om dan weer brullend te versnellen onder het uitbraken van dreigende zwarte rookwolken...Steiners buurman, de kleine Kazakse luitenant die het bevel voerde over de nevenliggende compagnie, had hem op het hart gedrukt niet te schieten vooraleer de moffen op driehonderd meter waren genaderd...”"De verrassing zal hen op de vlucht drijven ! ”" beweerde het ventje.

         "”Waanzin, natuurlijk !"  zei Shlomo in de put naast hem: "” Alsof die moffen niet zouden weten dat wij hen hier al dagenlang opwachten ! Met dat soort valstrikken zullen die mannen eens goed lachen  !" ”

          Rondom op de spoordijk hield iedereen versteven de adem in. En toen die stalen monsters als met sprongen steeds dichterbij kwamen vroeg Steiner zich angstig af hoe lang hij het opgelegde vuurverbod nog zouden kunnen respecteren ! Driehonderd meter ! ? Die vent was zot zeker ?! De overmachtige vijand was verdomme toch duidelijk aan zijn laatste stormloop begonnen: binnen de twee-drie minuten konden die gasten hier volle-petrol over de spoorwegberm razen ! Wat mocht die vervloekte Chef Pannekoek in godsnaam nog langer weerhouden om met een batterij zwaar veldgeschut vlak voor die dreigende pantserspitsen een stevig spervuur neer te poten ?! Komaan zeg !!...

      Maar juist toen Steiner een haastige blik over zijn weggedoken mannen wierp om tijdig een paniekzaaier te kunnen kalmeren, vloog plots met twee oorverdovende knallen en enorm veel rook heel het stationgebouwtje in de lucht ! Een regen van baksteen en versplinterde balken stortte over het rangeerterrein neer..Hij schrok zich een aap ! Twee schoten van die smeerlappen, twee treffers en het was ermee gedaan ! In Spanje zou zo'’n beschieting minstens twintig granaten voorbereiding geëist hebben en een kwartier werk van inschieten met proefschoten voor dieptecorrecties en daarna wéér wat proefschoten voor zijdelingse correcties! Pas als heel die poespas achter de rug was moest je met het volgende salvo wérkelijk voor een treffer vrezen ! Hier was het van ”Rats-boem-klets ! ” en een minuutje later deemsterde enkel nog een rokende ruïne onder de verwaaiende stofwolk van de ontploffing uit: wég was het stationnetje van Platforma Dubosekovo !

          Nondedju ! Deze tankkanonnen waren wel àndere pap dan het Spaanse veldgeschut aan de Ebro dat hij zich van vroeger herinnerde en waarvan Pannekoek blijkbaar een paar broertjes achter de spoordijk had opgesteld ! Dat was wel eventjes slikken, zeg ! Verdomme, nog een geluk dat hij twee uur geleden heel zijn weerbarstig peloton uit dat knusse gebouwtje had kunnen verdrijven, of zijn bibberend ‘Himmelfahrt-kommando’ was nu al vertrokken voor zijn reis door de wolken !

            Maar potvermiljaarde, da’s waar ook ! Plots dacht hij terug aan de sectie NKVD-soldaten, de beulen die hem weggehoond hadden toen hij ook hén wou aanzetten het gezellig warme stationnetje te verlaten en zich buiten in één van de vele ijzige bomtrechters in te graven. Ze hadden van een ‘ersatz-Hitler’ als hij geen orders te ontvangen, had de aangeschoten sergeant hem brallend toegeschreeuwd ! Met z’'n tienen waren ze geweest, die schurken...En ‘Tovarish-Kommandant’ Steiner kon zo direct niet genoeg plichtsbesef bijeen schrapen om onder het smeulende puin te gaan pieren of één van die gewetenloze moordenaars de knallen soms had overleefd ...Dat karweitje mocht de politruk op zich nemen, als hij daar de moed voor had ! Die brutale barbaren waren tenslotte ZIJN vriendjes !

           Shlomo in de trechter naast hem grijnsde hem toe en barstte uit in een heftig commentaar tegen de Poolse bemanning van het anti-tankgeweer. Eén van de mijnwerkers stak toen krampachtig lachend zijn duim op naar Steiner: ”Dobre, dobre ! (Goedzo !)” Blijkbaar héél tevreden dat die smeerlappen van de NKVD hun verdiende loon hadden gekregen... Maar waarschijnlijk vooral erkentelijk omdat “de chef’ hem zojuist, ondanks zijn tegenpruttelen, tóch uit het knusse station had verdreven en hem zo de gelegenheid had gegeven nog even voort te leven...

           Ja, voort leven, dacht Steiner, maar voor hoelang ? Met een beetje geluk nog een uur of twee, drie ?...En daarna ?...Och komaan zeg, niet over piekeren !

 

          Veel later vernam hij dat het niet drié uur had geduurd, maar wel vijfendertig uur vooraleer de goelag-militie van Platforma Dubosekovo werd neergeslagen, uitgeroeid, vermorzeld, afgeslacht...Gedurende heel die dramatische namiddag, de ijzige nacht en de waanzinnige volgende dag konden de verdedigers van de spoordijk zes aanvallen van de fascistische tankspits in de buurt van het rangeerstationnetje afslaan. Vóór elke doorbraak-poging leek de hel los te barsten en werd de spoordijk telkens wel een kwartier lang onder een vurige stortvlaag van bommen, granaten, mortieren en kogels bedolven...Maar ook telkens opnieuw bleven er na de aanval minstens drie-vier vijandelijke tanks op het slagveld steken, brandend of met stukgeschoten rupsen !

           Op het station zélf was de groep van Steiner lange tijd van rechtstreekse tankaanvallen gespaard gebleven, vooral omdat hier het zuidelijke talud van de spoordijk nogal stijl was en het rangeerterrein minstens vier meter boven het niemandsland uitstak... Niet erg aantrekkelijk  voor een tankbemanning om zich van op zo’'n hoogte met brandende benzineflessen te laten bestoken ! 

            Toch had de vijand het de eerste dag bij hen driemaal geprobeerd. Maar de ‘goelagsoldaten’ hadden zich met echte heldenmoed en hun weliswaar primitieve wapens de aanvallende tanks van het lijf kunnen houden, stevig gesteund door het spervuur van Pannekoeks kanonnen. Echt waanzinnig hoe af en toe één van zijn mannen uit een trechter opsprong, bliksemsnel naar zo'’n pantserwagen toe rende en er een fles petrol met brandend lont op stuk wierp ! Driemaal vloog zo een tank in lichterlaaie en kon de held zich ook nog veilig uit de voeten maken...Maar ook driemaal mislukte het, en werd de arme zot neergemaaid, dood of zo goed als...Die vijandelijke aanvallen deinden heel de middag op en neer, tot rond vier uur een plotse sneeuwstorm iedereen verblindde en de strijd goddank werd gestaakt. Maar voordien hadden ze van de twintig naar hen oprukkende pantserwagens er in die paar uur tijd toch zes in brand kunnen schieten of met handgranaten en molotovcocktails vernietigd.

          Tegen de avond trok de vijand zich nà de sneeuwbui terug op de bosrand om zijn diepe wonden te likken. Maar ook de Kazakken moesten vaststellen dat zijzelf heel zware verliezen hadden geleden...Want toen ‘Chef’ Steiner na het vallen van de duisternis de stellingen van zijn peloton controleerde, waren er van zijn eigen dertig man, NKVD niet meegerekend, al zes gesneuveld en acht zwaargewond afgevoerd...Op één dag vechten de helft van je mannen verliezen: erg lang was zo'’n aderlating niet meer vol te houden !

          Gelukkig bleef het die eerste nacht voorts kalm op het front, buiten af en toe ver weg het korte geratel van een mitrailleuse en het sissend afgaan van vuurpijlen die beurtelings links of rechts flakkerend een deel van het besneeuwde niemandsland in felwit daglicht zetten...

            Maar bij de eerste klaarte van de grijze dageraad zat het er weer bovenarms op ! Ditmaal viel de vijand zeker met veertig tanks aan, gelukkig in hoofdzaak op de frontsector ten westen van het station, waar de spoordijk in de golvende steppe leek te verzinken. Steiner zag met duivels genoegen duidelijk hoe vlak vóór zijn Kazakse buren weer vier pantserwagens buiten gevecht werden gesteld: die onhandig lange anti-tankgeweren schenen dan tóch zo lachwekkend niet als hij eerst gedacht had ! Maar wéér waren de voorafgaande vijandelijke bombardementen zo moordend dat iedereen wel ontmoedigd begreep dat ze hoe dan ook de tweede nacht niet zouden halen... 

           Misschien nam één of andere fantast zijn wensen voor werkelijkheid, want plots dook het gerucht op dat Chef Pannekoek (pardon ,generaal Panfilov...) het zinloze van ‘standhouden-tot-het-bittere-einde’ had ingezien ! Hij zou na het vallen van de duisternis pogen de resten van zijn divisie te redden met een beperkte terugtocht: drie kilometer noord-oostwaarts tot op de grote steenweg van Volokolamsk, die evenwijdig aan de spoorbaan naar de hoofdstad Moskou liep. De vorige dagen, bij helder weer, hadden Steiners mannen daarover zelfs de lange bevoorradingscolonnes heen en weer zien rijden. Hier, over de stukgebombardeerde rails, kon geen enkele aanvoer hen nog bereiken. Terwijl een nieuwe frontlijn op de brede steenweg van Volokolamsk zonder problemen met verse troepen, munitie en proviand uit Moskou versterkt kon worden...De generaal wist dat de Duitsers zijn dunne, zes kilometer lange verdedigingslijn langs de spoordijk reeds op minstens twee plaatsen hadden doorbroken...Ook al vochten zijn gedecimeerde troepen nog moedig voort in haastig opgeworpen egelstellingen, veel zin had dat niet. Volgens Shlomo was de toestand zelfs compleet hopeloos en zou niemand van hen nog de zon zien opkomen...Tenzij ze, héél misschien, vannacht onder dekking van de het duister inderdaad van de vijand wég konden sluipen naar de reddende steenweg op Volokolamsk...Zoniet...

 

            Steiner zelf hoefde de totale uitroeiing van zijn groep niet meer mee te maken. Tegen de middag, tijdens de mortierbeschieting nà de tweede afgeweerde Duitse stormaanval, kreeg zijn "‘commandopost"’ in de deels afgedekte bomtrechter een voltreffer van een mortiergranaat. Toen rook en stof verwaaiden zag hij nog even in een rozige waas Shlomo tegen de kleiwand liggen met een bloedrood gezicht en zijn darmen in de handen...

               En toen werd plots voor z'n ogen alles donker.

 

             Hoe lang hij buiten westen was gebleven is hij nooit te weten gekomen. Hij was elke notie van tijd compleet kwijt...Eerst van al merkte hij dat hij op zijn rug lag...comfortabel in een strobed...Boven zijn neus werden de ruwe boomstammen van een laag bunkerplafond beschenen door een carbidlamp en schoten zwarte schaduwen druk heen en weer. Zijn hoofd zat blijkbaar in een klem en van alle bedrijvigheid rondom hoorde hij niets...Droomde hij nu ? Of was dit inderdaad de vertrouwde smoel van Marco hier boven zijn gezicht ? Die idioot trok maar grimassen en voerde als een volleerde mime een blijkbaar interessant gesprek met hem, waar hij echter geen jota van verstond.

            Gelukkig trok de mist in zijn hoofd nu langzaam op en hij begreep al vlug dat hij in de verbandpost lag, niet enkel potdoof was door de mortierontploffing, maar blijkbaar ook nog verlamd...Want zich oprichten lukte niet, ondanks een paar pijnlijke pogingen...Zinloos...

             Zijn oude vriend Marco leek hier te werken als een soort brancardier...Mooi, die kon hem dus helpen om uit dit tranendal te stappen...Want de rest van zijn leven voort vegeteren als een zak patatten, daar had hij écht geen zin in !

           “ Welke kloot...is er ten andere zo...debiel geweest om mij uit mijn bomtrechter...helemaal naar hiér te sleuren ?!...Jij Marco ? “ Die knikte...” Vent, je had mij toch beter bij...Shlomo in de stelling laten liggen! Dan was ik binnen het uur wel leeggebloed...:een zachtere dood kan niemand me geven...En dan moet ik niet meer meemaken dat de fascisten...straks nog wat tegen mijn kloten komen stampen...en een paar gaten bij schieten in mijn lijf !”

             Hij zag Marco nog even bemoedigend glimlachen, maar een plotse hevige pijnscheut in de nek deed hem weer het bewustzijn verliezen...

                      

         Dit grapje overkwam hem nadien nog een paar maal. Eerst terwijl hij samen met nog drie àndere gewonden door Marco op een panje-slede werd afgevoerd naar een hulppost op de grote steenweg, later bij een holderdebolder rit in een overvolle aftandse ambulance richting Moskou...Van die eerste evacuatie herinnerde hij zich hoe hij weigerde te vertrekken en zijn oude vriend een hele tijd op hem had ingesproken. En van de laatste autorit hing nog steeds de  doordringende dreklucht in zijn neus...

          Daarna had hij Marco niet meer teruggezien... 

 

         Heel die jachtige evacuatie langs lugubere frontlazaretten en de kelders van een overvol noodhospitaal had blijkbaar één volle week geduurd...Steeds opnieuw moesten ze zo'’n twintig kilometer meer naar àchter geëvacueerd worden, want nog altijd slaagde de vijand er in verder door te stoten. Tot de Siberische winter de eerste dagen van december écht inviel en het front bij –30°C plots leek te bevriezen. Later kon hij zich van deze trektocht door de hel enkel verwarde flitsen voor ogen halen.


       Maar in een tot lazaret omgevormd klooster van de Moskouse stadswijk Donskoy - veilig binnen de derde ringlaan - mocht hij dan eindelijk tot rust komen. Hier zouden de nazi's nooit kunnen geraken zonder dat de wereld verging ! En het gerucht liep dat verse troepen uit Manchoerije begonnen waren de uitgeputte fascistische horden plots op alle fronten terug te drijven ! Moskou was gered ! En op zijn proper ziekbed daar hoorde hij voor het eerst van de verpleger wat hem nu werkelijk mankeerde.

      Niets, in feite, volgens die vent. De ontploffende mortiergranaat, die Shlomo had doorzeefd, moet één van die eiken spoorbalken weggeslingerd hebben: plat tegen Steiners rechter zijde, van zijn wang tot zijn knie ! En blijkbaar waren alle dodelijke granaatsplinters die voor hem bestemd waren dààrin blijven steken ! Dergelijke houten dwarsliggers gebruikten ze als dakbedekking en zitbanken in hun schuilplaats en die gasten wogen makkelijk vijftig kilo. De enorme klap van de ontploffing had hem doof gemaakt en over heel zijn rechterkant een inwendige bloeduitstorting bezorgd om U tegen te zeggen ! Op de koop toe was die helft van zijn lijf ferm gezwollen, van kop tot teen, en als door een reusachtige moedervlek donker purper gekleurd ! Hoewel hij er in het begin vreselijk uitzag, had hij in feite niets gekneusd, buiten die nekwervels dan...Maar vooral dàt lag op zijn maag !

       Want nu, na een week, was het fluiten in zijn oren ver verdwenen en kwam zijn gehoor langzaam terug. Ook de gevreesde verlamming begon tintelend uit zijn leden weg te trekken. Zijn lijf kreeg gaandeweg alle kleuren van de regenboog, en zijn kop zag zo geel als een citroen, al had hij daar persoonlijk weinig last van. Maar rond zijn hals en nek zat een knellende plaasterkraag waaronder zijn baard vervelend jeukte, om dan nog te zwijgen over de verblindende lichtflitsen die elke onvoorzichtige beweging van zijn hoofd door zijn oogballen joeg !

       Enfin, met wat geduld zou dat allemaal wel genezen. Hij leefde tenslotte nog ! ...Blijkbaar als enige van zijn peloton...Want nu herinnerde hij zich vaag wàt Marco bij de dolle evacuatie naar de steenweg tegen hem geschreeuwd had om hem over te halen mee te vluchten op de panje-slee :" Komaan Rudy, niet zeveren ! Al je mannen zijn er immers ààn ! Hier heb je niets meer verloren ! Wég verdomme ! "”

       Die lugubere aansporing drong steeds duidelijker door uit zijn onderbewustzijn...Allemaal dood ?...En hij zou de enige overlevende zijn van de samengeharkte ploeg ‘Goelagsoldaten’ onder zijn bevel ? Nogal beschamend hé ! Bleef een kapitein niet als laatste op zijn zinkende schip ? Of had hij niet minstens het tragische lot moeten delen van de bemanning die met het wrak ten onder zou gaan ?

Marco had hem daar een lelijke pad in zijn korf gezet door hem tegen wil en dank op die slede vast te sjorren en de hellenacht in te jagen !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
08-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
07-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 204
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B45.     KANONNENVLEES.

Platforma Dubosekovo,  november '41.

Tijdens de nacht werd het steeds drukker op het stationnetje: van god-weet-waar sijpelden aanhoudend rumoerige fronttroepen binnen die blijkbaar verderop langs de spoorlijn in stelling zouden gaan. Af en toe dachten groepjes afgepeigerde soldaten in de goederenwagons van de goelagslaven te kunnen overnachten, maar Steiners lotgenoten konden hen steeds door luid protest van het lijf houden ! Tegen de morgen tuften er zelfs tweemaal een trein voorbij, richting Moskou, maar zonder te stoppen... Allemaal gewonden, naar men fluisterde...Doch Shlomo veronderstelde kwaadaardig dat het om vluchtende partijmandatarissen ging met hun familie...Hoe dan ook, van een verkwikkende nachtrust kon je moeilijk spreken !

Daarbij vroor het dat het kraakte, en heel de nacht moesten ze in hun goederenwagon de brasero opstoken om de temperatuur draaglijk te houden...

Toen rond acht uur, bij de grauwe ijskoude dageraad, in de luwte van het stationgebouwtje appel werd gehouden,  bleek dat ze nog met vierenzestig man in de rangen stonden. Vijf waren doodziek in de wagons achtergebleven, en het hing helemaal van de NKVD-sergeant af of die vanavond al dan niet "‘opgeruimd"’ zouden worden...Vierenzestig nog over, dacht Steiner, waarvan de helft uitgemergeld stond te hoesten als een bende teringlijders. Wat ze misschien ook wàren. Dat was alles wat overbleef van de honderd man bij het ontruimen van de Vjasma-kolchoze, een maand geleden... Dat grapje aan de zogenaamde ‘onneembare Ruza-vesting’keten had een derde van hun effectief gekost, zónder ook maar énig nut op te leveren voor de verdediging van de hoofdstad...

Vooraleer ze bij het morgen-appèl, als naar gewoonte, de opsplitsing van hun groep volgens het 'Heilige’ Werkplan' toegeschreeuwd zouden krijgen, verscheen naast de politruk op de hoge pui van het kantoortje een officier van het Rode Leger. Een blaaskaak met een hitlersnor en luxe-bontmuts. Niet erg groot van was, maar toch een héle piet, zo te zien aan de vele medailles op zijn tuniekvest en de met pels gevoerde kapootjas die losjes over zijn schouders hing. Twee lagere officieren dekten hem in de rug. Zo'’n hoog bezoek voorspelde nooit veel goeds, wisten ze uit hun jarenlange ondervinding! De politruk liet hen wegens de koude wind niet nodeloos wachten. Hij beval het gelid te verbreken en riep de mannen toe rond de pui te verzamelen: "”Honden, aandacht! De commandant van de 316e Proletarische Fuseliersdivisie, Kameraad-Generaal Ivan Panfilov spreekt !" ”

Deze viel onmiddellijk met de deur in huis: ” "Mijn divisie verdedigt de frontsector Volokolamsk tegen de agressie van de fascistische horden. Maar de vorige week zag ik veel van mijn heldhaftige soldaten sneuvelen aan de Ruza-rivier. Als ik mijn dwingende opdracht, namelijk onze heilige hoofdstad vrijwaren van dat Duits gespuis,  tot een goed einde kan brengen, zal ik dat danken aan de toevloed van nieuwe strijders die de opengevallen plaats in onze rangen willen bezetten!  Ik reken op u !" ”...

Het plotse onrustige gemor van de gevangenen kon hem moeilijk ontgaan, want hij haakte onmiddellijk in :" Ik ken uw specifieke toestand: gevangenen van de NKVD, minstens veroordeeld tot tien jaar werkkamp!  Daarom zeg ik, Ivan Panfilov: ” Iedereen die onder mijn glorierijk vaandel de wapens opneemt tegen de fascistische indringer heeft geen belastend verleden meer! De veroordelingen worden uitgewist en hij start een nieuw leven!  Ge hebt één uur om te beslissen!  Wie niét verkiest vrijwillig  dienst te nemen als sovjetsoldaat, wordt zoals voorheen gedwongen ingezet in mijn sector als non-combattant,  echter zonder uitwissing van zijn straf...Ik betwijfel echter of de Duitse kanonnen straks met dat onderscheid in statuut rekening zullen willen houden...Uw bedenktijd gaat nu in!”"

Leuke jongen. Hij salueerde vaderlijk - iéts te familiair - ,keerde om naar binnen en dàt was dàt !

Maar wàt een smeerlap ! Dat bijna niemand van het goelag de Russische nationaliteit bezat, lapte die vent blijkbaar glorieus aan zijn laars !  Van een keus gesproken, zeg !  Het ‘nieuw leven‘ dat hij hen beloofde, riskeerde van zéér korte duur te zijn !  Maar als ze weigerden als kanonnenvlees te vechten, stonden hen als non-combatanten in tweede lijn bij de komende beschietingen inderdaad dezelfde gevaren te wachten als de soldaten aan het front...De pest of de cholera, dat was de enige keuze die ze kregen, want wie uit de gevechtszone wegliep werd sowieso door de NKVD neergekogeld !  Terwijl, als ze vochten voor het vege lijf én het overleefden, zou het hen tenminste làter de vrijheid opleveren...Maar ja, wàt was ‘làter’ ?...En kón die brulaap zomaar gerechtelijke veroordelingen uitwissen ? Wie zei hij weer dat hij was ? Generaal Pannekoek of zoiets ? Kent iemand die gast ? En heeft iemand de kentekens van zijn graad gezien ? Met een beetje show kon de eerste de beste sabelsleper zich wel voor generaal uitgeven, hé ! ...Hij commandeerde zogenaamd een divisie infanteristen, maar kon hij daarmee de Duitsers stoppen ? Een divisie, wat stelde dat voor ? Hoeveel man was dat ?

Shlomo schokschouderde even :"Op volle sterkte: tussen de tien en de vijftienduizend, schat ik...Maar dat is toch gemakkelijk na te rekenen: een compagnie is zo'’n honderdtwintig man sterk, een bataljon is drie compagnies: zegge vierhonderd man...Een regiment heeft normaal drie bataljons, maakt twaalfhonderd... Een  brigade is meestal drie regimenten: dus drieduizend zeshonderd...En drie brigades in één divisie: samen een dikke tienduizend man...Maar àndere divisies zijn opgebouwd op een viervoudige piramide en dan kom je tot een getalsterkte van ongeveer een vijftienduizend..."”

Marco sneerde :" ” Die paljas denkt dat wij debiel zijn, zeker ? Als hij de helft van zijn troepen verloor aan de Ruza, dan zoekt hij dus minstens vijf à zesduizend man versterking !  Hier heeft hij ongeveer twee uur verloren om maximum zestig man te oogsten. Als hij met zijn circus alle goelags in zijn sector afdweilt, kost hem dat honderd uren, zegge een volle werkweek ! Welke generaal,  die tienduizend soldaten moet leiden in een moordende veldslag, kan zich zo'’n uitstapjes permitteren als de vijand ‘full-speed’ op zijn frontlijn komt aanstormen ?! Die vent is volledig de pedalen kwijt !  Of, zoals je al zei, is hij helemaal die generaal Pannekoek niet !  Negen kansen op tien heeft die er gewoon een toneelgezelschap op uitgestuurd om een bende onnozelaars in te lijven bij zijn divisie. Alle valse beloften zijn goed voor het beoogde doel !  En aangezien alle nieuwe rekruten waarschijnlijk tóch gaan sneuvelen nog vóór hen ooit soldij moet betaald worden, riskeert hij niet bij heel veel  overlevenden de straffen uit te moeten wissen !  En zéker niet als hij tijdens of nà de verloren veldslag zelf zou ‘verdwijnen’...Divisie-commandant bij het Rode Leger zijn is tegenwoordig een gevaarlijk beroep, vooral als hij de aftocht moet blazen !  Dat hebben wij in Spanje ook gezien bij onze glorierijke ‘Internationale Brigades’: Officieren met een bliksemcarrière eindigden vroeg of laat tegen de muur..."”  

"“ Akkoord "“ zei Shlomo : "” Veel ijzersterke garanties houdt het voorstel van die zogenoemde generaal niet in... Temeer dat ik hem wél heb horen zeggen dat ik als vrijwilliger in zijn divisie ‘geen belastend verléden’ meer zou hebben, maar over mijn glorierijke toekomst sprak hij met geen woord !  Als Poolse jood heb ik daarmee leren leven: iederéén wil sowieso van mij af, vandaag misschien de NKVD, maar morgen zéker de nazi’s. Als ik mijn dood zelf mag kiezen, val ik liever nù met een geweer in de vuist tijdens een gevecht tegen de moffen, dan làter te verhongeren in een getto of een concentratiekamp ! ... Tenzij één van de heren hier een beter voorstel op tafel legt, kies ik vóór die meneer Pannekoek...”"

Steiner knikte :"“ Ik doe ook mee !  En jij Marco?”"

Die zat te schuddebollen :"Ik heb in Spanje drie jaar lang mijn leven op het spel gezet voor de goede zaak en wat gaven die schurftige Stalinisten mij als waardering? Tien jaar dwangarbeid, verdomme !  En nu zou ik hen met blote borst moeten beschermen tegen de aanstormende tanks van de nazi’s ?! Tanks, notabene, waarvoor zij met hun stomme kop zélf het staal aan de Duitsers hebben geleverd en die zo goed blijken te zijn dat zij die nu zélf al maandenlang met hun zwaarste wapens niet konden tegenhouden ! En die zouden wij nu moeten stoppen met een geweer en wat granaten ? Want je hebt toch ook gezien hé dat die fuseliersdivisie van Chef Pannekoek, qua kanonnen, enkel wat versleten proppenschieters bezit, even ouderwets als de onze in Spanje...Dat die geen Duitse pantsers gaan afschieten is toch duidelijk hé, of niet soms ? Neen, zolang ze mij geen deftig antitank kanon in m'’n poten geven doe ik aan die klucht niet mee !  Ik heb lang genoeg de clown uitgehangen: het is voor mij nu de hoogste tijd om een beetje volwassen te worden, vind je ook niet ?! Mij moeten ze vanaf nu voor ‘de goede zaak’ niks meer vragen ,en zéker mijn bloed niet : ”Salut fiston, moi j’'ai déjà donné ! »

Maar Steiner was duidelijk niet meer van plan nog langer voor zijn vriend op te draven: ” "Bon, ieder zijn gedacht, al zouden we natuurlijk béter voor elkaar kunnen zorgen als we bijeen bleven...Maar Pannekoek laat ons niet veel keus: het is ofwel soldaatje spelen, ofwel verder slavenlabeur verrichten...Maar ik betwijfel eerlijk gezegd écht of je dat laatste nog wel aankan, Marco...Want vergeet niet dat je al twee jaar in onze goelag steeds een mooi beschermd postje hebt gekregen, en feitelijk nooit het zware werk hebt moeten verrichten...Denk goed na, hé man, want je staat op een tweesprong: als onze wegen hier scheiden, sta je er helemaal alleen voor...”"

“" Doe niet zo idioot, Rudi!  We gaan die klucht hier waarschijnlijk tóch niet lang overleven, jij niet met je geweer en ik nog minder met mijn spade ! Indien Pannekoek mij géén keus had gelaten en mij verplícht had voor hem soldaatje te spelen, zou ik mij misschien nog eens 100% ingezet hebben, enkel en alleen voor de lol om nog eens een fascist te laten creperen !  Maar mij vrijwillig opgeven om die smeerlappen van Stalinisten uit het slop te helpen, nadat ze mij twee jaar in m'’n smoel hebben gespuwd ? Jamais Nietjuwo !" ”

Hun afscheid van Marco verliep kort en zonder sentimenteel gedoe. Ze gaven hem hun reserve ondergoed, krantenpapier en maïsblaren: bij ‘de troep’ zouden ze wel een nieuwe voorraad krijgen. Een knoestige handdruk en een schouderklop tot besluit, en daarmee basta !  Tóch kreeg Steiner waterogen toen hij zijn bloedbroeder traag in de sneeuwstorm zag verdwijnen...

Een uur later stond de politruk in de kolenloods te schuilen met zijn zielige ‘krijgsmacht’ van een kleine dertig schooiers. De norse NKVD-sergeant noteerde hun personalia en hun vroegere militaire bagage: waar ze legerdienst hadden verricht en tot welke graad zij het hadden geschopt, of ze al ooit onder vuur hadden gelegen en met welke wapens zij vertrouwd waren...Steiner, met zijn jaar als peletonchef bij de 14e Internationale Brigade in de Spaanse burgeroorlog, werd meteen opzij geroepen door de politruk. Of hij een goed lid geweest was van de communistische partij ? Neen ?...Wat zei je:  Anarchist ?! Wat moest dàt verdomme voorstellen ?!

Steiner haalde grimmig de schouders op: “ "Niks, als ge nu ziet wat ik van mijn utopische wereldrevolutie terecht heb gebracht...Maar dat is lang geleden... Sindsdien ben ik nog van àlles geweest ,dat ik geen moeite meer doe er iets van te begrijpen...Van àlles, maar géén communist, neen...Hier noemen ze mij een Trotskistisch Varken, Deviationistisch Zwijn, Fascistische Spion van de Judeo-kapitalisten...Als ik u dààrmee kan dienen ?"”

Zo'’n sarcastisch antwoord zou hem vroeger de kop gekost hebben, maar door de zwakke opstelling van de officier had hij zich even laten gaan. En schijnbaar kwam hij er nu ook nog zonder kleerscheuren onderuit.

“ "Ja-ja, al goed ! ” bromde de politruk geërgerd:  ”Maar als ex-brigadist heb je toch al tegen de Duitse fascisten gevochten, hé !" ”

“" Neen, maar wél tegen de Moorse Franquisten en de Baskische falangisten...En ook nog een paar weken tegen de Italiaanse Bersaglièri, als dat u iets zegt...En tegen nog heel wat àndere bruin-zwarte honden met een verdachte stamboom. Teveel om op te noemen, feitelijk..."”

“ "Akkoord, maar toch altijd langs de kant van onze heldhaftige Russische troepen !" ”

“ "In Spanje ?! Neen, dàt soort Russen heb ik aan de Ebro niet gezien!  Wél de schurken van de SIM en de Tchjeka, die af en toe een paar kameraden kwamen fusilleren in naam van Tovaritch Stalin en het Grote Gelijk van de Partij, als ge begrijpt wat ik bedoel...En, met alle respect, erg heldhaftig hebben wij in Spanje deze landgenoten van u nooit gevonden, neen..."”

Nu vond de politruk het blijkbaar genoeg geweest:

“ "Zeg hond!  Nog één sneer op de Grote Stalin en de Partij en ge vliegt terug naar de goelag, verstaan ?!”"

Steiner stak kalmerend de hand op: ”"Gospodin Politruk, geef mij een geweer en ik zal de fascistische varkens die uw vaderland zijn binnengevallen uit alle macht bestrijden !  Het zijn reeds jarenlang mijn vijanden !" ”

De officier kalmeerde wat en knikte toen goedkeurend: ”" Schurftige Varkens, ja ! "”

Steiner kon deze komedie niet langer verdragen en brak los: ”" Maar vergeet daarbij niet, Gospodin Politruk , dat deze schurftige fascistenvarkens tot voor kort ùw bondgenoten waren, waarmee gij verraderlijk Polen hebt overrompeld !  En aan wie ik en mijn makkers uit de goelag op uw bevel twee jaar aan een stuk graan en staal hebben moeten geleverd tot wij er bij neervielen, letterlijk !  En dat gij drie van mijn makkers, die dit verraad niet langer wilden slikken, hebt laten ophangen ! ...”"

Hoewel deze discussie niet op luide toon werd gevoerd, begonnen toch steeds meer mannen geïnteresseerd mee te luisteren en instemmend te knikken. Dit maakte de Rus pas echt kwaad: ”" Hond !  Hoe durft ge !  Ik had er toen méér moeten ophangen, zie ik !  Gij zijt in elk geval niet waard het uniform van het Rode Leger te dragen ! ... Sergeant, schrap hem van de lijst !" ”

Maar deze trok bedenkelijk de wenkbrauwen op :" ” Als ik er tovaritch Luitenant aan mag herinneren dat de orders van de divisie duidelijk zijn: wij moeten veertig vrijwilligers inlijven! Voor het ogenblik heb ik er op mijn lijst achtentwintig...Met de schooiers die nog in de goelag achterblijven geraak ik niet aan de opgelegde norm, verre van zelfs !" ...”

Méér moest daar niet aan worden toegevoegd:"’De Opgelegde Norm"’ was het toverwoord waar àlles voor moest buigen...Dus ook de politruk, die plots bedaarde en verveeld de schouders optrok... Waarop de NKVD- sergeant met een brede glimlach Rudi Steiner naar het gelid van de “uitverkorenen” verwees...

Even nadien trok Shlomo Stavinski, professor internationaal recht aan de universiteit van Lemberg (Lvov) het zelfde lot... 

In de late morgen was er een trein langsgekomen die op het perron een massa zakken en kisten voor het 316e had achtergelaten, vooral mondvoorraad en munitie, maar ook wapens en uitrusting voor de rekruten. Tegen de valavond zat het peloton vrijwilligers, deftig gevoederd en met propere uniformen aan, goed beschut in de kolenloods hun geweer te ontvetten. Tot een stuk in de nacht kregen ze van twee Kazakse veteranen tekst en uitleg over allerlei wapens, mijnen en handgranaten. Maar al vlug bleek dat de Kazakken geen deftig Russisch spraken en nog minder Duits, zo'’n beetje de voertaal in de goelag. Zonder zich echt op te dringen nam Steiner geleidelijk de lessen over, omdat hij de meeste wapentuigen nog kende uit zijn Spaanse tijd en die er ondertussen niet moderner op waren geworden...

Eén monstergeweer kende hij niét: een ‘spuit’ van twaalf kilo met een belachelijk lange loop, alles samen een ‘ding’ van over de twee meter !  Volgens de Kazakken kon je met de bijhorende buitenmaatse geweerkogel van op driehonderd voet de looprups van een tank breken !  En op tweehonderd voet dwars door de zijpantsering van een Duitse tank schieten...Maar de schutter moest wel stevig van bouw zijn, want de terugslag was énorm !  En die twee mongolen lachten hun rotte tanden bloot, alsof het om een kermisattractie ging !  

Steiner begreep onmiddellijk wat er aan het gebruik van dat wapen scheelde: een tank tot op tweehonderd voet ,zegge een zestig meter, – laten naderen om door de ZIJpantsering te kunnen schieten, betekende in feite dat je moest wachten tot dat monster je stelling voorbij reed !  Prima voor straatgevechten, natuurlijk: tanks beschieten vanuit een venster op de tweede verdieping was inderdaad een kermisattractie !  Maar vanuit een putje in open veld leek dat toch pure zelfmoord, niet waar ?...Dan lagen bundels handgranaten en Molotovcocktails toch meer voor de hand, zou je zeggen ?

Shlomo bracht hem met beide voeten terug op de grond. Met zo'’n geweer lag je immers beschermd in een stelling en vernielde je een tank van op tweehonderd voet AFSTAND, okee ? En zo kon je er misschien twee of drie raken vooraleer ze je in de gaten kregen...En zelfs dàn nog was het misschien mogelijk langs de spoordijk weg te vluchten...Terwijl je met hàndgranaten of benzinebommen zo’'n stalen monster ongedekt moest naderen tot minder dan werpafstand...Dàt was pas pure waanzin, een ware heldendaad die je in héél je leven slechts éénmaal zal lukken !

Steiner bromde: "” Heel die rotzooi heeft één groot voordeel: het beloofd een korte veldtocht te worden ! ”"

De volgende morgen leek het front nog geen meter dichterbij gekomen, en dus marcheerden ze een eind langs de spoorlijn voor hun eerste praktijklessen in het schieten. Het viel Steiner op dat de spoordijk bij het stationnetje ruim vier meter boven het zacht golvende landschap uitstak, maar een kilometer verder nog nauwelijks één meter...Als tankversperring niet erg bruikbaar, dacht hij ;als oefenschietstand daarentegen lag die ideaal. En aangezien ze vroeger allemaal in militaire dienst waren geweest, vonden ze dat schijfschieten een aangenaam tijdverdrijf, ondanks de sneeuwbuien en de koude oostenwind...Nu ze een geweer in de vuist klemden, kon ook het langzaam luider klinkende kanongedonder hun goede stemming niet bederven. Ze vraten daarenboven 's avonds hun pens vol en sliepen in een verwarmd bijgebouwtje: méér moest dat niet zijn...De politruk bleek daarenboven helemaal niet haatdragend en stelde Steiner aan tot zijn pelotons-adjunct. Of was dat soms een vergiftigd cadeau ?...

Dit luilekker leventje hielden ze nog drie dagen vol, al merkten ze natuurlijk dat er door de voortdurende vorst weer beweging kwam in de frontlijn. De korst bevroren modder werd steeds steviger en beter begaanbaar, dus konden de Duitse tankspitsen ieder ogenblik in de verte om de hoek van het bos komen gluren!  Ze zagen hoe de Kazakken in de strook van een paar honderd meter vóór de spoordijk overal antitankmijnen ingroeven om de gevreesde stormloop van de vijandelijke aanvalsspitsen af te remmen. En in het bosje àchter hen was zo'’n ouderwetse batterij veldartillerie in stelling gegaan...Veel zou het wel niet helpen, al gaf het toch wat diepte aan hun verdedigingsstelsel. Tijdens de zeldzame opklaringen kregen ze ook regelmatig beangstigende aanvallen van de Luftwaffe over zich heen: gillende Stuka’s in duikvlucht en jachtvliegtuigen met vuurbrakende boordwapens...

Die Stuka’s had hij in Spanje nooit meegemaakt, en daarom was het hier wel even wennen. Zo'’n monster duikt met een oorverdovende sirene als een reusachtige arend recht naar beneden op zijn doel af. Kort vooraleer hij schijnt neer te storten lost hij een paar bommen en trekt dan weer op, jubbelend boven het snerpend fluiten van zijn neerijlende ‘eieren’...Deze eerste echte kennismaking met de vijand was voor Steiner een helse belevenis, alsof de wereld plots bevroor. Zijn lijf versteef, iedere zenuw, iedere spier tot het uiterste gespannen in afwachting van de vernietigende schok. Tijdens die paar tijdloze seconden scheen het verpletterend gehuil alle leven naar zijn darmen te draineren!

 Maar zohaast de bommen waren ingeslagen bleek heel die show louter bangmakerij, want al dat lawaaierig gedoe veroorzaakte weinig schade, buiten hier en daar wat omhoog gekrulde rails en een paar diepe bomtrechters in het rangeeremplacement. Die waren achteraf bekeken zelfs zeer welkom. Want die diepe putten konden nu met weinig inspanning omgevormd worden tot schutterskuilen en stellingen voor de zware wapens, terwijl zijzelf met schop en pikhouweel anders nog nauwelijks door de bevroren slijkkorst zouden geraken.

Enkel de vluchtelingenstroom op de landweg achter de spoordijk werd door zo'’n luchtaanval danig verstoord, omdat het vee dat door die boerinnen werd voort gedreven telkens in paniek op hol sloeg. De Kazakken en de NKVD soldaten maakten daar korte metten mee: een paar schoten en de koks hadden weer voldoende vlees voor een hartige goulash, terwijl die wenende boerewijven al blij mochten zijn dat ze van die last waren bevrijd !

Het leventje op de spoordijkstelling verliep voor de rest tot ieders tevredenheid. Tot op de middag van 14. november, in volle sneeuwstorm, de eerste artilleriegranaat insloeg vlak naast het stationnetje van Platforma Dubosekovo. Nu werd het ernstig, want ‘ze’ wisten hen dus zitten...Maar ondertussen had de trein iedere nacht nog allerlei versterkingen aangevoerd en begon de spoordijk inderdaad op een echte verdedigingslinie te lijken, met luistervinken aan de verre bosrand, voorposten op vijfhonderd meter, telefoonlijnen tussen de stellingen onder de rails en een echte verbandplaats in een bunker achterin een ravijntje...

Het spel kon beginnen.

En het begon inderdaad!

Tegen de avond kregen ze een aftastend bezoek van een Duitse verkenningspantser die om onbekende reden op een halve kilometer voor de spoordijk plots in brand vloog, ook al had er van Steiners peloton op die afstand nog niemand een schot gelost...Misschien getroffen door een voorpost van de Kazakken, of op een mijn gereden die de buren daar gelegd hadden ? Tijdens de nacht ging een Russische patrouille daar eens wat rondsnuffelen, maar werd blijkbaar ook niet veel wijzer aangezien er geen lijken werden gevonden...De politruk liet dan maar het oppeppend gerucht rondgaan dat inderdaad een heldhaftige Kazakse voorpost van de nevenliggende compagnie deze pantserwagen met een benzinebom had uitgeschakeld. Wat dus volgens de officier bewees dat je met een béétje lef zo'’n beangstigende stalen kist mak-ke-lijk aankon !

Steiner geloofde geen woord van dit verhaaltje, maar hield de kiezen op elkaar. Doch toen de luitenant in zijn geestdrift iedereen heel de nacht op ‘verhoogd alarm’ wou zetten, kon hij de officier overtuigen het peloton liever te laten maffen en het te houden op “dubbele schildwachten”. Een slimme zet waarmee hij op slag het volle vertrouwen van al ‘zijn mannen’ verwierf...

Nog vóór dit eerste treffen had Steiner gemerkt dat Luitenant Kolkov, zijn politruk, geen flauw benul had van een tactische verdediging en nog minder van een zinvolle opstelling van de zware wapens in de frontlijn van hun peloton. Als politiek commissaris was de man wel bevoegd voor het moreel van de troep, maar moest normaal de leiding van het gevecht overlaten aan een officier van het Rode Leger. Die bestond niet in hun peloton, en de enige in de groep met voldoende militaire bagage en talenkennis was Steiner...

Nog tijdens de nacht kregen ze bezoek van een onderluitenantje van de bataljonsstaf. Die maakte korte metten  met deze verwarring en stelde Steiner officieel aan als pelotonschef, terwijl politruk Kolkov zou instaan voor de verbinding met de stafcompagnie. Veel loste dat niet op,  tenzij het Steiner verantwoordelijk stelde voor alles wat tijdens het gevecht mis kon gaan...Een doodsvonnis dus.

Tot de dageraad sloofde Steiner zich uit om zijn multiculturele stoottroep in kleine ploegjes over het rangeerstationnetje te hérverdelen rond zijn ‘zware’ wapens. Om zijn frontlijn van vierhonderd meter te verdedigen beschikte hij over één mitrailleur Maxim model 1910 op ijzeren wielen, – het vanouds gekende type met stalen beschermplaat dat ze ook al in Spanje gebruikten. En om het schouwgarnituur volledig te maken : twee van die afzichtelijke anti-tankgeweren...Kolkov had aanvankelijk heel zijn ‘krijgsmacht’ knus in het stationgebouwtje geconcentreerd als op een slagschip in een zachtglooiende bevroren zee. Maar Steiner liet iedereen gewoon buiten stelling nemen, in de bomtrechters tussen de rails en onder de wagons. Zijn mannen morden wel, maar hij kon hen toch overtuigen dat het moderne Duitse geschut het eenzame bouwsel op hun stafkaarten had staan en er niet nààst zou mikken...

De zware Maximmitrailleuse had hij noodgedwongen moeten toevertrouwen aan mannen met –- op eerste zicht tenminste -– de meeste lef, en kon er enkel het beste van hopen. Het was een hecht ploegje van vier Tsjechische oud-soldaten, die als communisten bij het begin van de Sudetencrisis – september 1938 – uit het Slovaakse leger waren gedeserteerd, en na de Duitse bezetting van Praag, naar de USSR waren gevlucht. Daar werden ze ,zoals te verwachten was–, in een werkkamp opgesloten...Voor één van de anti-tankgeweren vond hij drie Spanje-strijders bereid het erop te wagen...Het àndere gedrocht besloot hij samen met Shlome zelf onder zijn hoede te nemen, en het geweer te laten bedienen door twee potige Poolse mijnwerker die als ondergronders reeds met springstof had gewerkt...

Voor de rest had iedereen van zijn twintig overige ‘soldaten’ een eigen geweer en zes granaten, plus een wisselend aantal benzineflessen:  de beruchte ‘Molotov-cocktails’ die in de Finse winteroorlog zo'’n slachtingen hadden aangericht onder de Sovjettanks...Of zijn ‘'vrijwilligers'’ mans genoeg zouden blijken om daarmee ook de pantsers van de Moffen te lijf te gaan, betwijfelde hij...Maar heel het circus op dit godvergeten rangeerstationnetje werd sowieso een ‘Himmelfahrtkommando’, dus erg minutieus hoefde hij zijn krijgsplan niet uit te werken.

Links en rechts van hem was de spoordijk bezet door de Kazakken van de 316e divisie: geharde soldaten die zich niet vlug gewonnen zouden geven, maar met wie hij door de bijbelse taalverwarring moeilijk contact kreeg... Heel veel hulp kon hij uit die hoek niet verwachten.

Ondanks de steun van Shlomo, zijn officieuze adjunct, en de zenuwachtige drukte achter het ingesneeuwde spoor voelde Steiner zich van god en iedereen verlaten...Want heel de morgen had het in de verre glooiingen vóór hen ferm gerommeld...Tot plots de eerste pantsers zich als dreigende zwarte puntjes uit de mistige bos losmaakten en ver weg in het besneeuwde voorveld verschenen !

Gedaan met lachen !

 

<!--[if gte mso 9]>


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
07-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
06-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 203
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B44B:   

EINDSTATION VOLOKOLAMSK...                           

 

Door de groeiende Russische weerstand op het centrale front richting Moskou ,splitste Hitler op 14/8/'41 zijn hoofdinspanning in een noordelijke (Leningrad) en een zuidelijke (Rostov) as. Maar omdat het offensief richting Zee van Azov zo vlot verliep, veranderde Hitler op 1/10 nogmaals van mening en liet een paar divisies van de zuidelijke as naar het centrale front afzwenken : hij wilde nu toch Moskou veroveren vóór de winter intrad. 

Het was evenwel te laat. De regens hadden op het centrale front alle wegen veranderd in immense slijkpoelen. En ook al trachtten de tanklegers tijdens aanhoudende zware gevechten langzaam maar zeker de hoofdstad vanuit het noorden en het zuiden te omsingelen, de bevoorrading van deze offensieven bleef in de "Raspoetitza" steken. De vorst trad dan weer vroeg in met zware sneeuwstormen en bij de Duitsers was man noch paard of materiaal daartegen bestand: ze bevroren ter plaatse, ook al stonden ze uiteindelijk nog slechts op een boogscheut van het Kremlin.

Op 15/11 werd de Duitse opmars langs de steenweg van Volokolamsk naar Moskou op 140 km van de hoofdstad een eerste maal afgeremd door haastig opgetrommelde fabrieksmilities, maar bij gebrek aan voldoende wapens moest dit "rood kanonnenvlees" toch nog voor een paar Duitse tanks wijken. 

Deze doorbraak veroorzaakte de volgende dag (16/11) in Moskou  een golf van paniek en in de daarop volgende week namen alle partij-instanties hals over kop de benen. Enkel de bewindstop bleef op post en vorderde de Moskovieten op in alle haast nog vier verdedigingslinies ten westen van de stad aan te leggen, waarvan de laatste zelfs over de binnenboulevards liep. Daar kon Stalin de eerste verse Siberische versterkingen in de strijd werpen. De burgers werden aangemaand om dienst te nemen in "communistische bataljons" om hun hoofdstad te redden, maar slecht 12.000 man liet zich nog pramen. Het gros van de bevolking sloeg op de vlucht in een stormloop naar de spoorwegstations en de oostelijke uitvalswegen.

Op 20/11 doorbraken de Duitsers langs de steenweg Volokolamsk-Moskou de eerste verdedigingsgordel op 90 km van het Kremlin. Veertien dagen later vielen ze met hun laatste reserves de tweede gordel aan, op 30 km ten noordwesten van Moskou. Maar deze hield ondanks verwoede doorbraakpogingen stand.  Even zagen de Duitse soldaten in de verte de torens van het Kremlin. Dichter bij de hoofdstad zouden ze nooit geraken: alle motoren bevroren ter plaatse en de totaal uitgeputte trekpaarden van de bevoorradingscolonnes stierven in de modderpoelen ,staande in het gareel.

Nu kon Hitler zijn vriend Mussolini wel vervloeken: door diens schuldige losbolligheid was in het voorjaar één volle maand verloren gegaan met de nutteloze veldtochten in de Balkan, één maand die de Führer nu tekort kwam om nog vóór de winter het Kremlin te veroveren.

Voor Hitler was Volokolamsk dus het einde van zijn dromen omdat zijn opmars naar Moskou dààr voor het eerst 48 uren werd afgestopt. Zijn tankspitsen vorderden nà de val van deze stad in de volgende twintig dagen nog moeizaam tot op achttien kilometer van de hoofdstad. Ach, zal je zeggen , zij verloren bij Volokolamsk, door de verbeten weerstand van uitgeputte Sovjettroepen slechts twee dagen. Maar deze twee dramatische dagen kwamen zij tekort om tijdig in de stad binnen te dringen en er in de 'warme' huizen beschutting te vinden tegen de bloedstollende opmars van GENERAAL WINTER. Door deze twee verloren dagen bevroren ze nu ter plaatse midden de sneeuwstormen in de verijsde toendra.  

                               Deze laatste kans was nu verkeken: twee weken later werden de uitgeputte Duitsers door verse Siberische troepen 100 km. achteruit geworpen en was Volokolamsk weer in sovjethanden. Nog vóór Kerstmis stortte heel het centrale Duitse front in tussen Volokolamsk en de Zee van Azov.
                 Deze terugtocht sloeg om in een vlucht naar de winterstellingen, 200         km meer naar het westen ,waar de "Rode Pletrol" pas op 1/2/42 eindelijk tot              stilstand kwam.

                                        



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
06-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
05-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 202
Klik op de afbeelding om de link te volgen

                 Boekdeel B4.

 

Beslaat de periode van oktober ’41 tot december ’42 en gaat over kanonnenvlees, luidsprekers, een zigeunermoeder en een hoop amateurspionnen...

 

 

 

B44. DE ZONDVLOED GENAAMD "RASPOUTITZA".

 

           Vlucht naar Volokolamsk ,eind oktober '41.

 

          Hoewel de temperatuur voor een Russische winter nog uiterst zacht was, begon het tijdens de late namiddag plots fors te sneeuwen. In minder dan een uur werd het grauwe verzopen landschap met een proper wit laken bedekt, waarin de vers gedolven tankgracht met de duizenden grondwerkers een rechte zwarte kerf maakte.

           “" Sneeuw, verdomme !  Dàt mankeerde er nog aan ! "” sakkerde Steiner: ” "Bij de eerstvolgende opklaring zullen de bommenwerpers van de Luftwaffe niet lang moeten zoeken waar de zogenaamde Mozjajsk-linie ergens ligt !  Als een dikke zwarte lijn op een wit blad, dat valt op vanaf tien kilometer afstand !  Wat een rotland !" ”

 

          En op de koop toe: zolang het niet harder begon te vriezen, zou deze sneeuw de bodemloze brei, waar ze nu al een tiental dagen en nachten in ploeterden, nóg zompiger maken. Doch de veedrijvers in het kantonnement verwachtten de eerste week nog geen vorst van betekenis, en die mensen kénden de grillen van het plaatselijke klimaat...

Steiner en Shlomo hadden er juist hun shift van acht uur graven opzitten en konden nu even bekomen in het tochtige kerkje van Tokarevo. Vlug hun druipende beslijkte kleren uitwringen en pogen te drogen rond één van de vijf brasero’s die de vorst uit het hoge gewelf moesten weghouden...Marco had voor hun eten gezorgd uit de gaarkeuken: de man een schep warme maïspap met een reepje rundsvlees en een homp brood met zure haring...Zoiets werkte je machinaal naar binnen, liefst zonder er smaak in te zoeken. En ook al werd de honger er nauwelijks door verdreven, het was altijd dàt meegenomen...  

 

Door het afstompende labeur aan de tankgracht was Steiner de tel kwijtgeraakt, maar Shlomo beweerde dat het de 17de oktober was: inderdaad nog véél te vroeg om nu al te beginnen winteren, vond hij, zelfs voor Midden-Rusland...Hij zeurde nog wat door om de sombere stilte rond het vuur te doorbreken, maar de anderen luisterden nauwelijks...Op zijn eigen Poolse platteland, vervolgde hij, kampte de landbouw ook ieder jaar met de pest van de herfstregens, maar zíjn nationale ‘rasputitza’ verlamde het boerenleven niet zo drastisch als hier in Rusland blijkbaar het geval was...

 

         " ” En samen met de eerste sneeuw, zo rond 1 november, valt bij ons ook de winter binnen en maakt de harde vorst de wegen als bij toverslag plots weer berijdbaar.”.."

           Steiner schraapte z'’n keel :"“ Die oude veehoeder beweerde dat het regenseizoen hier ruim een maand aan een stuk duurt, en héél die tijd zit al het zwaar verkeer op het platteland volledig geblokkeerd...”

           Shlomo bleef maar sakkeren :"“ Ze doen hier ook niet veel moeite om die stilstand te verhelpen !  Bij ons in Polen gaat ondanks de regen het leven op het land gewoon door. Maar onze landwegen worden dan ook doorlopend onderhouden, ook al wordt daar bij ons ieder jaar opnieuw sterk over geklaagd. Zo zie je maar:  het kan altijd slechter dan je denkt !  En op een ànder is het niet altijd béter !" ”

          “" Alles is een kwestie van afwateren."” wist Steiner :" “ Ik heb jarenlang in de Belgische kolenmijnen getravakt, en zolang die gangen droog waren, leek de bodem wel van beton !  Maar zohaast de pompen stilvielen zakte je ook al rap tot je enkels in de smurrie...Hadden wij op ons gat blijven zitten, zoals die luiaards van Russen hier, dan waren we óók al lang in die mijnen verzopen !" ”

           Marco had zich tot nu toe nog niet met dit gewauwel bemoeid, maar vloog nu geërgerd uit:

           “ "Maar verdomme !  Ge moest blij zijn dat door de regen én die luie Russen alle  leven hier een maand stilligt !  Of is het jullie nog niet opgevallen dat de tanks van de Fritzen de laatste dagen geen meter dichterbij zijn gekomen ?! Denk je soms dat ze opeens geen goesting meer hebben om Moskou te veroveren ? Of is het misschien zó, dat hun nafttoevoer in het slijk is blijven steken, en dat de konvooien met hun munitie en hun freet ergens onderweg zijn vastgereden ?...We mogen verdomme onze handjes kussen als de échte vorst nog een week of twee uit blijft, zodat wij ons werk hier deftig kunnen afmaken ! ...”"

           "“ Jij hebt gemakkelijk spreken !" ” bromde Steiner :" “Wij verzuipen in die ijzige modder, terwijl jij lekker droog in de keuken werkt !  En daarbij, of onze tankgracht hier klaar komt of niét, zal aan de toestand geen snars veranderen: de moffen zullen er sowieso niet door gehinderd worden !  Vorige week zag je al zonneklaar dat ze weer van plan waren achter onze rug door te stoten en heel het boeltje als naar gewoonte aan de oostkant netjes te omsingelen !  Shlomo heeft onze vrees toen op gevaar van zijn leven duidelijk aan de politruk uitgelegd, maar die vertrouwde op de alwetende wijsheid van Vadertje Stalin !  Je zal wel zien: zohaast de vorst intreedt en de modder stijf bevroren raakt, stoten hun tanks achter onze rug netjes door naar het noorden, en zitten we vast in hun omsingeling !  Dan mogen wij het vergeten, makker ! ... Maar het is zinloos je daarover nog op te winden...”"

           Shlomo knikte bedrukt :"“ Daarbij, als het binnenkort écht begint te vriezen, is het sowieso gedaan met delven. Dan verandert in één nacht heel die zompige boel opeens in arduin waartegen we met onze spade niets meer kunnen uitrichten !" ”

          Steiner vatte hun noodlot nogmaals kernachtig samen :" Zoals ik kom te zeggen: als het één nacht deftig durft vriezen, dan rijden de Duitse tanks ons de volgende morgen vrolijk voorbij! ...Wat een rotleven ! ”"

 

           Zo’ 'n vaart liep het gelukkig niet. Het bleef kwakkelweer, met regen- en sneeuwbuien, en met af en toe een straaltje zon...Waarvan de vijandelijke vliegtuigen dan telkens ijverig gebruik maakten om hen in scheervlucht met de boordwapens te bestoken. In het verstrooide mierennest langs de tankgracht vielen steeds meer doden, die gewoon in de berm werden begraven...De zwaargekwetsten eisten méér verzorging, maar door onmacht en tijdsgebrek kon niemand hen die geven, waardoor ze meestal binnen het etmaal tóch stierven of ,– als het goelagslaven betrof ,– gewoon door de NKVD uit hun lijden werden geholpen...Tot diep afgrijzen van de Moskouse vrouwen uit de zogenaamd ‘vrijwillige’ arbeidscommando’s, die ondanks de totale uitputting tóch stug bleven voort scheppen...

 

          Plots, rond 20 oktober, hoorden ze aan het aanzwellend kanongebulder dat de Duitsers hun offensief hadden hervat. Het had in hun regio nochtans niet noemenswaard gevroren en de grond was indien mogelijk nog zompiger geworden door de aanhoudende afwisseling van sneeuw- en regenvlagen. De tankcolonnes zélf werden dus blijkbaar niet erg door de modder gehinderd, maar wél de vrachtwagens met de munitie en benzineaanvoer...Als de moffen vandaag hun offensief hadden hervat, waren ze er dus waarschijnlijk in gelukt hun bevoorradingscolonnes dóór het slijk tot bij de eerste lijn te slepen...

 

          Maar ook het Rode Leger had ondertussen haar front kunnen versterken met verse troepen en slaagde er blijkbaar in de Duitse opmars wat af te remmen. In Tokarevo wemelde het van het voetvolk en de soldaten schenen de relatieve luxe van zo'’n dorp erg te appreciëren. Toch wist iedereen dat dit slecht een uitstel van executie betekende: de meesten zouden de komende dagen sowieso door de vleesmolens van het front worden gedraaid en het ‘gezellige’ dorpje Tokarevo zou onherroepelijk worden platgebrand...Temeer daar Marco dié avonds in het kamp het gerucht opving dat de partijtop al de hoofdstad in paniek had ontruimd en er de ‘staat van beleg’ had uitgeroepen, met als naar gewoonte veel standrechtelijke liquidaties voor gevolg...Straks zou deze gevreesde terreur ook wel naar de frontregio overwaaien. De slaven van de goelag hoefden daar geen tekeningetje bij te krijgen: er was rottigheid op komst en zijzélf zouden de zwaarste klappen mogen incasseren...

  

          In de loop van de namiddag werden de werken plots gestaakt. Men fluisterde dat Mozjajsk gevallen was en dat de moffen hier ieder ogenblik konden verschijnen!  Iedereen moest zich klaar maken voor de terugtocht naar Volokolamsk

           Shlomo zuchtte :"Nu zie je hoe nutteloos onze onmenselijke inspanningen van de laatste veertien dagen zijn geweest. Ik heb gehoord dat de tanks van de moffen  ergens in het zuiden onze Mozjask-linie doorbroken hebben en dan met een scherpe bocht naar het noorden zonder veel moeite de grote baan Smolensk-Moskou zijn overgestoken !  En natuurlijk gaan ze, zoals ik het aan de politruk heb voorspeld, als naar gewoonte wéér langs de àchterkant van ons moeizaam opgeworpen verdedigingsstelsel naar het noorden stormen, net zoals ze voordien bij Vjasma hebben gedaan !  Met andere woorden: mooi evenwijdig mét, maar juist àchter onze verdomde tankgracht ! Dat kon het kleinste kind voorzien, maar voor die geborneerde Ruskies was dat waarschijnlijk té hoog gegrepen ! Vraag is nu wat er met ons gaat gebeuren, want natuurlijk rollen de moffen binnen een paar dagen zónder meer onze onneembaar verklaarde Mojajsk-linie langs de mystieke Ruzarivier op, even makkelijk als een topograaf zijn lintmeter ! ...Nu onze politruk dat dan eindelijk schijnt te begrijpen, vraag ik mij af wat ze verder met ons van plan zijn...”"

 

          Wat het noodlot voor hen in petto had, vertelde de politruk hen nog dezelfde avond: morgenvroeg werden alle werkkrachten van de tankgracht op transport gezet in de richting van de grote stad Volokolamsk, een kleine dertig kilometer meer naar het noorden. ‘Op transport gezet’ betekende natuurlijk weer één of twee dagmarsen te-poot!  De vrouwenbataljons van Moskou zouden dààr ingezet worden om de verdedigingswerken te helpen versterken op de steenweg tussen dit industrieel centrum en de hoofdstad. Maar op alle mannelijke arbeidskrachten werd beroep gedaan zich vrijwillig in te lijven bij het Rode Leger, want het vaderland was in hoge nood !  Dus dat sloeg óók op alle Russen uit de diverse goelags, hier ter plaatse, die daarmee de kwijtschelding van hun straf konden bekomen...De gevangenen van vreemde nationaliteit ,– '’t is te zeggen het gros van Steiners goelag ,konden normaal niet van deze gunstmaatregel ‘genieten’...Maar wie zich tóch geroepen voelde, mocht zich bij de politruk melden: die zou daar dan wel een goed woordje voor hen doen...

           Verbijstering alom, natuurlijk !  Vadertje Stalin, die hen in volle willekeur en om politieke redenen met een ongekende wreedheid tot jarenlange slavernij had veroordeeld, bleek hen nu plots te kunnen gebruiken als vulgair kanonnenvlees!  Van een gunst gesproken, zeg !

              Steiners vrienden moesten over dit zotte voorstel niet lang debatteren. Tijdens het morgenappèl kreeg de politruk dan ook nul op het rekwest. Onnodig te zeggen dat meneertje daar niet bijster gelukkig mee was...

 

De haastige aftocht van hun goelag uit het kamp van Tokarevo langs de stukgereden weg naar Volokolamsk, leek in niéts op hun ontruiming van de kolchoze, drie weken geleden!  Dié waren ze toen gestart met frisse moed bij mooi herfstweer, als een pastorale wandeling door bos en heide, midden rijpe maïsvelden...Maar nu strompelden ze onder de ijzige regenvlagen door de sneeuwblubber uitgeput voort, met niets dan natte beslijkte lompen aan hun lijf. En ditmaal waren ze allesbehalve alléén!  Buiten de duizenden slaven van de àndere goelags leek ook het Rode Leger terug te wijken richting Volokolamsk en mochten de gevangenen regelmatig een handje toesteken om vastgereden paardenkarren en vrachtwagens uit de modder los te trekken. Zo schoten ze natuurlijk nauwelijks op...Soms kregen ze opnieuw zicht op de eindeloze tankgracht die echter in de terreinzonken reeds half vol regenwater stond...Hun kanaal van Suez...

Steiner maakte tegen Shlomo de sombere bedenking dat hun ‘Egyptisch bouwsel’ bij de eerste felle vorst volledig dicht zou vriezen en, zeker op deze overstroomde plaatsen, als tankversperring totaal waardeloos was...

Waarop de Poolse professor slechts schokschouderend zuchtte: "Ik heb het toch gezegd !” Quid hoc demonstrandum...”"

Steiner vroeg hem niet wat hij met deze latijnse slagzin bedoelde.  Alles was nutteloos ...

 

            Onze vrienden zijn nooit tot in Volokolamsk geraakt. Na drie dagen ploeteren in dit hondenweer bleven ze in volle verwarring van het terugwijkende leger versuft achter op een godvergeten goederenstationnetje midden in de witte steppe, ver ten oosten van de grote stad. Eindelijk hadden ze op de laadkaaien weer vaste grond onder de voeten en waren ze van het slijk verlost. Onderweg hadden ze wel nog een tiental lotgenoten verloren door uitputting, afgemaakt door de schietgrage bewakers of gevallen onder het vuur van de overscherende vijandelijke vliegtuigen...

             Later bleek de negorij waar ze een onderkomen hadden gevonden "‘Platforma Dubosekovo"’ te heten, een overslagplaats langs de spoorlijn naar Moskou voor dennebomen en suikerbieten waarvan er tussen de rangeerrails nog grote hopen onder de sneeuw waren achtergebleven. Het onooglijke bakstenen kantoortje van de lokale stationchef werd zonder veel omhaal opgeëist door de politruk die er zich installeerde met zijn sectie NKVD soldaten. Op het zijspoor stonden zes lege gesloten goederenwagons waarin de dwangarbeiders hun intrek namen. Naar Russische gewoonte lagen hèr en dèr een paar verroeste brasero’s en met het dennenhout en geroosterde suikerbieten wist het goelag er vlug een gezellige boel van te maken. Voorlopig zaten ze met een volle maag warm en droog in hun wagons rond hun roodgloeiende vuurkorven en waren ze weer gered van de zondvloed!

 

            Wat er morgen zou komen kon niemand zich aantrekken. Veel slechter dan gisteren kon het sowieso niet worden ! Dachten ze...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
05-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
04-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 201
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B43:  DE RUBICON...

 

        " Kolchoze Molotov" bij Vjasma, 3 oktober ‘41.

       Op 1 oktober vingen Steiner en zijn vrienden panische geruchten op dat het Duitse zomeroffensief, na de overrompeling van het grootste deel van de Oekraïne, nu plots weer vanuit het zuiden in de richting van Moskou was gedraaid. En na twee dagen hoorden ze dat deze nieuwe Duitse aanval de Vjasma-linie, waaraan ze nu al ruim een maand verwoed aan het graven waren, ook ver ten noorden van de kolchoze had doorbroken...Vijandelijke tankspitsen uit noord en zuid :iedereen begreep dat hun pas gebouwde bunkers op deze manier gevaar liepen hier in een reusachtige omsingeling te worden ingesloten en daarbij hun strategisch nut hopeloos verloren hadden.

         Die avond hield Steiner krijgsraad met Marco en Shlomo, liggend naast elkaar geleund tegen de nog warme buitenmuur van hun slaapbarak :"Als dat allemaal waar is van dat nieuw Duits offensief in onze richting, wordt het hoogtijd dat ze ons hier naar achter evacueren...Dichter bij Moskou zouden ze ons toch nog eens aan het werk kunnen zetten om een laatste fortengordel aan te leggen ! Zoals de zaken nu schijnen te evolueren zijn we hier niet meer van het minste nut !”"

         “"Verdomme Rudi !”" siste Shlomo :"Hou je bek ! Als onze bewakers ook maar zouden dénken dat wij nutteloos zijn geworden, zou je hen nog op smerige gedachten kunnen brengen ! Ons opruimen is voor hen kinderspel, dat weet je goed genoeg ! Het is zeker niet nodig hen dat hardop voor te kauwen !"”

        “" Wél ,bon ,en dàn ?” bromde Marco: ” Als ze ons hier op transport zetten, eindigen we in Siberië, sowieso ! Om er te creperen van de kou en de honger ! Da’s ook geen leven hé ! Dan krijg ik nog liever hier een nekschot, kort en goed, met m'’n volle pens en de zon in m'’n smoel !”"

         "“ Zeg makker!”" suste Steiner:" ” Spreek voor jezelf hé ! Ik ben mijn leven nog niet beu ! En daarbij: om ons naar de sneeuwvelden van Siberië te voeren hebben ze een trein nodig, en dat zie ik bij deze chaos nog niet zo rap lukken ! Als wij hier weg gaan, zal het te poot zijn, en vérder dan een dikke honderd kilometer geraken we niet op die manier...Tot Moskou, dat is de max...”

         Maar bij de broodbedeling, die avond, vingen ze van een keukenmeid op dat de kolchoze heel binnenkort ontruimd zou worden en al het personeel zich klaar moest houden voor een trek naar Siberië ! Dus tóch !...En het leek vast geen kwakkel, want de vrouw had blijkbaar al een ferm potje geweend, zo aan haar rode druipneus te zien... 

        In de barak werd druk gediscuteerd, nu ze blijkbaar voor een beslissende crisis in hun leven stonden. Dat het personeel van de kolchoze tot achter het Oeralgebergte geëvacueerd zou worden, was in de praktijk nog aan te nemen: er waren hier op het bedrijf ruim vrachtwagens genoeg waar die vrouwen een zitje op konden krijgen,  tussen de lading van de kostbare machinerieën...Maar wél ten koste van de honderd goelagslaven: daarvoor was natuurlijk geen vervoer voorzien...Zij klampten zich vast aan de wankele hoop dat de NKVD hen nuttig genoég zou vinden om hen een week-of-zo onder bewaking naar het oosten te laten marcheren. Zoniet zag hun zéér nabije toekomst er inderdaad bar slecht uit ! En dan nóg, overwoog Steiner: “ Wat zouden de NKVD-soldaten doen met de strafgevangenen die de aftocht naar het oosten dreigden te vertragen ?...Want tot een week stappen in ijltempo waren velen onder hen niet meer in staat, Marco in de eerste plaats...”

        Maar kort daarop kwam de Politruk het gerucht van de dreigende omsingeling bevestigen en kregen de dwangarbeiders tot hun grote opluchting bevel nog dezelfde avond hals over kop hun povere bezittingen in te pakken ! Ze mochten daarenboven opnieuw aanschuiven om in het voedselmagazijn een maïsbrood en een ringworst af te halen. Dit bijkomend ‘marsrantsoen’ wees er toch op dat hun bewakers niet van plan waren zich van hen met een nekschot te ontdoen, hé ? Maar het was ook niet de gewoonte van de NKVD lastige getuigen levend achter te laten...Dus vertrouwden de meesten er maar op dat ze mee ontruimd zouden worden, al waren de ijsvlakten Siberië nu niet direct de aanlokkelijkste eindbestemming !

         Het burgerpersoneel van de kolchoze laadde in het holst van de nacht alles wat reed - zowel tractoren als vrachtwagens, boerenkarren als de zware landbouwmachines - torenhoog vol met pak en zak. En tegen het krieken van de dag verdween geleidelijk iedere productieafdeling langs de smalle veldweg door het bos en de hei naar het oosten, weg uit de dreigende tang...Het werd akelig leeg tussen al die gebouwen, en nóg steeds leek niemand zich om de strafgevangenen te bekommeren !...Zou de NKVD hen hier dan tóch achterlaten ?...Levend ?...

         Tegen de morgen werd ook het vee samengedreven en op mars gezet, opgezweept door een dertigtal stevige boerinnen ! Pas toen ook die in het bos verdwenen waren merkten de gevangenen dat de NKVD-soldaten alle gebouwen in brand staken. Marco opperde nog voorzichtig of dit niet het geschikte moment zou zijn om elk voor zich in de natuur te verdwijnen, maar Steiner negeerde zijn gezeur...

        Het was toch al klaarlichte dag vooraleer de zenuwachtige bewakers eindelijk weer kwamen opzetten en bruut schreeuwden dat ze zich moesten opstellen in colonne-per-drie ! Oef!...De goelagslaven vertrokken opgelucht als laatsten uit de vuurzee van de kolchoze, stevig omkaderd door de paniekerige soldaten, terwijl de vlammen overal torenhoog uit de gebouwen en de schuren sloegen... ’verbrande aarde...’

       Eenmaal in het bos zetten ze er een stevig pas in ! Maar omdat velen op den duur het tempo niet konden volgen schoten de bewakers af en toe in de lucht om de gevangenen ervan te doordringen dat het hen menens was.

                  “Voorwaarts, voorwaarts !” schreeuwen ze aanhoudend.

        Op bevel van de politruk namen de sterksten gaandeweg de zwakke broertjes tussen hen in, en zo ontstond er een gedwongen solidariteit in de rangen. Toch waren ze om het uur verplicht even halt te houden om de achterblijvers te laten aansluiten, en pas in de late namiddag kregen ze weer de veedrijvers met hun kudden in zicht... Tweemaal sjokten ze voorbij een gecrepeerd dier langs de weg, maar de bewakers lieten, dreigend met hun machinepistool, niet toe dat de gevangenen er rap-rap een lap biefstuk zouden uitsnijden...Zo'’n wanordelijk oponthoud kon enkel de tucht ondergraven !

        Het weer bleef helder en het zachte windje zou voor de nodige verfrissing gezorgd hebben, ware het niet dat door het opwaaiende stof van de colonne vooral de dorst pijnlijk begon te nijpen. Maar Marco hield zich goed, ook al moest hij duidelijk op de tanden bijten. Slecht éénmaal kwamen ze onderweg langs de waterput van een gehucht, en het werd daar een ware veldslag vooraleer de wachten met de wapens orde op zaken konden stellen...

    Tegen de eerste avond waren ze een veertig km opgeschoten, en konden ze nog in een leegstaande dorpskerk overnachten. Eerste zorg was natuurlijk om aan drinken te geraken, en aan de drie waterputten die het plaatsje rijk was werd er tot nà de purperen zonsondergang ferm geduwd en getrokken. Het kanongebulder was vanuit het zuiden nu ook goed te horen, wat er op wees dat de dreiging om door de tankspitsen vanuit die richting afgesneden of overrompeld te worden mét het uur gevaarlijker werd. De politruk liet hen echter verstaan dat ze binnen twee dagen achter de Ruzarivier zouden kunnen schuilen om dààr, samen met duizenden opgeëiste burgers, een onneembare wal op te werpen tegen de invasie van de fascisten !

        Daar moest Steiner eens goed mee lachen: als noch de Stalinlinie, noch de reeksen bunkers bij Vjasma, noch de brede Dnjeperstroom de Duitse pletwals had kunnen afstoppen, hoe zou dat dan moeten lukken bij zo'’n onooglijk watertje als de Ruza waar nog niemand van had gehoord ! Het scheen te gaan over een noordelijke bijrivier van de Moskva, de stroom die door de hoofdstad liep. Shlomo wist echter te vertellen dat de Moskovieten de Ruzarivier beschouwden zoals de Oude Romeinen hun Rubicon: zolang de vreemde legers deze niet hadden overgestoken was de republiek niet in gevaar...En de sovjets zouden tot de laatste man vechten om de nazi’s dààr te verslaan, zoniet was de hoofdstad en de rest van het land verloren !

      De politruk beloofde ook dat ze morgenavond uit de meegedreven kudden een koe zouden slachten en het vlees verdelen. Maar aangezien ze pas aan het einde van de derde dag op hun bestemming zouden geraken, moesten ze toch zuinig omspringen met hun brood...Daarom kregen ze de toelating om morgen onderweg tijdens de haltes rijpe maïskolven te plukken uit de uitgestrekte velden waar ze langs zouden trekken.

         Toen Marco dit hoorde trachtte hij Steiner te overhalen om morgen in één van die onmetelijke maïsvelden weg te vluchten, want al dat eindeloze marcheren kroop niet in zijn koude kleren ! Maar Steiner kon hem dat uit z'’n kop praten. Immers, achter hun colonne hadden de laatste NKVD-ers alle velden waar ze langs waren gekomen steeds in brand gestoken en zouden ze vast iedere vluchteling genadeloos neerknallen ! Neen-neen man, hij was zijn leven nog niet beu ! Marco moest maar een paar dagen op de tanden bijten, tot àchter die zogenaamde Ruza-‘Rubicon’...

         De officier liet ook verstaan dat er ditmaal geen bunkers meer gebouwd moesten worden: bedoeling was dat ze bij de stad Mozjajsk, 80 km verder naar het oosten dus,  een reusachtige antitankgracht zouden uitgraven. Hoe ze dààr aan eten zouden geraken, was nog niet geweten, maar voor alle zekerheid zouden ze toch maar een paar koeien bij de hand houden...Het viel hen op dat de man verrassend coulant was geworden, de laatste dagen...Uit angst voor de massa gevangenen waarvoor hij verantwoordelijk was, of voor de oprukkende Duitsers ?...

       De volgende morgen was het al aardig wat frisser...

      Tijdens heel deze tweede dagmars ging de zon schuil achter dikke wolken: ideaal weer om er flink de pas in te houden ! Een fiks noordenwindje dreef het opwervelende stof zijwaarts de bossen in, waardoor ze ook van deze beproeving verlost werden...Maar Marco kreeg nu last van zijn oude zonnesteek en kon door de hoofdpijn met moeite het marstempo bijhouden. Dus namen Steiner en Shlomo om beurten zijn bepakking over...

      Halverwege de namiddag mochten ze dan, zoals de Politruk had beloofd, inderdaad in groepjes van tien man en onder strenge bewaking, rijpe maïskolven trekken uit een veld langs de weg. Maar Marco zag er erg belabberd uit en scheen, mede door de dreigende machinepistolen van de NKVD, helemaal geen zin meer te hebben om een vluchtpoging te wagen tussen de lokkende manshoge begroeiing... Hoe dan ook: de eerste week zouden ze met al die kolven in hun broodzak zeker niet van honger sterven ! Vooral omdat ze die avond in het étappedorp elk nog een lapje vlees kregen uit een geslacht koebeest...

        Maar tijdens de nacht kreeg Marco, in de schuur waar zij sliepen, op de koop toe nog een koortsaanval, wat voor de laatste dagmars niets goeds voorspelde...En ze merkten dat op een paar uur tijd het zwoele zomerweer was omgeslagen want plots plensde een weldoende stortvlaag op hun golfplaten dak...Dit zou hen morgen tenminste van dat verstikkende stof verlossen, dachten ze !...Maar van de veedrijvers hoorden ze dat met deze eerste buien het regenseizoen van de herfst gestart was, de zogenaamde "Raspoetitza" ’,die heel het land binnen de week in één slijkpoel zou veranderen...  

         De derde dagmars gaf hen een voorproefje van de hel. Het werd koud en mistig onder deze gestage regen die na een uurtje stappen hun broek al kletsnat tegen de knieën deed kleven. Vooraleer uit het dorp te vertrekken hadden de meeste gevangenen wel allerlei vodden ‘georganiseerd’ om zich tegen de drup te beschermen. Shlomo was met drie jute zakken komen aandraven voor hemzelf en zijn vrienden. Dubbelgevouwen als puntcapes over het hoofd boden die de eerste uren wel wat bescherming, maar geleidelijk aan geraakten ook dié doorweekt en drupte het water er langzaam doorheen...

          Na een paar uur wou Marco dezijne al geërgerd weggooien, maar Steiner vloog uit: "” Zeg, stomme klootzak ! Uitwringen verdomme ! En opnieuw omhangen ! Of wil je soms een fleures opdoen ?!"”

          "“ Nou, en dàn ?” bromde hun oude makker ontmoedigd:  ” Dan ben je van mij af...Ik kan van deze uitstap toch al niet meer zo erg genieten...Jij soms wel ?...” "

        “ "Ik mag niet klagen.” sneerde Steiner: ” Regen is goed voor mijn patatjes ! En schijnbaar is mijn oor weer aan m'’n kop aan '’t groeien, als ik tenminste op de jeuk mag afgaan !”"

         Toen Marco niet op die scherts inging, wist Shlomo dat het met zijn lotgenoot slecht gesteld was :"” Allez makker, nog even doorbijten ! Binnen een uur of vier zijn we aan de Ruza en kan je in het kamp van deze verrukkelijke wandeling nagenieten...”"

         Als bij wonder hield het op met regenen, maar het stappen door de plassen en het slijk bleef even slopend. De vette modder kleefde aanhoudend in zware klodden aan hun versleten schoeisel en van het fikse marstempo van de vorige dagen was al héél lang geen sprake meer...De norse bewakers hadden voor het vertrek tegen de ijskoude regen wel hun rubberponcho’s aangetrokken, maar vonden het, net als de gevangenen, duivels lastig om regelmatig de plakken slijk van onder hun laarzen te moeten schrapen. Die wrevel werkten ze uit op de slenterende uitgeputte sukkels die ze voortdurend moesten voortdrijven met schoten in de lucht...Maar tegen de namiddag joeg zo'’n bruut in de achterhoede zonder verpinken een wenend menselijk wrak aan de kant van de weg een kogel door het hoofd...

        Tegen dergelijke beestachtige drama’s was het goelag in de loop der jaren langzamerhand immuun geworden. Maar nu vloog toch een schreeuw van afschuw over die koelbloedige moord als een lopend vuur uit de opgejaagde staart van de colonne naar voor. En ondanks de ijzige regen en de kleverige klei kregen de ergste mankepoten plots weer voldoende energie om toch nog een tandje bij te steken... Want nu ook het geruis van de regen had opgehouden was duidelijk te horen dat het kanongebulder van het front weer stukken dichterbij was gekomen...

        Tegen valavond van de derde dag kwam Steiners goelag uitgeput aan op hun einddoel: de Ruzarivier ten noorden van de stad Mozjajsk. Marco was er erg aan toe...Ze werden in de dorpskerk van Tokarevo opgesloten, maar van een georganiseerde voedselbedeling was voorlopig geen sprake. Dus ging er weer een koe aan ! Voor de rest moesten ze hun maag maar vullen met een afgekloven maïskolf, in afwachting van betere tijden...

         De politruk legde aan de groepsleiders uit wat er morgen van hen verwacht werd en ze konden daarbij hun oren niet geloven ! Ondanks toch iedereen aan het naderend gedonder der kanonnen hoorde dat de bedreiging van de Duitse tankspitsen niét uit het westen of het noorden, maar eerder uit het zuiden kwam,  moesten de dwangarbeiders mordicus meehelpen graven aan een eindeloze tankgreppel die pal noord-zuid in de richting van de vijand liep, vanaf de Ruzarivier waar ze lagen, recht naar de hoofdbaan Mozjajsk-Moskou !

         De politruk keek verbaasd op toen een verward gemor uit het groepje afgevaardigden opsteeg :" ” Wel hond,  heb je iets te zeggen ?”" beet hij Shlomo toe die toevallig in het midden van de halve cirkel schuddebollend had staan luisteren. Dat kreeg je natuurlijk met al die bandieten, als je er te menselijk mee omsprong ! Geef ze een vinger en ze kakken op je kop !

      Shlomo schrok van deze persoonlijke aanval, maar herpakte zich vlug, en stotterde nederig in vloeiend Russisch :"Gospodin Politruk, gelieve mij te willen verontschuldigen...Maar wij begrijpen uw opdracht niet... Wij menen te mogen veronderstellen dat de tankgracht die wij gaan graven, onze geliefde hoofdstad moet beschermen tegen een frontale aanval van de vijand vanuit het westen, nietwaar...Maar afgaand op het kanonvuur, dat dagelijks wat dichterbij komt vanuit zuidelijke richting, menen wij te mogen veronderstellen dat de fascistische horden naar het noorden oprukken...Zij zullen dus niet frontaal op onze tankgracht stoten, maar er gewoon langs rijden, van zuid naar noord...Ons werk zal nutteloos zijn.".” Zijn medegevangenen knikten instemmend.

        Nu vond de politruk het welletjes ! “"Zo honden ! Gij weigert de opdracht die ons door het opperbevel van het Rode Leger werd gegeven ?! Gij meent een weloverwogen beslissing van het Centraal Comité van de partij te mogen tegenwerken ?! Weet ge wat jullie voor dienstweigering te wachten staat, als de Kameraad-luitenant van de NKVD daarvan moest horen ? Alle tien tegen de muur, met zoveel als ge daar staat ! Als het dàt is wat ge wilt, moet ge het maar zeggen ! Ik zal maar doen alsof ik niets gehoord heb en jullie kritiek nooit werd uitgesproken ! Ingerukt nu, en rap !"”

        Steiner slaagde erin bij de chef van de keuken, ook een oud-brigadist van de Spaanse burgeroorlog, voor Marco een beschut postje in het kampement los te peuteren, in de hoop dat zijn makker zo langzaam weer op krachten zou kunnen komen...Want hij voorzag dat de aanhoudende regens van de ‘Rasputitza’ het graafwerk aan de gracht tot een echt slavenlabeur zou maken waartegen zijn makker vast niet bestand zou zijn.

       En inderdaad, een week lang zwoegden ze in ploegen, zowel overdag als '‘s nachts, samen met duizenden lotgenoten uit àndere goelags én grote groepen vrouwen die uit de hoofdstad werden aangevoerd, om deze diepe, eindeloos lange tankgracht uit te graven. Vreemd genoeg leek ondertussen het front niet veel dichterbij te komen, als ze op het kanongebulder mochten afgaan...Waarschijnlijk ondervond de Duitse opmars evenveel last als zij van de overweldigende ‘Rasputitza’ die alle velden en wegen in één grote grauwe slijkpoel had omgetoverd...

        Misschien kwam het door de mist en de regenvlagen,  maar de fameuze Ruza-rivier kregen ze niet meer te zien. Niet dat hen dat veel kon schelen, want in de mythische kracht van deze Russische ‘Rubicon’ geloofden ze al lang niet meer...Het enige wat de goelagslaven nog een beetje interesseerde was hoe ze in deze benarde situatie, zo dicht bij het moordende front, zouden kunnen overleven... Hun beslijkte lompen kregen nauwelijks de tijd om een beetje te drogen en reeds na drie dagen waren de eerste zware zieken er van uitputting bij neer gevallen. En alsof dat slopende titanenwerk in regen en sneeuw op zích nog niet genoeg doden eiste, kregen ze bij elke opklaring nog aanvallen van laagvliegende Duitse jachttoestellen te verduren, die hen genadeloos met bommen en boordwapens bestookten !

        Zelfs Steiner begon er de moed bij te verliezen :"Shlomo makker, ik geloof nooit dat we hier nog levend uit deze slijkpoel gaan geraken !..."”

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
04-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 200
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42BIS:  HET GEWAPEND VERZET.                                          

 

In de zomer van '41 begon bij sommigen voor het eerst twijfel te rijzen over de Duitse eindzege, nog aangewakkerd door sluikschriften die hier en daar opdoken. Het Brits imperium hield onverwacht op alle fronten stevig stand en leek ook na de bizarre vlucht van Rudolf Hess (Hitlers 'troonopvolger') met een jachtvliegtuig naar Schotland niet door de knieën te gaan. De ontberingen van de voorbije winter, de almaar stijgende levensduurte en de voedselschaarste begonnen in België hun sporen na te laten, terwijl de steeds strengere Duitse dwangmaatregelen de ontevredenheid aanwakkerden...

Na de joden werden nu ook de communisten, de vrijmetselaars en iedereen met een van de Nieuwe Orde afwijkende levenshouding buiten de wet gesteld. De bestraffing van overtredingen werd steeds zwaarder ,ten gevolge van de krijgswet die na de capitulatie van het Belgische leger van kracht was geworden ,en voor het eerst dreigde de bezetter nu ook een paar wegens sabotage ter dood veroordeelden terecht te stellen. Toen de families van deze ongelukkigen in de pers opriepen om met deze zinloze en illegale sabotagedaden tegen de bezetter te stoppen, besefte ‘de zwijgende meerderheid’ langzamerhand dat er toch nog roekeloze landgenoten waren die hun eigen leven op het spel durfden te zetten bij hun verzet tegen de almachtige Duitsers. Maar jammer genoeg niet alleen hun éigen leven...     

Vooral daarom keurde het gros van de bevolking dergelijke provocaties van het Verzet en de eerste moordaanslagen op loslopende soldaten verontwaardigd af, mede omdat de bezetter op 28 december '41 ter afschrikking inderdaad 5 doodsvonnissen voltrok en alle gevangen communisten naar kampen in Duitsland deporteerde. Dit bekoelde gedurende een paar maanden de ergste heethoofden, die hun wraakacties nu meer tegen gekende Vlaamse collaborateurs richtten omdat het Duitse "straf-tarief" voor dergelijke "volkseigen" moorden veel lager lag.

Toen echter in de herfst '42 weer een tiental VNV-ers en Rexisten vermoord werden, dreigden deze organisaties het recht in eigen hand te nemen, zodat de Duitsers op 27 november '42 als zoenoffer opnieuw acht ter dood veroordeelden fusilleerden.              

Op wraak volgde weerwraak : voor 5 Duitsers en 17 collabo's die rond de jaarwisseling ''42-'43 door de "Gewapende Partizanen" werden neergeschoten, moesten 68 gijzelaars het met de dood bekopen .Gijzelààrs , en dus niét noodzakelijk de daders : meestal burgerlijke prominenten die met het moorden geen uitstaans hadden...           

Medio '43 schoten rechtse moordeskaders (zoals het "Veiligheidskorps Verbelen" en de "Brigade Z" van Rex) in actie om de laksheid van de Duitsers en het Belgische politieapparaat bij het opspeuren van de daders te "compenseren". Voor elke neergeschoten rechtse medestander vermoorden zij 3 gekende kopstukken uit het linkse kamp, meestal vrijmetselaars, zoals op 27/2/44 gouverneur Galopin van de Société Générale. Ook havenschepen van Antwerpen Erik Sasse viel bij hun eerste slachtoffers. Toen de partizanen uit weerwraak ook gezinsleden van de collabo's vermoordden, was het hek helemaal van de dam. Niemand voelde zich nog veilig en in een ware sfeer van een bloedige burgeroorlog ontstonden (uit enerzijds het rechtse kartel VNV-Rex-Devlag-SS en anderzijds de gewapende weerstandsgroepen) regionale gangsterbendes die er zonder het minste normbesef lustig op los moordden.               

Voor 1.150 vermoorde "zwarten" zullen minstens evenveel "witten"  - of beter gezegd "roden" - het met de dood moeten bekopen. Het was iedere dag wel iéts. Zo zal "Groep Verbelen", om de sluipmoord tijdens de dorpskermis op een Vlaamse Wachter te wreken, bij een razzia in de gemeente Meensel-Kiezegem (augustus '44) drie weerstanders doden en 89 burgers naar Duitsland laten deporteren, waarvan er 63 in het concentratiekamp zullen sterven...En nà de bevrijding vielen dààr in dit drama nóg doden bij de weerwraak van de "gezonde volkswoede"...In deze waanzinnige tragedie duikt doorlopend de naam "Merckx" op ,familie vàn...(zie wikipedia). Rond dezelfde tijd schoot de Waalse "Brigade Z" haar voorlopig laatste slachtoffers neer: wélgeteld 27 inwoners van Courcelles moesten met hun leven boeten voor de moord op de Rex-burgemeester van Charleroi en zijn vrouw.

De terreur en de doodsbedreigingen tijdens de laatste maanden voor de Bevrijding zou evenwel het moreel van de "zwarten" zodanig ondermijnen, dat ruim 20.000 onder hen in september '44 met de bezetter mee wegtrokken naar het schijnbaar veiligere Duitsland...       

Wie waren nu deze z.g. "gewapende weerstanders" ?  Zeker niet uitsluitend communisten, ook al kwamen de eerste acties van het gewapend verzet pas in de openbaarheid nà de Duitse inval in de USSR, toen de bezetter uit voorzorg honderden kaderleden van de KP aanhield. Voordien hadden de "roden" zich opvallend koest gehouden en zelfs dikwijls de pro-Duitse loftrompet geblazen, maar dat zou vlug veranderen. De goed georganiseerde celstructuur van hun afdelingen maakte het onderduiken in de illegaliteit makkelijker. Veel van hun leden waren gevluchte joden en (vanaf oktober '42) zij die weigerden naar Duitsland te gaan werken. Voor al deze onderduikers moest geld, rantsoenkaarten en valse papieren verzameld worden, en dat kon enkel via gewapende overvallen op banken en gemeentehuizen. Op zich had dat met "Verzet tegen de Bezetter" niets te maken, maar het was er wel een aanloop toe toen joden, om zich te wreken op het wegvoeren van hun familie, hun eerste Duitser neerschoten...             

De communisten waren dus vanaf de zomer '41 wel de motor van het gewapend verzet en onder hun impuls kwam het Onafhankelijkheids Front (O.F.-F.I.) tot stand. Daarin trachtten ze zoveel mogelijk kopmannen van àndere politieke strekkingen te betrekken, maar slaagden daar slechts gedeeltelijk in. In juli '43 werden weer een 100 KP-kaderleden door de bezetter opgepakt en dit verzwakte de communistische greep op het O.F.

Toch bleef de K.P. door haar radicale opstelling de spil van het gewapende verzet, met - medio '44 - een 30.000 leden. Zijn speerpunten, de "Gewapende Partizanen" (G.P.) en de M.O.I. (Main d'Oeuvre Immigré, hoofdzakelijk samengesteld uit jonge Oost-Europese joodse inwijkelingen) stonden onder leiding van oud-Spanje-strijders van de beroemde of beruchte Internationale Brigades.

Industriële sabotage en moordaanslagen op collabo's (maar ook op Duitsers) waren hun specialiteit en van de ongeveer 10.000 gewelddadige weerstandsacties die tijdens de bezetting werden gepleegd namen de 'Gewapende Partizanen' er zeker tweederden voor eigen rekening. Dit lokte dan ook zware represailles van de bezetter uit (zie Meensel-Kiezegem hierboven) , wat de bevolking tegen de G.P. in het harnas joeg. Maar zelf betaalden de G.P. en de M.O.I. ook een zeer zware tol en verloren ruim éénderde van hun effectieven. Dit martelarenschap werd later door de partij fel opgeblazen en politiek flink misbruikt.         

Tegenover (en niet nààst) de communisten stond het z.g."Nationaal Verzet", aanvankelijk gevormd door een dertigtal zeer dilettantistische groepjes. Na een pijnlijke natuurlijke selectie en véél "collateral damage" bleven er medio '42 een vijftal over. Daarvan was de elitaire "Groep G" met zijn amper 4.000 leden zonder twijfel de meest actieve. Op 26/1/42 gevormd in de schoot van de gesloten "Université Libre de Bruxelles" met veel ondergedoken joodse studenten, werd deze braintrust van meet af aan door de Britse "Secret Operations Executive" gestimuleerd en met allerlei uitrusting en wapens bevoorraad (meer dan 100 geparachuteerde containers). 

De "Groep G" beschikte over veel technische specialisten en had een waterdichte celstructuur. Hun stevig doordachte sabotageacties van kanalen en spoorwegen waren er steeds op berekend om met een minimum aan middelen een maximum resultaat te bereiken, zonder eigen personeel of de burgerbevolking in het gedrang te brengen. Toch werd een kwart van hun effectief gedood. In de nacht van 15 op 16 januari '44 lieten een paar "G-man" in de Ardennen een dertigtal hoogspanningsmasten springen waardoor de industrie van Wallonië en het Roergebied meer dan een maand zonder stroom viel. Deze stunt is de geschiedenis ingegaan als "La Grande Coupure". Voor de rest beperkte het gewelddadig optreden van Groep G zich hoofdzakelijk tot roofovervallen op banken en ravitailleringskantoren om hun leden te bevoorraden. Bij de bevrijding spanden zij zich voor 100% in om kostbare en voorname infrastructuur tegen de vernielzucht van het vluchtende Duitse leger te beschermen.         

Een andere anti-communistische weerstandsgroep bestond uit vrijgelaten krijgsgevangen militairen die, na een paar naamveranderingen, als "Armée Secrète - Geheim Leger" furore zou maken. Niet zodanig door brutale acties tegen de bezetter - al zijn die er zeker geweest - maar vooral door het optreden van zijn 36.000 leden tijdens de bevrijding. Door nalatigheid en ongeduld viel echter op 27 april '43 heel de staf in Duitse handen. Onze "regering" in Londen stond zeer wantrouwig tegenover deze autoritaire royalisten en zou hen pas eind '43 met wapendroppings beginnen steunen. Van in den beginne was het niet de bedoeling van het G.L. een overmachtige bezetter te provoceren. Het legde wél mobilisatieschuiloorden en wapendepots aan om - nà de landing van de geallieerden ,en enkel op bevel van Londen - achter de Duitse lijnen als een erkend en geregeld leger actie te voeren.  

Medio '44 begonnen ze wél driftig te dynamiteren. Maar in september kwam er, door de snelle opmars van de geallieerden van de Seine tot de Nederlandse grens, van een guerrilla achter de frontlijn niets terecht. Wél hadden ze een groot aandeel in de vrijwaring van de Antwerpse haven. Dit is waarschijnlijk de enige actie van het Belgische gewapend verzet die de ondergang van het Duitse leger daadwerkelijk heeft bespoedigd, zonder nadeel voor de bevolking.

Vanaf oktober '44 vormde het "Geheim Leger" de kern van de fuseliers-compagnies, die aan de zijde van de Britten en de Canadezen met succes in de Noorderkempen meevochten. Het G.L. verloor 4.000 man.                        

Los van het Geheim Leger stonden de "Belgische Militaire Verzetsorganisatie" en het "Bevrijdingsleger", (respectievelijk met 5.000 en 6.000 leden,) de "Belgische Nationale Beweging" (14.000) en de "Nationale Konings-gezinde Beweging" met 5.000 man. Deze groepen hielden zich slechts subsidiair met sabotage en geweldpleging bezig of waren er zelfs vlakaf tégen teneinde de bevolking te sparen.

 Dit gold eveneens voor de "Witte Brigade-Fidelio" (3.300 man) die vooral in de Antwerpse regio ageerde bij de openbare diensten en het onderwijs. Haar populariteit bij de schoolbevolking was de oorzaak dat in de volksmond op den duur alle weerstanders in Vlaanderen als "Witten" werden bestempeld, terwijl de praatzucht van de studentjes er voor zorgde dat veel (kleine) sabotageacties dikwijls faliekant afliepen en uiteindelijk een 400 leden het leven kostte.                                                                        

Dat het gewapend verzet vooral in Wallonië ageerde is geen bewijs dat de Walen betere patriotten zouden geweest zijn, maar werd in de hand gewerkt door de plaatselijk zwakkere Duitse bezetting en het feit dat de meeste onderduikers (ook uit Vlaanderen! ) zich veiliger voelden in de Ardense wouden.                                           

 Na de oorlog kregen hier ten lande 140.000 mannen en vrouwen (zowel Belgen als vreemdelingen en vaderlandslozen) een brevet van gewapend verzetsstrijder, waarvan ongeveer 10 % postuum...Zegge dus een 14.000 zielen.

Het officiële naslagwerk, de "Martyrologie van de Belgische Weerstand" ,houdt het op 8.371 vermoorde leden-in-bevolen-dienst...Dit is een verschil van zegge 5.600 doden, die dus niét als martelaar van het Belgisch Verzet werden geboekstaafd...Bezaten deze slachtoffers misschien niet het juiste paspoort ?...Of zou het soms zó zijn dat er bij de Bevrijding in september '44 té kwistig brevetten van gewapend weerstander werden uitgedeeld aan de zogenaamde 'late roepingen' ?...Een soort ultieme witwasoperatie voor de grijze twijfelaars en de vriendjes van de vriendjes ?...             

                                                Feit is dat de Belgische Gewapende Weerstand met haar illegale acties tegen de bezettingsmacht  véél meer onschuldige medeburgers de dood heeft ingejaagd dan dat ze er gered heeft ,- (Meensel-Kiezegem ,Courcelles ,gefusilleerde gijselaars of overleden weggevoerden naar de kampen ,enz enz...)- en met haar aanslagen véél minder Fritzen "om zeep bracht" dan ze daarna eigen medestanders verloor door de Duitse weerwraak. Om nog niét te spreken over de betwiste of mislukte sabotages ,zoals deze van de chemische fabriek van Tessenderloo die bij de ontploffing (29/4/42) het halve dorp mee opblies :100 doden en 900 gewonden ,véél kinderen ,géén Duitsers...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
03-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 199
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42:   HET THUISFRONT.

                       Westzijde, eind september '41.

          Dokter Loenders stapte van zijn fiets en ging de vroegere primeurs-winkel '“Au Jardin de Cadiz'’ binnen bij de familie De Handt. Van de vooroorlogse overvloed aan groenten en fruit was niets meer te merken en in de meeste schabben voor ‘Epices Exotiques’ achter de lange toonbank gaapten grote gaten. Nera, de oudste van de drie dochters, stond in de schemerhoek van de winkel met twee soldaten te konkelfoezen en leek niet erg scheutig om het onderonsje door de nieuwe klant te laten verstoren...

        De dokter trok zich van die twee jonge Duitsers niets aan en onderbrak autoritair hun flirterig gedoe:

         " ” Nera, meistje, ik heb niet veel tijd!  Je zustertje Nadine is er niet, hé ?”" Meer een vaststelling dan een vraag: ”" Zegt tegen haar dat ik haar verwacht tussen zes en acht vanavond, voor den uitslag!  Allee, salutjes !" ”

         Verbijstering alom bij het gezin, toen deze onheilsmare van de dokter in cascade van hoog tot laag werd doorgegeven. “Uitslag“? Wat bedoelde hij daarmee ? Steenzweren, schurft of zevenogen ? Want dat Nadine voor een paar onschuldige puisten sluiks naar de dokter was gelopen was sowieso al bij het haar gegrepen ! Daar moest wel iets ernstigs onder schuilen, vooraleer een volwassen meisje zo iets deed...Moeder zat van de hand gods geslagen in de keuken naar adem te happen en kreeg van Nera driftig frisse lucht toegewaaierd. Die reageerde steeds bitsiger op Erna, de middelste dochter, die met aandrang doorlopend dezelfde vraag herhaalde:

       " ” Zeg, hebt ge wel goed verstaan ? Zijt ge wel zéker dat hij sprak van ‘uitslag’ ?”...Want zijzelf zou toch gezworen hebben dat de "Kleine"’ nergens geen huiduitslag vertoonde, op heel haar lijf niet: ” We slapen toch in '’t zelfde bed:  dan zou ik dat toch moeten gezien hebben zeker !"
       ”  Paniek alom. Tot vader Jules, de pantoffelheld, de hoofdvogel afschoot met de bedeesde opmerking dat ‘meneer doktoor misschien bedoelde op de uitslag van een ONDERZOEK !  Hij werd door de drie vrouwen ter plaatse neergebliksemd !

"“ Wàt ON-DER-ZOEK ?! Wélk onderzoek verdimme! Heeft zij jou daar iets van gezegd ? Neen ? Zwijgt dan hé ! "”

        Want het idee alleen al, dat de kleine zich sluiks bij de dokter had laten ON-DER-ZOE-KEN, snoerde alle aanwezige dames de keel toe !  Wist Erna soms iets van een nieuwe vrijer, wilde moeder weten...Neen?...En die zwartzak dàn, Joseph, die twee maand geleden met de noorderzon was gaan lopen naar Rusland...zegt dat niet genoeg soms ! Maria-moeder-gods, een zwarte !  Een armoedzaaier uit een barak nog wel !  Ze mocht er niet aan dénken !...En Nera, die over het wasgoed ging: had die dan de laatste maand niet gemerkt dat de ‘banden’ van Nadientje er wél of niét meer bij waren ?! Ze had toch geen stront in d’' ogen hé !

      En terwijl iedereen diep in het geheugen groef naar data en merktekens, kiepte Nera als een volleerde Hercule Poirot de wasmand om in de garage op zoek naar een verlossend bloedspoor...

Niets...
Toen Nadine met de tram van Oostende thuis kwam en brutaal voor de vierschaar in de keuken met het drama werd geconfronteerd, wimpelde ze alle verdekte vieze insinuaties weg, maar wou verder niets lossen "“omdat het geheim was"”. Enkel toen haar moeder een collaps dreigde te krijgen, kwam de laconieke bekentenis “dat het waarschijnlijk iets te maken zal hebben met het Rode Kruis...

“Een onderzoek dat de doktoor bij het hoofdbestuur in Brussel had aangevraagd..."Maar alles over de werking van het Rode Kruis valt onder secret médical,  daar mag ik ni van klappen !" ”

En stijf rechtop sprong zij op de fiets en peddelde vrolijk naar het dorp...Wat dachten al die wijven thuis wel van haar, zeg !

En inderdaad, het bleek te gaan over de Birnbaums,  het onderzoek naar hun verdwijning tijdens de eerste dagen van de oorlog!  Loenders vertaalde voor alle zekerheid het korte briefje van het "‘Croix Rouge de Belgique".’ 

" Het IRC kan bevestigen dat de vier familieleden Birnbaum – - en hier staan de voornamen en geboortedata van de twee moeders met elk hun dochter - in Engeland geïnterneerd werden sinds 20 mei 1940 als statenloze, ex-Duitsen. Gezondheidstoestand zonder opmerkingen. Laatst gekend interneringsadres:  German Womens Internment Camp Number 6, Harlton House, Brixton Road 14, SOMMERSET. Een later transport naar nieuw verblijfsoord in de nabije toekomst waarschijnlijk...” Dat wil dus niét zeggen dat ze daar nù voor het ogenblik nog verblijven hé! ...Die situatie dateert misschien van zes-zeven maanden geleden, wegens de verschrikkelijke dode tijden in de administratie van het IRC zelf, en het simpele feit dat alle brief-verkeer naar Engeland over het neutrale Zwitserland moet lopen...Maar we weten nu toch dat ze, na hun deportatie op 10 mei ’40 uit Oostende, levend aan de overkant zijn aangekomen en daar deftig werden opgevangen. Als ge dat al aan uw vriend kunt melden, zal hij daar zeker troost en steun in vinden..."”

          Nadine was met dat formidabele nieuws echt in de zevende hemel, vooral omdat ze thuis ongestoord voort kon pronken met haar ‘groot geheim’ waarover ze slechts héél zuinig tekst en uitleg gaf...En nog kon nagenieten van de plotse commotie die haar vermeende wilde liefdeleven had veroorzaakt :"” Ja salut hé !  Ik ga me daar een beetje zwanger laten maken door een kloot lijk Joseph Petré !  Wat denken die wel van mij, zeg !" ”

 Via Olgatje Erte – - die voor de rest helemaal niet opgezet was met de boodschap van ‘die vamp’ - had Nadine  Leon laten verwittigen dat ze hem zondag na de mis dringend moest spreken in ‘Het Paard’..."”Zegt maar dat het over de Birnbaums gaat...”"

       ‘Het Paard’ was wel geen café voor een deftig meisje als zij, maar Leon leek dat niet te merken en bestelde zelfzeker "“ Nicolletje, twee Faro’s!"”, zonder eerst naar de voorkeur van Nadine te vragen.

"“ Zijn we daarvoor niet te jong ?"” vroeg ze benepen.

         "“ Nicolle kent mij hier als matroos van Pylieser en gaat dié zeker niet tegen z'’n kar rijden, zo'’n goeie klant !  En zegt een keer: hoe gaat het met dien Birnbaum ?...Naar Frankrijk gevoerd hé...Ik heb die jood anders nooit erg gemogen, maar allee: '’t was Joseph zijn vriend...”"

         Toen ze hem uitlegde dat haar inlichtingen niet op Arthur sloegen, maar op het verblijf van diens moeder en tante in Engeland, samen met die twee knappe dochtertjes, draaide hij al wat bij: ”" Ja, vooral die Bette is een ferm mokkeltje... Maar niet tegen Olgatje zeggen hé ! ”"

           Zo, het ijs was gebroken. En binnen het uur hadden ze bekokstoofd dat zijzelf wel die Engelse adresgegevens naar Arthur zou overmaken in een brief naar Frankrijk, en dat Leon naar Joseph zou schrijven in Rusland.

        " Ik zijn anders zo geen straffe in het brievenschrijven..."” bekende hij, maar misschien zou tante Jetje wel een handje kunnen toesteken...

         

Dat kon ze :" ” Noteert maar vooraf alle punten waarover ge wilt vertellen en de zaken die een jongen aan het front kunnen interesseren, dan gaan wij daar samen op een avond wel wat schoons van maken. Eerst in '’t klad hé, dan kunt ge die later overschrijven in ’'t net, lijk vroeger met Nieuwjaar!  Ik had hem zélf natuurlijk ook al lang een brief moeten sturen, maar ge weet hoe dat gaat...”"

 En week later had hij heel zijn oeuvre in stukken en brokken te boek gesteld...

 Westzijde, den 26sten september 1941.

Beste broeder Joseph,

Tante Jetje en ik hebben ons samen gezet om u al het nieuws van thuis te berichten. Wij zijn nog allen in goede gezondheid en bidden god dat hij ook u beschermt in deze zware tijden. Nadine De Handt liet mij weten dat ze bericht kreeg vanuit het roodkruis in Zwitserland dat de moeder en zuster van Arthur samen met zijn tante en koezine Bette goed aan de overkant zijn geraakt. Dat was in mei van 1940. Nadine stuurt hem het adres waarachter hij gevraagd heeft in zijn vorige brieven, zodat hij gerust is en hun rechtstreeks een brief kan schrijven...

            Zo, dat was al een serieus begin! Jetje had erop gedrukt dat ze beter het adres in Engeland niet voluit konden vermelden in een brief naar een Oostfronter. De Duitse censuur zou daarover wel eens kunnen vallen en Joseph allerlei last bezorgen...Dus hield hij het zo neutraal mogelijk.

 Gij zult het daar nog niet gehoord hebben, maar Lierse is Belgisch voetbalkampioen geworden, al hadden wij liever den ASO van Oostende weten winnen. Dat is in ons stamcafé’s niet zwaar gevierd geweest, omdat alles duurder is geworden en veel eetwaren kortelings gerantsoeneerd werden om tegen de hoge prijzen van de zwarte markt te kampen. Maar omdat ik op de Astrid goed verdien, kan ons moeder in Oostende nog van alles kopen onder den toog en zo stellen wij het thuis opperbest...

           Die laatste zin wou Jetje er absoluut in krijgen.  “ Zo weet hij toch dat hij een moeder en een broer heeft die voor hun gezin zorgen! ”...Er onder verstaan dat hij dat ook beter had gedaan, in plaats van met een zotte kop naar Rusland te vluchten! En een vage insinuatie over de verdachte interesse van Marie voor de zwarte kantjes van Oostende mocht ook niet ontbreken...

         " “ Maar mijn blad is al half vol, en ik moet nog van alles schrijven over de ‘Astrid ’! " ”       "“ Er is niemand die zegt dat ge maar één blad moogt schrijven, hé vent !  Vooruit !”"

 “ In Nieuwpoort zijn we weer met veertig vissersboten die binnen de 5 km van de kustlijn mogen varen. Maar omdat ze geen snelboten meer over hebben om deze te bewaken hebben de Duitsers een nieuwe regeling ingevoerd. Ze sturen met iedere groep van twaalf boten één schildwacht mee die van tijd een handje toesteekt en in de winst deelt. Omdat er zoveel binnengehaalde vis in '’t zwart wordt verkocht verdienden de schippers geld lijk slijk. Nu moeten ze voortaan alle vangsten melden aan de Corporatie en de vangst verhandelen langs de vismijn. Maar veel verschilt dat niet, want de schippers hebben er al van alles op gevonden om te ontduiken. De Pylieser heeft met zijn zwart geld drie Deense visserssloepen kunnen kopen die de Duitsers omgebouwd hadden voor de invasie van Engeland die ze vorige zomer van plan waren. Maar naar ze zeggen is dat plan afgelast, en lagen die schone schepen maar te roesten in het Sas. Den Duits wil nu van al die overschot verlost worden tegen een zacht prijsje. Daar heeft de Gerard van geprofiteerd”"

          “" Oei-oei-oei ventje !  Daar gaat ge zékers last mee krijgen !  Zo open over de boten schrijven !  En al dat geknoei op de zwarte markt gaan ze er op de control van de brieven zékers uitvegen ! "

         “" Maar enfin Jetje, ik kan toch niet schrijven over de engeltjes en het kinneke Jezus !  Het zijn toch geen leugens dat ik vertel !" ”

       " Tegen leugens gaan ze niet reclameren,vent !  Maar 't is de waarheid dat ze niet kunnen verdragen !  Dat van die Deense boten en de afgelaste landing in Engeland geraakt nooit door de control, let op mijn woorden !"”

"“ Dan kan ik net zo goed nog een beetje doorduwen !"”

 “ Aan die boten is vaneigens nog veel aan te repareren om ze weer geschikt te maken voor de kustvisserij. Maar de eerste, de ’Octavia’ zou al van stapel kunnen lopen in de lente van te naaste jaar '’42. De tweede, de ‘Stephanie’ zes maanden later. Ikzelve gaan avondcursussen volgen en hoop tegen dàn mijn brevet van machinist te krijgen op één van die nieuwe schepen...Maar wij horen dat de oorlog in Rusland goed vooruit gaat, dus tegen die tijd zult ge wel weer thuis zijn...In de week heb ik geen okkazie,  maar de zondagen vrij ik weer volop met Olgatje in cinema Nova en de crèmerie waardat zij verzot is op damblans met chocolat. Ze vind de prijs op de zwarte markt schandalig kostelijk, maar ik moet daar eens mee lachen ! ”

            "“ Ge gaat het toch niet te vettig maken, hé ventje, met al dat gesmos ! ...En door met dat geld stoeffen lijk een dikke oorlogswoekeraar maakt ge uzelf nog degoutanter, weet ge dat ! ?”"

         " “ Maar enfin Jetje, ik werk toch voor mijn geld !  En dat ons moeder mij een dikke zondag geeft, is toch héél normaal !  En als mijn lief verzot is op crème met chokolat, kan ik het toch beter dààr aan verdoen dan aan de negers van de missies hé !  Ten andere, ik moet Joseph nog vertellen waarom ik nu al mijn zondagen vrij heb hé !" ”

         Ze keek hem streng in de ogen: "” Opgepast hé, dat ge geen vuile praat vertelt, of ik doen niet meer mee !" ”

 “ Door al dat vrijen met haar, had ik niet veel tijd meer om nog  met het Nieuwpoortse Blauwvoetvendel op te trekken. Maar op '’t laatst van augustus hielden ze een kamp in de duinen van de batterij. Ik wilde toch een avondje meedoen aan het kampvuur en in de tent slapen bij de nieuwe leider François Dupong. Maar die kon zijn poten niet thuishouden en dat is midden in de nacht uitgedraaid op een paar ferme koeken in zijn bakkes en een blauw oog voor mij. Ons moeder is eens goed van haar neus gaan maken bij de NSJV-leiding van Nieuwpoort en naar '‘t schijnt gaat die smeerlap daar buitenvliegen, maar ik heb daar niets meer van gehoord.”

 Jetje haakte af en begon preuts aan de afwas:" ” Ik peins dat ge mij verder kunt missen om nog vuile praat te schrijven !  Doe maar op, maar zonder mij ! ”"

          Leon grinnikte enkel, want ze hoorde niet in àlles wat hij schreef haar korreltje zout te steken !  Dus vooruit met de geit !

 “Ge hebt de hartelijke groeten van de Jupp. Hij vraagt nog een keer te peinzen aan het recept voor de toverdrank hetwelk hij u gaf voor uw vertrek. Hij komt hier ‘snavonds nog regelmatig een teljoor soep meeëten, soms samen met zijn vriend Ferdi, soms alleen. Om naar de radio te luisteren, lijk hij zegt. Maar ik denk dat hij een serieus lodderoog heeft op ons moeder. Tante Jetje zegt van nee. Maar die heeft zélf een vrijer in Oostende, heb ik verstaan. Waardoor ze in '’t zelfde schuitje zit lijk ons moeder en ook liegt dat ze blauw ziet.”

            Nu kwam het lastigste deel: hem vertellen dat er in feite niemand wakker lag van zijn vertrek naar het front in Rusland. :"De meeste mensen van het dorp, als ge die zo bezig hoorde op café, geloven niks van de bolsjeviekse bedreiging van het christengeloof, zoals de gazetten en de paster hen trachtten wijs te maken"

Schipper Pylieser, toen die over het nakend vertrek van Joseph hoorde, reageerde net zoals Jupp: ”" Die stomme kloot !  Dat een gestudeerde mens zich zó door die propaganda laat vangen, dat verstaan ik niet ! ”" Dezelfde verbijstering als moeder de eerste dagen na zijn vertrek had laten blijken, vóór ze haar oudste zoon definitief uit haar leven schrapte. Telkens Leon nu in haar bijzijn, tegen Jetje of Jupp of iemand ànders, over Joseph begon, klapte moeder dicht als een oester en wendde zij zich af met een verbeten trek om de mond...Bij dié had Joseph het zéker verbrod ! ...

         En zelfs bij Nadine –,die toch al een hele tijd met Joseph ‘liep’ vooraleer ze die ruzie kregen –,had Leon die kleinerende afkeuring gevoeld, alsof zijn broer haar had verraden. Toen hij samen met haar in ‘Het Paard’ besprak hoe ze het goede nieuws over de Birnbaums zouden verspreiden, had ze direct voorgesteld dat ZIJ wel een brief naar Arthur zou schrijven, en HIJ naar Joseph!  Van hààr moest zijn broer blijkbaar ook niet veel morele steun en aanmoedigingen verwachten !  

Neen, hij moest nog éérst eens goed nadenken hoe hij zijn brief met ‘de-groeten-van’ kon sluiten zonder hem te kwetsen...Er moest toch iémand zijn die om hem gaf...

         Die avond verschoot Marie zich een bult toen plots burgemeester Engelborghs met de fiets haar koertje opdraaide. Ze had nauwelijks de tijd om haar handen aan haar voorschoot af te vegen en ‘meneire’ stapte al haar keuken binnen.

        "“ Ha Maria!  Lange tijd niet gezien hé ! "” 

      "“ Tegen wie zegt ge '’t, meester !  Ge gaat toch niet proberen mijn tweede zoon zijn kop zot te maken met de politiek hé !" ” De sneer was eruit voor ze het wist: ” "Eén per gezin zal wel genoeg zijn zekers ?!"”

        "“ Oei, ik kom gelijk wat ongelegen...”" Hij lachte wat schaapachtig: ”" Neen, '’t is om u het bladje te geven voor het thuisfront. En het héét ook zo: ’ONS THUISFRONT’ Er staat vooral in waarmee we onze jongens in Rusland kunnen steunen, want ge gaat toch verstaan dat onze soldaten aan het Oostfront het niet gemakkelijk hebben, nu het gaat winteren !  Een warme sjaal, gebreid door moeder de vrouw, zal die mannen echt deugd doen !  En iedere week een kort briefje mogen ontvangen met nieuws van thuis is écht een broodnodige steun voor die gasten !  Daarenboven heb ik menen te verstaan dat de Joseph nog niet teveel van zijnen thuis ontvangen heeft, hé Maria !  Een beetje goed nieuws zal die zeker kunnen gebruiken !  Want tenslotte,  het Oostfront is geen villégiatuur hé ! ”"

         Marie had zich tijdens deze preek zichtbaar staan opboeien en barstte toen los :" ” Het oostfront ? Ha burgemeester, zit hem dààr !  Ik heb hem al twee maanden niet gezien of gehoord, maar als gij zegt dat hem dààr zit !  En hoe is hem dààr terecht gekomen, denkt gij ? Want ik heb hem daar niet naartoe gestuurd, weet ge !  Contrarie, ik heb zelfs de laatste dag vóór hij ging tekenen in Oostende nog op uwen dorpel op mijn knieën gelegen en u gesméékt hem dat te beletten ! En weet ge nog wat ge toen gezegd hebt, Menère Engelborghs ?...Dat hij achttien was, en dat ge er niks tegen kont doen !  Maar eerst zijn kop zot maken met al uw leugens, dààr kont ge wel iets aan doen hé ! ”"

             Hij stond met zijn mond vol tanden terwijl Marie een snik verbeet en hem opnieuw de wind van voren gaf: "“ En slaat het hem wat tegen, daar aan dat verdoemde oostfront, zegt ge ? Heeft hij een tekort aan warmte, en een wollen sjaal nodig tegen het slechte weer ? En nieuws van thuis tegen het hartzeer ? En ge vindt niet dat eerder diegenen die hem in die stront hebben gestort ervoor moeten zorgen dat hij het er goed heeft, daar aan het front, een warme sjaal krijgt en zoete woordjes tegen het hartzeer ?... Luistert: als hij het komende winter warm wou hebben, hé Engelborghs, dan had hij maar simpelweg bij mij moeten blijven !  Bij mij had hij niets tekort gehad: goed eten genoeg en een stoof die altijd brandde !  Maar gij hebt hem hier weggelokt met uw schone beloften, Engelborghs, dat hij Kapitein kon worden op een wit paard !  Wel, geluk er mee !  Houdt uw beloften, maakt hem Kapitein en zorgt GIJ dat hij er content is, daar aan het Oostfront !  Maar komt niet meer bedelen voor een sjaal rond zijn nek en een kruiske op zijn voorhoofd, hé vent !  Dàt is gedaan ! "”

          Door het rode waas voor haar ogen duurde het even voor Marie zag dat ‘den burger’ terug op zijn fiets was gekropen en stoer de aftocht had geblazen...Ze grijnsde met tranende ogen, opgelucht dat ze het eindelijk gezegd had gekregen...

          Maar tegelijk begreep ze ook dat Engelborghs haar dit affront vroeg of laat betaald zou zetten ! ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 198
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B41.  HIER TEMT MEN LEEUWEN !

 Vjasma (Rusland),begin september 41.

        " “Al bij al mogen we nog niet klagen, vind ik..."” bromde Steiner. Hij gaf de ruw gerolde maïssigaret door aan Marco, die half liggend naast hem tegen de warme buitenmuur van de tractorenloods naar de stoffige zonsondergang staarde...Nochtans konden de vele rosse brandwolken aan de westerkim zijn optimistische kijk op de huidige toestand maar moeilijk rechtvaardigen...Om nog niet te spreken over de regelmatige oprispingen van de blaffende luchtafweerkanonnen, dicht bij de hoofdstraat achter de kale heuvelrug...Daar brak nu juist weer de hel los! Marco werd er even door afgeleid alvorens te reageren. ..

"“Niet klagen ?...Hoe bedoel je dat ? Hoera, we leven nog ?"” Hij ging met een pijnlijk grimas een beetje verliggen:"Ik ben wél akkoord dat we al dikwijls aan de dood zijn ontsnapt ,maar moeten we daarom van geluk spreken dat we nog leven ?...Wat voor een rotleven hebben we de laatste twee jaar niet gehad, zeg ! ...Ik heb er verdomme maandenlang over gepiekerd om mezelf op te hangen ! En jij vindt dat we niet mogen klagen ! Merci hé ! Het is niet omdat het leven hiér voor het ogenblik wat draaglijker is, dat ge al de rest moet vergeten hé ! ..."”

"Allée kom Marco, niet zagen hé vent ! ...We hebben het toch zelf opgezocht hé, het avontuur vol ups en downs , wég uit het grauwe, eentonige gezeik van alle dagen ! Of niet soms ?..."”

"“ Zég ! Laat me niet lachen hé !  Hoe zou je ons avontuurlijk bestaan hiér dan willen noemen ? Dwangarbeid voor onze geliefde Stalin ,vol kleurrijke afwisseling misschien ?...In ons eerste werkkamp aan de stuwdam van Dnjepropetrovsk, twee jaar geleden, was ik màànden aan een stuk zo ziek als een hond door de zonneslag die ik tijdens onze ontsnapping met de roeiboot naar Sète had opgescharreld ! Ik kan je verzekeren ,gast : plezierig is ànders ! ...Al is het een wonder dat je me er toen hebt doorgesleurd...Echt een wonder !" ”

"“Niet overdrijven hé vadertje ! '’t Was zuiver toeval dat ik toen in ons eerste sovjetwerkkamp op Julio ben gevallen: dien oude vriend uit de burgeroorlog. En dat hij bij de stuwdam overste was van de zesde betonploeg en er zijn weg kende...HIJ heeft je er destijds doorgesleurd, met al zijn duistere relaties in het zwarte circuit: ik kende daar geen kat om hulp aan te vragen en wist er in feite van toeten noch blazen...En vergeet ook onze vriend Shlomo niet, die je toen verzorgd heeft als de beste infirmière ! Ikzelf had daar geen verstand van..."”

"“Bon, natuurlijk heb ik veel aan onze vrienden te danken: daarover zult ge mij niet horen klagen ! Maar voor mij was Dnjepropetrovsk hoe dan ook een ware hel , een vreselijke periode die ik niet rap zal vergeten !...Ook toen het weer winter werd en er door de vorst op de stuwdam geen beton meer kon worden gestort heb ik ferm met de poepers gezeten dat ze mij zouden dumpen ! We werden gelukkig overgeplaatst naar het staalcombinaat van Smolensk: ook niets om over naar huis te schrijven, hé ! Al zaten we daar wel deftig beschut tegen de kou...!"”

"“ En geef toe: ook dààr werd je door de kameraden goed beschermd en verzorgd!" ” 

         "Helemaal akkoord, maar toen eindelijk de dooi intrad en er sprake was om met heel de ploeg in de bossen van Katyn die zogenaamde onderaardse bunkers te gaan uitgraven, heb ik sterk overwogen er een eind aan te maken...Want ik wist dat ik deze zoveelste beproeving niet zou overleven, en ik dankte er voor om in dat ijskoude slijk van het bos aan een dubbele waterfleures te kreperen! ...Gelukkig hebben jullie alvorens te vertrekken gezorgd dat ik in Smolensk kon achterblijven en als zieke vrijgesteld werd van buitenwerk. Tijdens die rottige lente van '’40 heb ik bij de warme staalwals héél dikwijls aan jullie smerig arbeidskommando moeten denken...Wekenlang ronddabben in regen, sneeuw, vorst en dooi, alles dooreen ! Niet verwonderlijk dat er in dat bos bij jullie toen verschillende makkers de pijp zijn uitgegaan ! Torro...en Julian ,Heinz en Gustav...en wie nóg allemaal !... Ikzelf zou er zeker ook bij zijn geweest, met mijn zwakke gezondheid..."”

"“ Wel, zoals ik juist zeg: al bij al mogen wij niet klagen ! Van de tien jaar dwangarbeid hebben we er al twee achter de rug en we leven nog altijd! ”"

      "“ Dat is ook al wat ik ervan kan zeggen: we leven nog altijd...Maar hoe! ?...Jij springt nu misschien een gat in de lucht, enkel omdat de N.K.V.D.-wachten jullie na de graafwerken in dat bos niet terplekke hebben omgelegd ! Maar zeg nu zelf Rudi: als enkel ‘het "niet-gefusilleerd-worden"’ jouw maatstaf is voor een gelukkig leven, merci hé vriend ! Een kinderhand is rap gevuld !" ”

    "“ Inderdaad, we zijn toen in Katyn waarschijnlijk nipt aan de dood ontsnapt...Wie zal het zeggen..."”

     "  “ Wie ?...Maar iedereen man ! ...Je zei zelf dat de putten, die jullie daar moesten delven voor het zogenaamd ondergronds bunkercomplex met de dag méér op toekomstige massagraven begonnen te lijken ! En je weet ondertussen toch ook wel dat die beesten van de N.K.V.D. niet graag levende getuigen achterlaten als ze van plan zijn een slachtpartij aan te richten ! Ik heb van alle kameraden gehoord dat ze na de afwerking van die grote diepe kuilen met een duivelse schrik zaten ter plekke door die moordenaars te worden neergeknald en in de putten gekieperd te worden die ze zelf hadden gegraven ! Dat lag toch voor de hand !" ”

  “ "Akkoord, dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van die smeerlappen, maar aan deze afloop heb ik nooit durven doordenken, anders word je zot ! En ik begrijp nog altijd niet hoe we daar aan ons noodlot zijn ontsnapt... Maar hoe dan ook, dat incident is voorbij en we leven toch nog hé ! Daarom herhaal ik dat we tot nu toe van geluk mogen spreken: het had véél en véél slechter kunnen aflopen ! ...Op die twee jaar strafkamp hebben we van onze honderd kameraden er nog maar een stuk of acht verloren: als ik goed kan tellen nauwelijks vier percent per jaar ! Ik herinner mij dat er vijf met een fleures achterbleven in het bos van Katyn, plus die drie deserteurs tijdens de hete zomer van ’40, na hun mislukte ontsnapping uit de stoffige graansilo’s van Minsk..."”

         “" Okee Rudi, zeg er de rest ook maar bij ! Hoe die zotten door de N.K.V.D. naar ons kamp werden teruggebracht en voor onze neus publiekelijk werden opgehangen ! Met het klassieke plakkaat rond hun nek :" ”Hura, hura ! Ich bin wider da !" ” In het Duits alstublieft, alsof de sovjets vreesden dat we hun humor in het cyrillisch niet zouden snappen ! ...Dat was daar in die hete graansilo’s van Minsk waarschijnlijk hun manier om onze arbeids-vreugde wat aan te wakkeren ! ...Het heeft in elk geval een bruusk einde gemaakt aan onze plannen om er eveneens onderuit te muizen ! De leeuwen waren inééns getemd!" ”

         "“ Ja “ zuchtte Steiner: ” Effenaf waanzinnig als ge er nu aan terugdenkt! Onze vriend Shlomo hier, die hoopte bij het laden van zo'’n goederentrein zich tussen de zakken tarwe te kunnen verbergen en, onderweg naar Duitsland, ergens in Polen te kunnen uitstappen ! Ge moet écht een geleerde professor zoals hij zijn om zoiets onnozels te kunnen uitkienen!" ”

        "“ Dan vond ik óns plan, achteraf beschouwd, al even zot ! ” Marco grinnikte zuur: ” Weet ge nog wat wij nauwelijks een paar maand làter zelf van plan waren ?...Tijdens onze graafwerken aan de Stalinlinie, in de herfst van ’40 ?... Wij wilden aan de kaai van Orsja sluiks in een rivierlichter kruipen en als blinde passagier de Dnjeper afvaren ! En vanaf de monding op één of àndere manier trachten in Roemenië te geraken: als waanzinnig plan kon dat ook tellen hé !" ”

           " “ Dat zal de komende winter in elk geval niet meer waar zijn, nu de moffen blijkbaar toch al Smolensk hebben veroverd ! ”"

      " “ Als het zover is, zien we dat wel weer...Door het uitbreken van de oorlog, nu een dikke twee maand geleden, zal er natuurlijk veel veranderen, dat spreekt vanzelf.. Maar ondanks de vreselijke gevechten van de laatste tijd zijn we hier toch nog nooit door de moffen gebombardeerd, en ook aan de rest van de oorlogsmiserie zijn we tot nu toe mooi ontsnapt ! En érgens gaan ze die moffen toch wel stoppen hé ! Moesten we hier, op onze huidige kolchoze, héél de winter kunnen blijven, dan zouden we toch ferm onze pollen mogen kussen hé! ...Want geef toe, Marco: zo goed als hier hebben we het nog nooit gehad! Zelfs nog stukken beter dan in jou staalfabriek van Smolensk !" ”

       Marco schokschouderde enkel en tastte naar zijn kop :"” Touchons du bois !" ”

      De dwangarbeiders van Steiners strafcommando lagen inderdaad reeds twee weken als dikke luizen ingekwartierd op een groot collectief landbouwbedrijf bij de stad Vjasma, nauwelijks een paar kilometer naast de grote steenweg die van Minsk over Smolensk naar Moskou liep. Ze sliepen er per groepen van vijfentwintig man in vier bijgebouwtjes van de reusachtige tractorenloods, dik in het stro...Officieel moesten ze wel voor hun eigen fricot zorgen, maar in feite aten ze ‘stoemelings’ mee van de gaarkeuken die voor het burgerpersoneel van het grote landbouwbedrijf kookte...Van de NKVD-wachten mochten ze daar enkel wat tafelresten en keukenafval ophalen, maar de kokkinnen zorgden er steeds voor dat er voldoend maïs-pap en vette koolsoep over was waarmee de gestraften hun buik konden vullen! Sinds ze hier op de staatshoeve lagen moesten ze voor het eerst niet meer met honger in hun nest kruipen, en dat alleen was al een reusachtige vooruitgang. Bij wat de toekomst kon brengen zouden ze zich toch moeten neerleggen: voorlopig geen probleem...

     Want als kers op de taart bestonden de verschillende werkploegen van de kolchoze voor driekwart uit potige vrouwen: blonde en bruine, rosse en zwarte, van alle leeftijden! Daar moesten de strafgevangenen ook met hun fikken afblijven,maar ook deze natuurlijke honger wisten de dompelaars op één of àndere manier te stillen...Bij de meesten volstond het zicht op al die rondingen om hun natte dromen opnieuw van de nodige brandstof te voorzien. Maar zij die de jacht op de vrouwen al hadden afgezworen moesten het stellen met de aangedikte verhalen van enkele stoutmoedige geilaards, die het, ondanks streng verbod, tóch nog waagden om '’s nachts op strooptocht te gaan in de verduisterde vrouwenkamers.. Met méér dan bevredigend succes, als je die macho’s tenminste mocht geloven...

          Ook het werk viel al bij al nog mee. Ze moesten op een paar kilometers van de kolchoze, onder leiding van militaire ingenieurs, wéér ondergrondse kazematten en bunkers bouwen, maar échte ditmaal ,plus de schootsvelden ontbossen en de toegangswegen verbeteren. Zuivere routine, en in feite een voortzetting van soortgelijke klussen die ze vorige lente aan de Stalinlinie hadden uitgevoerd, op de oostelijke oever van de Dnjeper bij de stad Orsja...Maar destijds was de oorlog nog niet uitgebroken en ging alles nog zijn gezapig gangetje...

       Maar nu werd nogal paniekerig met hen omgesprongen ! Hier aan de Vjasmalinie kregen ze nog nauwelijks de tijd om hun bouwsels half af te maken, of er moest een kilometer verder alweer aan iets ànders worden begonnen ! Al wisten ze nu - dankzij de dagelijkse toespraak van hun Politruk (soort politieke commissaris die hun ‘vaderlandse geestdrift’ in het oog hield) – dat ze géén stom strafwerk meer verrichtten, maar meevochten voor het naakte overleven van de Sovjetunie. Met hun labeur hielpen ze zogenaamd het Rode Leger weerstaan aan de moordende pletrol van de verraderlijke Duits-fascistische horden...Terwijl diezelfde meneer hen juist vóór het uitbreken van de oorlog nog doorlopend uitschold voor ‘fascistenhonden’...

      Voor zover zij het konden volgen, concentreerde het krijgsrumoer zich langs de hoofdbaan naar Moskou en zorgden de luchtgevechten tussen de sovjetjagers en de Duitse bommenwerpers daar hoog in de blauwe lucht doorlopend voor spannende afleiding...De bewakers dreven hen wel steeds opnieuw tot meer spoed aan, maar wisten blijkbaar ook niet goed hoe ze op de dreigende nadering van de Duitse tankspitsen moesten reageren...Veel nieuws van het front sijpelde er ten andere niet door tot bij de strafgevangenen, maar het was voor iedereen nu wel duidelijk dat het zeer slecht ging met het onoverwinnelijke Rode Leger ! Zéér-zéér slecht !

     Immers, in de dikke twee maanden die sinds de Duitse inval waren verlopen, hadden de fascistische horden reeds half Wit-Rusland veroverd! Dat was zonneklaar, ook zonder de officiële bevestiging van de Politruk...Nu ook de Dnjeper hen niet had kunnen tegenhouden was dus ook de mooie stad Orsja in hun klauwen gevallen. De zogenaamd onoverwinnelijke Stalinlinie, de tientallen bunkers op de linkeroever van die stroom,waar Steiner met zijn goelag nog maandenlang aan gezwoegd hadden: ze hadden blijkbaar de stormloop van de Hunnen niet kunnen breken... Verdomme, al die moeite voor niks !

         Nu werd al rond gefluisterd dat de Fritz reeds bij Smolensk zou staan, een slordige 70 kilometer ten óósten van Orsja ! Frontsoldaten die daar vorige maand door de moffen werden omsingeld maar nog door de bossen uit hun ijzeren greep waren ontsnapt, werden nu hier in de Vjasma-linie opgevangen en opnieuw uitgerust. En de stroom burgervluchtelingen, die gestaag door de omliggende boswegels naar het oosten trokken, kwamen soms hier op de kolchoze voor een nacht schuilen...Het deed Steiner wat denken aan de vlucht van de Spaanse republikeinen naar de Franse grens, februari ’39: zelfde paniek, zelfde miserie, ook al waren het toen vooral mannen die de benen namen. Hier zag je enkel boerinnen, met hun kroost op panjekarren vol rommel, het steppenpaardje soms gemend door een stugge grijsaard, en achteraan één of twee koeien gebonden... Allemaal slachtoffers van de ‘politiek van verbrande aarde’: verdreven uit hun dorpen door de NKVD, die àchter hun hielen alles in de fik hadden gestoken! Met slechts één ordewoord: ”Vort ! Richting Siberië ! ”

         De dwangarbeiders mochten niet met deze sukkelaars spreken, maar Julio had dit beangstigende woord 'Siberië' opgevangen bij een dik mens van de keuken, die ook vreesde één dezer dagen met heel de kolchoze naar dààr te worden geëvacueerd... Juist vóór de natte herfst dat warme nest hier te moeten achterlaten voor een onzekere zwerf-tocht door de bossen naar Siberië: iedereen had er een heilige schrik van ! ...Maar het was algemeen gekend dat àlle bedrijven die hier voor de Duitse veroveraars moesten wijken, achter het Oeralgebergte terug zouden worden opgebouwd...Maar “achter het Oeralgebergte” lagen slechts  onmetelijke ijsvlakten, tienduizend kilometers diep ! ..

            De laatste nacht hadden ze in de verte reeds kanongebulder menen te horen, waarschijnlijk omdat de wind uit de goede hoek blies...Want tenslotte lag hun kamp, hier bij Vjasma, toch nog 150 kilometer van de gevechten bij Smolensk vandaan, volgens de politruk...Toch nog op een veilige afstand, zou je zo zeggen...Al vond iedereen het een verbazend natuurfenomeen dat het doffe krijgsgewoel ’s nachts zo ver te horen was...Maar uit angst door de zenuwachtige NKVD-zombies neergeschoten te worden als ‘defaitist’,durfde niemand te opperen dat de vijand sinds de laatste berichten mogelijk toch een beetje voorbij Smolensk was doorgedrongen...En naar zij vreesden ,vroeg of laat– maar toch waarschijnlijk zéér binnenkort - riskeerde hier voor de poort te verschijnen ! ...En wat dàn ?!...

       De meeste kameraden hoopten dat ze samen met het burgerpersoneel van de kolchoze geëvacueerd zouden worden. Natuurlijk niet helemaal tot in Siberië, maar wel tot vóór Moskou, om daar een nieuwe bunkerlinie aan te leggen: dat was tenslotte hun grote specialiteit...Shlomo wist dat een paar criminele gevangenen heimelijk hoopten tijdens de aftocht door de Duitse ‘bevrijders’ ingehaald te worden, maar het gros vreesde dat ze, als veroordeelde ex-trotskisten, van de nazi’s niet veel goeds moesten verwachten...

            Enkel tegen zijn oude vriend Marco kon Steiner vrijuit zijn lever luchten :"Ik vrees toch dat nu rap aan ons luilekkerleventje van de laatste weken een einde zal komen, man ! Ik geloof geen blaas van al die zever die de Politruk ons wijs wil maken! Volgens hem heeft de Grote Veldheer Stalin het fascistische offensief in de richting van Moskou met sterke tegenaanvallen kunnen stoppen...Tot daar aan toe: ik heb de laatste dagen het kanongebulder inderdaad niet dichterbij horen komen, wat er zou op kunnen wijzen dat er in die bewering wat waarheid schuilt...Maar dat hij de nazi’s daardoor naar het zuiden zou afgeleid hebben om ze in de Pripjat-moerassen te laten vastlopen zal wel een fabeltje zijn !"

         ‘Professor’ Shlomo, die nooit iets ondoordachts zei, knikte nadrukkelijk: "” Als het waar is dat die Duitse tankcolonnes nu in zuidelijke richting naar Kiëv rijden, zal het eerder op bevel van Hitler zijn, en niet van Stalin ! Ik vrees dat hij nog vóór de winter beslag wil leggen op alle grondstoffen van de Oekraïne: niet alleen kolen en staal, maar ook het graan dat wij nu al een paar maanden niet meer naar hem opsturen ! Deze natuurlijke rijkdommen inpalmen is voor Hitler veel méér waard dan de rokende puinhopen van Moskou veroveren. En ik verwacht niet dat Vadertje Stalin hem dat zal kunnen beletten !" ”

         Steiner viel hem bij: ”" Moest het waar zijn dat de fascisten voorlopig niet meer geïnteresseerd zijn in de hoofdstad, dan zou dat ons natuurlijk goed uitkomen ! ... Nog een paar weken op deze boerderij vetgemest worden,zou ons nadien veiliger door het regenseizoen en de verschrikkelijke wintermaanden loodsen...Nu het verslagen Rode Leger van Smolensk zich hier in onze bunkers installeert om terug op adem te komen, kunnen wij nog veel doen om hun versterkingen te verbeteren en aan te passen aan hun wensen...Iemand zou dat onze politruk in het oor moeten kunnen blazen ! ”..".

          Probleem was dat die vent nogal ongenaakbaar was voor de gevangenen ! Op zijn dagelijkse politieke donderpreken vermeed die paljas elk persoonlijk contact en was vragenstellen sowieso uitgesloten. De man voelde blijkbaar ook wel dat zijn ‘begeesterende toespraken’ het gros van hun goelag niet erg in vervoering bracht. De meesten onder hen waren destijds immers veroordeeld onder beschuldiging dat ze fascistische trotskistenzwijnen waren en in zijn ogen aanzagen zijn werkslaven de aanstormende tankspitsen als hun toekomstige bevrijders...

        “" Dat is hopeloos Rudi !" ” Marco zag de toekomst nog steeds zéér donker in: "” Als wij die vent dat zouden voorstellen, dan denkt die kwibus natuurlijk dat wij een gelegenheid zoeken om naar de fascisten over te lopen ! En in de ogen van de NKVD is het vermoeden van desertie héél ongezond, zeker als wij al het etiket van ‘fascistisch-trostistenzwijn’ op ons voorhoofd dragen ! "”

         "“ Och, met gelijk welk etiket zullen de bewakers ons wel scheef bezien ! Bij al die ronkende scheldwoorden denk ik: ’Als het kind maar een naam heeft! ’ Weet je nog dat ze ons ‘Rothschildvarkens’ noemden, toen we - in de lente van '’40 na het monsterakkoord tussen Molotov en Ribbentrop – daar bij Minsk gedurig treinen vollaadden met goed Russisch graan voor Hitlerduitsland ?!              Waarmee ze in het kort ‘ontmaskerde agitatoren in dienst van het verrotte Westers kapitalisme’ bedoelden ! En ons als  ‘spionnen voor de joodse bankiers’ tien jaar slavenarbeid ten gunste van de moffen aan ons kloten lapten ! Wij, de keurtroepen van het internationaal proletariaat, en anti-fascisten van het zuiverste water ! "”

      “" Maar verdomme Rudi ! Trek je die woordenkramerij van de Stalinisten toch niet aan ! Daarin zijn ze altijd al sterk geweest, met het uitdelen van etiketten ! De basismilitant moet nu eenmaal gevoed worden met rollende slogans, en een klinkende scheldnaam voor de vijand ! Dat hebben wij destijds bij de anarchisten toch ook gedaan, dat scheldwoorden uitdelen...!"

        Steiner spuwde op de grond: ”" Och, in feite kan het mij niks verdommen hoe ze mij noemen ! Maar wat mij wel doorlopend m'’n kloten uithangt, is dat de Stalinisten nog altijd voortgaan met de idiote verkwisting van bevriende hulpkrachten zoals wij ! Nu nog staan zeveren over de strijd tegen het kapitaal als de Bruine Pest van de Hitlerianen met duizenden tanks naar Moskou oprukt ! Het wordt een duidelijke strijd op leven en dood tussen links en rechts, tussen wij en de fascisten ! Dan zouden ze toch alle linkse krachten moeten bundelen en met een geweer in hun poten naar het front sturen ! En geen geharde antifascisten zoals wij als slaven laten stikken in het stof van graansilo’s, of laten verzuipen in die slijkputten bij de Dnjeper ! ”"

           Marco keek Steiner eens geringschattend aan:" ’ Zeg, vriendje, wat hebt gij gegeten ? Opnieuw soldaatje gaan spelen voor de Stalinisten, lijk in Spanje ? Spreek voor jezelf, hé makker, maar laat mij er buiten ! Na die tien jaar strafkamp, die deze schurken mij aan m'’n kloten lapten, en al de slavenarbeid die ik in Minsk en Smolensk reeds voor Vadertje Stalin heb verricht, voel ik er niets voor om mij voor zijn schone ogen ook nog eens te laten doodschieten hé ! Die tijd is voorbij! Het is lijk onze Corsicaanse vriend Martini destijds zou zeggen: ”Copain: moi, j’ai déjà donné!" ”          

Er viel een lange stilte. Inderdaad, geen leuke herinnering, die stoffige hete zomer in de verstikkende graansilo’s naast het stationnetje bij Minsk...En niet alléén door het zware werk, maar vooral door het besef dat ze zich als slaaf van Stalin in feite een breuk zwoegden, enkel en alleen om dat waanzinnig stuk Duits crapuul vet te mesten ! En nadien, tijdens de winter van 40-41,stuitte het labeur in de gieterij van Smolensk nog méér tegen de borst, toen ze de ene treinlading staalplaten na de andere naar die vliegende gek in Berlijn opstuurden ! Hun staalleveringen aan Hitler kwamen nu onder de vorm van fascistische tankdivisies naar Smolensk terug ! Waarbij je de vraag kon stellen wie er in feite ‘verkeerd’ was geweest, destijds in ’39 :Stalin met zijn hersenloze kliek ja-knikkers of de door hém vervolgde horde fascistische Trotskisten-zwijnen uit het Goelag ?

          Enfin, Steiner en Marco stelden zich al lang geen vragen meer bij de absurde wisselvalligheden van hun slavenbestaan... Gedurende de voorbije lente werden ze, na de staalgieterij, terug aan het werk gezet bij de versterkingen van de Stalinlinie bij Orsja...Om er met lede ogen vast te stellen dat de bunkers, die ze daar de zomer voordien hadden gebouwd, door de herfst- en lenteregens boordevol water stonden en helemaal onder het slijk waren gespoeld! Weken achtereen hadden ze dan die blubber er weer uit mogen scheppen, tot het Rode Leger besloot liever nieuwe bunkers te bouwen op een hoger gelegen plaats...Nou ja, ieder diertje zijn pleziertje, al hadden ze er niet zo veel arbeidsvreugde aan overgehouden...

           Maar bij het begin van de zomer barstte plots de oorlog los en kwam er vlug een einde aan de wispelturigheden van de vestingbouwers! Paniekerige bevelen en brutale tégenbevelen zorgden er voor dat ze tweemaal de 70 kilometer van Orsja naar Smolensk en terug mochten marcheren, midden het krijgsgeweld van de Duitse Luftwaffe ! Tot een verlichte geest het nuttiger vond hen op een goederentrein naar Vjasma te zetten, een dikke 150 kilometer richting Moskou, om daar een totaal nieuwe verdedigingslinie op te bouwen...Want voor zover ze in hun goelag iets van het verre krijgsverloop konden opvangen, schenen de verraderlijke fascistische horden er nogal een vaart in te houden!

          Maar, zoals gezegd, viel de bouw van deze ‘Vjasma-linie’ tot nu toe erg mee. Op de kolchoze was het best uit te houden, kwestie eten en onderdak. Het bleef nog veertien dagen prachtig weer, en van het moorddadige krijgsgewoel rond de steenweg op Moskou hadden ze voorlopig weinig last: de oorlog scheen zich inderdaad veel verder naar het zuiden te verplaatsen...Ook al maakten zij zich gelaten weinig illusies, want in hun slavenbestaan duurden mooie liedjes nooit lang...

           En toen het personeel van de kolchoze op 3 oktober plots alle maïs-silo’s rond het bedrijf in brand stak, wisten ze in het goelag meteen hoe laat het was...

           De fascisten waren in aantocht !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 197
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B40 bis.  DE MILITAIRE COLLABORATIE.              

Reeds vanaf juni '40 kregen Vlamingen, Nederlanders en Skandinaven de gelegenheid ten individuelen titel toe te treden tot SS-regimenten zoals "Westland" "Viking" en "Nordwest", een 'gunst' die - tot grote ergernis van Strebers als Léon Degrelle, leider van Rex - aan de "latijnse" Walen en Fransen werd onthouden. Een daverend succes had deze werving hier ten lande niet, al liep het wat vlotter vanaf april '41 toen het V.N.V. (Vlaamsch Nationaal Verbond) een propagandacampagne opstartte.        

Bij het uitbreken van de oorlog tegen Rusland op 22 juni '41 concentreerde het VNV de propaganda uitsluitend op de werving voor het "Vlaams Legioen",dat aanvankelijk bedoeld was geleid te worden door een volledig Vlaams kader. Dus géén SS formatie ,maar wel een volkseigen legeronderdeel excusief opgericht voor de strijd tegen het "bolsjevisme". Van een kleine duizend kandidaten vertrokken er tenslotte op 6 augustus 405 Vlaamse uitverkorenen met de trein uit Brussel voor hun basisopleiding naar Debizca in Polen, om een maand later hun specialisatietraining met de zware wapens aan te vatten in Arys (Oost-Pruisen). Daar kregen ze reeds de eerste ontgoochelingen te verwerken: van het beloofde "volledig Vlaamse officierenkader, medische dienst en eigen aalmoezenier" kwam niets in huis, en de drill door de Duitse instructeurs kwam beestig hard aan. De voertaal was uitsluitend Duits en van bij het begin werd hen de SS-eed opgedrongen, wat velen onder hen aanvankelijk weigerden en tot een eerste splitsing leidde: de "goeden" werden gehecht aan de "SS-Standarte Nordwest", de "rebellen" aan een minderwaardig marsbataljon van de Wehrmacht.

Hun eerste actie bleef beperkt tot een 14-daagse "Partizanenkampf" ten zuiden van Leningrad, kwestie van te wennen aan de gruwel...Na een korte rust in Letland kregen ze maandelijks ter versterking een contingent van gemiddeld 100 nieuwe rekruten toegezonden, wat nauwelijks de zware verliezen bij de bloedige gevechten in de moerassen van de rivier Wolchov dekte (verdediging van de dorpen Tarrasowa, Podbjerjesje en Semptitzy tussen 25 november '41 tot juni '42).  Eén van de vele gesneuvelden tijdens deze moordende veldslagen was het "Vlaamse boegbeeld Reimond Tollenaere" ,in een vooruitgeschoven observatiepost getroffen door eigen mortiervuur ,zou later blijken. In deze "Wolchov-Kessel" werd toen het Russische 2.Leger Stoottroepen, aangevoerd door de beruchte generaal Vlassov, omsingeld en grotendeels vernietigd, vooraleer de rest naar de Duitsers overliep.                              

Vanaf de zomer '42 verhuisde het Legioen van de Wolchovmoerassen naar de rivier Neva, ten oosten van Leningrad ,en werd daar tijdens de eerste en tweede 'Ladoga-slag' in steeds zwaardere afweergevechten verwikkeld. Wat er tenslotte uitgebloed van overbleef werd in mei '43 van het front teruggetrokken, eerst naar Debica in Polen en vervolgens naar Milowitz bij Praag. Daar kreeg het Vlaams Legioen een volledig nieuwe uitrusting en werd er met massale versterking, tussen augustus en december '43, omgevormd tot de 6.SS Freiwilligen Sturmbrigade "Langemarck" (+/- 2.000 man)...Ook de z.g."rebellen" - of wat daar van overbleef - kregen nu het SS uniform, of ze dat wilden of niet.           

Toen op kerstdag '43 de brigade ijlings naar Midden-Oekraïne werd gestuurd om bij Zitomir (200 km ten zuid-westen van Kiev) het felle Russische winteroffensief af te remmen, raakten bij Jampol ongeveer 1.500 Vlamingen in een grote omsingeling gevat, waaruit er na twee maanden van zware gevechten slechts 400 konden ontsnappen. De resten van de brigade trok tot eind april 44 langzaam achteruit naar Roemenië, werd opnieuw in Milowitz bij Praag opgekalfaterd, om eind juli '44 weer een bres te gaan dichten aan de Narwa in Estland. Tijdens de afweergevechten in de Baltische staten werden ze driemaal omsingeld en telkens weer door de Kriegsmarine over zee afgevoerd. Wat na deze bloedige interventies nog van de brigade overbleef mocht op 30 oktober op rust gaan naar de Lüneburger Heide bij Hamburg.

Daar werden ze ingelijfd bij de 27.SS Freiwilligen Grenadier Division "Langemarck", gevormd met een 10.000 "strijdbare Vlamingen" die in begin september '44 voor de bevrijders van België waren gevlucht... Deze (niet erg geestdriftige ) "vrijwilligers" zouden nochtans heel de maand februari '45 serieus hun mannetje staan tijdens het laatste Duitse tegenoffensief bij Stargard in Pommeren. Maar na de Russische doorbraak aan de Oder (20/4/45) werd "Langemarck" bij Stettin volledig uiteen geslagen en moesten de laatste overlevenden hun toevlucht zoeken in Britse krijgsgevangenschap of onderduiken...                      

De opkomst en ondergang van de militaire collaboratie in Wallonië verliep parallel met de Vlaamse, op twee aspecten na. De charismatische figuur van "le beau Leon" Degrelle oogstte van bij de aanvang veel meer succes omdat hij persoonlijk zowel de propaganda als de leiding van het "Légion Wallonie" voor eigen rekening nam. Anderzijds was zijn wervingsgebied viermaal groter dan Vlaanderen. Het besloeg namelijk niet alleen ons Waals landsgedeelte, maar eveneens de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais, iets wat veel historici over het hoofd zien. In tegenstelling tot ons Legioen beschikte het over een volkseigen officierenkader, medische dienst en aalmoezenier en was het Frans - en niet het Duits - de inwendige voertaal.                     

Maar niet alleen de vrijwilligers van het Vlaams en Waals Legioen of de SS werd later militaire collaboratie aangewreven. Ongeveer 12.000 Belgen traden toe tot de 'Organisation Todt', die bijna uitsluitend instond voor ontwerp, bouw en onderhoud van militaire constructies. De "Vlaamse Wacht" en de "Garde Wallonne", samen een 10.000 man, trad in de plaats van de rijkswacht om deze installaties bewaken. De NSKK, een transporteenheid van de Luftwaffe die echter in Rusland ook voor de bevoorrading van het front werd ingezet, wierf een 9.000 Belgische chauffeurs aan die waarschijnlijk nooit een schot gelost hebben. De 7.000 man van de z.g. Fabriekswacht of Wacht-brigade ging vanaf '43 wél de militaire toer op, eerst bij de luchtafweer, om na de vlucht naar Duitsland in september '44 bijna volledig op te gaan in de 27.SS Grenadier Div. "Langemarck". Een kleine 3.000 man sloot aan bij de Feldgendarmerie  en ongeveer evenveel bij de Sicherheitspolizei of de Geheime Feldpolizei, 1.000 bij de spoorwegpolitie. Bij de Zwarte Brigade van het VNV droeg ongeveer 4.000 man een wapen; bij de Vrijwillige Arbeidsdienst een kleine duizend. Vreemd genoeg werden de talrijke  verpleegsters die vrijwillig aansloten bij het Duitse Rode Kruis later eveneens voor wapendracht veroordeeld, soms tot jarenlange gevangenisstraffen, hoewel ze nooit een revolver aanraakten...                  

Van andere clandestiene formaties (zoals het Veiligheidskorps van DeVlag en de Formations de Combat van Rex, die vanaf '44 een tegenterreur voerden tegen het gewapende verzet) zijn geen getalsterkten gekend.

Alles samen mag men aannemen dat grosso modo 100.000 Belgen militair met de bezetter samenwerkten, dat was 1,25 % van de totale bevolking. Daarin zijn ook de bewoners van de Oostkantons vervat, die door annexatie als Duits staatsburger werden beschouwd.                 

Op Europees vlak waren wij zeker geen uitschieters want àlle landen tussen de Noordkaap en Griekenland, van de Kaukasus tot Spanje, leverden vrijwilligers voor de Duitse oorlogsinspanning.   

Zelfs krijgsgevangen Britse soldaten, zowel Ieren als Indische Sikhs, meldden zich voor het oostfront !             

Ik loop even vooruit en neem als voorbeeld de USSR. Tijdens hun glorierijke optocht in de jaren 41-42 werden de Duitse troepen in alle Baltische, Oekraïnische en Wit-russische dorpen als bevrijders ingehaald. Zogenaamde "Hiwis" - afkorting van "Hilfswillige" - lieten zich met honderdduizenden door de Wehrmacht in dienst nemen voor allerlei huishoudelijke en logistieke baantjes achter het front. In juli '43 schatte men hun aantal rond het miljoen en uit hun midden rekruteerde de SS de nodige manschappen om bij de "Einsatz-gruppen", de concentratiekampen en de hulppolitie het vuile werk te doen. In de Kaukasus liepen volledige volksstammen naar de bezetter over, wat Stalin in '44 deed besluiten miljoenen gezinnen uit deze regio naar Siberië te verbannen. Feitelijk kwam dit neer op een bekentenis dat in de door Duitsland bezette gebieden tienmaal meer Russen met de Duitsers collaboreerden dan er partizanen rondliepen. Dat zal wel nergens in de schoolboeken vermeld staan...En ook niet dat een tiental Baltische, Oekraïnische, Witrussische en Kaukasische divisies met de Duitsers meevochten.  Men vraagt zich af waarom dit wordt doodgezwegen...                      

In dit verband even een woordje over Vlassov. Van al de krijgsgevangen Russische generaals ging hij het verst in zijn collaboratie met Duitsland. In het sovjet-leger had hij zich bij de verdediging van Kiev en Moskou met roem overladen en werd als een held vereerd. In de zomer van '42 werd hij echter aan het hoofd van zijn 2.Leger Stoottroepen omsingeld in de "Wolchow-Kessel", op een 100 km ten oosten van Leningrad. Hij stelde met een reeks andere gevangen genomen generaals aan von Kluges staf voor, een Russisch vrijwilligersleger op te richten om te helpen zijn vaderland van het Stalinisme te bevrijden, op voorwaarde dat de nazi's een einde stelden aan de moordpartijen achter het front.


Hitler duldde echter geen inmenging in zijn "Ost-politik" en Vlassov kreeg de Führer nooit te spreken. Wel groeide zijn bevrijdingsleger aan tot ongeveer 150.000 man. Maar bij hun eerste frontinzet liepen er weer veel over naar de partizanen... Daarom plaatste het O.K.W. deze onbetrouwbare troepen medio '43 over naar West-Europa en de Balkan, waar ze ingezet werden bij zuiveringsacties tegen het gewapende verzet. Ook rond de kustbatterijen van de 'Atlantikwall' werden deze Russische infanterie-eenheden ( de z.g. "Kozakken") belast met de plaatselijke verdediging om Duitse soldaten vrij te maken voor het Oostfront.    

Tijdens de laatste dagen van de oorlog liep een volledige Vlassovdivisie (20.000 man) in Tsjechoslovakije nog over naar het geallieerde kamp en verdreef de SS uit Praag, vijf dagen vóór de intocht van het Rode leger. Eén week nà de Duitse overgave leidde Vlassov zijn trouw gebleven troepen persoonlijk op Oostenrijks grondgebied in geallieerde gevangenschap, maar de Westersen leverden hen prompt uit aan de Russen.

 

Binnen de kortste keren werd de anti-stalinistische kern van dit "Vlassovleger", ongeveer 35.000 man, door de Sovjets bij Klagenfurt terechtgesteld en hun lijken verbrand...                                                     

Vlassov zelf werd een jaar later na een showproces, samen met zijn staf, in Moskou publiekelijk opgehangen.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
01-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
31-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 196
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B39  NAAR OOSTLAND WILLEN WIJ VAREN...                                    

             Antwerpen, 4 augustus '41.

Alhoewel P.B.S. hen, met zijn gebruikelijke tact,  op het hart had gedrukt over het incident met Dupong "hun smoel te houden", wist heel de kazerne de volgende morgen reeds dat er zich tijdens de nacht één had opgehangen. Maar erg onder de indruk was men toch niet: "Een kloot", vonden ze het en daarmee was voor de meesten de zaak van de baan...                                     

Joseph informeerde voorzichtig bij 'Führer Albrecht' of hij wist hoe het verder was afgelopen met hun kamergenoot.                           

" Hij heeft met te vallen een poot gebroken en ligt in 't militair hospitaal van de Marialei, op d'afdeling van de zottekes...Als ge zelfmoord pleegt, staat er ergens een vijs los, zeggen ze, en dan leggen ze u bij de psychologische gevallen...Tenminste, als ge het overleeft, hé! Anders eindigt ge op den blauwe steen en in den hondenhoek van 't kerkhof...Misschien lappen ze hem nog een proces aan z'n broek, want vrijwillig de dood kiezen is strafbaar !

           

Joseph sneerde zonder nadenken: " Dan kunnen ze ons wel allemààl in den bak steken, als we ooit levend van Rusland terugkomen ! ...Ge moet me zo raar niet bezien, Albrecht: wij gaan daar toch ook vrijwillig ons leven riskeren, door te tekenen voor 't Legioen, hé ! ... In d'ogen van veel mensen is dat puur zelfmoord ! ..."                                                    

De "Führer" keek hem nog een ogenblik kil aan en zei toen nadrukkelijk: " Ha-ha-ha...Gij zijt ook de plezantste thuis, zeker?"

         

" Een moppeke, Albrecht, een moppeke...Maar 'k zie dat ge d'er niet mee kunt lachen..."

                           

" Er valt hier niet veel te lachen, Petré, dat zult ge nog wel ondervinden ! Wat te lang naar 't school geweest, hé, en denken met àlles te mogen zwanzen, ja ?..."

               

Die hansworst mócht hem niet, zoveel was nu wel duidelijk. " Vans gelijken! " zei Joseph en zag dat de andere het niet snapte.               

 

John Aspeslaghs had in de infirmerie zijn oor te luisteren gelegd :                                                              

" Veel wilden ze niet lossen, maar voor zover ik er iets vanaf weet, riskeert hem er een stijve nek en een peerdepoot aan over te houden...Enfin, dat wil toch zeggen dat hem voor 't einde van de maand terug thuis is en dat hem u eeuwig dankbaar mag zijn: had ge die riem niet op tijd van z'n nek gekregen, was hem nu zeker de pijp uit ! "

      

" Ik vraag mij toch af, of hij mij daar wel zo dankbaar voor zal zijn..." 

                                                

Vier jaar later zou hij het antwoord krijgen...                   

 

Rond tien uur vertrokken de afgekeurden met twee vrachtwagens naar het Centraal station: het waren er toch een dertigtal, zo te zien, en meer dan een bedeesd wuiven kon er niet van af. De meesten staarden wat somber voor zich uit, jaloers op de gelukzakken die het wél hadden gehaald. Ook wat dàt betreft zou menigéén zich met de tijd afvragen wie van hen de échte 'chançards' waren...

            

Ondertussen werden de rangen streng geïnspecteerd op kledij en schoeisel: overmorgen moesten ze, vooraleer met een speciale trein naar 'ergens-in-Duitsland' te vertrekken, langs de hoofdstraten van de stad defileren naar de Handelsbeurs. Daar zouden ze tijdens een afscheidsmeeting door de kopstukken van het V.N.V. bewierookt worden als het "Kruim der Vlaamse Zonen"...

                           

Het kwam er dus op aan, goed voor de dag te komen en wie zijn schoenen had stukgelopen tijdens de ijlmars van gisteren, kreeg een paar Duitse soldatenlaarzen uit het magazijn, als voorproefje op latere geneugten. Tot een stuk na het middageten - ditmaal gewone burgerkost - moest worden gepoetst en gepast en toen P.B.S. eindelijk tevreden was met het resultaat kregen ze hun eerste drill oefeningen in pelotonsverband. Hier verraadde Chef Asselman dat hij in een vorig leven waarschijnlijk instructeur was geweest in het Belgisch leger: hij kon maar niet genoeg krijgen van " Rechts rich...tén ! Hoofd...fiks ! Rechts...échts ! Voorwaarts...érs ! " en nog een hele reeks àndere bevelen, waarmee het peloton de grootste moeite had ze min of meer in cadans uit te voeren...

                              

Kwam daarbij dat een paar kwibussen, zoals Wilfried Mertens en Dikke Rogeers, lichtelijk motorisch gestoord leken, weinig gevoel voor ritme aan de dag legden, of voortdurend rechts met links verwarden. Ten einde raad trachtte P.B.S. dit te verhelpen met zijn "truc met de kassaai". De "Spasten",zoals hij ze vriendelijk toebrulde, moesten in hun rechter vuist een steen klemmen als geheugensteuntje. Maar veel hielp het niet...                                      

Tegen halfzes was iedereen zot gedraaid en Asselman zo schor als een baviaan, zodat hij er met goed fatsoen een eind aan kon maken.                                      

Na het avondeten ging er, ondanks het uitgangsverbod, een geheimzinnig gefluister door de chambrées over "pintjes pakken in 't stad" en de stoutmoedigsten hadden het geil over "de mokkes van 't Kantje"...Maar voor het zover kwam verscheen P.B.S. plots op de slaapzaal, zo hees als een kater en daardoor des te dreigender:

      

 " Wie der soms van plan mocht zaain vanavond de muur te doeng, om de biest te gon uithange in 't stad, kan het vergeite ! De Feldgendaarme zèn verwietiegt, en asse der ien van ulle baai z'n kloete pakke na den tiene op stroat, zal hem da z'n leive lang bekloage, iek zeg mor da! Iest ne goei resem van de matrak en der bovenoep van ongs nog vier doage cachot, te doeng in t' kamp in Rusland ! En ge wit dasse der dor nie mei lache...Salu ! "                

En hij verdween even abrupt als hij gekomen was, een vreemde kilte achterlatend. Verdomme, een koude douche was er niéts bij !

                                 

Roel Van Kuyckx, die schijnbaar grote plannen had gekoesterd voor deze laatste avond in zijn geboortestad, vloog woedend naar het bed van de Führer bij de deur en wilde met Albrecht op de vuist gaan: " Gijse smeerlap ! Gijse Judas ! Vuile verrajer ! Doede da allemaal om in een goei blaaike te staan bij de Poempbaksmoel ?" Het schuim stond op zijn lippen.                                       

Bill sprong ertussen en hield hem met een stevige greep in zijn hemd tegen:

                                           

" Heila, Kuyckxke, kalmkes aan ! Als ge wilt vechten, wacht dan nog een tetteke: aan 't front krijgde nog okkuze genoeg om te batteren ! Daarbij, de Führer zit er voor niks tussen: ik zèn heel den avond bij hem gebleven en hij heeft niet met de Poempbak gevezeld of ik had het moeten zien...Ge weet toch: alle chambrées hebben de zelfde consigne gekregen, dus gaat het maar ergens anders zoeken als ge der één wilt opvreten..."

                                 

Van Kuyckx droop af en ging mokkend op zijn brits liggen, terwijl de onderbroken gesprekken in de slaapzaal langzaam weer op gang kwamen. Albrecht had tijdens het incident geen vin verroerd, maar wist nu wel hoe iedereen over hem dacht.                 

Door de gedwarsboomde plannen duurde de avond vreselijk lang. Iedereen lummelde zo maar wat rond, in de gang, op de koer, en ook op de àndere kamers om er een vriend of een vage kennis op te zoeken. Zo verspreidde zich allengs het gerucht dat ze morgen, tijdens de feestzitting in de Handelsbeurs, een banket zouden voorgeschoteld krijgen met biefstuk en frietjes, en fruit-pudding na...

       

" En vier pinten de man ! ",wist een droge lever dit fata morgana nog bij te kleuren...Hoe dan ook, dit smakelijk vooruitzicht krikte het moreel weer wat op en niemand waagde het daarom het uitgaansverbod te overtreden. Toch droomden de dorstlijders die nacht van een schuimende tapkraan in een rokerig café, en de rokkenjagers van de warme zachte rondingen in het décolleté van een vriendelijke entraîneuse. Joseph verdeelde, onrustig slapend, zijn hunkeringen over beide domeinen en stelde tevreden vast dat hij met zijn 'juffra' aardig wat meer kon aanvangen dan Nadientje ooit zou hebben toegelaten...                                 

De volgende voormiddag werd weer druk gedrild, maar nu in compagnieverband, uit vier pelotons samengevoegd. De 'spasten' werden voor alle veiligheid naar het laatste gelid verbannen om de cadans niet te breken en de geüniformeerden vooraan gezet om het zicht wat te verbeteren. De instructeurs wisselden beurtelings af, maar P.B.S. hield zich ditmaal koest in de schaduw, wegens een schorre afonie, waar niemand om treurde.

                              

Na het middageten kregen ze nog een uur om hun beste kleren aan te trekken en hun valiesje te pakken. Eindelijk werd er verzamelen geblazen en een laatste inspectie van de rangen gehouden. De blijde spanning steeg ten top toen drie vrachtwagens de koer opdraaiden en een compleet muziekkorps afleverden ! Nou-nou, ze maakten er echt een feest van, zeg ! De Leiding schrok werkelijk voor geen kosten terug !

                   

Uit het bureeltje van het Commando kwam op de koop toe ook nog een vaandeldrager met de leeuwenvlag te voorschijn en een piekfijn afgeborstelde ere-escorte: man, het kón niet meer op !  

      

Het duurde nog een hele tijd vóór de instructeurs het onderling eens waren over de opstelling en terwijl stonden de mannen er voor Pietje Snot bij, te bakken in de hete middagzon.         

Eindelijk, om vier uur, schreeuwden de commandanten de laatste bevelen en trokken de vier compagnies achter hun vaandel de kazernepoort uit, de fanfare op kop.                                                           

Joseph stelde fier vast dat het met hun gezamelijk stapritme nogal meeviel, vooral toen het muziekkorps een populaire Duitse mars inzette. De mannen rechtten hun ruggen en stampvoetten als volleerde zandstuivers op de maat van 'Erika':....Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein...                                                  

Terwijl ze stoer stappend over de Mechelsesteenweg het stadscentrum naderden, bleef meer en meer volk hen van op de voetpaden staan aangapen. Uit de zijstraten kwamen belhamels toegelopen om hen een eind weegs te vergezellen. Achter de haag van de geamuseerde toeschouwers zongen ze luidkeels de opeenvolgende marsliedjes mee,  maar dan met een sterk afwijkende tekst van volkse vinding, waarin onder andere het 'Blümelein van ons Erika' minder poëtisch werd omschreven...                                                          

Op de leien groepten steeds meer nieuwsgierigen samen en hier en daar werd zelfs schuchter geapplaudisseerd, al stonden er ook veel mensen bij met verbeten, gesloten gezichten die het helemaal niet zo lollig vonden. Op de hoek van de Leysstraat troepten de familieleden en de uitgesproken sympathisanten samen en waren de toejuichingen niet van de lucht. Jeugdvendels met veelkleurige vlaggen en landsknechttrommels vormden manhaftig de erehaag over de volle straatlengte en het gescandeerd Houzee-geroep deed menig gelid het marsritme verliezen. Met als beschamend gevolg dat vóór de Handelsbeurs het verlossend bevel "Compagnie, halt! " op een allesbehalve mooi militair vertoon uitliep...                                            

De muziekkapel speelde als uitsmijter nog rap een krijgslustige deun, toen ze in lange rijen achter elkaar het koele beursgebouw werden binnengeleid. Ze stelden onmiddellijk met geestdrift vast dat de bontbevlagde feest-zaal vol lange witgedekte tafels stond! Het verhoopte banket was dus toch geen kwakkel! ...Maar hoe ze ook snoven, van de vettige biefstuk-friet-lucht viel niets te bespeuren...Wel stond er per man 'een kou plakke' met tomaat en pilchards te wachten - zo te zien reeds een hele tijd, want het blaadje salade was al duchtig aan 't verslensen - en een literse fles Van den Heuvel, waarmee de meest vrijgevochten krawaten zonder veel omhaal de eerste dorst versloegen. Lang vóór een hoge schreeuw "zitten! " hen vriendelijk aan de dis noodde, was het fluitjesbier reeds soldaat gemaakt en met een hartgrondige boer begraven.

               

Om de pilchards te laten zakken, trachtte één of ander kopstuk van het Antwerpse V.N.V. hen, "en vedette américaine" van op het podium een tijdlang te overtuigen hoe goed en schoon hun 'offer voor Vlaanderen' wel was, kwestie van de zaal wat op te warmen. Hun beleefd applaus werd beloond met een tweede tournée Van den Heuvel, een gehaktbal in een vettig soort erwtenbrij en gepersileerde lauwe - en soms ook wat blauwe - aardappelen. Daar ging hun gedroomde biefstuk-friet! 

           

Teneinde hun ontgoocheling te overstemmen brachten trommelaars en bazuinblazers een woeste aubade onder het beproefde motto van " Niet schoon, maar hard "! Waarna een zangkoortje van de Dietse Meisjes Scharen, breedvoerig aangespoord door een schokkerige Z.B.-dirigent,  veelstemmig kweelde dat het absoluut "naar Oostland wilde varen". Dit oeuvre had hij fier aangekondigd als een oud Vlaams visserslied, wat blijkbaar als excuus voor de onverstaanbare tekst moest gelden...                                      

De volgende spreker - nauw bevriend met de Leider - schreeuwde met iets duurdere woordenschat ongeveer hetzelfde als zijn voorganger en leek nogal lichtzinnig de mening te huldigen dat harder roepen zijn betoog bevattelijker zou maken. Veel zouden ze er niet over voortvertellen, maar gezien zijn hoge functie en de geleverde moeite kreeg hij in verhouding een warme toejuiching. Een paar ontevreden mekkeraars, die nog steeds mokten over de gemiste biefstuk-friet, onthielden zich daarbij ostentatief, maar deze lacune werd dan weer door groepjes geüniformeerde enthousiastelingen-à-la-Albrecht rechtstaand met luidkeels houzee-geroep gecompenseerd.

                   

Onder artistieke begeleiding van koor en orkest werd met veel omhaal het nagerecht opgediend: grote schotels rijst met rozijnen en dampende zoete vanillesaus, heerlijkheden die aan een ver vredig verleden herinnerden...Dit maakte veel goed en Joseph liet het met zijn tafelgenoten niet aan hun hart komen.                              

Toen kwam de Grote Leider aan het woord: de Staf ,in hoogsteigen persoon ! .                          

Nou ja, groot...Imposant, beter gezegd. En van spreken verstond hij wel iets: rustig, haast vaderlijk, bracht hij hen aan het verstand wat Vlaanderen van hen verwachtte. Zij zouden de speerpunt worden van de Dietse drang naar erkenning in de schoot van het nieuwe Europa. En hun offer ter verdediging van onze oude christelijke beschaving vormde de garantie op een waardige plaats van Vlaanderen in de Nieuwe Wereldorde, onder de verlichte leiding van onze geliefde Führer Adolf Hitler! Zinloze frasen en dure woorden allemaal, maar de mannen zwolgen ze verheerlijkt als hemelse nectar, fier als ze waren met hun daad de eeuwige dank van het Vlaamse volk te verwerven...Mede door de derde fles Van den Heuvel werd het betoog van de Grote Leider op gepaste momenten door hun wild gejuich onderbroken en het ritmisch "Houzee!" geschreeuw was niet van de lucht.

       

Het bleke gezicht van de volksmenner, omkranst door de zwarte baard, straalde bezield in het schelle licht van de schijnwerpers en de redenaar fascineerde zijn goedgelovig publiek met zijn lange ronkende volzinnen. Die konden àlles en niéts betekenen, maar stuwden in elk geval driekwart van de jongens naar een miserabele dood midden sneeuw, slijk en stof in de eindeloze, troosteloze Russische steppe...                                                          

Dààr scheen evenwel nu niemand aan te denken: het was feest en ze werden door hun leiders lovend in de bloempjes gezet zoals ze het in hun jonge leven nog nooit hadden meegemaakt.                     

"De Staf" kreeg een donderend applaus dat de Handelsbeurs op haar oude grondvesten deed daveren.                                          

Er werd nog een raar soort koffie geserveerd en frisse maagdekens van de D.S.M. bedachten elke jonge man met een royaal afscheidscadeau: een pakje groene Michel of de lichtere Duitse Juno. En daarmee konden ze gaan, onze helden-in-spee...Maar het vaderland had wél zijn plicht gedaan en op geen cent gezien, dàt moesten ze volmondig toegeven...                                

Rechtstaand zongen ze tenslotte uit volle borst geestdriftig "De Vlaamse Leeuw", waarvan voor alle zekerheid op het podium een doek met de tekst van de eerste twee coupletten werd ontrold.

           

" Tiens, "dacht Joseph, " straks komt ook nog Meester Denolf met zijn lange wijsstok, voor al wie niet goed kan volgen! " Maar dit grapje kon er bijde regie blijkbaar niet meer af.

                               

Buiten vormden ze, onder grote belangstelling van familieleden en sympathisanten, zonder veel haast en wat rommelig, opnieuw de compagnieopstelling. En onder de opgewekte klanken van de muziekkapel marcheerden ze uiteindelijk door de zoete avondschemer naar het imposante Centraal Station...

                                               

Daarbinnen floepte juist de fletsblauwe noodverlichting aan, wat het hele gebeuren een nog spookachtiger aanschijn gaf...Op het overvolle perron kregen ze een kwartiertje om afscheid te nemen van hevig snotterende moeders, vrouwen en verloofden, en onwennige vaders die ernstig van onder de klep van hun zondagse pet de herrie om zich heen aanschouwden. Het waren meestal mensen van het platteland, maar eveneens beter gesitueerde burgergezinnen, de dames koket met een fleurig hoedje en de heren in maatpak. En daar tussen wemelde het van de uniformen, zowel zwarte als feldgrau, soldaten en officieren.                                          

Pa en Ma Aspeslaghs waren er ook. En als er voorheen al strubbelingen waren geweest toen John voor het Legioen tekende, was daar nu niets meer van te merken.


Vlakbij stond Penny met zijn Nancy de amoureuze achterstand van de laatste dagen in te halen, ongegeneerd als naar gewoonte, een eiland van liefdeshonger in een zee van tranen.           

Joseph overschouwde vanuit de open coupédeur wat afstandelijk het nerveuze gewoel op het drukke perron. Van de Petrés was niemand komen opdagen en eerlijk gezegd had hij dat ook niet echt verwacht...       

Maar in stilte hoopte hij toch nog een glimp van Nadine op te vangen...Echt geruzied hadden ze immers niet, de laatste keer, en hij vond dat ze wel een kleine geste had kunnen doen, nu ze elkaar, God weet hoelang, niet meer zouden zien...Maar hoe scherp hij ook tussen de koppen speurde, er viel geen Nadine te bekennen. Zoëven had hij wel een groene vilthoed met breed afhangende rand ontdekt, zoals zij er ook één droeg, maar het bleek een brunette van tegen de dertig die, verbazend opgewekt,  haar Z.B.-man kwam uitwuiven...Waarschijnlijk om zéker te zijn dat hij daadwerkelijk vertrok...

                         

Vooraan stond de locomotief ongeduldig te zuchten en dreigend slierten stoom te sissen, als wilde zij het volk aanmanen er komaf mee te maken: het had nu lang genoeg geduurd!                             

Vanuit de luidspreker galmde plots de fatale aankondiging door de reusachtige glazen stationskoepel:

 

" Vlaams Legioen! Instijgen! De trein vertrekt binnen drie minuten!"

 

Terwijl dit bevel aanhoudend herhaald werd, leek wel paniek uit te breken.   

Iedereen moest en zou nog vlug even de hele familie omhelzen, terwijl de instructeurs hun schapen driftig in de compartimenten trachtten te stouwen. Van op de trede telden ze binnen de koppen en zohaast ze er acht per coupé hadden, ramden ze met een forse klap de buiten-deuren dicht. Bij een paar achterblijvers op het perron ontstond wat heibel, omdat enkele betraande dames manlief niet zómaar wilden laten gaan, wat uitliep op hysterisch gekrijs of een scheldtirade, midden gegeneerd omkijkende toeschouwers.

                            

Toen uiteindelijk alle deuren waren dichtgeklapt, hing het halve Legioen door de open vensters gewurmd om toch nog maar een laatste ontboezeming met de geliefden uit te wisselen, of boven het kabaal uit een geforceerde kwinkslag over de koppen te kelen naar de reikhalzende familie achteraan.                                                          

De locomotief maakte met drie snerpende stoten van de stoomfluit korte metten met verder gezeur, schokte haar wagons even krachtig door elkaar en trok toen geniepig traag met bazig geblaas de hunkerende harten uiteen. En alsof er nog geen kabaal genoeg was, hief een groep geestdriftelingen met gepast gevoel voor décorum  "De Vlaamse Leeuw" aan, vlug door de meeste mannen overgenomen tot de stationskoepel ervan trilde! Anderen wensten elkaar luidkeels "Houzee! ", maar de vrouwen haalden hun zakdoekje boven om er beurtelings hun jongens mee uit te wuiven en eigen traantjes weg te wissen..."


Houzee! Houzee! " schreeuwde het volk obstinaat,  en de jongens in de open vensters zwaaiden met gestrekte arm terug, zoals in de tijd van de gladiatoren: Avé Caesar, zij die sterven gaan groeten U!

                                                            


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
31-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
30-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 195
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE NOODUITGANG.

Na het 'doven van vuren en lichten' duurde het nog een heel poosje voor de rust in de slaapzaal weerkeerde...                        

Rond middernacht kreeg Joseph maagkrampen door die tweede portie goulash, of misschien wel van die zure appel nà. Hij bleef nog wat zuchten en woelen, maar kon het op den duur niet meer uithouden. Hij sloop voorzichtig zijn bed uit en de gang op naar de stinkende toiletten in de trapzaal. De blauwgeschilderde naakte lampen, die hier en daar aan het hoge gewelf hingen,  gaven amper genoeg licht in deze spookachtige catacomben om nét je nek niet te breken.                                        

Een doffe plof op de overloop boven hem joeg plots zijn haren omhoog en verstijfd van het schrikken staarde hij in de vale schemer van het trappenhuis. Lag daar boven op de overloop niet een vormeloze massa ? Het leek wel te bewegen, of speelde de angst hem soms parten ? Nu hoorde hij toch duidelijk kreunen, of niet soms ?!

Voorzichtig tastend met zijn blote voeten op de kille arduinen treden naderde hij, zijn hals gerekt, de donkere overloop...Ja, daar boven bewoog iets! ...Dat zacht rochelend gekerm: het leek wel of daar iemand een nachtmerrie had...Alle zinnen gespannen stapte hij nog twijfelend de laatste treden op en hurkte bij de ineengekrompen gedaante, die met hortend gerochel voorovergebogen wild naar adem snakte. Joseph tastte naar het hoofd en voelde een riem rond de hals gespannen, de gesp geblokkeerd...

Verwoed trekkend en pulkend kreeg hij de strakke strop los.              

Schurend ademde de man met snokken in en uit, in en uit, als trachtte hij de motor weer op gang te krijgen. Joseph wilde hem op de rug rollen om hem het werk te verlichten, maar een luide kreun deed hem daar onmiddellijk van afzien!  Toen meende hij in het duister op te merken dat het ene been nogal onnatuurlijk naar binnen lag geplooid...                                                     

" Die val van vier-vijf meter heeft z'n poot gebroken! ", flitste het door zijn hoofd:" Ik moet hulp halen op de zaal "...En wat onnozel fluisterde hij haastig het halve lijk in 't oor: " Wacht een minuutje! "                                            

 Hij rende naar de kamer terug: John Aspeslaghs zou wel raad weten, ja, John kon hem helpen!  Hij zag zo direct niemand anders...Die sliep in het eerste stapelbed naast de deur, op de middenverdieping onder Führer Albrecht. Op de tast vond hij de schouder en schudde hem wild heen en weer.  "John!  John! ",siste hij, " Wakker worden! "                  

Albrecht, in het bovenste bed, was door het deinen van zijn brits nog het eerst bij zijn positieven...Ook Bill, onderaan vroeg slaapdronken schor waar deze heisa voor nodig was!  Fluisterend gaf Joseph een haastige uitleg: " Er ligt er één half-dood op den trap! ".                      

" Half-dood ?",wilde Bill weten, overwegend of het nog de moeite was daarvoor uit zijn warme nest te komen. Maar Aspeslaghs en de Führer sprongen reeds op de grond en volgden Joseph de kamer uit. Na een inspectie van tien seconden wist Albrecht genoeg: " Ik ga de dokter van wacht verwittigen! "...En tegen Bill die ook nieuwsgierig kwam aangesleft: " Bill, ziet dat ze hem niet bougeren voor da'k terug zijn!  En probeert een pillamp of een petrollicht te vinden, rap! "...De Führer kon dan toch leiding geven als het nodig was, moest Joseph toegeven...                                                                              

Nu de druk van zijn schouders was genomen, kon hij weer wat rustiger nadenken en samen met John trachtte hij de raspend steunende gestalte wat moed in te spreken. Maar deze reageerde niet op hun vragen, tenzij met nog harder gekreun. Dat zag er niét gezond uit...                      

" Hoe weet ge dat hij zich heeft opgehangen ?", vroeg John naïef, " hij kan toch gewoon van de trap zijn gedonderd!  Ge ziet hier geen steek voor uw ogen..." Op de tast vond Joseph het stuk riem terug - eerder een reep geperst karton - en liet zijn vinger over het gerafelde uiteinde glijden: " Hier zie, gijsse bietekwiet!  Dat stuk is afgebroken...Het andere zult ge wel aan de leuning van de zoldertrap hierboven vinden..."                       

 Maar ze kregen de tijd niet dat te gaan zoeken,  want Bill kwam terug met een zaklamp en op dat zelfde ogenblik viel de Führer binnen, op de voet gevolgd door P.B.S., de dokter van wacht en twee verplegers, de ene nog slordiger 'gekleed' dan de andere...Josephs rol was uitgespeeld en enkel over de schouders van het neerhurkend gezelschap heen, kon hij even het opgedrongen gezicht zien, toen de dokter met de zaklamp de blauwe gekneusde hals van die sukkel onderzocht.              

Hij kreeg een schok: het was Dupong!                         Dupong, verdomme!  We zouden nog van hem horen, had die kwal gezegd, we zouden er nog spijt van krijgen...De klootzak die zijn verlies niet kon aanvaarden...De eeuwige mislukkeling !                  

" Veel chance heeft hij niet gehad! ",dacht Joseph smalend, " Drie mislukkingen op rij!  Hij is zelfs niet kapabel om zich proper op te hangen! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 194
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B38:  DUPONG, Francois.                                                      

 

Joseph stond tussen zijn beide nieuwe vrienden ongeveer in 't midden van het peloton, dat "getrokken" werd door lange slungels als 'Führer' Albrecht, 'Bill' Bergmans en 'Grote' De Coninck ('Groot' in tegenstelling met de 'Kleine' Marcel De Koninck, die ergens achteraan bengelde). Als "duwers" op het laatste gelid fungeerden struise gasten zoals laatkomer Josephy, Beerke Willemans en Dikke Rogeers.                          

" Gijder zorgt dat het spel niet uitrekt! ",kregen deze als speciale opdracht mee van Poempbaksmoel, die inderdaad onsportief genoeg was om zijn 'Groep Zes' op de fiets te begeleiden.                 

Het was prachtig zomerweer, maar zij die iets van marcheren afwisten hadden uit voorzorg hun onderhemd uitgelaten: " We gaan fameus afsjieken, met dees zon! "...                                                    

De eerste groepen waren reeds manhaftig vertrokken, luidkeels zingend over hun 'Sarie Mareis' of de 'Suiker in de Erwtensoep', maar voor ze achter de eerste bocht verdwenen, sloeg het gebrek aan tekstkennis reeds toe. 

P.B.S. probeerde het vanaf de start met 'Het vendel moet marcheren...',maar daarmee geraakten ze met moeite tot het einde van de eerste straat...Een paar burgers bleven nieuwsgierig staan kijken toen hun bonte bende voorbij trok: dat gore allegaartje van diverse uniformen en boertjes-op-hun-zondags, jonge knapen en rijper mansvolk door elkaar, moést wel intrigeren, willen of niet...Maar zohaast 'hun frank gevallen was' keerden velen zich nadrukkelijk halve-draai-om naar blijkbaar boeiender belangstellingspunten...       

Joseph merkte deze stille afkeuring wel, maar begreep ze niet goed: aan de kust, of in een stad als Oostende, zou hun optocht zeker meer openlijke bijval geoogst hebben van sympathisanten, of af en toe een spottende sneer toegeschreeuwd gekregen van een vermetele tegenstander met goede spurtcapaciteiten. Maar ze zouden er toch goedmoediger bejegend worden, en niet zo kil afstandelijk zoals hier...                                                         

" Ik kan niet zeggen dat we veel succes hebben! ", merkte hij op tegen Pinjaert naast zich.                                

" Ach jong, in Antwerpen hebben ze't allemaal wat hoog in hunnen bol!  Ze doen alsof ze zelf hun hoogste kathedraal gebouwd hebben en hun Boerentoren, maar verzwijgen dat de metsers uit de boerenbuiten kwamen en de bouwmeesters uit Brussel. De sinjoren hebben daar geen énkel verdienste aan, heb ik gelezen. En omdat Rubens hier een paar blote wijven in de kerk heeft mogen hangen, denken ze allemaal dat ze wat meer van 't leven weten dan d'andere mensen!  Bij ons zouden we daar een voileke over schilderen, maar hier willen ze lijk zuigelingen absoluut blote tieters zien...Tettezotten zijn het, hé Van Kuyckx! ", riep hij tegen de sinjoor in het gelid voor hen: " Wa viende gaai van ol dees voil kladschilders in 't Stad ?" Hij chargeerde nogal nadrukkelijk op de 'Moeder aller Vlaamse Dialecten'            

Van Kuyckx keek hooghartig om: " Als ge't wielt wete, stoem boerke: we zaain ier nie ien 't Stad, mor baai de gaaitepoepers van Wielrik,  Kloefkapperke! "                             

" Wat heb ik je gezegd ?",spotte Pinjaert, "allemaal dikke nekken! "                                        

Het peloton schoot goed op en telkens ze door een bebouwde kom van één der voorsteden kwamen, stapten op het voetpad een paar bengels een eindje met het hen mee, maar in de buitenwijken werd het alsmaar stiller, ook in eigen rangen. Telkens het ritme dreigde te verslappen,  voelde Führer Albrecht zich geroepen een nieuw marslied te lanceren, waarvan de meesten echter een vroegtijdige dood stierven: van 'Kempenland aan de Dietse kroon' kende niemand de tweede strofe, en het 'Zeeroverslied' verzoop al even vlug in een verwarde tirra-lalla....Kleine kliekjes probeerden af en toe hun regionale lofzangen op te dringen, maar zonder veel succes, tenzij het morele gehalte ervan zo laag zakte dat het de lachlust opwekte.

Een Gentenaar gaf een steek onder water met:             

" En zieje van Brugge, zet je vanachter: ge moe vanvoren in de réke nie gon stoan! "  Maar het bleef bij een gekeeld solonummer.              

Het kusttrio wilde niet achterblijven en bracht: " Dat is de torre van Ostende, asje pist dan ligt'em overende! ", maar het koortje was te kort en te schraal om veel bijval te genieten.                       

Bill Bergmans wist wat beters: " Gè dikke tette Melanie, ik zèn zo blaai as ik ze zie! En asse goe gewasse zaain, stekt dan aa tieters tegen de maain! " Dàt bracht wat leven in de brouwerij en  achtereenvolgens bezongen ze in de zelfde context haar 'warm bukske, ronde bille, groete voete, schoen krulle, blaaw oege, lief nuske, en waarm liepkes'...Erg krijgshaftig was het niet, maar er werd flink wat afgelachen, en ook de burgers op het voetpad bleven nu monkelend staan kijken.  

Telkens de Führer, met de hulp van een paar andere pilaarbijters zoals Dupong en Mertens, het iets deftiger 'Kempenland' weer wilde aanheffen, werd vlug "ons Melanie" uit bad gehaald voor een paar bisnummers!

Zo vergaten ze de hobbelige kasseien van de Krijgsbaan, die de dunne zolen van hun open sandalen of hun zondagse schoenen deed gloeien en gaandeweg voor de eerste mankepoten zorgde...                  

Aan het kerkhof Schoonselhof kruisten ze groep één en vervolgens met een paar minuten tussentijd de andere pelotons die vóór hen waren vertrokken. Dus kon het keerpunt, fort 8 in Hoboken, op tien kilometer van de vertreklijn, niet meer ver af zijn en dat gaf nieuwe moed!  Vooral toen ze merkten dat hun voorgangers de lofzang op de rondborstige Melanie van hen overnamen, streelde dit hun gevoel van eigenwaarde...                                                           

Na bijna twee uur stappen konden ze eindelijk de terugweg aan vatten, zonder rusten. P.B.S., die zich tot dan toe stil met zijn fiets op de achtergrond had gehouden, schreeuwde de voetenslepers de nodige aansporingen toe. Maar lang hielp het niet: hier en daar begonnen de kartonnen oorlogszooltjes te begeven en kregen de manke slenteraars de toelating naar het voetpad uit te wijken, onder de hoede van de 'duwers' Jos en Beerke. De derde duwer, Dikke Rogeers had zelf al last genoeg om het ritme te volgen en moest door zijn maats flink aangepord worden om niet verder af te zakken. En wat Bill Bergmans ook probeerde, zijn Melanie kreeg hoe langer hoe minder aantrek. Nog zo jong en nù al versleten...                                               

De zon begon lelijk te steken.                              

Joseph stapte met zijn vrienden flink door: de drie vrolijke musketiers schenen weinig last te ondervinden van de hitte en de gloeiende voeten, maar veel werd er toch niet meer gezwetst, tenzij om te schatten hoe ver het nog kon zijn...            

    

Tegen vieren zaten de 15 kilometer er eindelijk op en dreef P.B.S. de kop van het peloton naar de binnenkoer van een leegstaand fabriekje, terwijl de lange staart met mankende achterblijvers werd opgejaagd door "Jos" Josephy en Beerke Willemans, om de gemiddelde tijd van groep 6 alsnog te verbeteren.                      

    

" Is iedereen binnen ?",vroeg Asselman zuur aan de Jos, " Ik mankeer d'er één, als 'k goed kan tellen..."                             

" Fastré is na 't keren bij fort 8 in de boskes gaan zitten en 'k durfde er niet langer op wachten...'k Heb hem niet meer gezien, in elk geval...Misschien is hem uit z'n eigen bij 't volgende peloton aangesloten..."                                                  

                          "Bon, zwijgt maar: Voor mij is 'de zes' binnen! "              

 De koer leek wel een mierennest: de eerste vier pelotons waren reeds vertrokken voor de individuele ijlmars over de laatste vijf kilometer en groep 5 werd samengedreven aan de startlijn voor het appèl. In theorie kregen de groepen hier tien minuten rust om het gewicht van hun stijve benen af te halen en een beker fris water te zwelgen uit de grote aluminium ketels in de schaduw van een afdak. Maar Joseph had met moeite zijn mond gespoeld en het water in een forse straal weer uitgespuwd zoals een renner op de kermiskoers, of daar sukkelde groep 7 de koer reeds op. Er moest dringend plaats worden geruimd. Asselman schreeuwde zijn schapen bijeen voor de naamafroeping en stelde verwonderd vast: "Groep 6 compleet! "..., want Fastré was schijnheilig uit het niets te voorschijn gekomen...Toen gaf hij - ditmaal in keurig Vlaams - zijn ultieme richtlijnen:                                         

     

" Ge hebt nog drie kwartier voor de laatste vijf kilometer!" loog hij, " Het zal dus wat rapper moeten gaan, dan dat geslenter tot nu toe! ...Let op de telefonpalen langs de baan: die staan op vijftig meters van-één...Als ge dus op tijd wilt binnen zijn, moet ge vijftig meters lopen, vijftig meters stappen, vijftig meters lopen en zo voort!  Goed verstaan ?... En nu is 't elk voor zich: niemand is nog verplicht naar de slenteraars om te zien...Die moeten nu maar op hun tanden bijten! "                                       

                        Hij keek een tijdje demonstratief op zijn horloge,        hief de arm op en riep toen: " Klaar ?....Partee! "

De hevigsten stoven de straat op, Führer Albrecht op kop, als wilden ze een record breken, maar het gros bleef voorlopig bijeen en volgde gedwee het opgelegde tempo: één paal stappen, één paal sjokken...John Aspeslaghs had een polshorloge en stelde zijn maats na een zestal palen gerust:" Als we het zo kunnen volhouden, zijn we d'er binnen een dik half uur en moeten we ons voor niets creveren "...En dus lieten ze de kop maar gaan: achter hen zwalpte reeds een lang uitgerekte staart van gasten in diverse stadia van uitputting en moedeloosheid, waarvan de laatsten het echt niet meer zagen zitten...                   

Plots begon Pinjaert zwaar te hinken. 

                        

" Miljaarde!  M'n zool hangt los! " 

                      

Ze stopten even en samen schatten ze de schade.

              

 " Bindt er een zakdoek rond! ", raadde Joseph aan, maar onze 'Penny' bezat niets in dien aard.

                         

" Hier, pakt de mijn! ", bood John aan en zonder veel omhaal bond hij de grote rode bolletjeszakdoek over de schoen van zijn maat, die zich gewillig liet doen.

                                     

Na even voorzichtig testen schoten ze weer in gang. Zonder veel moeite haalden ze geleidelijk hun achterstand weer op en lieten de slenteraars, die hen tijdens de noodherstelling waren voorbijgestoken, ver achter zich.                                                                            

 " Gaat het zowat ?", informeerde John hijgend, " 't Is naar mijn gedacht nog geen twee kilometer meer en we hebben nog dik twintig minuten:  we moeten zelfs niet meer lopen, als 't niet zou gaan..."

                               

Maar Penny snoof geringschattend en slofte op een sukkeldrafje moedig mee.

                                       

Het zweet droop van hun lijf toen ze eindelijk hun kazernepoort binnenliepen en hun naam lieten aanstippen op de lijst van Poempbaksmoel.                                     

" Goed! ", prees deze," schoen oep taait!  Godda mo wasse! "  

     

Maar dàt hadden ze zonder zijn genadige toelating ook wel gedaan...   

                                    

Vanuit de waszaal schalde, boven het geestdriftig geplas en geproest, de ode aan de bijzondere charmes van hun mascotte: " Gè groete voete, Melanie! ..." En inderdaad, iedereen leek wel erg bezorgd de eigen voeten te keuren op blaren, bloedkorstjes en blauwe teennagels,  terwijl het minste wondje trots aan de bewondering van een bereidwillig publiek werd opgedrongen. Penny's rechter hiel lag open, maar voor de rest had het driemanschap de laatste test zonder kleerscheuren doorstaan. Op de rode bolletjeszakdoek na, dan. Penny wilde het resterende kadrement meesmuilend aan de wettelijke eigenaar teruggeven maar John wees de gift grootmoedig af.                                                                       

" Hangt hem maar boven uw bed als souvenir! "                                        

De slaapzaal leek wel het "Klein Strand" van Oostende op 15 augustus: een drukke exhibitie van halfnaakte witte lijven, als op de eerste dag van een zuurverdiende zeevakantie, waar iedereen meent genoeg gespierd en behaard te zijn om ermee voor de dag te kunnen komen. De geaccrediteerde moppentappers zoals Bill Bergmans en Raoul 'Roel' Van Kuyckx deden niet voor elkaar onder en er werd aardig wat afgebruld. De stemming was opperbest, een paar mokkende kniezers niet te na gesproken, en telkenmale een verfomfaaide laatkomer uitgeblust de zaal binnenstrompelde werd deze op een uitbundig gejoel onthaald. Dikke Rogeers en Dupong kwamen bekaf als hekkensluiters aangewaaid en konden met de geestdriftige ontvangst op de kamer allesbehalve lachen: ze waren ver na de tijdslimiet tot in de kazerne gesukkeld en vreesden duidelijk te licht te worden bevonden...                                              

De luidspreker schalde: " Verzameling voor het avondeten om 18 uur!  Uitslag van de keuring om 19 uur!  De infirmerie in lokaal B 12 blijft open tot 22 " Allee, Penny, ge kunt uwen hiel nog laten verzorgen! ", drong Joseph aan.                                                               

 " Merci vriend, maar eerst boefen hé!  Steendood als 't voor niks is!  Die "Dutse Sossies" wil ik voor geen geld meer missen! "                                          

"Ze mochten hun menu toch wel eens veranderen...",meende John.                                   

Maar neen, ze kregen dezelfde vette goulash-met-brood als gisterenavond, maar ze smaakte ditmaal stukken beter waarschijnlijk wegens hun 'gezondheidswandeling', deze namiddag. Die dodenmars - zoals ze hun prestatie viriel doopten - had echter ook een minder appetijtelijke uitwerking op het contingent. Menig stoere knaap hinkte er stoïcijns op zijn blote zweetvoeten rond, soms iets te nadrukkelijk, als om duidelijk te tonen wat voor slopende beproevingen een echte man zoal kon doorstaan...                                                          

'Het lazaret' deed in elk geval gouden zaken. Joseph ging met Penny mee en de prikkelende lucht van jodiumtinctuur herinnerde hem plots aan zijn werk in de hulppost van de 'Marchevins', tijdens de veldtocht van vorig jaar...Die vrijage met Nadine op de canapé in de amberkleurige schemer van de grote feestzaal...Zou zij nu ook aan hem denken ?... Wat zou ze zeggen, moest hij morgen terug voor haar staan ?...Zou ze nog kwaad zijn?...Ook als hij haar stevig omhelsde en haar mond zoende ?...Zou ze weer spontaan haar tandjes vanéén doen voor zo'n tongdraai waarop ze hem de laatste keren had getrakteerd ?

" Uitslag van de keuring! ", brulde de luidspreker en Joseph schrok zich een beroerte. Hij liet Penny aan zijn lot over in de rij wachtenden bij de deur van de infirmerie en wandelde naar de frisse avondlucht op de binnenkoer. De omroeper riep eerst het volgnummer van de groep af, dan: " Zijn afgekeurd! ", waarop twee-drie namen van slachtoffers volgden. Joseph kende niemand en zijn spanning steeg naarmate de spreker peloton Asselman naderde...Toen kwam het: " Groep zes! ...Zijn afgekeurd!  ...Dupong Francois! ...Groep zeven! ...Zijn afgekeurd!  ...Adams Jaak en Frank Arthur! "              

Joseph luisterde al niet meer. Hij was erbij! Hij was goedgekeurd! Een vreemde tinteling kroop door zijn lijf: een mengeling van fiere vreugde geslaagd te zijn in zijn opzet en een knagende faalangst de komende avonturen niet aan te kunnen. Want nu was er geen weg meer terug:  hij had koppig gekozen, wat roekeloos misschien en eigenzinnig - ja dàt zeker! ..." Zonder assurance, zoals Nonkel René op zijn laatste Engelandvaart...", dacht hij een ietsje benepen, " zonder waarborg op een goede afloop, 'lijk een koorddanser zonder valnet..."                                                                          

Ach wat!  Hij had zijn eigen zin doorgedreven, ondanks alle tegenwerpingen van thuis en moest nu maar de ingeslagen weg als een echt kerel afmarcheren...Ja, zonder omzien, zonder spijt: erop en erover!  En terwijl hij naar de slaapzaal terugslenterde, trachtte hij zich het gedicht "Excelcior" te herinneren. Hoe ging dat ook weer ?...

" 'k Zie liever die, te bergewaart, zijn roek'loos opgeklommen,                                       

Dan zij die, zo zaan de vaart                                     

Gedaan is, nederkommen! ..."                                

De poëet had natuurlijk makkelijk spreken: van hém werd vast niet verwacht dat hij een Russische loopgracht met de blanke bajonet zou uitzuiveren...                            

Op de slaapzaal heerste een uitgelaten stemming en niemand lette op Dupong die wat stil op zijn strozak in een versleten valiesje zat te prutsen. Mislukkelingen worden gemeden als de pest, alsof hun zwakte besmettelijk kon zijn...Joseph voelde wel niet veel sympathie voor die knul, maar had toch wat medelijden nu hij hem daar zo eenzaam tussen deze joelende bende zag kniezen. Hij ging bij hem op het voeteinde van de brits zitten, maar Dupong keek zelfs niet op.                              

 " Wat gaat ge nu aanvangen ?"                               

De andere staarde schokschouderend voor zich uit:

" Wat wilt ge dat ik zou aanvangen ? Morgen moet ik terug naar huis..."            

 " Heeft Asselman dat gezegd ?"                                

Dupong knikte tegen zijn valies: " Morgen om negen uur voeren ze alle afgekeurden met de camion naar de statie..."                                        

" Allee, dan zijt ge d'er van af! ",was alles wat Joseph wist te zeggen, maar voegde er nog troostend aan toe: " Wie weet hoe content ge later nog zult zijn met deze mislukking..."                   

Dupong keek hem agressief aan: " Ik ben niet naar hier gekomen om te mislukken, hé!  Daar heb ik m'n buik al van vol!  Eerst buitenvliegen uit het seminarie, en nu dàt hier! ...Ik begin er meer dan genoeg van te krijgen!  ...Maar als ze me hier niet willen hebben, dan zullen ze nog van mij horen! ...Begod, ja! ...Dat geef ik hen op een briefke! Die brulboeien !..."                                              

" Maar als ge absoluut bij 't Legioen wilt, kunt ge het de volgende keer toch nog eens proberen, hé ? Er zullen toch nog veel lichtingen volgen en ge weet nu wat ze van u vragen...G'hebt nu tijd om u erop te entraineren... Leert wat beter zwemmen en komt de volgende keer met beter schoeisel, dan lukt ge zeker...Zo moeilijk was dat toch ook niet: g'hebt u dees keer laten verrassen, da's al. Maar met wat voorbereiding rolt ge door de naaste keuring 'lijk een fluitje van een cent!  Ze waren nu misschien wat streng, maar ze hebben veel volk nodig en ze zullen de proeven moeten aanpassen om aan hun getal te komen...Een goeie Vlaming als gij kan 't Legioen best gebruiken..."                       

" Luistert vriend: voor mij mag heel het Legioen verrekken, zo groot als het is!  Ze kunnen allemaal de pot op voor mijn part!  Als ze me niet goed genoeg vinden, moeten ze het maar weten, maar ze zullen het zich nog beklagen! ...En laat me nu gerust, want ik heb nog 't één en 't ander te doen! " Verbeten wendde hij Joseph de rug toe.                

 " Bon-bon"...Wat een rotkarakter heeft die mossel, zeg!  Beledigd droop hij af naar zijn eigen brits bij 't venster. Penny zat op de derde verdieping verliefd zijn hielpleister te strelen.        

 " Wat wist onzen atleet te vertellen ?"                      

" Dat heel 't Legioen voor zijn part kan creveren, maar dat we het ons nog zullen beklagen dat ze hem gebuisd hebben! ..."                         

" Tiens-tiens.",was zijn enige commentaar en daarmee konden ze Dupong vergeten.                                

Dachten ze...                                                     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!