" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
10-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 208
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B47.   PARTIZANENJACHT.

 Tarassowa, Wolchowfront,

27 november 1941.

Joseph vroeg zich versuft en stijf bevroren af wat hij feitelijk in deze witte woestenij was komen zoeken. Waren zijn hersens door de ijzige koude misschien aan '’t afsterven, dat hij zich met moeite nog iets kon herinneren van wat hem de laatste maanden was overkomen ? Of was het de sneeuwjacht, hier buiten dit rudimentair afgedekte hol, die hem elk zicht op verleden en toekomst ontnam ?... Zelfs elk zicht tout-court, want verder dan tien meter zag hij geen barst, door de witte sneeuwsluiers die ,opgejaagd door de toendrastorm ,wild om de hoek van de loods kronkelden...Zijn enige houvast in dit wazige gezichtsveld beperkte zich tot het zwarte machinegeweer voor zijn neus en de groene munitiekist ernààst, onderling verbonden door de patroonband vol dof-glimmende koperen kogelhulzen...Zestien telde hij er, als in een strak gelid naast elkaar, zeventien als hij het hoofd op de schouder liet zakken...Voor de rest leek heel zijn wezen wel samengekrompen tot het mentaal aftasten van zijn bevroren lijf op zoek naar vezels waarin nog een kiem van leven sluimerde...

Sinds ze de eerste dag, hier in de zagerij van het gehucht Baraky, voor hun machinegeweer een afweerstelling moesten uitbouwen, had Joseph samen met zijn twee nieuwe vrienden vooral strijd gevoerd tegen de bijtende kou. En moeten vaststellen dat hun zogenaamde winteruitrusting hen absoluut niet of nauwelijks beschermde tegen de extreme weersomstandigheden op deze toendra. Die Duitse leren 'Stiefel' aan zijn voeten, bij voorbeeld, waren een regelrechte ramp: tijdens zijn te lange wachtbeurt, hierbuiten in de ondergesneeuwde M.G.-post, verloor hij al na één kwartier elk gevoel in z'n tenen. Hoe pijnlijk het ook was, tóch moest hij praktisch doorlopend met de éne voet de àndere verpletteren om bevriezing te voorkomen...Als hij na een uur afgelost werd en weer naar 'binnen' mocht, kreeg hij in zijn lijkbleke gore vingers - mits wat knijpen en kneden boven de walmende oliepit - tamelijk vlug weer wat tinteling terug...Maar met zijn gezicht, vooral neus en oren, ging dat niet zo gemakkelijk: daar moest de kameraad soms flink wat op meppen voor er weer een beetje bloed wilde circuleren...Natuurlijk nogal een vreemde manier om met zijn twee nieuwe 'wapenbroeders' sterke kameraadschapsbanden  te smeden, maar tóch...

Al bij al had hij het met zijn twee collega's goed getroffen, vond Joseph. Hij kende de twee Oostendenaars ,zowel John Aspeslags als Roger Penjaert, reeds sinds hun vertrek uit Antwerpen. Wél bleken ze bij nader inzien niet énkel qua karakter compleet elkaars tegenpolen: de eerste was potig, bezadigd en bedachtzaam, de tweede eerder pezig, vinnig en impulsief...Misschien hadden ze juist dààrom Joseph nodig om aanéén te klitten, want met z'n drieën kwamen ze van bij het begin heel goed overeen.

Joseph dacht met moeite terug aan de treinreis van Antwerpen naar hun eerste legerkamp in Debica (Zuid-Polen): die had drie eindeloze dagen en nachten geduurd. Hun wagon met zijn acht bomvolle compartimenten was daar, wat betreft toeristisch comfort, absoluut niet op voorzien. Een wc bijvoorbeeld kon je er ver  zoeken,  om maar iéts te zeggen!  Penjaert was dan ook de eerste geweest om 's nachts z'n blote kont door het venstertje van hun coupé te steken en de resten van het Antwerps afscheidsbanket in de vlucht terug aan de natuur te schenken... Zijn goede voorbeeld sloeg bij de collega's zó aan, dat ze 's morgens voor hun 'Frühstück' bùiten het station van Dortmund op een zijspoor moesten wachten tot de drek van de zijwanden was afgespoten...

Zo waren ze met horten en stoten verder door Duitsland getuft, maar niemand had onderweg oog gehad voor de rijke schatkamers van de Christelijke Beschaving die ze zogenaamd tegen het bolsjevisme gingen verdedigen...Er werd vooral stug gekaart, eindeloos en praktisch dag en nacht...En tijdens die treinreis kwam Joseph tot de onthutsende vaststelling dat '‘de Seun'’, een debiele boerenpummel uit de Kempen, stukken béter kon kleurenwiezen dan een gediplomeerde retoricastudent zoals hijzelf !  Er werd vol branie gespeeld voor één sou per punt, en - wat niémand verwacht had - na drie dagen had die zombie uit het lieflijke bronsgroene eikenhout de halve wagonbevolking leeggezogen en afgedroogd...En zich de gebundelde wrevel van twee compartimenten op de hals gehaald!

In het reusachtige legerkamp Debica in Zuid-Polen, schokkend in al zijn grijze rechtlijnigheid, waren ze onmiddellijk door de mangel van de ijzeren Duitse discipline gedraaid. Als met stalen borstels hadden de SS- instructeurs elk spoor van burgerlijke weekheid van hun ziel geschrobd, elke neiging tot persoonlijk denken uit hun kop geschreeuwd en hen fysisch letterlijk in de vorm gestampt waarmee de oorlogsmachine aan de lopende band duizenden modelsoldaatjes uitspuwde...

Aan deze helse behandeling was voor een dertigtal rekruten, waaronder Joseph en zijn twee vrienden, na vier weken gelukkig een einde gekomen. Zij werden uitverkoren om in Dresden de speciale pionierscursus te volgen,  kwestie van eventjes de angsten en frustraties van hun basisopleiding te verwerken. Stormbootvaren en noodbruggenbouw was er misschien even afmattend geweest als de dril in Debica, en leren omgaan met valstrikken, mijnen en springstoffen mogelijk even slopend voor de zenuwen,  maar ze voelden dat ze nu eindelijk iets nuttigs leerden. En iedere zondag mochten ze in groep even ontspannen met een geleid bezoek aan de culturele trekpleisters van de '‘wunderschöne Kaiserstad'. Een kluif die hun hondenleven aanzienlijk verzachtte...

Maar ja: mooie liedjes duren niet lang...Want op 11 oktober waren ze weer uit Dresden vertrokken, terug naar het gros van het Vlaams Legioen, dat ondertussen verhuisd was naar de legeroefenplaats Arys in Oost-Pruisen. Daar mochten de 'Pioniere', voor de ogen van een hele schare hoge officieren, een modelvoorstelling opvoeren van hun kunde bij de 'bestorming' van een rij bunkers. De jongens sprongen er kwistig om met vlammenwerpers en holle ladingen, en het mocht een waar wonder heten dat er die dag geen ernstige gekwetsten vielen...Hoe dan ook, de 'Hoge Heren' waren content en jongens van het pioniers-peloton kregen die avond welgeteld elk één pint voor de geleverde moeite ...en de volgende dag hun eerste les in militaire logica!  Want hun goed geolied peloton werd namelijk na de voorstelling op slag ontbonden en de pioniers verdeeld over de 27 fusilierssecties, drie per peloton. En wéér wou het toeval dat Joseph met zijn twee vrienden samen in het derde peloton terecht kwam...

 

Zoals gezegd ,het kostte Joseph alle moeite om zich te herinneren hoe hij hier drie dagen geleden in deze verlaten wildernis terecht was gekomen...Hij wist nog dat het was beginnen sneeuwen, toen ze op 10 november plots het immense legeroefenkamp Arys in Oost-Pruisen hadden verlaten...En tijdens hun verplaatsing naar het front - hotsebotsend op vrachtwagens in vijf eindeloze, ijskoude dagetappes - was het hard blíjven sneeuwen, uur nà uur nà uur ! ...Véél kon hij daar verder niet van voortvertellen, want na de uitputtende maandenlange opleiding tot stormpionier had hij blijkbaar aardig wat slaap moeten inhalen... Onderweg was in zijn half-sluimer steeds opnieuw hetzelfde beeld opgedoken: de verbleekte historia-wandplaat in de klas van meester Denolf, die de dramatische aftocht van Napoleon Bonaparte uit het brandende Moskou illustreerde...En voor wie het niet duidelijk genoég was, stond er onder: "De Russische KONING WINTER verslaat den roekeloozen FRANSCHEN KEIZER. Oktober 1812 "...Was dit soms een kwaad voorteken ? Hij was er niet gerust in...

Toen het Legioen eindelijk versteven arriveerde in 'Frontabschitt Wolchov-Leningrad' werden de Vlamingen in drie dorpen rond Tarassowa ingekwartierd en onmiddellijk onder bevel geplaatst van de 2.SS-Infanterie-Brigade. Ze lagen daar nog een heel eind van het échte front af, zogenaamd in tweede lijn, maar wél midden in partizanen-gebied...Het Legioen werd door de Duitse SS-staf dan ook zonder de minste inspraak in twee groepen gesplitst: één om samen met hen al patrouillerend de hele streek van die smeerlappen te 'zuiveren', en één om - onder de naam van 'Kompanie Nussbaum' - de flank langs de spoorweg Moskou-Leningrad te beveiligen. Joseph was met zijn twee vrienden in deze laatste groep terecht gekomen, wat hun nog tere zieltjes althans die eerste week beschermd had tegen de brutale schokken van de wrede partizanenoorlog...

Baraky heette het steunpunt dat ze daar met hun derde peloton in een z.g. 'egelstelling' bezet hielden:  in feite niet meer dan twee boerenhoven en een houtzagerij langs de spoorlijn, verloren in de verblindend witte toendra...De àndere pelotons van 'Kompanie Nussbaum' lagen een paar kilometer links en rechts van hen, óók langs dat spoor, in gelijkaardige negorijen...Iedere dag moesten ze, heen en weer, beurtelings naar hun linker of hun réchter buur patrouilleren om het contact te houden. En om tevens vast te stellen aan de hand van verse dwarssporen in de sneeuw, dat tijdens de nacht weer vreemd krijgsvolk ongezien de spoordijk had gekruist...Of het nu reguliere sovjetpatrouilles waren of groepjes partizanen, erg bevorderlijk wàs dat allemaal niet om hun zelfvertrouwen op te krikken...

Want zién kon je die kereltjes nooit, ook overdag niet...En nog minder als die lafaards al eens vanuit een ver berkenbos een paar schoten op een onvoorzichtige schildwacht losten...De eerste dagen hadden de Vlamingen naar die sluipmoordenaars een gevechtspatrouille willen sturen, maar de Duitse staf had hen verbod opgelegd zich óver de spoordijk te wagen. Volgens hén waren dergelijke provocaties énkel bedoeld om onervaren troepen in een hinderlaag te lokken en dan uit te moorden. De Duitsers konden zulke incidenten blijkbaar missen als kiespijn: het front lag er hier rustig bij, en dat wilden ze graag tijdens heel de winter zo houden !  

Wel vlogen soms Russische Rata's laag langs de spoorbaan en beschoten 'en-passant' de stelling Baraky met hun boordwapens of wierpen er een bom op, meestal zonder érg...Ware er buiten niet de bijtende kou geweest en de doorlopende dreiging van de sluipschutters uit de bossen en vennen rondom, dan hadden ze het hier lang kunnen uitzingen. Want de mannen hadden al vlug hun onderkomens wat beter uitgebouwd en comfortabeler ingericht. Planken vonden ze genoeg in de zagerij, en met stukken buis staken ze al vlug een stoofje in elkaar. Op de binnenplaats lag ook nog een diepgevroren paardenkreng waarmee ze de plotse onderbrekingen van de proviandtoevoer konden opvangen. En een paar romantische zielen hadden aan een kaarsstomp op een dennentak genoeg om naar 'thuis' weg te dromen...

Maar op 3 december sloeg deze nakende kerstsfeer in stelling Baraky plots drastisch om !  Ze kregen versterking van de 'Kompanie Breymann', die tot dàn de streek rond Tarassova samen met de SS 'gezuiverd had van dat partizanengebroed'...De meesten spraken niet graag over het resultaat van hun jacht, want de gevangen sluipschutters of de vermoedelijke partizanen werden meestal naar 'achter' geleid en dààr terechtgesteld. Maar soms vonden de Duitsers dat nutteloos transport te omslachtig en werden die mannen - en vrouwen!  - gewoon in het dichtst bijzijnde gehucht zonder veel omhaal publiekelijk opgehangen of doodgeschoten. Voor de aanwezige Vlamingen was dàt wel even slikken !  De mannen vertelden dat hun commandant tegen deze lapidaire rechtspleging bij de SS bezwaar had gemaakt en dat ze waarschijnlijk dààrom hier naar de spoorbaan waren verplaatst...Een hele opluchting voor hen ,en om te bekomen ,hadden die jongens toch stukje bij beetje hun geweten ontlast. Voor de Duitsers verliep zo'n partizanenjacht volgens een vast ,geolied scenario. Ook hier weer : tot viermaal toe moesten de Vlamingen telkens het verdachte gehucht omsingeld houden ,en al wie er uit vluchtte neerknallen. De SS-ers drongen er dan brutaal binnen en staken alle hutten in brand tegen verstekelingen. Ze joegen alle mannen van jong tot oud bijeen op het 'dorpspleintje', gemiddeld een tiental ,en hingen er meteen twee 'Judenschweine' op om bij de ondervraging van de rest de tongen wat losser te maken. Maar zoals gewoonlijk viel dat wegens de spraakverwarring wat tegen en werden die sukkels samen in één MG-salvo terplekke "hingelegt". Een regelrechte schande ,vonden de jongens ! Het vee en het vrouwvolk werd weliswaar bijna overal ongemoeid gelaten ,maar tóch...Een smerige rotzooi vonden ze het zélf , want "dat konden toch allemaal geen joden geweest zijn ,die ze zomaar in de rapte hadden afgemaakt..."

Deze oprisping van menselijk mededogen met de 'gevangen partizanen' duurde juist geteld tot zonsondergang. Want tegen vijf uur 's avonds kreeg het derde peloton plots bevel rap een stoottroep te sturen richting steunpunt Olomno! Een vrachtwagen met de bevoorrading in proviand, munitie en post voor de Vlaamse eenheden langs de spoorlijn was op twee kilometer van Baraky in een hinderlaag van die smeerlappen gevallen! Van de tien man die als beveiliging meereden was er één gewond tot hier gesukkeld om alarm te slaan: volgens hem had, buiten hijzelf, niemand ànders de aanslag overleefd... Als door een horzel gestoken schoot het derde peloton wakker !  Er werden in de houtzagerij een hele resem zenuwachtige bevelen geschreeuwd om een stoottroep van twintig man te vormen: Joseph en Penjaert vielen in de prijzen en kregen twee minuten om zich klaar te maken voor hun vuurdoop...Wat kort om deftig afscheid te nemen van John, die beloofde op hun rommel te passen.

Hun ‘Chef’, een Duitse SS-Adjudant die ze als Oberscharführer moesten aanspreken, gaf hen in de beschutting van de machineloods de laatste instructies hoe ze in deze lange rij van drie secties moesten oprukken."Denk er aan dat we zo vlug mogelijk bij onze kameraden in nood moeten aankomen !  Onderweg mogen wij ons niet laten ophouden door eventueel zijdelings vuur van scherpschutters of hinderlagen !  Storm steeds voorwaarts langs de spoorbaan en laat u niet verleiden zelfs een goed zichtbare vijand te achtervolgen in de bossen, want dan loopt ge blind in een val !  En vooral: steeds onderling afstand houden van minstens vijf meter. Wie in de rij gewond zou worden, krijgt verzorging door de twéé man die hem volgen, en niet door drie, verstaan! ?...Mars !" ” 

Buiten de stelling was het pikkedonker en bijtend koud. De 'passe-montagne' onder hun helm bood nauwelijks bescherming tegen de gure zijwind, die harde stralen ijskristallen over de lage spoordijk vlak in hun gezicht joeg. Het golvende pad, waarlangs ze dagelijks naar Olomno hadden gepatrouilleerd, lag er glad en half ondergewaaid bij. In de diepere zonken bood de dijk hier en daar wat luwte tegen de wind, en bescherming tegen mogelijk vijandelijk vuur uit oostelijke richting. Maar de partizanen lagen vast nog aan de westkant van het spoor, ergens op de loer in de bosrand...Joseph voelde zich in die hijgend voortijlende rij rekruten als een witte pijpensteel in een schietkraam!  En de kans zat erin dat die smeerlappen ergens een struikeldraad over het pad hadden gespannen, verbonden met een op-scherp-gestelde granaat...Dààr kon hij beter niet aan denken, al was dit vooral een zorg voor de koplopers...Hoofdzaak was nu zo vlug mogelijk op de plek van de overval te geraken en die door veel machtsvertoon te beveiligen. Maar in het donker was zowel het ene als het àndere allesbehalve vanzelfsprekend!  

Na een klein uur stootte de spits op de donkere massa van de vernielde vrachtwagen, die half gekanteld in de greppel naast de weg lag...Geen levende ziel meer te bekennen...De Oberscharführer stelde met een paar korte bevelen de drie secties in rondom-verdediging alvorens met een paar man de wrakstukken te onderzoeken. Kisten en zakken lagen leeggeplunderd in de sneeuw: de overvallers waren blijkbaar met een rijke buit aan proviand, wapens en munitie verdwenen. De mannen van de escorte lagen kris-kras door elkaar rond het wrak van de camion,  duidelijk van dichtbij afgemaakt, een paar met schotwonden in het gezicht...De eerste acht lijken werden nogal vlug gevonden, drie man bleven voorlopig vermist...Op het roepen van Vlaamse namen kwam uit het mistige bos geen enkel antwoord of reactie meer...Dan maar wachten tot de dag zou aanbreken...

 

Het had tot laat na de middag geduurd vooraleer de boel was opgeruimd, de lijken afgevoerd en het wrak weggesleept. Een stoottroep van Olomno nam de zaak over en Joseph kon met zijn makkers ‘naar huis’, zwaar beladen met blikken eten en vooral...post. Verschillende brieven bleken voor het derde peloton bestemd en Joseph was bij de gelukkigen. En onmiddellijk flitste het door zijn hoofd dat Nadine misschien eindelijk haar wrok overwonnen had...Maar de afzender bleek Neuville Georgette ...Tante Jetje ? Ook goed ! Op slag was alle leed vergeten ! ...

 De brief had er ruim drie weken over gedaan, zag hij wat beteuterd...Maar oud nieuws van thuis bestond niet.

 

Westende, den 15 november 1941.

 

Beste Joseph, lieve jongen,

Gij moet mij excuseren dat ik tot nu gewacht heb voordat ik deze eersten brief schrijf, maar de zaken zijn hier ook niet simpelder geworden met uw vertrek naar Rusland. Wij dachten en hoopten dat ge met de raad van Jupp achter een paar weken zou kunnen weerkeren naar huis, vooraleer het te laat was. Maar Leon heeft van een serieuze mens gehoord dat gij nu al te ver weg zijt in dat soldatenleven om nog weer te kunnen keren zonder zever van uw bazen. En Jupp zegt dat ook. Ik doen iedere avond een schietgebed dat gij gezond moogt weerkeren tegen dat den oorlog daar gedaan is. Maar ik zijn ver de enige, peins ik. Want in het dorp liggen er zeker weinig van wakker dat gij hen met uw leven beschermt tegen den goddeloze bolsjeviek. Zélfs meneer pastoor niét ,heb ik gehoord .Ge had dat nooit mogen doen vent.

Het is mijn droeve plicht u te melden dat Marie nog niet is bijgedraaid en zij weigert over u te spreken. Maar dat is geen uitzondering aangezien ze zowat met iedereen van ’t dorp overhoop ligt. De reden daarvan ligt bij Jupp die alsmaar meer in ’t open op haren dorpel staat en de mensen kunnen daarmee niet ommegaan. Marie trekt zich al die roddel en achterklap niet aan, oo kontrarie, ze durft iedereen die haar scheef beziet vlak in '’t gezicht zijn vet geven. Dat maakt dat ze nu met het halve dorp overhoop ligt, maar zij lacht daarmee. Dat zal wel slijten zegt zij. Maar ik zie haar iedere dag meer pinniger worden en ik krijg ook rapper een veeg uit de pan. 

Ook met de burgemeester Engelborghs ligt ze overhoop omdat die kwam vragen aan haar van een warme sjaale te breien voor u. Ze heeft hem vlakaf gezegd dat hij u in de kou heeft gestoken en daarom zelf maar een warme sjaale moet breien voor u. Hij is het vroet van collèire weer afgetrapt en we zullen hem niet rap meer op den hof zien, peins ik. Ik hoop dat ze er geen spijt van krijgt.

Met Leon gaat alles opperbest. Hij verdient goed en brengt mij vantijd een schol of een pladijs mee lijk een echte vent. Hij loopt lijk serieus met die kleine van Erte uit de lakodam, maar hij houdt het proper heeft hij mij beloofd. Ik verwacht dan voor de moment ook niet dat hij zwaar gaat moeten biechten bij meneer pastoor. Gij verstaat mij wel zeker. Gij ook goed opletten hé.  

Zo, ik zijn rond en uitverteld. Weet mij te zeggen ofdat ge deze brief in goede orde hebt ontvangen, dan beloof ik van volgende maand opnieuw een te schrijven. Dat is een goede oefening voor mijn geleerdheid, maar ik zit er wel een tijd op, iedere week een stukje.

Ik hoop u hier rap in goede gezondheid weer te zien en druk alvast vanuit de verte een stevig totje op uw voorhoofd

                       Uwe tante Jetje,

              Getekend Neuville Georgette.

 

Joseph lachte door zijn tranen heen. Penny keek gegeneerd weg, maar John klopte hem vriendelijk op de schouder: ”Laat maar lopen vent! ”


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
10-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
09-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 207
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B46Bis USA SPRINGT IN DE DANS.                                           

 

Op 4 april '41 had Hitler met Italië en Japan een Drie-Mogendheden-verdrag afgesloten (het zg "As-pakt") en daarbij nogal onvoorzichtig beloofd steeds samen de "gemeenschappelijke vijand" te zullen bevechten. En in zijn ogen was dit het Brits imperium. Japan, dat sinds '‘37 enkel in oorlog was met China, moest volgens Hitlers strategische plannen voortaan ook Engeland in de Aziatische bezittingen aanvallen om daar zoveel mogelijk Britse troepen te binden. De USA mocht volgens zijn visie niet als "gemeenschappelijke vijand" aangevallen worden: het moest enkel door de macht van het Drie-Mogendhedenpakt voldoende afgeschrikt worden om niét de zijde van Engeland te kiezen.

Tijdens zijn onderhandelingen op 4 april '41 over zijn "As-pakt" zweeg de Führer echter over zijn oorlogsplannen tegen Rusland. Daarbij dacht hij geen Italiaanse of Japanse hulp nodig te hebben om de glorie van de overwinning niet met hen te moeten delen...Deze geheimhouding zou hem zuur opbreken. Want Japan wilde zich in de rug dekken vooraleer het oprukte naar Singapore en tekende daarom op 13 april 41 een non-agressiepakt met Moskou ! Dat vond Hitler wel iéts van het goede teveel, maar kom...

Toen echter Barbarossa twee maand later van start ging en de steeds groeiende Russische weerstand (én de modder) Hitler aan een vlugge overwinning deed twijfelen, riep hij bij het aanbreken van de winter het Drie-Mogendhedenpakt in om Japan over te halen Rusland toch maar in de rug aan te vallen. Vergeefs echter: Tokyo wilde bij zijn geplande verre veldtochten tegen de Britten geen Russische spelbreker in zijn achtertuin en wimpelde de Duitse wensen af. 

De volgende maanden groeide echter in Tokyo de wrevel tegen de USA die, na de Japanse inval in Frans Indo-China, sinds augustus '41 alle Japanse banktegoeden had laten blokkeren. Daardoor kon die geen olie of rubber meer kopen in het buitenland en werd een gewapend conflict met de USA onvermijdelijk. Hitler wenste dit met alle middelen te beletten daar hij niet vóór de eindzege over Rusland in een oorlog met Amerika wou betrokken worden. Zijn plan mislukte echter. En toen Japan op 7/12/41 de USA toch aanviel (Pearl Harbor !) zat Hitler juist midden in het débacle voor Moskou en smachtte nu wél naar elke hulp die hij kon krijgen. Hij drong daarom opnieuw sterk bij Japan aan opdat zij de USSR in de rug zouden aanvallen en Vladivostock, de aanvoerhaven van de Amerikaanse hulpgoederen voor het oostfront, zouden veroveren. Maar dàt vond Japan nu weer van het goede teveel: met China, Nederland, de USA en het Britse Imperium hadden ze voorlopig de handen vol. "Omdat Duitsland steeds (hautain ) verzekerd had dat het Rusland moeiteloos en in de kortste keren zou vernietigen, had Keizer Hirohito geen enkel offensief plan tegen de USSR voorzien..." klonk het. Dat was dan dikke pech voor de Führer!   

Japan zou, ondanks herhaalde Duitse druk, tot het einde van de oorlog trouw blijven aan het non-agressiepakt met Rusland, ook toen na Stalingrad de mythe van de Duitse onoverwinnelijkheid taande en de ineenstorting zich begon af te tekenen. Dat was hun manier om zich op Hitlers hoogmoed te wreken. 

Sinds augustus '41 was Hitlers stemming ten overstaan van de USA evenwel sterk geëvolueerd: de Kriegsmarine ondervond steeds meer hinder van de Amerikaanse oorlogsbodems die de zg "neutrale" konvooien met Amerikaanse hulpgoederen, vliegtuigen, tanks en munitie via Ijsland naar Engeland beschermden. De incidenten stapelden zich op, omdat de duikboten moeilijk konden uitmaken welke schepen zij volgens het oorlogsrecht mochten kelderen en welke niet. Ondanks zijn strenge orders om bij twijfel niet aan te vallen, waren toch reeds verschillende Amerikaanse schepen getorpedeerd.

Hij verzoende zich dan ook vlug met de Japanse oorlogsverklaring aan de USA en hoopte dat dit de Amerikaanse aanwezigheid in de noordelijke Atlantische oceaan zou afzwakken. Indien hij daarenboven eveneens de oorlog zou verklaren aan de USA, zou de Kriegsmarine ongehinderd de hulpkonvooien kunnen bestrijden en alzo de blokkade van Groot-Brittanië kunnen versterken. Ondertussen kon Japan de USA in de Pacific voldoende binden - en misschien wel verslaan - zodat Duitsland de eerste jaren zelf geen last zou krijgen van een militaire US-interventie op het Europese vasteland.

Op 2 december 41 verklaarde Hitler, tijdens de geheime onderhandelingen, dat Duitsland aan de zijde van Japan zou strijden, als dit land in ruil niet enkel de USA, maar eveneens het Britse imperium én de USSR zou aanvallen. Na vier dagen touwtrekken gaf Japan gedeeltelijk toe: het zou zowel de Engelsen aanvallen als de Amerikaanse hulpkonvooien naar Vladivostock bekampen,  maar het bleef weigeren om de USSR de oorlog te verklaren. 

     Door de sensationele Japanse aanval op Pearl Harbor, de volgende dag 7/12, waarbij de USA in twee uur tijd het kruim van de Pacific-fleet verloor, was Hitler zo "aangenaam getroffen" dat hij niet verder aandrong...

 Op 10/12 kelderden Japanse vliegtuigen daarenboven vóór de kust van Malakka twee Britse slagschepen en veroverden daardoor de superioriteit in de hele Pacific. Deze klinkende successen deden Hitler besluiten op 11/12, samen met Italie, de oorlog te verklaren aan de USA op het ogenblik dat hij, zowel in Rusland als in Noord-Afrika,  zware tegenslagen moest incasseren. En niet één van zijn generaals waagde het nog tegen deze noodlottige beslissing te protesteren.

Daarmee was de Führer in zijn hoogmoed volledig afgedwaald van zijn oorspronkelijke strategie om zijn tegenstanders één voor één aan te vallen en te verslaan. Maar na de veldtocht in Polen had zijn manische eigendunk Duitsland in een stroomversnelling gestort en met zijn brutale huzarenpolitiek was hij er in één jaar tijd in geslaagd heel de vrije wereld tegen zijn volk in het harnas te jagen.                                         

      Voor de Amerikanen en hun geallieerden brak nu in Zuidoost-Azië een jaar aan van zware nederlagen, zowel te land als ter zee en in de lucht. De zo misprezen, minderwaardige "Japs" liepen binnen een paar maanden Maleisië, de Filippijnen, Nederlands Indië en alle eilanden van de westelijke Pacific onder de voet. Ook Birma ging verloren, vóóraleer het bliksemoffensief van "die verwaande Waterchinezen" tegen de Indische grens kon worden gestopt en het langzaam tot de Westerling doordrong dat de Japanse krijgsmacht stukken beter geleid werd en moediger vocht dan onze geallieerden.       

      Dit was voor Hitler en zijn aanhang, na het débacle in Rusland, een welkome opkikker. Maar niet voor lang...

                                                     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
09-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
08-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 206
Klik op de afbeelding om de link te volgen
                                                       POLITRUK KONSTANTIN VOLKOV.
Na een woelige koortsnacht vol wroeging en knagende schuldgevoelens kreeg hij onverwachts bevestiging van de totale ondergang van zijn peloton. De verpleger had juist het bord rode borsj, een stevige bietensoep, in zijn mond gelepeld toen hij plots de twee officieren aan zijn voeteneinde zag staan. Eén droeg de arm in een mitella en pronkte met een flatterend verband diep om het voorhoofd, de andere leek helemaal niét gekwetst...Maar beiden vertoonden wél op de schouderstukken van hun militair uniformjas het blauwe kenteken van de inlichtingendienst...Verdomme, hier werd het "oppassen geblazen " !

         De mitella-figuur grijnsde hem aan: "” Ha, Tovarish-Sergeant Steiner! Je hebt het toch nog gehaald, zie ik ! Toch niet vroegtijdig gaan lopen hé ! ...Want je weet hé: pang-pang rastaljat !" ” Dit losse dreigement om hem te laten fusilleren was blijkbaar als mopje bedoeld...En toen Steiner hem niet-begrijpend bleef aanstaren kreeg de officier het al wat op zijn heupen:" ” Wat is het ? Herkent gij mij niet ?...Luitenant Konstantin Volkov, je politruk bij de goelag-compagnie...Je bent toch niet je geheugen kwijt hé vent  ?!!"    

         "“ Of misschien is zelfs héél zijn verstand om zeep !”" veronderstelde zijn gezel :" ” Met zo'’n loopgraaf-debiel kan ik niets aanvangen, weet je ! Als die idiote bajesklant van jou zich geen zinnige details van de eindstrijd om Dubosekovo kan herinneren, zal ik ze nog zelf uit mijn duim moeten zuigen ! ”"

          Zohaast Steiner begreep dat die twee geen bedreiging voor hem waren, besloot hij het spel mee te spelen :"” Ja verdikke ! "” kuchte hij schor :" Gospodin Politruk ! Ook gaan lopen, zie ik ! Onder je leuke heldenvermomming voor het ‘Bal Masqué’ had ik je écht niet herkend ! Man-man, zo zwaar gewond, zeg ! Echt indrukwekkend, hoor ! En wie is die patent-communist die jou bij je weifelende schreden zo broederlijk en minzaam ondersteunt ?" Die twee keken wel even op van zijn sarcastisch gehoon, tot de vreemde genadig grijnsde :"” Steiner, hé...Geen naam van bij ons, zou ik zo zeggen...Duits ?... Da's wél wat verdacht hé..."”

          De politruk haastte zich van zijn spiekbriefje de uitleg voor te lezen :" ” Steiner Rudi: Was tijdens zijn jeugd in Duitsland een anarchist. Werd in 19’18 gestraft voor een revolutionaire staking bij de kapitalist Krupp en vloog als jeugdrekruut naar het front in Vlaanderen. Krijgsgevangen werkte hij er na de oorlog veertien jaar in de koolmijnen, verwierf de Belgische nationaliteit en vocht in '’38 in Spanje bij de 14e Komintern Brigade. Werd in Frankrijk geïnterneerd. Poogde nadien als blinde passagier op een sovjetschip illegaal de U.S.S.R. binnen te dringen en werd veroordeeld tot tien jaar goelag. Kreeg van Generaal Panfilov amnestie mits dienstname bij een van de arbeidersmilities die de gaten in zijn front opvulden...Steiners peloton slaagde er in dertig uren stand te houden op het Platforma Bukosekovo en vernietigde 18 vijandelijke tanks, vooraleer zelf tot de laatste man te sneuvelen..."

           De vreemde officier knikte :"Dat verhaal kan ik inderdaad gebruiken...Maar zou die vent zich nog voldoende details herinneren om dat zoveelste ‘helden-epos’ –- en verontschuldig mijn vermoeide grijns -– wat patriottisch bij te kleuren ? Ge weet, tovarish Volkov, ik moet met mijn artikelen in de legerkrant het moreel van de troepen oppeppen, en mag onze dappere soldaten niet ontmoedigen met zinloos bloedvergieten en nutteloze slachtpartijen. Ik moet ze overtuigen dat het goed is voor het vaderland te sterven – - ge kent de spreuk '‘Dolce et decorum est pro patria mori '’ – - maar ik moet vooral laten uitschijnen dat dit offer zin heeft, en militair gezien een groot nut heeft opgebracht...Dit verhaal hier zal ik sowieso wat moeten aanpassen, aangezien de helden van Dubosekovo blijkbaar toch niet allemààl gesneuveld zijn hé ! ..."

          Steiner had aandachtig liggen meeluisteren en vloog plots krassend uit :" Jammer dat ook IK niet gesneuveld ben ?” Zeg, tovarish kommissar, moet ik mij misschien verontschuldigen dat ik nog leef ? Of heb je liever dat ik mij hier ter plekke de keel oversnij omdat je verhaaltje zou kloppen ? Ik kén jou soort lijkenpikkers voor wie er nooit genoeg bloed kan vloeien ! Wie ben jij eigenlijk die zo maar met één pennestreek dertig goede soldaten laat creperen omdat negenentwintig niet lekker genoeg klinkt ? God, misschien ? Of zijn plaatsvervanger in het paradijs van arbeiders en boeren ?”..."

       De vreemde officier onderbrak hem hautain :" ” Luister ,aardworm ,en prijs je gelukkig ! Eerst en vooral ben ik geen ‘Kommissar ’,want ànders hadden nu twee soldaten je al naar de kelder gebracht ! En ik speel ook niet voor god om te bepalen hoeveel man er moeten sneuvelen om hen tot helden uit te roepen. Als er bij jou peloton negenentwintig vielen voor ons vaderland, dan is dat wat mij betreft ruim voldoende. Ik ben maar een schrijver, en de naam is Aleksandr Bek...”"

          "“ Bek, zegt ge ?” grijnsde Steiner: ” Alexander Bek nog wel ?! Ook geen naam die erg Russisch klinkt hé!...Duits ? Verdacht hé !... Sta mij toe even in de vuist te lachen Gospodin! Maar gaat u verder...” "

           De man incasseerde genadig en vervolgde: "” Ik werk bij de voorlichtingsdienst van het Rode Leger, als oorlogscorrespondent van de frontkrant "Rode Ster", en tracht onze dappere strijdkrachten te begeesteren en hun moreel te steunen met heroïsche lichtende voorbeelden uit het harde dagelijkse leven..".”

          Steiner haakte in:" Harde dagelijks léven ? Geloof mij, tovarish Luitenant, het dagelijkse stérven is nog véél harder ! Uw collega hier, Politruk Volkov kan het getuigen ! Begin vorige maand bestond zijn goelag-kommando nog uit een honderd slavenarbeiders uit alle hoeken van Europa, behalve de USSR: meestal goede communisten, maar toevallig geen vriendjes van de Grote Stalin. Wat verklaart waarom die vreemdelingen vroeger stuk voor stuk tot minstens tien jaar werkkamp werden veroordeeld...Door onmenselijk zwaar labeur in alle weer en wind en de beestachtige mishandeling door de NKVD-soldaten van onze politruk Volkov is daar tussen half oktober en half november vijftig man van gecrepeerd, zo maar...Van de rest, die geen énkel belang had bij uw conflict met Hitler, heeft Generaal Panfilov er dertig kunnen misleiden om vrijwillig de wapens op te nemen tegen de vuile fascisten, zuiver als kanonnenvlees. De tanks hebben hen op de Platforma Dubosekovo dan ook, zoals voorzien, op de meest bloedige wijze allemaal in de pan gehakt !"

Bek keek theatraal zuchtend op zijn polshorloge..."Tovaritch Sergeant ! Spaar je speeksel ,Man ! Ik moet een patriottisch verslag maken van jouw getuigenis en élk woord moet een steun zijn voor onze sovjetrussische kameraden in de vuurlijn !"

"Sovjetrussen ?! Laat me niet lachen ,Gospodin Bek ! Bij de verdedigers van het station van Dubosekovo heb ik geen enkele Rus gezien ,énkel een paar duizend sukkelaars uit Kazakstan en dertig Westerlingen ! Voilà, dàt verhaal wil ik u vertellen! Dàt en niets anders! En ik druk er op: wij waren géén vrijwilligersmilitie van arbeiders uit de Moskouse fabrieken die met de moed der wanhoop de hoofdstad van hun vaderland verdedigden ! Neen en nog eens neen !! Wij waren veroordeelde buitenlandse arbeidsslaven uit de goelag die door de NKVD gedwongen werden praktisch zonder wapens ons vel zo duur mogelijk te verkopen en dan te sterven ! ...Mijn excuus Gospodin, maar voor mooie, begeesterende, patriottische fabeltjes over het Rode Leger moet ge bij een ander zijn !" ”

             Steiner smoorde een snik met geklemde kaken en staarde met waterogen blind naar de geschilderde iconen op het gewelfde kerkplafond.

           Luitenant Bek keek hem aan met iets van bewondering in de ogen en gaf de patiënt de tijd zich te herpakken... Toen zette hij zich op de rand van het bed en legde de hand kalmerend op Steiners heup: ” "Tovarish Sergeant, ik beloof u plechtig dat ik zo waarheidsgetrouw als mogelijk verslag zal uitbrengen over het tragisch lot van uw gevallen kameraden ! Vertel mij nu wat gij u er nog van herinnert: ik zorg wel dat hun nagedachtenis eer wordt aangedaan !" ”

          Bon, dacht Steiner, die vent zal ik maar vertrouwen. Hij haalde eens diep adem en stak toen van wal...

Twee weken later kreeg hij een dikke omslag uitgereikt. Er bleek een exemplaar van de frontkrant 'RODE STER' in te zitten. En ook al kon hij slechts met moeite cyrillisch druksel lezen, toch schrok hij toen de vette kop van het roodomrande artikel op blz 3 ontcijferde. ‘De helden van Dubosekovo’, stond er...Dus had die Bek tóch woord gehouden: hij, Rudi Steiner - of juister gezegd de dertig gesneuvelde goelagslaven onder zijn bevel - werden hier officieel als ‘helden’ erkent. Tot nu toe weliswaar enkel door een journalist, maar wat in de frontkrant van het Rode Leger zwart op wit gedrukt stond, had zeker vooraf het fiat van de hoogste instanties gekregen...

         Hij worstelde zich door de gezwollen tekst van het verslag, en herlas het nadien nog twee-driemaal maar kreeg daarbij hoe langer hoe meer een vuile smaak in de mond. Het verhaal klopte wel in grote trekken met wat hij Bek had verteld, maar hoe hij ook speurde, nergens vond hij het woord '‘Goelag'’ terug...”De 28 sovjethelden van Generaal Panfilov” werden meermaals vermeld, en ook “zijn moedige Kazakhse 316e Fuseliers-divisie die tot de laatste man streed om 'onze' geliefde hoofdstad te verdedigen.  

        Toen politruk Volkov hem in fris verband die middag kwam bezoeken kreeg die meteen de volle laag : “" Gij wist hiervan ! "” wierp Steiner hem voor de voeten: "” Dat heb jij met Bek uitgebroed ! Zo'’n smerige verdraaiing van de waarheid ! Zelfs bij het heldhaftig offer van hun leven worden mijn mannen nog miskend ! Géén grafschrift gegund, neen, zelfs compleet doodgezwegen ! Een echte schande is dat ! En woordbreuk van een officier ! Hij had beloofd -– waarheidsgetrouw nogal ! - – te zorgen dat de nagedachtenis van mijn mannen alle eer werd aangedaan ! ...Géén enkel woord over mijn goelagsoldaten ! Niks !... Walgelijk: om te kotsen !!... Kom, trap het af ! Ik kan je niet meer zién !" ” En nadat hij zich mokkend op zijn zij draaide bleef het een hele tijd stil.

    Hij schrok zelfs toen Volkov hernam :”" Hoeveel van jouw ex-gevangenen zijn er op de spoorbaan gesneuveld, zei je ?... Dertig ? En hoeveel Kazakken van Generaal Panfilov, denk je ?... Ik zal je helpen: drieduizend! ... En de hoofdredacteur van de frontkrant 'RODE STER'’ gaf Aleks Bek vijfenveertig regels om de heldhaftige verdediging van de spoordijk te verslaan... Sta hem dus toe de slag bij Dubosekovo tot de essentie te herleiden: één fuseliersdivisie uit het verre Kazakhstan heeft vóór Moskou drie Duitse tankdivisies dertig uur opgehouden ! .. Dit bevriende sovjetvolk uit het verre Azië vocht met de moed der wanhoop tot de toesnellende Generaal Winter het van hen overnam en de vijand ter plekke omtoverde tot ijspegels ! Dàt gaat er bij ons gekweld volk en onze uitgeputte troepen in als zoete koek ! Omdat het leert dat zelfs de meest hopeloze strijd gewonnen kan worden..."”

         "“ Gewonnen, Gospodin Volkov ?! Wat hebben mijn mannen door hun leven op te offeren bij heel dat drama gewonnen, zei je ?!”"

          “" Tijd, man ! Tijd !!...Zié je dat dan niet ? Alles was hier een kwestie van tijd winnen ! Wij Russen weten dat het na een maand ‘Raspoetitza’ sowieso zal beginnen vriezen, van dag tot dag erger, tot alle leven in open lucht onmogelijk wordt ! Wij zijn daarop voorbereid en moesten de fascisten tot zolang buiten de beschuttende muren van Moskou houden. Tijd winnen ! Ieder uur dat wij hun verdomde tankspitsen konden tegenhouden bracht de eindoverwinning een stuk dichterbij ! Want als ze die laatste morgen hun tanks hadden kunnen starten, waren ze vijf uur later over het Rode Plein gestormd ! Om dàt op het allerlaatste nippertje te beletten hebben wij àlles opgeofferd: honderdduizend mensenlevens, ook die dertig van jouw goelagpeloton. Alles op onze laatste troefkaart gezet: die honden nog één nacht langer in de open vlakte vóór Moskou houden tot ze doodvroren ! Dàt wonnen wij ! Tijd ! De rest is larie en apekool !  : Nitsjevo !..".”

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
08-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 205
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B46.

OPNIEUW BEDROGEN...             

Platforma-Dubosekovo,  eind november  '41.                                                                                                                    

        Tergend langzaam en schijnbaar zéér voorzichtig waren de voorste tanks nu tot op ongeveer één kilometer genaderd, duidelijk afgetekend in het besneeuwde, licht golvende niemandsland... 

           Alle ‘rekruten’ van Steiners peloton tuurden door gaten en spleten van hun geïmproviseerde stellingen als gehypnotiseerd naar die zwarte stalen monsters. Die schenen vanaf de bosrand beurtelings wantrouwend te vertragen als om de omliggende heide af te speuren, om dan weer brullend te versnellen onder het uitbraken van dreigende zwarte rookwolken...Steiners buurman, de kleine Kazakse luitenant die het bevel voerde over de nevenliggende compagnie, had hem op het hart gedrukt niet te schieten vooraleer de moffen op driehonderd meter waren genaderd...”"De verrassing zal hen op de vlucht drijven ! ”" beweerde het ventje.

         "”Waanzin, natuurlijk !"  zei Shlomo in de put naast hem: "” Alsof die moffen niet zouden weten dat wij hen hier al dagenlang opwachten ! Met dat soort valstrikken zullen die mannen eens goed lachen  !" ”

          Rondom op de spoordijk hield iedereen versteven de adem in. En toen die stalen monsters als met sprongen steeds dichterbij kwamen vroeg Steiner zich angstig af hoe lang hij het opgelegde vuurverbod nog zouden kunnen respecteren ! Driehonderd meter ! ? Die vent was zot zeker ?! De overmachtige vijand was verdomme toch duidelijk aan zijn laatste stormloop begonnen: binnen de twee-drie minuten konden die gasten hier volle-petrol over de spoorwegberm razen ! Wat mocht die vervloekte Chef Pannekoek in godsnaam nog langer weerhouden om met een batterij zwaar veldgeschut vlak voor die dreigende pantserspitsen een stevig spervuur neer te poten ?! Komaan zeg !!...

      Maar juist toen Steiner een haastige blik over zijn weggedoken mannen wierp om tijdig een paniekzaaier te kunnen kalmeren, vloog plots met twee oorverdovende knallen en enorm veel rook heel het stationgebouwtje in de lucht ! Een regen van baksteen en versplinterde balken stortte over het rangeerterrein neer..Hij schrok zich een aap ! Twee schoten van die smeerlappen, twee treffers en het was ermee gedaan ! In Spanje zou zo'’n beschieting minstens twintig granaten voorbereiding geëist hebben en een kwartier werk van inschieten met proefschoten voor dieptecorrecties en daarna wéér wat proefschoten voor zijdelingse correcties! Pas als heel die poespas achter de rug was moest je met het volgende salvo wérkelijk voor een treffer vrezen ! Hier was het van ”Rats-boem-klets ! ” en een minuutje later deemsterde enkel nog een rokende ruïne onder de verwaaiende stofwolk van de ontploffing uit: wég was het stationnetje van Platforma Dubosekovo !

          Nondedju ! Deze tankkanonnen waren wel àndere pap dan het Spaanse veldgeschut aan de Ebro dat hij zich van vroeger herinnerde en waarvan Pannekoek blijkbaar een paar broertjes achter de spoordijk had opgesteld ! Dat was wel eventjes slikken, zeg ! Verdomme, nog een geluk dat hij twee uur geleden heel zijn weerbarstig peloton uit dat knusse gebouwtje had kunnen verdrijven, of zijn bibberend ‘Himmelfahrt-kommando’ was nu al vertrokken voor zijn reis door de wolken !

            Maar potvermiljaarde, da’s waar ook ! Plots dacht hij terug aan de sectie NKVD-soldaten, de beulen die hem weggehoond hadden toen hij ook hén wou aanzetten het gezellig warme stationnetje te verlaten en zich buiten in één van de vele ijzige bomtrechters in te graven. Ze hadden van een ‘ersatz-Hitler’ als hij geen orders te ontvangen, had de aangeschoten sergeant hem brallend toegeschreeuwd ! Met z’'n tienen waren ze geweest, die schurken...En ‘Tovarish-Kommandant’ Steiner kon zo direct niet genoeg plichtsbesef bijeen schrapen om onder het smeulende puin te gaan pieren of één van die gewetenloze moordenaars de knallen soms had overleefd ...Dat karweitje mocht de politruk op zich nemen, als hij daar de moed voor had ! Die brutale barbaren waren tenslotte ZIJN vriendjes !

           Shlomo in de trechter naast hem grijnsde hem toe en barstte uit in een heftig commentaar tegen de Poolse bemanning van het anti-tankgeweer. Eén van de mijnwerkers stak toen krampachtig lachend zijn duim op naar Steiner: ”Dobre, dobre ! (Goedzo !)” Blijkbaar héél tevreden dat die smeerlappen van de NKVD hun verdiende loon hadden gekregen... Maar waarschijnlijk vooral erkentelijk omdat “de chef’ hem zojuist, ondanks zijn tegenpruttelen, tóch uit het knusse station had verdreven en hem zo de gelegenheid had gegeven nog even voort te leven...

           Ja, voort leven, dacht Steiner, maar voor hoelang ? Met een beetje geluk nog een uur of twee, drie ?...En daarna ?...Och komaan zeg, niet over piekeren !

 

          Veel later vernam hij dat het niet drié uur had geduurd, maar wel vijfendertig uur vooraleer de goelag-militie van Platforma Dubosekovo werd neergeslagen, uitgeroeid, vermorzeld, afgeslacht...Gedurende heel die dramatische namiddag, de ijzige nacht en de waanzinnige volgende dag konden de verdedigers van de spoordijk zes aanvallen van de fascistische tankspits in de buurt van het rangeerstationnetje afslaan. Vóór elke doorbraak-poging leek de hel los te barsten en werd de spoordijk telkens wel een kwartier lang onder een vurige stortvlaag van bommen, granaten, mortieren en kogels bedolven...Maar ook telkens opnieuw bleven er na de aanval minstens drie-vier vijandelijke tanks op het slagveld steken, brandend of met stukgeschoten rupsen !

           Op het station zélf was de groep van Steiner lange tijd van rechtstreekse tankaanvallen gespaard gebleven, vooral omdat hier het zuidelijke talud van de spoordijk nogal stijl was en het rangeerterrein minstens vier meter boven het niemandsland uitstak... Niet erg aantrekkelijk  voor een tankbemanning om zich van op zo’'n hoogte met brandende benzineflessen te laten bestoken ! 

            Toch had de vijand het de eerste dag bij hen driemaal geprobeerd. Maar de ‘goelagsoldaten’ hadden zich met echte heldenmoed en hun weliswaar primitieve wapens de aanvallende tanks van het lijf kunnen houden, stevig gesteund door het spervuur van Pannekoeks kanonnen. Echt waanzinnig hoe af en toe één van zijn mannen uit een trechter opsprong, bliksemsnel naar zo'’n pantserwagen toe rende en er een fles petrol met brandend lont op stuk wierp ! Driemaal vloog zo een tank in lichterlaaie en kon de held zich ook nog veilig uit de voeten maken...Maar ook driemaal mislukte het, en werd de arme zot neergemaaid, dood of zo goed als...Die vijandelijke aanvallen deinden heel de middag op en neer, tot rond vier uur een plotse sneeuwstorm iedereen verblindde en de strijd goddank werd gestaakt. Maar voordien hadden ze van de twintig naar hen oprukkende pantserwagens er in die paar uur tijd toch zes in brand kunnen schieten of met handgranaten en molotovcocktails vernietigd.

          Tegen de avond trok de vijand zich nà de sneeuwbui terug op de bosrand om zijn diepe wonden te likken. Maar ook de Kazakken moesten vaststellen dat zijzelf heel zware verliezen hadden geleden...Want toen ‘Chef’ Steiner na het vallen van de duisternis de stellingen van zijn peloton controleerde, waren er van zijn eigen dertig man, NKVD niet meegerekend, al zes gesneuveld en acht zwaargewond afgevoerd...Op één dag vechten de helft van je mannen verliezen: erg lang was zo'’n aderlating niet meer vol te houden !

          Gelukkig bleef het die eerste nacht voorts kalm op het front, buiten af en toe ver weg het korte geratel van een mitrailleuse en het sissend afgaan van vuurpijlen die beurtelings links of rechts flakkerend een deel van het besneeuwde niemandsland in felwit daglicht zetten...

            Maar bij de eerste klaarte van de grijze dageraad zat het er weer bovenarms op ! Ditmaal viel de vijand zeker met veertig tanks aan, gelukkig in hoofdzaak op de frontsector ten westen van het station, waar de spoordijk in de golvende steppe leek te verzinken. Steiner zag met duivels genoegen duidelijk hoe vlak vóór zijn Kazakse buren weer vier pantserwagens buiten gevecht werden gesteld: die onhandig lange anti-tankgeweren schenen dan tóch zo lachwekkend niet als hij eerst gedacht had ! Maar wéér waren de voorafgaande vijandelijke bombardementen zo moordend dat iedereen wel ontmoedigd begreep dat ze hoe dan ook de tweede nacht niet zouden halen... 

           Misschien nam één of andere fantast zijn wensen voor werkelijkheid, want plots dook het gerucht op dat Chef Pannekoek (pardon ,generaal Panfilov...) het zinloze van ‘standhouden-tot-het-bittere-einde’ had ingezien ! Hij zou na het vallen van de duisternis pogen de resten van zijn divisie te redden met een beperkte terugtocht: drie kilometer noord-oostwaarts tot op de grote steenweg van Volokolamsk, die evenwijdig aan de spoorbaan naar de hoofdstad Moskou liep. De vorige dagen, bij helder weer, hadden Steiners mannen daarover zelfs de lange bevoorradingscolonnes heen en weer zien rijden. Hier, over de stukgebombardeerde rails, kon geen enkele aanvoer hen nog bereiken. Terwijl een nieuwe frontlijn op de brede steenweg van Volokolamsk zonder problemen met verse troepen, munitie en proviand uit Moskou versterkt kon worden...De generaal wist dat de Duitsers zijn dunne, zes kilometer lange verdedigingslijn langs de spoordijk reeds op minstens twee plaatsen hadden doorbroken...Ook al vochten zijn gedecimeerde troepen nog moedig voort in haastig opgeworpen egelstellingen, veel zin had dat niet. Volgens Shlomo was de toestand zelfs compleet hopeloos en zou niemand van hen nog de zon zien opkomen...Tenzij ze, héél misschien, vannacht onder dekking van de het duister inderdaad van de vijand wég konden sluipen naar de reddende steenweg op Volokolamsk...Zoniet...

 

            Steiner zelf hoefde de totale uitroeiing van zijn groep niet meer mee te maken. Tegen de middag, tijdens de mortierbeschieting nà de tweede afgeweerde Duitse stormaanval, kreeg zijn "‘commandopost"’ in de deels afgedekte bomtrechter een voltreffer van een mortiergranaat. Toen rook en stof verwaaiden zag hij nog even in een rozige waas Shlomo tegen de kleiwand liggen met een bloedrood gezicht en zijn darmen in de handen...

               En toen werd plots voor z'n ogen alles donker.

 

             Hoe lang hij buiten westen was gebleven is hij nooit te weten gekomen. Hij was elke notie van tijd compleet kwijt...Eerst van al merkte hij dat hij op zijn rug lag...comfortabel in een strobed...Boven zijn neus werden de ruwe boomstammen van een laag bunkerplafond beschenen door een carbidlamp en schoten zwarte schaduwen druk heen en weer. Zijn hoofd zat blijkbaar in een klem en van alle bedrijvigheid rondom hoorde hij niets...Droomde hij nu ? Of was dit inderdaad de vertrouwde smoel van Marco hier boven zijn gezicht ? Die idioot trok maar grimassen en voerde als een volleerde mime een blijkbaar interessant gesprek met hem, waar hij echter geen jota van verstond.

            Gelukkig trok de mist in zijn hoofd nu langzaam op en hij begreep al vlug dat hij in de verbandpost lag, niet enkel potdoof was door de mortierontploffing, maar blijkbaar ook nog verlamd...Want zich oprichten lukte niet, ondanks een paar pijnlijke pogingen...Zinloos...

             Zijn oude vriend Marco leek hier te werken als een soort brancardier...Mooi, die kon hem dus helpen om uit dit tranendal te stappen...Want de rest van zijn leven voort vegeteren als een zak patatten, daar had hij écht geen zin in !

           “ Welke kloot...is er ten andere zo...debiel geweest om mij uit mijn bomtrechter...helemaal naar hiér te sleuren ?!...Jij Marco ? “ Die knikte...” Vent, je had mij toch beter bij...Shlomo in de stelling laten liggen! Dan was ik binnen het uur wel leeggebloed...:een zachtere dood kan niemand me geven...En dan moet ik niet meer meemaken dat de fascisten...straks nog wat tegen mijn kloten komen stampen...en een paar gaten bij schieten in mijn lijf !”

             Hij zag Marco nog even bemoedigend glimlachen, maar een plotse hevige pijnscheut in de nek deed hem weer het bewustzijn verliezen...

                      

         Dit grapje overkwam hem nadien nog een paar maal. Eerst terwijl hij samen met nog drie àndere gewonden door Marco op een panje-slede werd afgevoerd naar een hulppost op de grote steenweg, later bij een holderdebolder rit in een overvolle aftandse ambulance richting Moskou...Van die eerste evacuatie herinnerde hij zich hoe hij weigerde te vertrekken en zijn oude vriend een hele tijd op hem had ingesproken. En van de laatste autorit hing nog steeds de  doordringende dreklucht in zijn neus...

          Daarna had hij Marco niet meer teruggezien... 

 

         Heel die jachtige evacuatie langs lugubere frontlazaretten en de kelders van een overvol noodhospitaal had blijkbaar één volle week geduurd...Steeds opnieuw moesten ze zo'’n twintig kilometer meer naar àchter geëvacueerd worden, want nog altijd slaagde de vijand er in verder door te stoten. Tot de Siberische winter de eerste dagen van december écht inviel en het front bij –30°C plots leek te bevriezen. Later kon hij zich van deze trektocht door de hel enkel verwarde flitsen voor ogen halen.


       Maar in een tot lazaret omgevormd klooster van de Moskouse stadswijk Donskoy - veilig binnen de derde ringlaan - mocht hij dan eindelijk tot rust komen. Hier zouden de nazi's nooit kunnen geraken zonder dat de wereld verging ! En het gerucht liep dat verse troepen uit Manchoerije begonnen waren de uitgeputte fascistische horden plots op alle fronten terug te drijven ! Moskou was gered ! En op zijn proper ziekbed daar hoorde hij voor het eerst van de verpleger wat hem nu werkelijk mankeerde.

      Niets, in feite, volgens die vent. De ontploffende mortiergranaat, die Shlomo had doorzeefd, moet één van die eiken spoorbalken weggeslingerd hebben: plat tegen Steiners rechter zijde, van zijn wang tot zijn knie ! En blijkbaar waren alle dodelijke granaatsplinters die voor hem bestemd waren dààrin blijven steken ! Dergelijke houten dwarsliggers gebruikten ze als dakbedekking en zitbanken in hun schuilplaats en die gasten wogen makkelijk vijftig kilo. De enorme klap van de ontploffing had hem doof gemaakt en over heel zijn rechterkant een inwendige bloeduitstorting bezorgd om U tegen te zeggen ! Op de koop toe was die helft van zijn lijf ferm gezwollen, van kop tot teen, en als door een reusachtige moedervlek donker purper gekleurd ! Hoewel hij er in het begin vreselijk uitzag, had hij in feite niets gekneusd, buiten die nekwervels dan...Maar vooral dàt lag op zijn maag !

       Want nu, na een week, was het fluiten in zijn oren ver verdwenen en kwam zijn gehoor langzaam terug. Ook de gevreesde verlamming begon tintelend uit zijn leden weg te trekken. Zijn lijf kreeg gaandeweg alle kleuren van de regenboog, en zijn kop zag zo geel als een citroen, al had hij daar persoonlijk weinig last van. Maar rond zijn hals en nek zat een knellende plaasterkraag waaronder zijn baard vervelend jeukte, om dan nog te zwijgen over de verblindende lichtflitsen die elke onvoorzichtige beweging van zijn hoofd door zijn oogballen joeg !

       Enfin, met wat geduld zou dat allemaal wel genezen. Hij leefde tenslotte nog ! ...Blijkbaar als enige van zijn peloton...Want nu herinnerde hij zich vaag wàt Marco bij de dolle evacuatie naar de steenweg tegen hem geschreeuwd had om hem over te halen mee te vluchten op de panje-slee :" Komaan Rudy, niet zeveren ! Al je mannen zijn er immers ààn ! Hier heb je niets meer verloren ! Wég verdomme ! "”

       Die lugubere aansporing drong steeds duidelijker door uit zijn onderbewustzijn...Allemaal dood ?...En hij zou de enige overlevende zijn van de samengeharkte ploeg ‘Goelagsoldaten’ onder zijn bevel ? Nogal beschamend hé ! Bleef een kapitein niet als laatste op zijn zinkende schip ? Of had hij niet minstens het tragische lot moeten delen van de bemanning die met het wrak ten onder zou gaan ?

Marco had hem daar een lelijke pad in zijn korf gezet door hem tegen wil en dank op die slede vast te sjorren en de hellenacht in te jagen !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
08-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
07-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 204
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B45.     KANONNENVLEES.

Platforma Dubosekovo,  november '41.

Tijdens de nacht werd het steeds drukker op het stationnetje: van god-weet-waar sijpelden aanhoudend rumoerige fronttroepen binnen die blijkbaar verderop langs de spoorlijn in stelling zouden gaan. Af en toe dachten groepjes afgepeigerde soldaten in de goederenwagons van de goelagslaven te kunnen overnachten, maar Steiners lotgenoten konden hen steeds door luid protest van het lijf houden ! Tegen de morgen tuften er zelfs tweemaal een trein voorbij, richting Moskou, maar zonder te stoppen... Allemaal gewonden, naar men fluisterde...Doch Shlomo veronderstelde kwaadaardig dat het om vluchtende partijmandatarissen ging met hun familie...Hoe dan ook, van een verkwikkende nachtrust kon je moeilijk spreken !

Daarbij vroor het dat het kraakte, en heel de nacht moesten ze in hun goederenwagon de brasero opstoken om de temperatuur draaglijk te houden...

Toen rond acht uur, bij de grauwe ijskoude dageraad, in de luwte van het stationgebouwtje appel werd gehouden,  bleek dat ze nog met vierenzestig man in de rangen stonden. Vijf waren doodziek in de wagons achtergebleven, en het hing helemaal van de NKVD-sergeant af of die vanavond al dan niet "‘opgeruimd"’ zouden worden...Vierenzestig nog over, dacht Steiner, waarvan de helft uitgemergeld stond te hoesten als een bende teringlijders. Wat ze misschien ook wàren. Dat was alles wat overbleef van de honderd man bij het ontruimen van de Vjasma-kolchoze, een maand geleden... Dat grapje aan de zogenaamde ‘onneembare Ruza-vesting’keten had een derde van hun effectief gekost, zónder ook maar énig nut op te leveren voor de verdediging van de hoofdstad...

Vooraleer ze bij het morgen-appèl, als naar gewoonte, de opsplitsing van hun groep volgens het 'Heilige’ Werkplan' toegeschreeuwd zouden krijgen, verscheen naast de politruk op de hoge pui van het kantoortje een officier van het Rode Leger. Een blaaskaak met een hitlersnor en luxe-bontmuts. Niet erg groot van was, maar toch een héle piet, zo te zien aan de vele medailles op zijn tuniekvest en de met pels gevoerde kapootjas die losjes over zijn schouders hing. Twee lagere officieren dekten hem in de rug. Zo'’n hoog bezoek voorspelde nooit veel goeds, wisten ze uit hun jarenlange ondervinding! De politruk liet hen wegens de koude wind niet nodeloos wachten. Hij beval het gelid te verbreken en riep de mannen toe rond de pui te verzamelen: "”Honden, aandacht! De commandant van de 316e Proletarische Fuseliersdivisie, Kameraad-Generaal Ivan Panfilov spreekt !" ”

Deze viel onmiddellijk met de deur in huis: ” "Mijn divisie verdedigt de frontsector Volokolamsk tegen de agressie van de fascistische horden. Maar de vorige week zag ik veel van mijn heldhaftige soldaten sneuvelen aan de Ruza-rivier. Als ik mijn dwingende opdracht, namelijk onze heilige hoofdstad vrijwaren van dat Duits gespuis,  tot een goed einde kan brengen, zal ik dat danken aan de toevloed van nieuwe strijders die de opengevallen plaats in onze rangen willen bezetten!  Ik reken op u !" ”...

Het plotse onrustige gemor van de gevangenen kon hem moeilijk ontgaan, want hij haakte onmiddellijk in :" Ik ken uw specifieke toestand: gevangenen van de NKVD, minstens veroordeeld tot tien jaar werkkamp!  Daarom zeg ik, Ivan Panfilov: ” Iedereen die onder mijn glorierijk vaandel de wapens opneemt tegen de fascistische indringer heeft geen belastend verleden meer! De veroordelingen worden uitgewist en hij start een nieuw leven!  Ge hebt één uur om te beslissen!  Wie niét verkiest vrijwillig  dienst te nemen als sovjetsoldaat, wordt zoals voorheen gedwongen ingezet in mijn sector als non-combattant,  echter zonder uitwissing van zijn straf...Ik betwijfel echter of de Duitse kanonnen straks met dat onderscheid in statuut rekening zullen willen houden...Uw bedenktijd gaat nu in!”"

Leuke jongen. Hij salueerde vaderlijk - iéts te familiair - ,keerde om naar binnen en dàt was dàt !

Maar wàt een smeerlap ! Dat bijna niemand van het goelag de Russische nationaliteit bezat, lapte die vent blijkbaar glorieus aan zijn laars !  Van een keus gesproken, zeg !  Het ‘nieuw leven‘ dat hij hen beloofde, riskeerde van zéér korte duur te zijn !  Maar als ze weigerden als kanonnenvlees te vechten, stonden hen als non-combatanten in tweede lijn bij de komende beschietingen inderdaad dezelfde gevaren te wachten als de soldaten aan het front...De pest of de cholera, dat was de enige keuze die ze kregen, want wie uit de gevechtszone wegliep werd sowieso door de NKVD neergekogeld !  Terwijl, als ze vochten voor het vege lijf én het overleefden, zou het hen tenminste làter de vrijheid opleveren...Maar ja, wàt was ‘làter’ ?...En kón die brulaap zomaar gerechtelijke veroordelingen uitwissen ? Wie zei hij weer dat hij was ? Generaal Pannekoek of zoiets ? Kent iemand die gast ? En heeft iemand de kentekens van zijn graad gezien ? Met een beetje show kon de eerste de beste sabelsleper zich wel voor generaal uitgeven, hé ! ...Hij commandeerde zogenaamd een divisie infanteristen, maar kon hij daarmee de Duitsers stoppen ? Een divisie, wat stelde dat voor ? Hoeveel man was dat ?

Shlomo schokschouderde even :"Op volle sterkte: tussen de tien en de vijftienduizend, schat ik...Maar dat is toch gemakkelijk na te rekenen: een compagnie is zo'’n honderdtwintig man sterk, een bataljon is drie compagnies: zegge vierhonderd man...Een regiment heeft normaal drie bataljons, maakt twaalfhonderd... Een  brigade is meestal drie regimenten: dus drieduizend zeshonderd...En drie brigades in één divisie: samen een dikke tienduizend man...Maar àndere divisies zijn opgebouwd op een viervoudige piramide en dan kom je tot een getalsterkte van ongeveer een vijftienduizend..."”

Marco sneerde :" ” Die paljas denkt dat wij debiel zijn, zeker ? Als hij de helft van zijn troepen verloor aan de Ruza, dan zoekt hij dus minstens vijf à zesduizend man versterking !  Hier heeft hij ongeveer twee uur verloren om maximum zestig man te oogsten. Als hij met zijn circus alle goelags in zijn sector afdweilt, kost hem dat honderd uren, zegge een volle werkweek ! Welke generaal,  die tienduizend soldaten moet leiden in een moordende veldslag, kan zich zo'’n uitstapjes permitteren als de vijand ‘full-speed’ op zijn frontlijn komt aanstormen ?! Die vent is volledig de pedalen kwijt !  Of, zoals je al zei, is hij helemaal die generaal Pannekoek niet !  Negen kansen op tien heeft die er gewoon een toneelgezelschap op uitgestuurd om een bende onnozelaars in te lijven bij zijn divisie. Alle valse beloften zijn goed voor het beoogde doel !  En aangezien alle nieuwe rekruten waarschijnlijk tóch gaan sneuvelen nog vóór hen ooit soldij moet betaald worden, riskeert hij niet bij heel veel  overlevenden de straffen uit te moeten wissen !  En zéker niet als hij tijdens of nà de verloren veldslag zelf zou ‘verdwijnen’...Divisie-commandant bij het Rode Leger zijn is tegenwoordig een gevaarlijk beroep, vooral als hij de aftocht moet blazen !  Dat hebben wij in Spanje ook gezien bij onze glorierijke ‘Internationale Brigades’: Officieren met een bliksemcarrière eindigden vroeg of laat tegen de muur..."”  

"“ Akkoord "“ zei Shlomo : "” Veel ijzersterke garanties houdt het voorstel van die zogenoemde generaal niet in... Temeer dat ik hem wél heb horen zeggen dat ik als vrijwilliger in zijn divisie ‘geen belastend verléden’ meer zou hebben, maar over mijn glorierijke toekomst sprak hij met geen woord !  Als Poolse jood heb ik daarmee leren leven: iederéén wil sowieso van mij af, vandaag misschien de NKVD, maar morgen zéker de nazi’s. Als ik mijn dood zelf mag kiezen, val ik liever nù met een geweer in de vuist tijdens een gevecht tegen de moffen, dan làter te verhongeren in een getto of een concentratiekamp ! ... Tenzij één van de heren hier een beter voorstel op tafel legt, kies ik vóór die meneer Pannekoek...”"

Steiner knikte :"“ Ik doe ook mee !  En jij Marco?”"

Die zat te schuddebollen :"Ik heb in Spanje drie jaar lang mijn leven op het spel gezet voor de goede zaak en wat gaven die schurftige Stalinisten mij als waardering? Tien jaar dwangarbeid, verdomme !  En nu zou ik hen met blote borst moeten beschermen tegen de aanstormende tanks van de nazi’s ?! Tanks, notabene, waarvoor zij met hun stomme kop zélf het staal aan de Duitsers hebben geleverd en die zo goed blijken te zijn dat zij die nu zélf al maandenlang met hun zwaarste wapens niet konden tegenhouden ! En die zouden wij nu moeten stoppen met een geweer en wat granaten ? Want je hebt toch ook gezien hé dat die fuseliersdivisie van Chef Pannekoek, qua kanonnen, enkel wat versleten proppenschieters bezit, even ouderwets als de onze in Spanje...Dat die geen Duitse pantsers gaan afschieten is toch duidelijk hé, of niet soms ? Neen, zolang ze mij geen deftig antitank kanon in m'’n poten geven doe ik aan die klucht niet mee !  Ik heb lang genoeg de clown uitgehangen: het is voor mij nu de hoogste tijd om een beetje volwassen te worden, vind je ook niet ?! Mij moeten ze vanaf nu voor ‘de goede zaak’ niks meer vragen ,en zéker mijn bloed niet : ”Salut fiston, moi j’'ai déjà donné ! »

Maar Steiner was duidelijk niet meer van plan nog langer voor zijn vriend op te draven: ” "Bon, ieder zijn gedacht, al zouden we natuurlijk béter voor elkaar kunnen zorgen als we bijeen bleven...Maar Pannekoek laat ons niet veel keus: het is ofwel soldaatje spelen, ofwel verder slavenlabeur verrichten...Maar ik betwijfel eerlijk gezegd écht of je dat laatste nog wel aankan, Marco...Want vergeet niet dat je al twee jaar in onze goelag steeds een mooi beschermd postje hebt gekregen, en feitelijk nooit het zware werk hebt moeten verrichten...Denk goed na, hé man, want je staat op een tweesprong: als onze wegen hier scheiden, sta je er helemaal alleen voor...”"

“" Doe niet zo idioot, Rudi!  We gaan die klucht hier waarschijnlijk tóch niet lang overleven, jij niet met je geweer en ik nog minder met mijn spade ! Indien Pannekoek mij géén keus had gelaten en mij verplícht had voor hem soldaatje te spelen, zou ik mij misschien nog eens 100% ingezet hebben, enkel en alleen voor de lol om nog eens een fascist te laten creperen !  Maar mij vrijwillig opgeven om die smeerlappen van Stalinisten uit het slop te helpen, nadat ze mij twee jaar in m'’n smoel hebben gespuwd ? Jamais Nietjuwo !" ”

Hun afscheid van Marco verliep kort en zonder sentimenteel gedoe. Ze gaven hem hun reserve ondergoed, krantenpapier en maïsblaren: bij ‘de troep’ zouden ze wel een nieuwe voorraad krijgen. Een knoestige handdruk en een schouderklop tot besluit, en daarmee basta !  Tóch kreeg Steiner waterogen toen hij zijn bloedbroeder traag in de sneeuwstorm zag verdwijnen...

Een uur later stond de politruk in de kolenloods te schuilen met zijn zielige ‘krijgsmacht’ van een kleine dertig schooiers. De norse NKVD-sergeant noteerde hun personalia en hun vroegere militaire bagage: waar ze legerdienst hadden verricht en tot welke graad zij het hadden geschopt, of ze al ooit onder vuur hadden gelegen en met welke wapens zij vertrouwd waren...Steiner, met zijn jaar als peletonchef bij de 14e Internationale Brigade in de Spaanse burgeroorlog, werd meteen opzij geroepen door de politruk. Of hij een goed lid geweest was van de communistische partij ? Neen ?...Wat zei je:  Anarchist ?! Wat moest dàt verdomme voorstellen ?!

Steiner haalde grimmig de schouders op: “ "Niks, als ge nu ziet wat ik van mijn utopische wereldrevolutie terecht heb gebracht...Maar dat is lang geleden... Sindsdien ben ik nog van àlles geweest ,dat ik geen moeite meer doe er iets van te begrijpen...Van àlles, maar géén communist, neen...Hier noemen ze mij een Trotskistisch Varken, Deviationistisch Zwijn, Fascistische Spion van de Judeo-kapitalisten...Als ik u dààrmee kan dienen ?"”

Zo'’n sarcastisch antwoord zou hem vroeger de kop gekost hebben, maar door de zwakke opstelling van de officier had hij zich even laten gaan. En schijnbaar kwam hij er nu ook nog zonder kleerscheuren onderuit.

“ "Ja-ja, al goed ! ” bromde de politruk geërgerd:  ”Maar als ex-brigadist heb je toch al tegen de Duitse fascisten gevochten, hé !" ”

“" Neen, maar wél tegen de Moorse Franquisten en de Baskische falangisten...En ook nog een paar weken tegen de Italiaanse Bersaglièri, als dat u iets zegt...En tegen nog heel wat àndere bruin-zwarte honden met een verdachte stamboom. Teveel om op te noemen, feitelijk..."”

“ "Akkoord, maar toch altijd langs de kant van onze heldhaftige Russische troepen !" ”

“ "In Spanje ?! Neen, dàt soort Russen heb ik aan de Ebro niet gezien!  Wél de schurken van de SIM en de Tchjeka, die af en toe een paar kameraden kwamen fusilleren in naam van Tovaritch Stalin en het Grote Gelijk van de Partij, als ge begrijpt wat ik bedoel...En, met alle respect, erg heldhaftig hebben wij in Spanje deze landgenoten van u nooit gevonden, neen..."”

Nu vond de politruk het blijkbaar genoeg geweest:

“ "Zeg hond!  Nog één sneer op de Grote Stalin en de Partij en ge vliegt terug naar de goelag, verstaan ?!”"

Steiner stak kalmerend de hand op: ”"Gospodin Politruk, geef mij een geweer en ik zal de fascistische varkens die uw vaderland zijn binnengevallen uit alle macht bestrijden !  Het zijn reeds jarenlang mijn vijanden !" ”

De officier kalmeerde wat en knikte toen goedkeurend: ”" Schurftige Varkens, ja ! "”

Steiner kon deze komedie niet langer verdragen en brak los: ”" Maar vergeet daarbij niet, Gospodin Politruk , dat deze schurftige fascistenvarkens tot voor kort ùw bondgenoten waren, waarmee gij verraderlijk Polen hebt overrompeld !  En aan wie ik en mijn makkers uit de goelag op uw bevel twee jaar aan een stuk graan en staal hebben moeten geleverd tot wij er bij neervielen, letterlijk !  En dat gij drie van mijn makkers, die dit verraad niet langer wilden slikken, hebt laten ophangen ! ...”"

Hoewel deze discussie niet op luide toon werd gevoerd, begonnen toch steeds meer mannen geïnteresseerd mee te luisteren en instemmend te knikken. Dit maakte de Rus pas echt kwaad: ”" Hond !  Hoe durft ge !  Ik had er toen méér moeten ophangen, zie ik !  Gij zijt in elk geval niet waard het uniform van het Rode Leger te dragen ! ... Sergeant, schrap hem van de lijst !" ”

Maar deze trok bedenkelijk de wenkbrauwen op :" ” Als ik er tovaritch Luitenant aan mag herinneren dat de orders van de divisie duidelijk zijn: wij moeten veertig vrijwilligers inlijven! Voor het ogenblik heb ik er op mijn lijst achtentwintig...Met de schooiers die nog in de goelag achterblijven geraak ik niet aan de opgelegde norm, verre van zelfs !" ...”

Méér moest daar niet aan worden toegevoegd:"’De Opgelegde Norm"’ was het toverwoord waar àlles voor moest buigen...Dus ook de politruk, die plots bedaarde en verveeld de schouders optrok... Waarop de NKVD- sergeant met een brede glimlach Rudi Steiner naar het gelid van de “uitverkorenen” verwees...

Even nadien trok Shlomo Stavinski, professor internationaal recht aan de universiteit van Lemberg (Lvov) het zelfde lot... 

In de late morgen was er een trein langsgekomen die op het perron een massa zakken en kisten voor het 316e had achtergelaten, vooral mondvoorraad en munitie, maar ook wapens en uitrusting voor de rekruten. Tegen de valavond zat het peloton vrijwilligers, deftig gevoederd en met propere uniformen aan, goed beschut in de kolenloods hun geweer te ontvetten. Tot een stuk in de nacht kregen ze van twee Kazakse veteranen tekst en uitleg over allerlei wapens, mijnen en handgranaten. Maar al vlug bleek dat de Kazakken geen deftig Russisch spraken en nog minder Duits, zo'’n beetje de voertaal in de goelag. Zonder zich echt op te dringen nam Steiner geleidelijk de lessen over, omdat hij de meeste wapentuigen nog kende uit zijn Spaanse tijd en die er ondertussen niet moderner op waren geworden...

Eén monstergeweer kende hij niét: een ‘spuit’ van twaalf kilo met een belachelijk lange loop, alles samen een ‘ding’ van over de twee meter !  Volgens de Kazakken kon je met de bijhorende buitenmaatse geweerkogel van op driehonderd voet de looprups van een tank breken !  En op tweehonderd voet dwars door de zijpantsering van een Duitse tank schieten...Maar de schutter moest wel stevig van bouw zijn, want de terugslag was énorm !  En die twee mongolen lachten hun rotte tanden bloot, alsof het om een kermisattractie ging !  

Steiner begreep onmiddellijk wat er aan het gebruik van dat wapen scheelde: een tank tot op tweehonderd voet ,zegge een zestig meter, – laten naderen om door de ZIJpantsering te kunnen schieten, betekende in feite dat je moest wachten tot dat monster je stelling voorbij reed !  Prima voor straatgevechten, natuurlijk: tanks beschieten vanuit een venster op de tweede verdieping was inderdaad een kermisattractie !  Maar vanuit een putje in open veld leek dat toch pure zelfmoord, niet waar ?...Dan lagen bundels handgranaten en Molotovcocktails toch meer voor de hand, zou je zeggen ?

Shlomo bracht hem met beide voeten terug op de grond. Met zo'’n geweer lag je immers beschermd in een stelling en vernielde je een tank van op tweehonderd voet AFSTAND, okee ? En zo kon je er misschien twee of drie raken vooraleer ze je in de gaten kregen...En zelfs dàn nog was het misschien mogelijk langs de spoordijk weg te vluchten...Terwijl je met hàndgranaten of benzinebommen zo’'n stalen monster ongedekt moest naderen tot minder dan werpafstand...Dàt was pas pure waanzin, een ware heldendaad die je in héél je leven slechts éénmaal zal lukken !

Steiner bromde: "” Heel die rotzooi heeft één groot voordeel: het beloofd een korte veldtocht te worden ! ”"

De volgende morgen leek het front nog geen meter dichterbij gekomen, en dus marcheerden ze een eind langs de spoorlijn voor hun eerste praktijklessen in het schieten. Het viel Steiner op dat de spoordijk bij het stationnetje ruim vier meter boven het zacht golvende landschap uitstak, maar een kilometer verder nog nauwelijks één meter...Als tankversperring niet erg bruikbaar, dacht hij ;als oefenschietstand daarentegen lag die ideaal. En aangezien ze vroeger allemaal in militaire dienst waren geweest, vonden ze dat schijfschieten een aangenaam tijdverdrijf, ondanks de sneeuwbuien en de koude oostenwind...Nu ze een geweer in de vuist klemden, kon ook het langzaam luider klinkende kanongedonder hun goede stemming niet bederven. Ze vraten daarenboven 's avonds hun pens vol en sliepen in een verwarmd bijgebouwtje: méér moest dat niet zijn...De politruk bleek daarenboven helemaal niet haatdragend en stelde Steiner aan tot zijn pelotons-adjunct. Of was dat soms een vergiftigd cadeau ?...

Dit luilekker leventje hielden ze nog drie dagen vol, al merkten ze natuurlijk dat er door de voortdurende vorst weer beweging kwam in de frontlijn. De korst bevroren modder werd steeds steviger en beter begaanbaar, dus konden de Duitse tankspitsen ieder ogenblik in de verte om de hoek van het bos komen gluren!  Ze zagen hoe de Kazakken in de strook van een paar honderd meter vóór de spoordijk overal antitankmijnen ingroeven om de gevreesde stormloop van de vijandelijke aanvalsspitsen af te remmen. En in het bosje àchter hen was zo'’n ouderwetse batterij veldartillerie in stelling gegaan...Veel zou het wel niet helpen, al gaf het toch wat diepte aan hun verdedigingsstelsel. Tijdens de zeldzame opklaringen kregen ze ook regelmatig beangstigende aanvallen van de Luftwaffe over zich heen: gillende Stuka’s in duikvlucht en jachtvliegtuigen met vuurbrakende boordwapens...

Die Stuka’s had hij in Spanje nooit meegemaakt, en daarom was het hier wel even wennen. Zo'’n monster duikt met een oorverdovende sirene als een reusachtige arend recht naar beneden op zijn doel af. Kort vooraleer hij schijnt neer te storten lost hij een paar bommen en trekt dan weer op, jubbelend boven het snerpend fluiten van zijn neerijlende ‘eieren’...Deze eerste echte kennismaking met de vijand was voor Steiner een helse belevenis, alsof de wereld plots bevroor. Zijn lijf versteef, iedere zenuw, iedere spier tot het uiterste gespannen in afwachting van de vernietigende schok. Tijdens die paar tijdloze seconden scheen het verpletterend gehuil alle leven naar zijn darmen te draineren!

 Maar zohaast de bommen waren ingeslagen bleek heel die show louter bangmakerij, want al dat lawaaierig gedoe veroorzaakte weinig schade, buiten hier en daar wat omhoog gekrulde rails en een paar diepe bomtrechters in het rangeeremplacement. Die waren achteraf bekeken zelfs zeer welkom. Want die diepe putten konden nu met weinig inspanning omgevormd worden tot schutterskuilen en stellingen voor de zware wapens, terwijl zijzelf met schop en pikhouweel anders nog nauwelijks door de bevroren slijkkorst zouden geraken.

Enkel de vluchtelingenstroom op de landweg achter de spoordijk werd door zo'’n luchtaanval danig verstoord, omdat het vee dat door die boerinnen werd voort gedreven telkens in paniek op hol sloeg. De Kazakken en de NKVD soldaten maakten daar korte metten mee: een paar schoten en de koks hadden weer voldoende vlees voor een hartige goulash, terwijl die wenende boerewijven al blij mochten zijn dat ze van die last waren bevrijd !

Het leventje op de spoordijkstelling verliep voor de rest tot ieders tevredenheid. Tot op de middag van 14. november, in volle sneeuwstorm, de eerste artilleriegranaat insloeg vlak naast het stationnetje van Platforma Dubosekovo. Nu werd het ernstig, want ‘ze’ wisten hen dus zitten...Maar ondertussen had de trein iedere nacht nog allerlei versterkingen aangevoerd en begon de spoordijk inderdaad op een echte verdedigingslinie te lijken, met luistervinken aan de verre bosrand, voorposten op vijfhonderd meter, telefoonlijnen tussen de stellingen onder de rails en een echte verbandplaats in een bunker achterin een ravijntje...

Het spel kon beginnen.

En het begon inderdaad!

Tegen de avond kregen ze een aftastend bezoek van een Duitse verkenningspantser die om onbekende reden op een halve kilometer voor de spoordijk plots in brand vloog, ook al had er van Steiners peloton op die afstand nog niemand een schot gelost...Misschien getroffen door een voorpost van de Kazakken, of op een mijn gereden die de buren daar gelegd hadden ? Tijdens de nacht ging een Russische patrouille daar eens wat rondsnuffelen, maar werd blijkbaar ook niet veel wijzer aangezien er geen lijken werden gevonden...De politruk liet dan maar het oppeppend gerucht rondgaan dat inderdaad een heldhaftige Kazakse voorpost van de nevenliggende compagnie deze pantserwagen met een benzinebom had uitgeschakeld. Wat dus volgens de officier bewees dat je met een béétje lef zo'’n beangstigende stalen kist mak-ke-lijk aankon !

Steiner geloofde geen woord van dit verhaaltje, maar hield de kiezen op elkaar. Doch toen de luitenant in zijn geestdrift iedereen heel de nacht op ‘verhoogd alarm’ wou zetten, kon hij de officier overtuigen het peloton liever te laten maffen en het te houden op “dubbele schildwachten”. Een slimme zet waarmee hij op slag het volle vertrouwen van al ‘zijn mannen’ verwierf...

Nog vóór dit eerste treffen had Steiner gemerkt dat Luitenant Kolkov, zijn politruk, geen flauw benul had van een tactische verdediging en nog minder van een zinvolle opstelling van de zware wapens in de frontlijn van hun peloton. Als politiek commissaris was de man wel bevoegd voor het moreel van de troep, maar moest normaal de leiding van het gevecht overlaten aan een officier van het Rode Leger. Die bestond niet in hun peloton, en de enige in de groep met voldoende militaire bagage en talenkennis was Steiner...

Nog tijdens de nacht kregen ze bezoek van een onderluitenantje van de bataljonsstaf. Die maakte korte metten  met deze verwarring en stelde Steiner officieel aan als pelotonschef, terwijl politruk Kolkov zou instaan voor de verbinding met de stafcompagnie. Veel loste dat niet op,  tenzij het Steiner verantwoordelijk stelde voor alles wat tijdens het gevecht mis kon gaan...Een doodsvonnis dus.

Tot de dageraad sloofde Steiner zich uit om zijn multiculturele stoottroep in kleine ploegjes over het rangeerstationnetje te hérverdelen rond zijn ‘zware’ wapens. Om zijn frontlijn van vierhonderd meter te verdedigen beschikte hij over één mitrailleur Maxim model 1910 op ijzeren wielen, – het vanouds gekende type met stalen beschermplaat dat ze ook al in Spanje gebruikten. En om het schouwgarnituur volledig te maken : twee van die afzichtelijke anti-tankgeweren...Kolkov had aanvankelijk heel zijn ‘krijgsmacht’ knus in het stationgebouwtje geconcentreerd als op een slagschip in een zachtglooiende bevroren zee. Maar Steiner liet iedereen gewoon buiten stelling nemen, in de bomtrechters tussen de rails en onder de wagons. Zijn mannen morden wel, maar hij kon hen toch overtuigen dat het moderne Duitse geschut het eenzame bouwsel op hun stafkaarten had staan en er niet nààst zou mikken...

De zware Maximmitrailleuse had hij noodgedwongen moeten toevertrouwen aan mannen met –- op eerste zicht tenminste -– de meeste lef, en kon er enkel het beste van hopen. Het was een hecht ploegje van vier Tsjechische oud-soldaten, die als communisten bij het begin van de Sudetencrisis – september 1938 – uit het Slovaakse leger waren gedeserteerd, en na de Duitse bezetting van Praag, naar de USSR waren gevlucht. Daar werden ze ,zoals te verwachten was–, in een werkkamp opgesloten...Voor één van de anti-tankgeweren vond hij drie Spanje-strijders bereid het erop te wagen...Het àndere gedrocht besloot hij samen met Shlome zelf onder zijn hoede te nemen, en het geweer te laten bedienen door twee potige Poolse mijnwerker die als ondergronders reeds met springstof had gewerkt...

Voor de rest had iedereen van zijn twintig overige ‘soldaten’ een eigen geweer en zes granaten, plus een wisselend aantal benzineflessen:  de beruchte ‘Molotov-cocktails’ die in de Finse winteroorlog zo'’n slachtingen hadden aangericht onder de Sovjettanks...Of zijn ‘'vrijwilligers'’ mans genoeg zouden blijken om daarmee ook de pantsers van de Moffen te lijf te gaan, betwijfelde hij...Maar heel het circus op dit godvergeten rangeerstationnetje werd sowieso een ‘Himmelfahrtkommando’, dus erg minutieus hoefde hij zijn krijgsplan niet uit te werken.

Links en rechts van hem was de spoordijk bezet door de Kazakken van de 316e divisie: geharde soldaten die zich niet vlug gewonnen zouden geven, maar met wie hij door de bijbelse taalverwarring moeilijk contact kreeg... Heel veel hulp kon hij uit die hoek niet verwachten.

Ondanks de steun van Shlomo, zijn officieuze adjunct, en de zenuwachtige drukte achter het ingesneeuwde spoor voelde Steiner zich van god en iedereen verlaten...Want heel de morgen had het in de verre glooiingen vóór hen ferm gerommeld...Tot plots de eerste pantsers zich als dreigende zwarte puntjes uit de mistige bos losmaakten en ver weg in het besneeuwde voorveld verschenen !

Gedaan met lachen !

 

<!--[if gte mso 9]>


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
07-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
06-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 203
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B44B:   

EINDSTATION VOLOKOLAMSK...                           

 

Door de groeiende Russische weerstand op het centrale front richting Moskou ,splitste Hitler op 14/8/'41 zijn hoofdinspanning in een noordelijke (Leningrad) en een zuidelijke (Rostov) as. Maar omdat het offensief richting Zee van Azov zo vlot verliep, veranderde Hitler op 1/10 nogmaals van mening en liet een paar divisies van de zuidelijke as naar het centrale front afzwenken : hij wilde nu toch Moskou veroveren vóór de winter intrad. 

Het was evenwel te laat. De regens hadden op het centrale front alle wegen veranderd in immense slijkpoelen. En ook al trachtten de tanklegers tijdens aanhoudende zware gevechten langzaam maar zeker de hoofdstad vanuit het noorden en het zuiden te omsingelen, de bevoorrading van deze offensieven bleef in de "Raspoetitza" steken. De vorst trad dan weer vroeg in met zware sneeuwstormen en bij de Duitsers was man noch paard of materiaal daartegen bestand: ze bevroren ter plaatse, ook al stonden ze uiteindelijk nog slechts op een boogscheut van het Kremlin.

Op 15/11 werd de Duitse opmars langs de steenweg van Volokolamsk naar Moskou op 140 km van de hoofdstad een eerste maal afgeremd door haastig opgetrommelde fabrieksmilities, maar bij gebrek aan voldoende wapens moest dit "rood kanonnenvlees" toch nog voor een paar Duitse tanks wijken. 

Deze doorbraak veroorzaakte de volgende dag (16/11) in Moskou  een golf van paniek en in de daarop volgende week namen alle partij-instanties hals over kop de benen. Enkel de bewindstop bleef op post en vorderde de Moskovieten op in alle haast nog vier verdedigingslinies ten westen van de stad aan te leggen, waarvan de laatste zelfs over de binnenboulevards liep. Daar kon Stalin de eerste verse Siberische versterkingen in de strijd werpen. De burgers werden aangemaand om dienst te nemen in "communistische bataljons" om hun hoofdstad te redden, maar slecht 12.000 man liet zich nog pramen. Het gros van de bevolking sloeg op de vlucht in een stormloop naar de spoorwegstations en de oostelijke uitvalswegen.

Op 20/11 doorbraken de Duitsers langs de steenweg Volokolamsk-Moskou de eerste verdedigingsgordel op 90 km van het Kremlin. Veertien dagen later vielen ze met hun laatste reserves de tweede gordel aan, op 30 km ten noordwesten van Moskou. Maar deze hield ondanks verwoede doorbraakpogingen stand.  Even zagen de Duitse soldaten in de verte de torens van het Kremlin. Dichter bij de hoofdstad zouden ze nooit geraken: alle motoren bevroren ter plaatse en de totaal uitgeputte trekpaarden van de bevoorradingscolonnes stierven in de modderpoelen ,staande in het gareel.

Nu kon Hitler zijn vriend Mussolini wel vervloeken: door diens schuldige losbolligheid was in het voorjaar één volle maand verloren gegaan met de nutteloze veldtochten in de Balkan, één maand die de Führer nu tekort kwam om nog vóór de winter het Kremlin te veroveren.

Voor Hitler was Volokolamsk dus het einde van zijn dromen omdat zijn opmars naar Moskou dààr voor het eerst 48 uren werd afgestopt. Zijn tankspitsen vorderden nà de val van deze stad in de volgende twintig dagen nog moeizaam tot op achttien kilometer van de hoofdstad. Ach, zal je zeggen , zij verloren bij Volokolamsk, door de verbeten weerstand van uitgeputte Sovjettroepen slechts twee dagen. Maar deze twee dramatische dagen kwamen zij tekort om tijdig in de stad binnen te dringen en er in de 'warme' huizen beschutting te vinden tegen de bloedstollende opmars van GENERAAL WINTER. Door deze twee verloren dagen bevroren ze nu ter plaatse midden de sneeuwstormen in de verijsde toendra.  

                               Deze laatste kans was nu verkeken: twee weken later werden de uitgeputte Duitsers door verse Siberische troepen 100 km. achteruit geworpen en was Volokolamsk weer in sovjethanden. Nog vóór Kerstmis stortte heel het centrale Duitse front in tussen Volokolamsk en de Zee van Azov.
                 Deze terugtocht sloeg om in een vlucht naar de winterstellingen, 200         km meer naar het westen ,waar de "Rode Pletrol" pas op 1/2/42 eindelijk tot              stilstand kwam.

                                        



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
06-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
05-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 202
Klik op de afbeelding om de link te volgen

                 Boekdeel B4.

 

Beslaat de periode van oktober ’41 tot december ’42 en gaat over kanonnenvlees, luidsprekers, een zigeunermoeder en een hoop amateurspionnen...

 

 

 

B44. DE ZONDVLOED GENAAMD "RASPOUTITZA".

 

           Vlucht naar Volokolamsk ,eind oktober '41.

 

          Hoewel de temperatuur voor een Russische winter nog uiterst zacht was, begon het tijdens de late namiddag plots fors te sneeuwen. In minder dan een uur werd het grauwe verzopen landschap met een proper wit laken bedekt, waarin de vers gedolven tankgracht met de duizenden grondwerkers een rechte zwarte kerf maakte.

           “" Sneeuw, verdomme !  Dàt mankeerde er nog aan ! "” sakkerde Steiner: ” "Bij de eerstvolgende opklaring zullen de bommenwerpers van de Luftwaffe niet lang moeten zoeken waar de zogenaamde Mozjajsk-linie ergens ligt !  Als een dikke zwarte lijn op een wit blad, dat valt op vanaf tien kilometer afstand !  Wat een rotland !" ”

 

          En op de koop toe: zolang het niet harder begon te vriezen, zou deze sneeuw de bodemloze brei, waar ze nu al een tiental dagen en nachten in ploeterden, nóg zompiger maken. Doch de veedrijvers in het kantonnement verwachtten de eerste week nog geen vorst van betekenis, en die mensen kénden de grillen van het plaatselijke klimaat...

Steiner en Shlomo hadden er juist hun shift van acht uur graven opzitten en konden nu even bekomen in het tochtige kerkje van Tokarevo. Vlug hun druipende beslijkte kleren uitwringen en pogen te drogen rond één van de vijf brasero’s die de vorst uit het hoge gewelf moesten weghouden...Marco had voor hun eten gezorgd uit de gaarkeuken: de man een schep warme maïspap met een reepje rundsvlees en een homp brood met zure haring...Zoiets werkte je machinaal naar binnen, liefst zonder er smaak in te zoeken. En ook al werd de honger er nauwelijks door verdreven, het was altijd dàt meegenomen...  

 

Door het afstompende labeur aan de tankgracht was Steiner de tel kwijtgeraakt, maar Shlomo beweerde dat het de 17de oktober was: inderdaad nog véél te vroeg om nu al te beginnen winteren, vond hij, zelfs voor Midden-Rusland...Hij zeurde nog wat door om de sombere stilte rond het vuur te doorbreken, maar de anderen luisterden nauwelijks...Op zijn eigen Poolse platteland, vervolgde hij, kampte de landbouw ook ieder jaar met de pest van de herfstregens, maar zíjn nationale ‘rasputitza’ verlamde het boerenleven niet zo drastisch als hier in Rusland blijkbaar het geval was...

 

         " ” En samen met de eerste sneeuw, zo rond 1 november, valt bij ons ook de winter binnen en maakt de harde vorst de wegen als bij toverslag plots weer berijdbaar.”.."

           Steiner schraapte z'’n keel :"“ Die oude veehoeder beweerde dat het regenseizoen hier ruim een maand aan een stuk duurt, en héél die tijd zit al het zwaar verkeer op het platteland volledig geblokkeerd...”

           Shlomo bleef maar sakkeren :"“ Ze doen hier ook niet veel moeite om die stilstand te verhelpen !  Bij ons in Polen gaat ondanks de regen het leven op het land gewoon door. Maar onze landwegen worden dan ook doorlopend onderhouden, ook al wordt daar bij ons ieder jaar opnieuw sterk over geklaagd. Zo zie je maar:  het kan altijd slechter dan je denkt !  En op een ànder is het niet altijd béter !" ”

          “" Alles is een kwestie van afwateren."” wist Steiner :" “ Ik heb jarenlang in de Belgische kolenmijnen getravakt, en zolang die gangen droog waren, leek de bodem wel van beton !  Maar zohaast de pompen stilvielen zakte je ook al rap tot je enkels in de smurrie...Hadden wij op ons gat blijven zitten, zoals die luiaards van Russen hier, dan waren we óók al lang in die mijnen verzopen !" ”

           Marco had zich tot nu toe nog niet met dit gewauwel bemoeid, maar vloog nu geërgerd uit:

           “ "Maar verdomme !  Ge moest blij zijn dat door de regen én die luie Russen alle  leven hier een maand stilligt !  Of is het jullie nog niet opgevallen dat de tanks van de Fritzen de laatste dagen geen meter dichterbij zijn gekomen ?! Denk je soms dat ze opeens geen goesting meer hebben om Moskou te veroveren ? Of is het misschien zó, dat hun nafttoevoer in het slijk is blijven steken, en dat de konvooien met hun munitie en hun freet ergens onderweg zijn vastgereden ?...We mogen verdomme onze handjes kussen als de échte vorst nog een week of twee uit blijft, zodat wij ons werk hier deftig kunnen afmaken ! ...”"

           "“ Jij hebt gemakkelijk spreken !" ” bromde Steiner :" “Wij verzuipen in die ijzige modder, terwijl jij lekker droog in de keuken werkt !  En daarbij, of onze tankgracht hier klaar komt of niét, zal aan de toestand geen snars veranderen: de moffen zullen er sowieso niet door gehinderd worden !  Vorige week zag je al zonneklaar dat ze weer van plan waren achter onze rug door te stoten en heel het boeltje als naar gewoonte aan de oostkant netjes te omsingelen !  Shlomo heeft onze vrees toen op gevaar van zijn leven duidelijk aan de politruk uitgelegd, maar die vertrouwde op de alwetende wijsheid van Vadertje Stalin !  Je zal wel zien: zohaast de vorst intreedt en de modder stijf bevroren raakt, stoten hun tanks achter onze rug netjes door naar het noorden, en zitten we vast in hun omsingeling !  Dan mogen wij het vergeten, makker ! ... Maar het is zinloos je daarover nog op te winden...”"

           Shlomo knikte bedrukt :"“ Daarbij, als het binnenkort écht begint te vriezen, is het sowieso gedaan met delven. Dan verandert in één nacht heel die zompige boel opeens in arduin waartegen we met onze spade niets meer kunnen uitrichten !" ”

          Steiner vatte hun noodlot nogmaals kernachtig samen :" Zoals ik kom te zeggen: als het één nacht deftig durft vriezen, dan rijden de Duitse tanks ons de volgende morgen vrolijk voorbij! ...Wat een rotleven ! ”"

 

           Zo’ 'n vaart liep het gelukkig niet. Het bleef kwakkelweer, met regen- en sneeuwbuien, en met af en toe een straaltje zon...Waarvan de vijandelijke vliegtuigen dan telkens ijverig gebruik maakten om hen in scheervlucht met de boordwapens te bestoken. In het verstrooide mierennest langs de tankgracht vielen steeds meer doden, die gewoon in de berm werden begraven...De zwaargekwetsten eisten méér verzorging, maar door onmacht en tijdsgebrek kon niemand hen die geven, waardoor ze meestal binnen het etmaal tóch stierven of ,– als het goelagslaven betrof ,– gewoon door de NKVD uit hun lijden werden geholpen...Tot diep afgrijzen van de Moskouse vrouwen uit de zogenaamd ‘vrijwillige’ arbeidscommando’s, die ondanks de totale uitputting tóch stug bleven voort scheppen...

 

          Plots, rond 20 oktober, hoorden ze aan het aanzwellend kanongebulder dat de Duitsers hun offensief hadden hervat. Het had in hun regio nochtans niet noemenswaard gevroren en de grond was indien mogelijk nog zompiger geworden door de aanhoudende afwisseling van sneeuw- en regenvlagen. De tankcolonnes zélf werden dus blijkbaar niet erg door de modder gehinderd, maar wél de vrachtwagens met de munitie en benzineaanvoer...Als de moffen vandaag hun offensief hadden hervat, waren ze er dus waarschijnlijk in gelukt hun bevoorradingscolonnes dóór het slijk tot bij de eerste lijn te slepen...

 

          Maar ook het Rode Leger had ondertussen haar front kunnen versterken met verse troepen en slaagde er blijkbaar in de Duitse opmars wat af te remmen. In Tokarevo wemelde het van het voetvolk en de soldaten schenen de relatieve luxe van zo'’n dorp erg te appreciëren. Toch wist iedereen dat dit slecht een uitstel van executie betekende: de meesten zouden de komende dagen sowieso door de vleesmolens van het front worden gedraaid en het ‘gezellige’ dorpje Tokarevo zou onherroepelijk worden platgebrand...Temeer daar Marco dié avonds in het kamp het gerucht opving dat de partijtop al de hoofdstad in paniek had ontruimd en er de ‘staat van beleg’ had uitgeroepen, met als naar gewoonte veel standrechtelijke liquidaties voor gevolg...Straks zou deze gevreesde terreur ook wel naar de frontregio overwaaien. De slaven van de goelag hoefden daar geen tekeningetje bij te krijgen: er was rottigheid op komst en zijzélf zouden de zwaarste klappen mogen incasseren...

  

          In de loop van de namiddag werden de werken plots gestaakt. Men fluisterde dat Mozjajsk gevallen was en dat de moffen hier ieder ogenblik konden verschijnen!  Iedereen moest zich klaar maken voor de terugtocht naar Volokolamsk

           Shlomo zuchtte :"Nu zie je hoe nutteloos onze onmenselijke inspanningen van de laatste veertien dagen zijn geweest. Ik heb gehoord dat de tanks van de moffen  ergens in het zuiden onze Mozjask-linie doorbroken hebben en dan met een scherpe bocht naar het noorden zonder veel moeite de grote baan Smolensk-Moskou zijn overgestoken !  En natuurlijk gaan ze, zoals ik het aan de politruk heb voorspeld, als naar gewoonte wéér langs de àchterkant van ons moeizaam opgeworpen verdedigingsstelsel naar het noorden stormen, net zoals ze voordien bij Vjasma hebben gedaan !  Met andere woorden: mooi evenwijdig mét, maar juist àchter onze verdomde tankgracht ! Dat kon het kleinste kind voorzien, maar voor die geborneerde Ruskies was dat waarschijnlijk té hoog gegrepen ! Vraag is nu wat er met ons gaat gebeuren, want natuurlijk rollen de moffen binnen een paar dagen zónder meer onze onneembaar verklaarde Mojajsk-linie langs de mystieke Ruzarivier op, even makkelijk als een topograaf zijn lintmeter ! ...Nu onze politruk dat dan eindelijk schijnt te begrijpen, vraag ik mij af wat ze verder met ons van plan zijn...”"

 

          Wat het noodlot voor hen in petto had, vertelde de politruk hen nog dezelfde avond: morgenvroeg werden alle werkkrachten van de tankgracht op transport gezet in de richting van de grote stad Volokolamsk, een kleine dertig kilometer meer naar het noorden. ‘Op transport gezet’ betekende natuurlijk weer één of twee dagmarsen te-poot!  De vrouwenbataljons van Moskou zouden dààr ingezet worden om de verdedigingswerken te helpen versterken op de steenweg tussen dit industrieel centrum en de hoofdstad. Maar op alle mannelijke arbeidskrachten werd beroep gedaan zich vrijwillig in te lijven bij het Rode Leger, want het vaderland was in hoge nood !  Dus dat sloeg óók op alle Russen uit de diverse goelags, hier ter plaatse, die daarmee de kwijtschelding van hun straf konden bekomen...De gevangenen van vreemde nationaliteit ,– '’t is te zeggen het gros van Steiners goelag ,konden normaal niet van deze gunstmaatregel ‘genieten’...Maar wie zich tóch geroepen voelde, mocht zich bij de politruk melden: die zou daar dan wel een goed woordje voor hen doen...

           Verbijstering alom, natuurlijk !  Vadertje Stalin, die hen in volle willekeur en om politieke redenen met een ongekende wreedheid tot jarenlange slavernij had veroordeeld, bleek hen nu plots te kunnen gebruiken als vulgair kanonnenvlees!  Van een gunst gesproken, zeg !

              Steiners vrienden moesten over dit zotte voorstel niet lang debatteren. Tijdens het morgenappèl kreeg de politruk dan ook nul op het rekwest. Onnodig te zeggen dat meneertje daar niet bijster gelukkig mee was...

 

De haastige aftocht van hun goelag uit het kamp van Tokarevo langs de stukgereden weg naar Volokolamsk, leek in niéts op hun ontruiming van de kolchoze, drie weken geleden!  Dié waren ze toen gestart met frisse moed bij mooi herfstweer, als een pastorale wandeling door bos en heide, midden rijpe maïsvelden...Maar nu strompelden ze onder de ijzige regenvlagen door de sneeuwblubber uitgeput voort, met niets dan natte beslijkte lompen aan hun lijf. En ditmaal waren ze allesbehalve alléén!  Buiten de duizenden slaven van de àndere goelags leek ook het Rode Leger terug te wijken richting Volokolamsk en mochten de gevangenen regelmatig een handje toesteken om vastgereden paardenkarren en vrachtwagens uit de modder los te trekken. Zo schoten ze natuurlijk nauwelijks op...Soms kregen ze opnieuw zicht op de eindeloze tankgracht die echter in de terreinzonken reeds half vol regenwater stond...Hun kanaal van Suez...

Steiner maakte tegen Shlomo de sombere bedenking dat hun ‘Egyptisch bouwsel’ bij de eerste felle vorst volledig dicht zou vriezen en, zeker op deze overstroomde plaatsen, als tankversperring totaal waardeloos was...

Waarop de Poolse professor slechts schokschouderend zuchtte: "Ik heb het toch gezegd !” Quid hoc demonstrandum...”"

Steiner vroeg hem niet wat hij met deze latijnse slagzin bedoelde.  Alles was nutteloos ...

 

            Onze vrienden zijn nooit tot in Volokolamsk geraakt. Na drie dagen ploeteren in dit hondenweer bleven ze in volle verwarring van het terugwijkende leger versuft achter op een godvergeten goederenstationnetje midden in de witte steppe, ver ten oosten van de grote stad. Eindelijk hadden ze op de laadkaaien weer vaste grond onder de voeten en waren ze van het slijk verlost. Onderweg hadden ze wel nog een tiental lotgenoten verloren door uitputting, afgemaakt door de schietgrage bewakers of gevallen onder het vuur van de overscherende vijandelijke vliegtuigen...

             Later bleek de negorij waar ze een onderkomen hadden gevonden "‘Platforma Dubosekovo"’ te heten, een overslagplaats langs de spoorlijn naar Moskou voor dennebomen en suikerbieten waarvan er tussen de rangeerrails nog grote hopen onder de sneeuw waren achtergebleven. Het onooglijke bakstenen kantoortje van de lokale stationchef werd zonder veel omhaal opgeëist door de politruk die er zich installeerde met zijn sectie NKVD soldaten. Op het zijspoor stonden zes lege gesloten goederenwagons waarin de dwangarbeiders hun intrek namen. Naar Russische gewoonte lagen hèr en dèr een paar verroeste brasero’s en met het dennenhout en geroosterde suikerbieten wist het goelag er vlug een gezellige boel van te maken. Voorlopig zaten ze met een volle maag warm en droog in hun wagons rond hun roodgloeiende vuurkorven en waren ze weer gered van de zondvloed!

 

            Wat er morgen zou komen kon niemand zich aantrekken. Veel slechter dan gisteren kon het sowieso niet worden ! Dachten ze...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
05-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
04-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 201
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B43:  DE RUBICON...

 

        " Kolchoze Molotov" bij Vjasma, 3 oktober ‘41.

       Op 1 oktober vingen Steiner en zijn vrienden panische geruchten op dat het Duitse zomeroffensief, na de overrompeling van het grootste deel van de Oekraïne, nu plots weer vanuit het zuiden in de richting van Moskou was gedraaid. En na twee dagen hoorden ze dat deze nieuwe Duitse aanval de Vjasma-linie, waaraan ze nu al ruim een maand verwoed aan het graven waren, ook ver ten noorden van de kolchoze had doorbroken...Vijandelijke tankspitsen uit noord en zuid :iedereen begreep dat hun pas gebouwde bunkers op deze manier gevaar liepen hier in een reusachtige omsingeling te worden ingesloten en daarbij hun strategisch nut hopeloos verloren hadden.

         Die avond hield Steiner krijgsraad met Marco en Shlomo, liggend naast elkaar geleund tegen de nog warme buitenmuur van hun slaapbarak :"Als dat allemaal waar is van dat nieuw Duits offensief in onze richting, wordt het hoogtijd dat ze ons hier naar achter evacueren...Dichter bij Moskou zouden ze ons toch nog eens aan het werk kunnen zetten om een laatste fortengordel aan te leggen ! Zoals de zaken nu schijnen te evolueren zijn we hier niet meer van het minste nut !”"

         “"Verdomme Rudi !”" siste Shlomo :"Hou je bek ! Als onze bewakers ook maar zouden dénken dat wij nutteloos zijn geworden, zou je hen nog op smerige gedachten kunnen brengen ! Ons opruimen is voor hen kinderspel, dat weet je goed genoeg ! Het is zeker niet nodig hen dat hardop voor te kauwen !"”

        “" Wél ,bon ,en dàn ?” bromde Marco: ” Als ze ons hier op transport zetten, eindigen we in Siberië, sowieso ! Om er te creperen van de kou en de honger ! Da’s ook geen leven hé ! Dan krijg ik nog liever hier een nekschot, kort en goed, met m'’n volle pens en de zon in m'’n smoel !”"

         "“ Zeg makker!”" suste Steiner:" ” Spreek voor jezelf hé ! Ik ben mijn leven nog niet beu ! En daarbij: om ons naar de sneeuwvelden van Siberië te voeren hebben ze een trein nodig, en dat zie ik bij deze chaos nog niet zo rap lukken ! Als wij hier weg gaan, zal het te poot zijn, en vérder dan een dikke honderd kilometer geraken we niet op die manier...Tot Moskou, dat is de max...”

         Maar bij de broodbedeling, die avond, vingen ze van een keukenmeid op dat de kolchoze heel binnenkort ontruimd zou worden en al het personeel zich klaar moest houden voor een trek naar Siberië ! Dus tóch !...En het leek vast geen kwakkel, want de vrouw had blijkbaar al een ferm potje geweend, zo aan haar rode druipneus te zien... 

        In de barak werd druk gediscuteerd, nu ze blijkbaar voor een beslissende crisis in hun leven stonden. Dat het personeel van de kolchoze tot achter het Oeralgebergte geëvacueerd zou worden, was in de praktijk nog aan te nemen: er waren hier op het bedrijf ruim vrachtwagens genoeg waar die vrouwen een zitje op konden krijgen,  tussen de lading van de kostbare machinerieën...Maar wél ten koste van de honderd goelagslaven: daarvoor was natuurlijk geen vervoer voorzien...Zij klampten zich vast aan de wankele hoop dat de NKVD hen nuttig genoég zou vinden om hen een week-of-zo onder bewaking naar het oosten te laten marcheren. Zoniet zag hun zéér nabije toekomst er inderdaad bar slecht uit ! En dan nóg, overwoog Steiner: “ Wat zouden de NKVD-soldaten doen met de strafgevangenen die de aftocht naar het oosten dreigden te vertragen ?...Want tot een week stappen in ijltempo waren velen onder hen niet meer in staat, Marco in de eerste plaats...”

        Maar kort daarop kwam de Politruk het gerucht van de dreigende omsingeling bevestigen en kregen de dwangarbeiders tot hun grote opluchting bevel nog dezelfde avond hals over kop hun povere bezittingen in te pakken ! Ze mochten daarenboven opnieuw aanschuiven om in het voedselmagazijn een maïsbrood en een ringworst af te halen. Dit bijkomend ‘marsrantsoen’ wees er toch op dat hun bewakers niet van plan waren zich van hen met een nekschot te ontdoen, hé ? Maar het was ook niet de gewoonte van de NKVD lastige getuigen levend achter te laten...Dus vertrouwden de meesten er maar op dat ze mee ontruimd zouden worden, al waren de ijsvlakten Siberië nu niet direct de aanlokkelijkste eindbestemming !

         Het burgerpersoneel van de kolchoze laadde in het holst van de nacht alles wat reed - zowel tractoren als vrachtwagens, boerenkarren als de zware landbouwmachines - torenhoog vol met pak en zak. En tegen het krieken van de dag verdween geleidelijk iedere productieafdeling langs de smalle veldweg door het bos en de hei naar het oosten, weg uit de dreigende tang...Het werd akelig leeg tussen al die gebouwen, en nóg steeds leek niemand zich om de strafgevangenen te bekommeren !...Zou de NKVD hen hier dan tóch achterlaten ?...Levend ?...

         Tegen de morgen werd ook het vee samengedreven en op mars gezet, opgezweept door een dertigtal stevige boerinnen ! Pas toen ook die in het bos verdwenen waren merkten de gevangenen dat de NKVD-soldaten alle gebouwen in brand staken. Marco opperde nog voorzichtig of dit niet het geschikte moment zou zijn om elk voor zich in de natuur te verdwijnen, maar Steiner negeerde zijn gezeur...

        Het was toch al klaarlichte dag vooraleer de zenuwachtige bewakers eindelijk weer kwamen opzetten en bruut schreeuwden dat ze zich moesten opstellen in colonne-per-drie ! Oef!...De goelagslaven vertrokken opgelucht als laatsten uit de vuurzee van de kolchoze, stevig omkaderd door de paniekerige soldaten, terwijl de vlammen overal torenhoog uit de gebouwen en de schuren sloegen... ’verbrande aarde...’

       Eenmaal in het bos zetten ze er een stevig pas in ! Maar omdat velen op den duur het tempo niet konden volgen schoten de bewakers af en toe in de lucht om de gevangenen ervan te doordringen dat het hen menens was.

                  “Voorwaarts, voorwaarts !” schreeuwen ze aanhoudend.

        Op bevel van de politruk namen de sterksten gaandeweg de zwakke broertjes tussen hen in, en zo ontstond er een gedwongen solidariteit in de rangen. Toch waren ze om het uur verplicht even halt te houden om de achterblijvers te laten aansluiten, en pas in de late namiddag kregen ze weer de veedrijvers met hun kudden in zicht... Tweemaal sjokten ze voorbij een gecrepeerd dier langs de weg, maar de bewakers lieten, dreigend met hun machinepistool, niet toe dat de gevangenen er rap-rap een lap biefstuk zouden uitsnijden...Zo'’n wanordelijk oponthoud kon enkel de tucht ondergraven !

        Het weer bleef helder en het zachte windje zou voor de nodige verfrissing gezorgd hebben, ware het niet dat door het opwaaiende stof van de colonne vooral de dorst pijnlijk begon te nijpen. Maar Marco hield zich goed, ook al moest hij duidelijk op de tanden bijten. Slecht éénmaal kwamen ze onderweg langs de waterput van een gehucht, en het werd daar een ware veldslag vooraleer de wachten met de wapens orde op zaken konden stellen...

    Tegen de eerste avond waren ze een veertig km opgeschoten, en konden ze nog in een leegstaande dorpskerk overnachten. Eerste zorg was natuurlijk om aan drinken te geraken, en aan de drie waterputten die het plaatsje rijk was werd er tot nà de purperen zonsondergang ferm geduwd en getrokken. Het kanongebulder was vanuit het zuiden nu ook goed te horen, wat er op wees dat de dreiging om door de tankspitsen vanuit die richting afgesneden of overrompeld te worden mét het uur gevaarlijker werd. De politruk liet hen echter verstaan dat ze binnen twee dagen achter de Ruzarivier zouden kunnen schuilen om dààr, samen met duizenden opgeëiste burgers, een onneembare wal op te werpen tegen de invasie van de fascisten !

        Daar moest Steiner eens goed mee lachen: als noch de Stalinlinie, noch de reeksen bunkers bij Vjasma, noch de brede Dnjeperstroom de Duitse pletwals had kunnen afstoppen, hoe zou dat dan moeten lukken bij zo'’n onooglijk watertje als de Ruza waar nog niemand van had gehoord ! Het scheen te gaan over een noordelijke bijrivier van de Moskva, de stroom die door de hoofdstad liep. Shlomo wist echter te vertellen dat de Moskovieten de Ruzarivier beschouwden zoals de Oude Romeinen hun Rubicon: zolang de vreemde legers deze niet hadden overgestoken was de republiek niet in gevaar...En de sovjets zouden tot de laatste man vechten om de nazi’s dààr te verslaan, zoniet was de hoofdstad en de rest van het land verloren !

      De politruk beloofde ook dat ze morgenavond uit de meegedreven kudden een koe zouden slachten en het vlees verdelen. Maar aangezien ze pas aan het einde van de derde dag op hun bestemming zouden geraken, moesten ze toch zuinig omspringen met hun brood...Daarom kregen ze de toelating om morgen onderweg tijdens de haltes rijpe maïskolven te plukken uit de uitgestrekte velden waar ze langs zouden trekken.

         Toen Marco dit hoorde trachtte hij Steiner te overhalen om morgen in één van die onmetelijke maïsvelden weg te vluchten, want al dat eindeloze marcheren kroop niet in zijn koude kleren ! Maar Steiner kon hem dat uit z'’n kop praten. Immers, achter hun colonne hadden de laatste NKVD-ers alle velden waar ze langs waren gekomen steeds in brand gestoken en zouden ze vast iedere vluchteling genadeloos neerknallen ! Neen-neen man, hij was zijn leven nog niet beu ! Marco moest maar een paar dagen op de tanden bijten, tot àchter die zogenaamde Ruza-‘Rubicon’...

         De officier liet ook verstaan dat er ditmaal geen bunkers meer gebouwd moesten worden: bedoeling was dat ze bij de stad Mozjajsk, 80 km verder naar het oosten dus,  een reusachtige antitankgracht zouden uitgraven. Hoe ze dààr aan eten zouden geraken, was nog niet geweten, maar voor alle zekerheid zouden ze toch maar een paar koeien bij de hand houden...Het viel hen op dat de man verrassend coulant was geworden, de laatste dagen...Uit angst voor de massa gevangenen waarvoor hij verantwoordelijk was, of voor de oprukkende Duitsers ?...

       De volgende morgen was het al aardig wat frisser...

      Tijdens heel deze tweede dagmars ging de zon schuil achter dikke wolken: ideaal weer om er flink de pas in te houden ! Een fiks noordenwindje dreef het opwervelende stof zijwaarts de bossen in, waardoor ze ook van deze beproeving verlost werden...Maar Marco kreeg nu last van zijn oude zonnesteek en kon door de hoofdpijn met moeite het marstempo bijhouden. Dus namen Steiner en Shlomo om beurten zijn bepakking over...

      Halverwege de namiddag mochten ze dan, zoals de Politruk had beloofd, inderdaad in groepjes van tien man en onder strenge bewaking, rijpe maïskolven trekken uit een veld langs de weg. Maar Marco zag er erg belabberd uit en scheen, mede door de dreigende machinepistolen van de NKVD, helemaal geen zin meer te hebben om een vluchtpoging te wagen tussen de lokkende manshoge begroeiing... Hoe dan ook: de eerste week zouden ze met al die kolven in hun broodzak zeker niet van honger sterven ! Vooral omdat ze die avond in het étappedorp elk nog een lapje vlees kregen uit een geslacht koebeest...

        Maar tijdens de nacht kreeg Marco, in de schuur waar zij sliepen, op de koop toe nog een koortsaanval, wat voor de laatste dagmars niets goeds voorspelde...En ze merkten dat op een paar uur tijd het zwoele zomerweer was omgeslagen want plots plensde een weldoende stortvlaag op hun golfplaten dak...Dit zou hen morgen tenminste van dat verstikkende stof verlossen, dachten ze !...Maar van de veedrijvers hoorden ze dat met deze eerste buien het regenseizoen van de herfst gestart was, de zogenaamde "Raspoetitza" ’,die heel het land binnen de week in één slijkpoel zou veranderen...  

         De derde dagmars gaf hen een voorproefje van de hel. Het werd koud en mistig onder deze gestage regen die na een uurtje stappen hun broek al kletsnat tegen de knieën deed kleven. Vooraleer uit het dorp te vertrekken hadden de meeste gevangenen wel allerlei vodden ‘georganiseerd’ om zich tegen de drup te beschermen. Shlomo was met drie jute zakken komen aandraven voor hemzelf en zijn vrienden. Dubbelgevouwen als puntcapes over het hoofd boden die de eerste uren wel wat bescherming, maar geleidelijk aan geraakten ook dié doorweekt en drupte het water er langzaam doorheen...

          Na een paar uur wou Marco dezijne al geërgerd weggooien, maar Steiner vloog uit: "” Zeg, stomme klootzak ! Uitwringen verdomme ! En opnieuw omhangen ! Of wil je soms een fleures opdoen ?!"”

          "“ Nou, en dàn ?” bromde hun oude makker ontmoedigd:  ” Dan ben je van mij af...Ik kan van deze uitstap toch al niet meer zo erg genieten...Jij soms wel ?...” "

        “ "Ik mag niet klagen.” sneerde Steiner: ” Regen is goed voor mijn patatjes ! En schijnbaar is mijn oor weer aan m'’n kop aan '’t groeien, als ik tenminste op de jeuk mag afgaan !”"

         Toen Marco niet op die scherts inging, wist Shlomo dat het met zijn lotgenoot slecht gesteld was :"” Allez makker, nog even doorbijten ! Binnen een uur of vier zijn we aan de Ruza en kan je in het kamp van deze verrukkelijke wandeling nagenieten...”"

         Als bij wonder hield het op met regenen, maar het stappen door de plassen en het slijk bleef even slopend. De vette modder kleefde aanhoudend in zware klodden aan hun versleten schoeisel en van het fikse marstempo van de vorige dagen was al héél lang geen sprake meer...De norse bewakers hadden voor het vertrek tegen de ijskoude regen wel hun rubberponcho’s aangetrokken, maar vonden het, net als de gevangenen, duivels lastig om regelmatig de plakken slijk van onder hun laarzen te moeten schrapen. Die wrevel werkten ze uit op de slenterende uitgeputte sukkels die ze voortdurend moesten voortdrijven met schoten in de lucht...Maar tegen de namiddag joeg zo'’n bruut in de achterhoede zonder verpinken een wenend menselijk wrak aan de kant van de weg een kogel door het hoofd...

        Tegen dergelijke beestachtige drama’s was het goelag in de loop der jaren langzamerhand immuun geworden. Maar nu vloog toch een schreeuw van afschuw over die koelbloedige moord als een lopend vuur uit de opgejaagde staart van de colonne naar voor. En ondanks de ijzige regen en de kleverige klei kregen de ergste mankepoten plots weer voldoende energie om toch nog een tandje bij te steken... Want nu ook het geruis van de regen had opgehouden was duidelijk te horen dat het kanongebulder van het front weer stukken dichterbij was gekomen...

        Tegen valavond van de derde dag kwam Steiners goelag uitgeput aan op hun einddoel: de Ruzarivier ten noorden van de stad Mozjajsk. Marco was er erg aan toe...Ze werden in de dorpskerk van Tokarevo opgesloten, maar van een georganiseerde voedselbedeling was voorlopig geen sprake. Dus ging er weer een koe aan ! Voor de rest moesten ze hun maag maar vullen met een afgekloven maïskolf, in afwachting van betere tijden...

         De politruk legde aan de groepsleiders uit wat er morgen van hen verwacht werd en ze konden daarbij hun oren niet geloven ! Ondanks toch iedereen aan het naderend gedonder der kanonnen hoorde dat de bedreiging van de Duitse tankspitsen niét uit het westen of het noorden, maar eerder uit het zuiden kwam,  moesten de dwangarbeiders mordicus meehelpen graven aan een eindeloze tankgreppel die pal noord-zuid in de richting van de vijand liep, vanaf de Ruzarivier waar ze lagen, recht naar de hoofdbaan Mozjajsk-Moskou !

         De politruk keek verbaasd op toen een verward gemor uit het groepje afgevaardigden opsteeg :" ” Wel hond,  heb je iets te zeggen ?”" beet hij Shlomo toe die toevallig in het midden van de halve cirkel schuddebollend had staan luisteren. Dat kreeg je natuurlijk met al die bandieten, als je er te menselijk mee omsprong ! Geef ze een vinger en ze kakken op je kop !

      Shlomo schrok van deze persoonlijke aanval, maar herpakte zich vlug, en stotterde nederig in vloeiend Russisch :"Gospodin Politruk, gelieve mij te willen verontschuldigen...Maar wij begrijpen uw opdracht niet... Wij menen te mogen veronderstellen dat de tankgracht die wij gaan graven, onze geliefde hoofdstad moet beschermen tegen een frontale aanval van de vijand vanuit het westen, nietwaar...Maar afgaand op het kanonvuur, dat dagelijks wat dichterbij komt vanuit zuidelijke richting, menen wij te mogen veronderstellen dat de fascistische horden naar het noorden oprukken...Zij zullen dus niet frontaal op onze tankgracht stoten, maar er gewoon langs rijden, van zuid naar noord...Ons werk zal nutteloos zijn.".” Zijn medegevangenen knikten instemmend.

        Nu vond de politruk het welletjes ! “"Zo honden ! Gij weigert de opdracht die ons door het opperbevel van het Rode Leger werd gegeven ?! Gij meent een weloverwogen beslissing van het Centraal Comité van de partij te mogen tegenwerken ?! Weet ge wat jullie voor dienstweigering te wachten staat, als de Kameraad-luitenant van de NKVD daarvan moest horen ? Alle tien tegen de muur, met zoveel als ge daar staat ! Als het dàt is wat ge wilt, moet ge het maar zeggen ! Ik zal maar doen alsof ik niets gehoord heb en jullie kritiek nooit werd uitgesproken ! Ingerukt nu, en rap !"”

        Steiner slaagde erin bij de chef van de keuken, ook een oud-brigadist van de Spaanse burgeroorlog, voor Marco een beschut postje in het kampement los te peuteren, in de hoop dat zijn makker zo langzaam weer op krachten zou kunnen komen...Want hij voorzag dat de aanhoudende regens van de ‘Rasputitza’ het graafwerk aan de gracht tot een echt slavenlabeur zou maken waartegen zijn makker vast niet bestand zou zijn.

       En inderdaad, een week lang zwoegden ze in ploegen, zowel overdag als '‘s nachts, samen met duizenden lotgenoten uit àndere goelags én grote groepen vrouwen die uit de hoofdstad werden aangevoerd, om deze diepe, eindeloos lange tankgracht uit te graven. Vreemd genoeg leek ondertussen het front niet veel dichterbij te komen, als ze op het kanongebulder mochten afgaan...Waarschijnlijk ondervond de Duitse opmars evenveel last als zij van de overweldigende ‘Rasputitza’ die alle velden en wegen in één grote grauwe slijkpoel had omgetoverd...

        Misschien kwam het door de mist en de regenvlagen,  maar de fameuze Ruza-rivier kregen ze niet meer te zien. Niet dat hen dat veel kon schelen, want in de mythische kracht van deze Russische ‘Rubicon’ geloofden ze al lang niet meer...Het enige wat de goelagslaven nog een beetje interesseerde was hoe ze in deze benarde situatie, zo dicht bij het moordende front, zouden kunnen overleven... Hun beslijkte lompen kregen nauwelijks de tijd om een beetje te drogen en reeds na drie dagen waren de eerste zware zieken er van uitputting bij neer gevallen. En alsof dat slopende titanenwerk in regen en sneeuw op zích nog niet genoeg doden eiste, kregen ze bij elke opklaring nog aanvallen van laagvliegende Duitse jachttoestellen te verduren, die hen genadeloos met bommen en boordwapens bestookten !

        Zelfs Steiner begon er de moed bij te verliezen :"Shlomo makker, ik geloof nooit dat we hier nog levend uit deze slijkpoel gaan geraken !..."”

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
04-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 200
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42BIS:  HET GEWAPEND VERZET.                                          

 

In de zomer van '41 begon bij sommigen voor het eerst twijfel te rijzen over de Duitse eindzege, nog aangewakkerd door sluikschriften die hier en daar opdoken. Het Brits imperium hield onverwacht op alle fronten stevig stand en leek ook na de bizarre vlucht van Rudolf Hess (Hitlers 'troonopvolger') met een jachtvliegtuig naar Schotland niet door de knieën te gaan. De ontberingen van de voorbije winter, de almaar stijgende levensduurte en de voedselschaarste begonnen in België hun sporen na te laten, terwijl de steeds strengere Duitse dwangmaatregelen de ontevredenheid aanwakkerden...

Na de joden werden nu ook de communisten, de vrijmetselaars en iedereen met een van de Nieuwe Orde afwijkende levenshouding buiten de wet gesteld. De bestraffing van overtredingen werd steeds zwaarder ,ten gevolge van de krijgswet die na de capitulatie van het Belgische leger van kracht was geworden ,en voor het eerst dreigde de bezetter nu ook een paar wegens sabotage ter dood veroordeelden terecht te stellen. Toen de families van deze ongelukkigen in de pers opriepen om met deze zinloze en illegale sabotagedaden tegen de bezetter te stoppen, besefte ‘de zwijgende meerderheid’ langzamerhand dat er toch nog roekeloze landgenoten waren die hun eigen leven op het spel durfden te zetten bij hun verzet tegen de almachtige Duitsers. Maar jammer genoeg niet alleen hun éigen leven...     

Vooral daarom keurde het gros van de bevolking dergelijke provocaties van het Verzet en de eerste moordaanslagen op loslopende soldaten verontwaardigd af, mede omdat de bezetter op 28 december '41 ter afschrikking inderdaad 5 doodsvonnissen voltrok en alle gevangen communisten naar kampen in Duitsland deporteerde. Dit bekoelde gedurende een paar maanden de ergste heethoofden, die hun wraakacties nu meer tegen gekende Vlaamse collaborateurs richtten omdat het Duitse "straf-tarief" voor dergelijke "volkseigen" moorden veel lager lag.

Toen echter in de herfst '42 weer een tiental VNV-ers en Rexisten vermoord werden, dreigden deze organisaties het recht in eigen hand te nemen, zodat de Duitsers op 27 november '42 als zoenoffer opnieuw acht ter dood veroordeelden fusilleerden.              

Op wraak volgde weerwraak : voor 5 Duitsers en 17 collabo's die rond de jaarwisseling ''42-'43 door de "Gewapende Partizanen" werden neergeschoten, moesten 68 gijzelaars het met de dood bekopen .Gijzelààrs , en dus niét noodzakelijk de daders : meestal burgerlijke prominenten die met het moorden geen uitstaans hadden...           

Medio '43 schoten rechtse moordeskaders (zoals het "Veiligheidskorps Verbelen" en de "Brigade Z" van Rex) in actie om de laksheid van de Duitsers en het Belgische politieapparaat bij het opspeuren van de daders te "compenseren". Voor elke neergeschoten rechtse medestander vermoorden zij 3 gekende kopstukken uit het linkse kamp, meestal vrijmetselaars, zoals op 27/2/44 gouverneur Galopin van de Société Générale. Ook havenschepen van Antwerpen Erik Sasse viel bij hun eerste slachtoffers. Toen de partizanen uit weerwraak ook gezinsleden van de collabo's vermoordden, was het hek helemaal van de dam. Niemand voelde zich nog veilig en in een ware sfeer van een bloedige burgeroorlog ontstonden (uit enerzijds het rechtse kartel VNV-Rex-Devlag-SS en anderzijds de gewapende weerstandsgroepen) regionale gangsterbendes die er zonder het minste normbesef lustig op los moordden.               

Voor 1.150 vermoorde "zwarten" zullen minstens evenveel "witten"  - of beter gezegd "roden" - het met de dood moeten bekopen. Het was iedere dag wel iéts. Zo zal "Groep Verbelen", om de sluipmoord tijdens de dorpskermis op een Vlaamse Wachter te wreken, bij een razzia in de gemeente Meensel-Kiezegem (augustus '44) drie weerstanders doden en 89 burgers naar Duitsland laten deporteren, waarvan er 63 in het concentratiekamp zullen sterven...En nà de bevrijding vielen dààr in dit drama nóg doden bij de weerwraak van de "gezonde volkswoede"...In deze waanzinnige tragedie duikt doorlopend de naam "Merckx" op ,familie vàn...(zie wikipedia). Rond dezelfde tijd schoot de Waalse "Brigade Z" haar voorlopig laatste slachtoffers neer: wélgeteld 27 inwoners van Courcelles moesten met hun leven boeten voor de moord op de Rex-burgemeester van Charleroi en zijn vrouw.

De terreur en de doodsbedreigingen tijdens de laatste maanden voor de Bevrijding zou evenwel het moreel van de "zwarten" zodanig ondermijnen, dat ruim 20.000 onder hen in september '44 met de bezetter mee wegtrokken naar het schijnbaar veiligere Duitsland...       

Wie waren nu deze z.g. "gewapende weerstanders" ?  Zeker niet uitsluitend communisten, ook al kwamen de eerste acties van het gewapend verzet pas in de openbaarheid nà de Duitse inval in de USSR, toen de bezetter uit voorzorg honderden kaderleden van de KP aanhield. Voordien hadden de "roden" zich opvallend koest gehouden en zelfs dikwijls de pro-Duitse loftrompet geblazen, maar dat zou vlug veranderen. De goed georganiseerde celstructuur van hun afdelingen maakte het onderduiken in de illegaliteit makkelijker. Veel van hun leden waren gevluchte joden en (vanaf oktober '42) zij die weigerden naar Duitsland te gaan werken. Voor al deze onderduikers moest geld, rantsoenkaarten en valse papieren verzameld worden, en dat kon enkel via gewapende overvallen op banken en gemeentehuizen. Op zich had dat met "Verzet tegen de Bezetter" niets te maken, maar het was er wel een aanloop toe toen joden, om zich te wreken op het wegvoeren van hun familie, hun eerste Duitser neerschoten...             

De communisten waren dus vanaf de zomer '41 wel de motor van het gewapend verzet en onder hun impuls kwam het Onafhankelijkheids Front (O.F.-F.I.) tot stand. Daarin trachtten ze zoveel mogelijk kopmannen van àndere politieke strekkingen te betrekken, maar slaagden daar slechts gedeeltelijk in. In juli '43 werden weer een 100 KP-kaderleden door de bezetter opgepakt en dit verzwakte de communistische greep op het O.F.

Toch bleef de K.P. door haar radicale opstelling de spil van het gewapende verzet, met - medio '44 - een 30.000 leden. Zijn speerpunten, de "Gewapende Partizanen" (G.P.) en de M.O.I. (Main d'Oeuvre Immigré, hoofdzakelijk samengesteld uit jonge Oost-Europese joodse inwijkelingen) stonden onder leiding van oud-Spanje-strijders van de beroemde of beruchte Internationale Brigades.

Industriële sabotage en moordaanslagen op collabo's (maar ook op Duitsers) waren hun specialiteit en van de ongeveer 10.000 gewelddadige weerstandsacties die tijdens de bezetting werden gepleegd namen de 'Gewapende Partizanen' er zeker tweederden voor eigen rekening. Dit lokte dan ook zware represailles van de bezetter uit (zie Meensel-Kiezegem hierboven) , wat de bevolking tegen de G.P. in het harnas joeg. Maar zelf betaalden de G.P. en de M.O.I. ook een zeer zware tol en verloren ruim éénderde van hun effectieven. Dit martelarenschap werd later door de partij fel opgeblazen en politiek flink misbruikt.         

Tegenover (en niet nààst) de communisten stond het z.g."Nationaal Verzet", aanvankelijk gevormd door een dertigtal zeer dilettantistische groepjes. Na een pijnlijke natuurlijke selectie en véél "collateral damage" bleven er medio '42 een vijftal over. Daarvan was de elitaire "Groep G" met zijn amper 4.000 leden zonder twijfel de meest actieve. Op 26/1/42 gevormd in de schoot van de gesloten "Université Libre de Bruxelles" met veel ondergedoken joodse studenten, werd deze braintrust van meet af aan door de Britse "Secret Operations Executive" gestimuleerd en met allerlei uitrusting en wapens bevoorraad (meer dan 100 geparachuteerde containers). 

De "Groep G" beschikte over veel technische specialisten en had een waterdichte celstructuur. Hun stevig doordachte sabotageacties van kanalen en spoorwegen waren er steeds op berekend om met een minimum aan middelen een maximum resultaat te bereiken, zonder eigen personeel of de burgerbevolking in het gedrang te brengen. Toch werd een kwart van hun effectief gedood. In de nacht van 15 op 16 januari '44 lieten een paar "G-man" in de Ardennen een dertigtal hoogspanningsmasten springen waardoor de industrie van Wallonië en het Roergebied meer dan een maand zonder stroom viel. Deze stunt is de geschiedenis ingegaan als "La Grande Coupure". Voor de rest beperkte het gewelddadig optreden van Groep G zich hoofdzakelijk tot roofovervallen op banken en ravitailleringskantoren om hun leden te bevoorraden. Bij de bevrijding spanden zij zich voor 100% in om kostbare en voorname infrastructuur tegen de vernielzucht van het vluchtende Duitse leger te beschermen.         

Een andere anti-communistische weerstandsgroep bestond uit vrijgelaten krijgsgevangen militairen die, na een paar naamveranderingen, als "Armée Secrète - Geheim Leger" furore zou maken. Niet zodanig door brutale acties tegen de bezetter - al zijn die er zeker geweest - maar vooral door het optreden van zijn 36.000 leden tijdens de bevrijding. Door nalatigheid en ongeduld viel echter op 27 april '43 heel de staf in Duitse handen. Onze "regering" in Londen stond zeer wantrouwig tegenover deze autoritaire royalisten en zou hen pas eind '43 met wapendroppings beginnen steunen. Van in den beginne was het niet de bedoeling van het G.L. een overmachtige bezetter te provoceren. Het legde wél mobilisatieschuiloorden en wapendepots aan om - nà de landing van de geallieerden ,en enkel op bevel van Londen - achter de Duitse lijnen als een erkend en geregeld leger actie te voeren.  

Medio '44 begonnen ze wél driftig te dynamiteren. Maar in september kwam er, door de snelle opmars van de geallieerden van de Seine tot de Nederlandse grens, van een guerrilla achter de frontlijn niets terecht. Wél hadden ze een groot aandeel in de vrijwaring van de Antwerpse haven. Dit is waarschijnlijk de enige actie van het Belgische gewapend verzet die de ondergang van het Duitse leger daadwerkelijk heeft bespoedigd, zonder nadeel voor de bevolking.

Vanaf oktober '44 vormde het "Geheim Leger" de kern van de fuseliers-compagnies, die aan de zijde van de Britten en de Canadezen met succes in de Noorderkempen meevochten. Het G.L. verloor 4.000 man.                        

Los van het Geheim Leger stonden de "Belgische Militaire Verzetsorganisatie" en het "Bevrijdingsleger", (respectievelijk met 5.000 en 6.000 leden,) de "Belgische Nationale Beweging" (14.000) en de "Nationale Konings-gezinde Beweging" met 5.000 man. Deze groepen hielden zich slechts subsidiair met sabotage en geweldpleging bezig of waren er zelfs vlakaf tégen teneinde de bevolking te sparen.

 Dit gold eveneens voor de "Witte Brigade-Fidelio" (3.300 man) die vooral in de Antwerpse regio ageerde bij de openbare diensten en het onderwijs. Haar populariteit bij de schoolbevolking was de oorzaak dat in de volksmond op den duur alle weerstanders in Vlaanderen als "Witten" werden bestempeld, terwijl de praatzucht van de studentjes er voor zorgde dat veel (kleine) sabotageacties dikwijls faliekant afliepen en uiteindelijk een 400 leden het leven kostte.                                                                        

Dat het gewapend verzet vooral in Wallonië ageerde is geen bewijs dat de Walen betere patriotten zouden geweest zijn, maar werd in de hand gewerkt door de plaatselijk zwakkere Duitse bezetting en het feit dat de meeste onderduikers (ook uit Vlaanderen! ) zich veiliger voelden in de Ardense wouden.                                           

 Na de oorlog kregen hier ten lande 140.000 mannen en vrouwen (zowel Belgen als vreemdelingen en vaderlandslozen) een brevet van gewapend verzetsstrijder, waarvan ongeveer 10 % postuum...Zegge dus een 14.000 zielen.

Het officiële naslagwerk, de "Martyrologie van de Belgische Weerstand" ,houdt het op 8.371 vermoorde leden-in-bevolen-dienst...Dit is een verschil van zegge 5.600 doden, die dus niét als martelaar van het Belgisch Verzet werden geboekstaafd...Bezaten deze slachtoffers misschien niet het juiste paspoort ?...Of zou het soms zó zijn dat er bij de Bevrijding in september '44 té kwistig brevetten van gewapend weerstander werden uitgedeeld aan de zogenaamde 'late roepingen' ?...Een soort ultieme witwasoperatie voor de grijze twijfelaars en de vriendjes van de vriendjes ?...             

                                                Feit is dat de Belgische Gewapende Weerstand met haar illegale acties tegen de bezettingsmacht  véél meer onschuldige medeburgers de dood heeft ingejaagd dan dat ze er gered heeft ,- (Meensel-Kiezegem ,Courcelles ,gefusilleerde gijselaars of overleden weggevoerden naar de kampen ,enz enz...)- en met haar aanslagen véél minder Fritzen "om zeep bracht" dan ze daarna eigen medestanders verloor door de Duitse weerwraak. Om nog niét te spreken over de betwiste of mislukte sabotages ,zoals deze van de chemische fabriek van Tessenderloo die bij de ontploffing (29/4/42) het halve dorp mee opblies :100 doden en 900 gewonden ,véél kinderen ,géén Duitsers...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
03-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 199
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B42:   HET THUISFRONT.

                       Westzijde, eind september '41.

          Dokter Loenders stapte van zijn fiets en ging de vroegere primeurs-winkel '“Au Jardin de Cadiz'’ binnen bij de familie De Handt. Van de vooroorlogse overvloed aan groenten en fruit was niets meer te merken en in de meeste schabben voor ‘Epices Exotiques’ achter de lange toonbank gaapten grote gaten. Nera, de oudste van de drie dochters, stond in de schemerhoek van de winkel met twee soldaten te konkelfoezen en leek niet erg scheutig om het onderonsje door de nieuwe klant te laten verstoren...

        De dokter trok zich van die twee jonge Duitsers niets aan en onderbrak autoritair hun flirterig gedoe:

         " ” Nera, meistje, ik heb niet veel tijd!  Je zustertje Nadine is er niet, hé ?”" Meer een vaststelling dan een vraag: ”" Zegt tegen haar dat ik haar verwacht tussen zes en acht vanavond, voor den uitslag!  Allee, salutjes !" ”

         Verbijstering alom bij het gezin, toen deze onheilsmare van de dokter in cascade van hoog tot laag werd doorgegeven. “Uitslag“? Wat bedoelde hij daarmee ? Steenzweren, schurft of zevenogen ? Want dat Nadine voor een paar onschuldige puisten sluiks naar de dokter was gelopen was sowieso al bij het haar gegrepen ! Daar moest wel iets ernstigs onder schuilen, vooraleer een volwassen meisje zo iets deed...Moeder zat van de hand gods geslagen in de keuken naar adem te happen en kreeg van Nera driftig frisse lucht toegewaaierd. Die reageerde steeds bitsiger op Erna, de middelste dochter, die met aandrang doorlopend dezelfde vraag herhaalde:

       " ” Zeg, hebt ge wel goed verstaan ? Zijt ge wel zéker dat hij sprak van ‘uitslag’ ?”...Want zijzelf zou toch gezworen hebben dat de "Kleine"’ nergens geen huiduitslag vertoonde, op heel haar lijf niet: ” We slapen toch in '’t zelfde bed:  dan zou ik dat toch moeten gezien hebben zeker !"
       ”  Paniek alom. Tot vader Jules, de pantoffelheld, de hoofdvogel afschoot met de bedeesde opmerking dat ‘meneer doktoor misschien bedoelde op de uitslag van een ONDERZOEK !  Hij werd door de drie vrouwen ter plaatse neergebliksemd !

"“ Wàt ON-DER-ZOEK ?! Wélk onderzoek verdimme! Heeft zij jou daar iets van gezegd ? Neen ? Zwijgt dan hé ! "”

        Want het idee alleen al, dat de kleine zich sluiks bij de dokter had laten ON-DER-ZOE-KEN, snoerde alle aanwezige dames de keel toe !  Wist Erna soms iets van een nieuwe vrijer, wilde moeder weten...Neen?...En die zwartzak dàn, Joseph, die twee maand geleden met de noorderzon was gaan lopen naar Rusland...zegt dat niet genoeg soms ! Maria-moeder-gods, een zwarte !  Een armoedzaaier uit een barak nog wel !  Ze mocht er niet aan dénken !...En Nera, die over het wasgoed ging: had die dan de laatste maand niet gemerkt dat de ‘banden’ van Nadientje er wél of niét meer bij waren ?! Ze had toch geen stront in d’' ogen hé !

      En terwijl iedereen diep in het geheugen groef naar data en merktekens, kiepte Nera als een volleerde Hercule Poirot de wasmand om in de garage op zoek naar een verlossend bloedspoor...

Niets...
Toen Nadine met de tram van Oostende thuis kwam en brutaal voor de vierschaar in de keuken met het drama werd geconfronteerd, wimpelde ze alle verdekte vieze insinuaties weg, maar wou verder niets lossen "“omdat het geheim was"”. Enkel toen haar moeder een collaps dreigde te krijgen, kwam de laconieke bekentenis “dat het waarschijnlijk iets te maken zal hebben met het Rode Kruis...

“Een onderzoek dat de doktoor bij het hoofdbestuur in Brussel had aangevraagd..."Maar alles over de werking van het Rode Kruis valt onder secret médical,  daar mag ik ni van klappen !" ”

En stijf rechtop sprong zij op de fiets en peddelde vrolijk naar het dorp...Wat dachten al die wijven thuis wel van haar, zeg !

En inderdaad, het bleek te gaan over de Birnbaums,  het onderzoek naar hun verdwijning tijdens de eerste dagen van de oorlog!  Loenders vertaalde voor alle zekerheid het korte briefje van het "‘Croix Rouge de Belgique".’ 

" Het IRC kan bevestigen dat de vier familieleden Birnbaum – - en hier staan de voornamen en geboortedata van de twee moeders met elk hun dochter - in Engeland geïnterneerd werden sinds 20 mei 1940 als statenloze, ex-Duitsen. Gezondheidstoestand zonder opmerkingen. Laatst gekend interneringsadres:  German Womens Internment Camp Number 6, Harlton House, Brixton Road 14, SOMMERSET. Een later transport naar nieuw verblijfsoord in de nabije toekomst waarschijnlijk...” Dat wil dus niét zeggen dat ze daar nù voor het ogenblik nog verblijven hé! ...Die situatie dateert misschien van zes-zeven maanden geleden, wegens de verschrikkelijke dode tijden in de administratie van het IRC zelf, en het simpele feit dat alle brief-verkeer naar Engeland over het neutrale Zwitserland moet lopen...Maar we weten nu toch dat ze, na hun deportatie op 10 mei ’40 uit Oostende, levend aan de overkant zijn aangekomen en daar deftig werden opgevangen. Als ge dat al aan uw vriend kunt melden, zal hij daar zeker troost en steun in vinden..."”

          Nadine was met dat formidabele nieuws echt in de zevende hemel, vooral omdat ze thuis ongestoord voort kon pronken met haar ‘groot geheim’ waarover ze slechts héél zuinig tekst en uitleg gaf...En nog kon nagenieten van de plotse commotie die haar vermeende wilde liefdeleven had veroorzaakt :"” Ja salut hé !  Ik ga me daar een beetje zwanger laten maken door een kloot lijk Joseph Petré !  Wat denken die wel van mij, zeg !" ”

 Via Olgatje Erte – - die voor de rest helemaal niet opgezet was met de boodschap van ‘die vamp’ - had Nadine  Leon laten verwittigen dat ze hem zondag na de mis dringend moest spreken in ‘Het Paard’..."”Zegt maar dat het over de Birnbaums gaat...”"

       ‘Het Paard’ was wel geen café voor een deftig meisje als zij, maar Leon leek dat niet te merken en bestelde zelfzeker "“ Nicolletje, twee Faro’s!"”, zonder eerst naar de voorkeur van Nadine te vragen.

"“ Zijn we daarvoor niet te jong ?"” vroeg ze benepen.

         "“ Nicolle kent mij hier als matroos van Pylieser en gaat dié zeker niet tegen z'’n kar rijden, zo'’n goeie klant !  En zegt een keer: hoe gaat het met dien Birnbaum ?...Naar Frankrijk gevoerd hé...Ik heb die jood anders nooit erg gemogen, maar allee: '’t was Joseph zijn vriend...”"

         Toen ze hem uitlegde dat haar inlichtingen niet op Arthur sloegen, maar op het verblijf van diens moeder en tante in Engeland, samen met die twee knappe dochtertjes, draaide hij al wat bij: ”" Ja, vooral die Bette is een ferm mokkeltje... Maar niet tegen Olgatje zeggen hé ! ”"

           Zo, het ijs was gebroken. En binnen het uur hadden ze bekokstoofd dat zijzelf wel die Engelse adresgegevens naar Arthur zou overmaken in een brief naar Frankrijk, en dat Leon naar Joseph zou schrijven in Rusland.

        " Ik zijn anders zo geen straffe in het brievenschrijven..."” bekende hij, maar misschien zou tante Jetje wel een handje kunnen toesteken...

         

Dat kon ze :" ” Noteert maar vooraf alle punten waarover ge wilt vertellen en de zaken die een jongen aan het front kunnen interesseren, dan gaan wij daar samen op een avond wel wat schoons van maken. Eerst in '’t klad hé, dan kunt ge die later overschrijven in ’'t net, lijk vroeger met Nieuwjaar!  Ik had hem zélf natuurlijk ook al lang een brief moeten sturen, maar ge weet hoe dat gaat...”"

 En week later had hij heel zijn oeuvre in stukken en brokken te boek gesteld...

 Westzijde, den 26sten september 1941.

Beste broeder Joseph,

Tante Jetje en ik hebben ons samen gezet om u al het nieuws van thuis te berichten. Wij zijn nog allen in goede gezondheid en bidden god dat hij ook u beschermt in deze zware tijden. Nadine De Handt liet mij weten dat ze bericht kreeg vanuit het roodkruis in Zwitserland dat de moeder en zuster van Arthur samen met zijn tante en koezine Bette goed aan de overkant zijn geraakt. Dat was in mei van 1940. Nadine stuurt hem het adres waarachter hij gevraagd heeft in zijn vorige brieven, zodat hij gerust is en hun rechtstreeks een brief kan schrijven...

            Zo, dat was al een serieus begin! Jetje had erop gedrukt dat ze beter het adres in Engeland niet voluit konden vermelden in een brief naar een Oostfronter. De Duitse censuur zou daarover wel eens kunnen vallen en Joseph allerlei last bezorgen...Dus hield hij het zo neutraal mogelijk.

 Gij zult het daar nog niet gehoord hebben, maar Lierse is Belgisch voetbalkampioen geworden, al hadden wij liever den ASO van Oostende weten winnen. Dat is in ons stamcafé’s niet zwaar gevierd geweest, omdat alles duurder is geworden en veel eetwaren kortelings gerantsoeneerd werden om tegen de hoge prijzen van de zwarte markt te kampen. Maar omdat ik op de Astrid goed verdien, kan ons moeder in Oostende nog van alles kopen onder den toog en zo stellen wij het thuis opperbest...

           Die laatste zin wou Jetje er absoluut in krijgen.  “ Zo weet hij toch dat hij een moeder en een broer heeft die voor hun gezin zorgen! ”...Er onder verstaan dat hij dat ook beter had gedaan, in plaats van met een zotte kop naar Rusland te vluchten! En een vage insinuatie over de verdachte interesse van Marie voor de zwarte kantjes van Oostende mocht ook niet ontbreken...

         " “ Maar mijn blad is al half vol, en ik moet nog van alles schrijven over de ‘Astrid ’! " ”       "“ Er is niemand die zegt dat ge maar één blad moogt schrijven, hé vent !  Vooruit !”"

 “ In Nieuwpoort zijn we weer met veertig vissersboten die binnen de 5 km van de kustlijn mogen varen. Maar omdat ze geen snelboten meer over hebben om deze te bewaken hebben de Duitsers een nieuwe regeling ingevoerd. Ze sturen met iedere groep van twaalf boten één schildwacht mee die van tijd een handje toesteekt en in de winst deelt. Omdat er zoveel binnengehaalde vis in '’t zwart wordt verkocht verdienden de schippers geld lijk slijk. Nu moeten ze voortaan alle vangsten melden aan de Corporatie en de vangst verhandelen langs de vismijn. Maar veel verschilt dat niet, want de schippers hebben er al van alles op gevonden om te ontduiken. De Pylieser heeft met zijn zwart geld drie Deense visserssloepen kunnen kopen die de Duitsers omgebouwd hadden voor de invasie van Engeland die ze vorige zomer van plan waren. Maar naar ze zeggen is dat plan afgelast, en lagen die schone schepen maar te roesten in het Sas. Den Duits wil nu van al die overschot verlost worden tegen een zacht prijsje. Daar heeft de Gerard van geprofiteerd”"

          “" Oei-oei-oei ventje !  Daar gaat ge zékers last mee krijgen !  Zo open over de boten schrijven !  En al dat geknoei op de zwarte markt gaan ze er op de control van de brieven zékers uitvegen ! "

         “" Maar enfin Jetje, ik kan toch niet schrijven over de engeltjes en het kinneke Jezus !  Het zijn toch geen leugens dat ik vertel !" ”

       " Tegen leugens gaan ze niet reclameren,vent !  Maar 't is de waarheid dat ze niet kunnen verdragen !  Dat van die Deense boten en de afgelaste landing in Engeland geraakt nooit door de control, let op mijn woorden !"”

"“ Dan kan ik net zo goed nog een beetje doorduwen !"”

 “ Aan die boten is vaneigens nog veel aan te repareren om ze weer geschikt te maken voor de kustvisserij. Maar de eerste, de ’Octavia’ zou al van stapel kunnen lopen in de lente van te naaste jaar '’42. De tweede, de ‘Stephanie’ zes maanden later. Ikzelve gaan avondcursussen volgen en hoop tegen dàn mijn brevet van machinist te krijgen op één van die nieuwe schepen...Maar wij horen dat de oorlog in Rusland goed vooruit gaat, dus tegen die tijd zult ge wel weer thuis zijn...In de week heb ik geen okkazie,  maar de zondagen vrij ik weer volop met Olgatje in cinema Nova en de crèmerie waardat zij verzot is op damblans met chocolat. Ze vind de prijs op de zwarte markt schandalig kostelijk, maar ik moet daar eens mee lachen ! ”

            "“ Ge gaat het toch niet te vettig maken, hé ventje, met al dat gesmos ! ...En door met dat geld stoeffen lijk een dikke oorlogswoekeraar maakt ge uzelf nog degoutanter, weet ge dat ! ?”"

         " “ Maar enfin Jetje, ik werk toch voor mijn geld !  En dat ons moeder mij een dikke zondag geeft, is toch héél normaal !  En als mijn lief verzot is op crème met chokolat, kan ik het toch beter dààr aan verdoen dan aan de negers van de missies hé !  Ten andere, ik moet Joseph nog vertellen waarom ik nu al mijn zondagen vrij heb hé !" ”

         Ze keek hem streng in de ogen: "” Opgepast hé, dat ge geen vuile praat vertelt, of ik doen niet meer mee !" ”

 “ Door al dat vrijen met haar, had ik niet veel tijd meer om nog  met het Nieuwpoortse Blauwvoetvendel op te trekken. Maar op '’t laatst van augustus hielden ze een kamp in de duinen van de batterij. Ik wilde toch een avondje meedoen aan het kampvuur en in de tent slapen bij de nieuwe leider François Dupong. Maar die kon zijn poten niet thuishouden en dat is midden in de nacht uitgedraaid op een paar ferme koeken in zijn bakkes en een blauw oog voor mij. Ons moeder is eens goed van haar neus gaan maken bij de NSJV-leiding van Nieuwpoort en naar '‘t schijnt gaat die smeerlap daar buitenvliegen, maar ik heb daar niets meer van gehoord.”

 Jetje haakte af en begon preuts aan de afwas:" ” Ik peins dat ge mij verder kunt missen om nog vuile praat te schrijven !  Doe maar op, maar zonder mij ! ”"

          Leon grinnikte enkel, want ze hoorde niet in àlles wat hij schreef haar korreltje zout te steken !  Dus vooruit met de geit !

 “Ge hebt de hartelijke groeten van de Jupp. Hij vraagt nog een keer te peinzen aan het recept voor de toverdrank hetwelk hij u gaf voor uw vertrek. Hij komt hier ‘snavonds nog regelmatig een teljoor soep meeëten, soms samen met zijn vriend Ferdi, soms alleen. Om naar de radio te luisteren, lijk hij zegt. Maar ik denk dat hij een serieus lodderoog heeft op ons moeder. Tante Jetje zegt van nee. Maar die heeft zélf een vrijer in Oostende, heb ik verstaan. Waardoor ze in '’t zelfde schuitje zit lijk ons moeder en ook liegt dat ze blauw ziet.”

            Nu kwam het lastigste deel: hem vertellen dat er in feite niemand wakker lag van zijn vertrek naar het front in Rusland. :"De meeste mensen van het dorp, als ge die zo bezig hoorde op café, geloven niks van de bolsjeviekse bedreiging van het christengeloof, zoals de gazetten en de paster hen trachtten wijs te maken"

Schipper Pylieser, toen die over het nakend vertrek van Joseph hoorde, reageerde net zoals Jupp: ”" Die stomme kloot !  Dat een gestudeerde mens zich zó door die propaganda laat vangen, dat verstaan ik niet ! ”" Dezelfde verbijstering als moeder de eerste dagen na zijn vertrek had laten blijken, vóór ze haar oudste zoon definitief uit haar leven schrapte. Telkens Leon nu in haar bijzijn, tegen Jetje of Jupp of iemand ànders, over Joseph begon, klapte moeder dicht als een oester en wendde zij zich af met een verbeten trek om de mond...Bij dié had Joseph het zéker verbrod ! ...

         En zelfs bij Nadine –,die toch al een hele tijd met Joseph ‘liep’ vooraleer ze die ruzie kregen –,had Leon die kleinerende afkeuring gevoeld, alsof zijn broer haar had verraden. Toen hij samen met haar in ‘Het Paard’ besprak hoe ze het goede nieuws over de Birnbaums zouden verspreiden, had ze direct voorgesteld dat ZIJ wel een brief naar Arthur zou schrijven, en HIJ naar Joseph!  Van hààr moest zijn broer blijkbaar ook niet veel morele steun en aanmoedigingen verwachten !  

Neen, hij moest nog éérst eens goed nadenken hoe hij zijn brief met ‘de-groeten-van’ kon sluiten zonder hem te kwetsen...Er moest toch iémand zijn die om hem gaf...

         Die avond verschoot Marie zich een bult toen plots burgemeester Engelborghs met de fiets haar koertje opdraaide. Ze had nauwelijks de tijd om haar handen aan haar voorschoot af te vegen en ‘meneire’ stapte al haar keuken binnen.

        "“ Ha Maria!  Lange tijd niet gezien hé ! "” 

      "“ Tegen wie zegt ge '’t, meester !  Ge gaat toch niet proberen mijn tweede zoon zijn kop zot te maken met de politiek hé !" ” De sneer was eruit voor ze het wist: ” "Eén per gezin zal wel genoeg zijn zekers ?!"”

        "“ Oei, ik kom gelijk wat ongelegen...”" Hij lachte wat schaapachtig: ”" Neen, '’t is om u het bladje te geven voor het thuisfront. En het héét ook zo: ’ONS THUISFRONT’ Er staat vooral in waarmee we onze jongens in Rusland kunnen steunen, want ge gaat toch verstaan dat onze soldaten aan het Oostfront het niet gemakkelijk hebben, nu het gaat winteren !  Een warme sjaal, gebreid door moeder de vrouw, zal die mannen echt deugd doen !  En iedere week een kort briefje mogen ontvangen met nieuws van thuis is écht een broodnodige steun voor die gasten !  Daarenboven heb ik menen te verstaan dat de Joseph nog niet teveel van zijnen thuis ontvangen heeft, hé Maria !  Een beetje goed nieuws zal die zeker kunnen gebruiken !  Want tenslotte,  het Oostfront is geen villégiatuur hé ! ”"

         Marie had zich tijdens deze preek zichtbaar staan opboeien en barstte toen los :" ” Het oostfront ? Ha burgemeester, zit hem dààr !  Ik heb hem al twee maanden niet gezien of gehoord, maar als gij zegt dat hem dààr zit !  En hoe is hem dààr terecht gekomen, denkt gij ? Want ik heb hem daar niet naartoe gestuurd, weet ge !  Contrarie, ik heb zelfs de laatste dag vóór hij ging tekenen in Oostende nog op uwen dorpel op mijn knieën gelegen en u gesméékt hem dat te beletten ! En weet ge nog wat ge toen gezegd hebt, Menère Engelborghs ?...Dat hij achttien was, en dat ge er niks tegen kont doen !  Maar eerst zijn kop zot maken met al uw leugens, dààr kont ge wel iets aan doen hé ! ”"

             Hij stond met zijn mond vol tanden terwijl Marie een snik verbeet en hem opnieuw de wind van voren gaf: "“ En slaat het hem wat tegen, daar aan dat verdoemde oostfront, zegt ge ? Heeft hij een tekort aan warmte, en een wollen sjaal nodig tegen het slechte weer ? En nieuws van thuis tegen het hartzeer ? En ge vindt niet dat eerder diegenen die hem in die stront hebben gestort ervoor moeten zorgen dat hij het er goed heeft, daar aan het front, een warme sjaal krijgt en zoete woordjes tegen het hartzeer ?... Luistert: als hij het komende winter warm wou hebben, hé Engelborghs, dan had hij maar simpelweg bij mij moeten blijven !  Bij mij had hij niets tekort gehad: goed eten genoeg en een stoof die altijd brandde !  Maar gij hebt hem hier weggelokt met uw schone beloften, Engelborghs, dat hij Kapitein kon worden op een wit paard !  Wel, geluk er mee !  Houdt uw beloften, maakt hem Kapitein en zorgt GIJ dat hij er content is, daar aan het Oostfront !  Maar komt niet meer bedelen voor een sjaal rond zijn nek en een kruiske op zijn voorhoofd, hé vent !  Dàt is gedaan ! "”

          Door het rode waas voor haar ogen duurde het even voor Marie zag dat ‘den burger’ terug op zijn fiets was gekropen en stoer de aftocht had geblazen...Ze grijnsde met tranende ogen, opgelucht dat ze het eindelijk gezegd had gekregen...

          Maar tegelijk begreep ze ook dat Engelborghs haar dit affront vroeg of laat betaald zou zetten ! ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 198
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B41.  HIER TEMT MEN LEEUWEN !

 Vjasma (Rusland),begin september 41.

        " “Al bij al mogen we nog niet klagen, vind ik..."” bromde Steiner. Hij gaf de ruw gerolde maïssigaret door aan Marco, die half liggend naast hem tegen de warme buitenmuur van de tractorenloods naar de stoffige zonsondergang staarde...Nochtans konden de vele rosse brandwolken aan de westerkim zijn optimistische kijk op de huidige toestand maar moeilijk rechtvaardigen...Om nog niet te spreken over de regelmatige oprispingen van de blaffende luchtafweerkanonnen, dicht bij de hoofdstraat achter de kale heuvelrug...Daar brak nu juist weer de hel los! Marco werd er even door afgeleid alvorens te reageren. ..

"“Niet klagen ?...Hoe bedoel je dat ? Hoera, we leven nog ?"” Hij ging met een pijnlijk grimas een beetje verliggen:"Ik ben wél akkoord dat we al dikwijls aan de dood zijn ontsnapt ,maar moeten we daarom van geluk spreken dat we nog leven ?...Wat voor een rotleven hebben we de laatste twee jaar niet gehad, zeg ! ...Ik heb er verdomme maandenlang over gepiekerd om mezelf op te hangen ! En jij vindt dat we niet mogen klagen ! Merci hé ! Het is niet omdat het leven hiér voor het ogenblik wat draaglijker is, dat ge al de rest moet vergeten hé ! ..."”

"Allée kom Marco, niet zagen hé vent ! ...We hebben het toch zelf opgezocht hé, het avontuur vol ups en downs , wég uit het grauwe, eentonige gezeik van alle dagen ! Of niet soms ?..."”

"“ Zég ! Laat me niet lachen hé !  Hoe zou je ons avontuurlijk bestaan hiér dan willen noemen ? Dwangarbeid voor onze geliefde Stalin ,vol kleurrijke afwisseling misschien ?...In ons eerste werkkamp aan de stuwdam van Dnjepropetrovsk, twee jaar geleden, was ik màànden aan een stuk zo ziek als een hond door de zonneslag die ik tijdens onze ontsnapping met de roeiboot naar Sète had opgescharreld ! Ik kan je verzekeren ,gast : plezierig is ànders ! ...Al is het een wonder dat je me er toen hebt doorgesleurd...Echt een wonder !" ”

"“Niet overdrijven hé vadertje ! '’t Was zuiver toeval dat ik toen in ons eerste sovjetwerkkamp op Julio ben gevallen: dien oude vriend uit de burgeroorlog. En dat hij bij de stuwdam overste was van de zesde betonploeg en er zijn weg kende...HIJ heeft je er destijds doorgesleurd, met al zijn duistere relaties in het zwarte circuit: ik kende daar geen kat om hulp aan te vragen en wist er in feite van toeten noch blazen...En vergeet ook onze vriend Shlomo niet, die je toen verzorgd heeft als de beste infirmière ! Ikzelf had daar geen verstand van..."”

"“Bon, natuurlijk heb ik veel aan onze vrienden te danken: daarover zult ge mij niet horen klagen ! Maar voor mij was Dnjepropetrovsk hoe dan ook een ware hel , een vreselijke periode die ik niet rap zal vergeten !...Ook toen het weer winter werd en er door de vorst op de stuwdam geen beton meer kon worden gestort heb ik ferm met de poepers gezeten dat ze mij zouden dumpen ! We werden gelukkig overgeplaatst naar het staalcombinaat van Smolensk: ook niets om over naar huis te schrijven, hé ! Al zaten we daar wel deftig beschut tegen de kou...!"”

"“ En geef toe: ook dààr werd je door de kameraden goed beschermd en verzorgd!" ” 

         "Helemaal akkoord, maar toen eindelijk de dooi intrad en er sprake was om met heel de ploeg in de bossen van Katyn die zogenaamde onderaardse bunkers te gaan uitgraven, heb ik sterk overwogen er een eind aan te maken...Want ik wist dat ik deze zoveelste beproeving niet zou overleven, en ik dankte er voor om in dat ijskoude slijk van het bos aan een dubbele waterfleures te kreperen! ...Gelukkig hebben jullie alvorens te vertrekken gezorgd dat ik in Smolensk kon achterblijven en als zieke vrijgesteld werd van buitenwerk. Tijdens die rottige lente van '’40 heb ik bij de warme staalwals héél dikwijls aan jullie smerig arbeidskommando moeten denken...Wekenlang ronddabben in regen, sneeuw, vorst en dooi, alles dooreen ! Niet verwonderlijk dat er in dat bos bij jullie toen verschillende makkers de pijp zijn uitgegaan ! Torro...en Julian ,Heinz en Gustav...en wie nóg allemaal !... Ikzelf zou er zeker ook bij zijn geweest, met mijn zwakke gezondheid..."”

"“ Wel, zoals ik juist zeg: al bij al mogen wij niet klagen ! Van de tien jaar dwangarbeid hebben we er al twee achter de rug en we leven nog altijd! ”"

      "“ Dat is ook al wat ik ervan kan zeggen: we leven nog altijd...Maar hoe! ?...Jij springt nu misschien een gat in de lucht, enkel omdat de N.K.V.D.-wachten jullie na de graafwerken in dat bos niet terplekke hebben omgelegd ! Maar zeg nu zelf Rudi: als enkel ‘het "niet-gefusilleerd-worden"’ jouw maatstaf is voor een gelukkig leven, merci hé vriend ! Een kinderhand is rap gevuld !" ”

    "“ Inderdaad, we zijn toen in Katyn waarschijnlijk nipt aan de dood ontsnapt...Wie zal het zeggen..."”

     "  “ Wie ?...Maar iedereen man ! ...Je zei zelf dat de putten, die jullie daar moesten delven voor het zogenaamd ondergronds bunkercomplex met de dag méér op toekomstige massagraven begonnen te lijken ! En je weet ondertussen toch ook wel dat die beesten van de N.K.V.D. niet graag levende getuigen achterlaten als ze van plan zijn een slachtpartij aan te richten ! Ik heb van alle kameraden gehoord dat ze na de afwerking van die grote diepe kuilen met een duivelse schrik zaten ter plekke door die moordenaars te worden neergeknald en in de putten gekieperd te worden die ze zelf hadden gegraven ! Dat lag toch voor de hand !" ”

  “ "Akkoord, dat was waarschijnlijk ook de bedoeling van die smeerlappen, maar aan deze afloop heb ik nooit durven doordenken, anders word je zot ! En ik begrijp nog altijd niet hoe we daar aan ons noodlot zijn ontsnapt... Maar hoe dan ook, dat incident is voorbij en we leven toch nog hé ! Daarom herhaal ik dat we tot nu toe van geluk mogen spreken: het had véél en véél slechter kunnen aflopen ! ...Op die twee jaar strafkamp hebben we van onze honderd kameraden er nog maar een stuk of acht verloren: als ik goed kan tellen nauwelijks vier percent per jaar ! Ik herinner mij dat er vijf met een fleures achterbleven in het bos van Katyn, plus die drie deserteurs tijdens de hete zomer van ’40, na hun mislukte ontsnapping uit de stoffige graansilo’s van Minsk..."”

         “" Okee Rudi, zeg er de rest ook maar bij ! Hoe die zotten door de N.K.V.D. naar ons kamp werden teruggebracht en voor onze neus publiekelijk werden opgehangen ! Met het klassieke plakkaat rond hun nek :" ”Hura, hura ! Ich bin wider da !" ” In het Duits alstublieft, alsof de sovjets vreesden dat we hun humor in het cyrillisch niet zouden snappen ! ...Dat was daar in die hete graansilo’s van Minsk waarschijnlijk hun manier om onze arbeids-vreugde wat aan te wakkeren ! ...Het heeft in elk geval een bruusk einde gemaakt aan onze plannen om er eveneens onderuit te muizen ! De leeuwen waren inééns getemd!" ”

         "“ Ja “ zuchtte Steiner: ” Effenaf waanzinnig als ge er nu aan terugdenkt! Onze vriend Shlomo hier, die hoopte bij het laden van zo'’n goederentrein zich tussen de zakken tarwe te kunnen verbergen en, onderweg naar Duitsland, ergens in Polen te kunnen uitstappen ! Ge moet écht een geleerde professor zoals hij zijn om zoiets onnozels te kunnen uitkienen!" ”

        "“ Dan vond ik óns plan, achteraf beschouwd, al even zot ! ” Marco grinnikte zuur: ” Weet ge nog wat wij nauwelijks een paar maand làter zelf van plan waren ?...Tijdens onze graafwerken aan de Stalinlinie, in de herfst van ’40 ?... Wij wilden aan de kaai van Orsja sluiks in een rivierlichter kruipen en als blinde passagier de Dnjeper afvaren ! En vanaf de monding op één of àndere manier trachten in Roemenië te geraken: als waanzinnig plan kon dat ook tellen hé !" ”

           " “ Dat zal de komende winter in elk geval niet meer waar zijn, nu de moffen blijkbaar toch al Smolensk hebben veroverd ! ”"

      " “ Als het zover is, zien we dat wel weer...Door het uitbreken van de oorlog, nu een dikke twee maand geleden, zal er natuurlijk veel veranderen, dat spreekt vanzelf.. Maar ondanks de vreselijke gevechten van de laatste tijd zijn we hier toch nog nooit door de moffen gebombardeerd, en ook aan de rest van de oorlogsmiserie zijn we tot nu toe mooi ontsnapt ! En érgens gaan ze die moffen toch wel stoppen hé ! Moesten we hier, op onze huidige kolchoze, héél de winter kunnen blijven, dan zouden we toch ferm onze pollen mogen kussen hé! ...Want geef toe, Marco: zo goed als hier hebben we het nog nooit gehad! Zelfs nog stukken beter dan in jou staalfabriek van Smolensk !" ”

       Marco schokschouderde enkel en tastte naar zijn kop :"” Touchons du bois !" ”

      De dwangarbeiders van Steiners strafcommando lagen inderdaad reeds twee weken als dikke luizen ingekwartierd op een groot collectief landbouwbedrijf bij de stad Vjasma, nauwelijks een paar kilometer naast de grote steenweg die van Minsk over Smolensk naar Moskou liep. Ze sliepen er per groepen van vijfentwintig man in vier bijgebouwtjes van de reusachtige tractorenloods, dik in het stro...Officieel moesten ze wel voor hun eigen fricot zorgen, maar in feite aten ze ‘stoemelings’ mee van de gaarkeuken die voor het burgerpersoneel van het grote landbouwbedrijf kookte...Van de NKVD-wachten mochten ze daar enkel wat tafelresten en keukenafval ophalen, maar de kokkinnen zorgden er steeds voor dat er voldoend maïs-pap en vette koolsoep over was waarmee de gestraften hun buik konden vullen! Sinds ze hier op de staatshoeve lagen moesten ze voor het eerst niet meer met honger in hun nest kruipen, en dat alleen was al een reusachtige vooruitgang. Bij wat de toekomst kon brengen zouden ze zich toch moeten neerleggen: voorlopig geen probleem...

     Want als kers op de taart bestonden de verschillende werkploegen van de kolchoze voor driekwart uit potige vrouwen: blonde en bruine, rosse en zwarte, van alle leeftijden! Daar moesten de strafgevangenen ook met hun fikken afblijven,maar ook deze natuurlijke honger wisten de dompelaars op één of àndere manier te stillen...Bij de meesten volstond het zicht op al die rondingen om hun natte dromen opnieuw van de nodige brandstof te voorzien. Maar zij die de jacht op de vrouwen al hadden afgezworen moesten het stellen met de aangedikte verhalen van enkele stoutmoedige geilaards, die het, ondanks streng verbod, tóch nog waagden om '’s nachts op strooptocht te gaan in de verduisterde vrouwenkamers.. Met méér dan bevredigend succes, als je die macho’s tenminste mocht geloven...

          Ook het werk viel al bij al nog mee. Ze moesten op een paar kilometers van de kolchoze, onder leiding van militaire ingenieurs, wéér ondergrondse kazematten en bunkers bouwen, maar échte ditmaal ,plus de schootsvelden ontbossen en de toegangswegen verbeteren. Zuivere routine, en in feite een voortzetting van soortgelijke klussen die ze vorige lente aan de Stalinlinie hadden uitgevoerd, op de oostelijke oever van de Dnjeper bij de stad Orsja...Maar destijds was de oorlog nog niet uitgebroken en ging alles nog zijn gezapig gangetje...

       Maar nu werd nogal paniekerig met hen omgesprongen ! Hier aan de Vjasmalinie kregen ze nog nauwelijks de tijd om hun bouwsels half af te maken, of er moest een kilometer verder alweer aan iets ànders worden begonnen ! Al wisten ze nu - dankzij de dagelijkse toespraak van hun Politruk (soort politieke commissaris die hun ‘vaderlandse geestdrift’ in het oog hield) – dat ze géén stom strafwerk meer verrichtten, maar meevochten voor het naakte overleven van de Sovjetunie. Met hun labeur hielpen ze zogenaamd het Rode Leger weerstaan aan de moordende pletrol van de verraderlijke Duits-fascistische horden...Terwijl diezelfde meneer hen juist vóór het uitbreken van de oorlog nog doorlopend uitschold voor ‘fascistenhonden’...

      Voor zover zij het konden volgen, concentreerde het krijgsrumoer zich langs de hoofdbaan naar Moskou en zorgden de luchtgevechten tussen de sovjetjagers en de Duitse bommenwerpers daar hoog in de blauwe lucht doorlopend voor spannende afleiding...De bewakers dreven hen wel steeds opnieuw tot meer spoed aan, maar wisten blijkbaar ook niet goed hoe ze op de dreigende nadering van de Duitse tankspitsen moesten reageren...Veel nieuws van het front sijpelde er ten andere niet door tot bij de strafgevangenen, maar het was voor iedereen nu wel duidelijk dat het zeer slecht ging met het onoverwinnelijke Rode Leger ! Zéér-zéér slecht !

     Immers, in de dikke twee maanden die sinds de Duitse inval waren verlopen, hadden de fascistische horden reeds half Wit-Rusland veroverd! Dat was zonneklaar, ook zonder de officiële bevestiging van de Politruk...Nu ook de Dnjeper hen niet had kunnen tegenhouden was dus ook de mooie stad Orsja in hun klauwen gevallen. De zogenaamd onoverwinnelijke Stalinlinie, de tientallen bunkers op de linkeroever van die stroom,waar Steiner met zijn goelag nog maandenlang aan gezwoegd hadden: ze hadden blijkbaar de stormloop van de Hunnen niet kunnen breken... Verdomme, al die moeite voor niks !

         Nu werd al rond gefluisterd dat de Fritz reeds bij Smolensk zou staan, een slordige 70 kilometer ten óósten van Orsja ! Frontsoldaten die daar vorige maand door de moffen werden omsingeld maar nog door de bossen uit hun ijzeren greep waren ontsnapt, werden nu hier in de Vjasma-linie opgevangen en opnieuw uitgerust. En de stroom burgervluchtelingen, die gestaag door de omliggende boswegels naar het oosten trokken, kwamen soms hier op de kolchoze voor een nacht schuilen...Het deed Steiner wat denken aan de vlucht van de Spaanse republikeinen naar de Franse grens, februari ’39: zelfde paniek, zelfde miserie, ook al waren het toen vooral mannen die de benen namen. Hier zag je enkel boerinnen, met hun kroost op panjekarren vol rommel, het steppenpaardje soms gemend door een stugge grijsaard, en achteraan één of twee koeien gebonden... Allemaal slachtoffers van de ‘politiek van verbrande aarde’: verdreven uit hun dorpen door de NKVD, die àchter hun hielen alles in de fik hadden gestoken! Met slechts één ordewoord: ”Vort ! Richting Siberië ! ”

         De dwangarbeiders mochten niet met deze sukkelaars spreken, maar Julio had dit beangstigende woord 'Siberië' opgevangen bij een dik mens van de keuken, die ook vreesde één dezer dagen met heel de kolchoze naar dààr te worden geëvacueerd... Juist vóór de natte herfst dat warme nest hier te moeten achterlaten voor een onzekere zwerf-tocht door de bossen naar Siberië: iedereen had er een heilige schrik van ! ...Maar het was algemeen gekend dat àlle bedrijven die hier voor de Duitse veroveraars moesten wijken, achter het Oeralgebergte terug zouden worden opgebouwd...Maar “achter het Oeralgebergte” lagen slechts  onmetelijke ijsvlakten, tienduizend kilometers diep ! ..

            De laatste nacht hadden ze in de verte reeds kanongebulder menen te horen, waarschijnlijk omdat de wind uit de goede hoek blies...Want tenslotte lag hun kamp, hier bij Vjasma, toch nog 150 kilometer van de gevechten bij Smolensk vandaan, volgens de politruk...Toch nog op een veilige afstand, zou je zo zeggen...Al vond iedereen het een verbazend natuurfenomeen dat het doffe krijgsgewoel ’s nachts zo ver te horen was...Maar uit angst door de zenuwachtige NKVD-zombies neergeschoten te worden als ‘defaitist’,durfde niemand te opperen dat de vijand sinds de laatste berichten mogelijk toch een beetje voorbij Smolensk was doorgedrongen...En naar zij vreesden ,vroeg of laat– maar toch waarschijnlijk zéér binnenkort - riskeerde hier voor de poort te verschijnen ! ...En wat dàn ?!...

       De meeste kameraden hoopten dat ze samen met het burgerpersoneel van de kolchoze geëvacueerd zouden worden. Natuurlijk niet helemaal tot in Siberië, maar wel tot vóór Moskou, om daar een nieuwe bunkerlinie aan te leggen: dat was tenslotte hun grote specialiteit...Shlomo wist dat een paar criminele gevangenen heimelijk hoopten tijdens de aftocht door de Duitse ‘bevrijders’ ingehaald te worden, maar het gros vreesde dat ze, als veroordeelde ex-trotskisten, van de nazi’s niet veel goeds moesten verwachten...

            Enkel tegen zijn oude vriend Marco kon Steiner vrijuit zijn lever luchten :"Ik vrees toch dat nu rap aan ons luilekkerleventje van de laatste weken een einde zal komen, man ! Ik geloof geen blaas van al die zever die de Politruk ons wijs wil maken! Volgens hem heeft de Grote Veldheer Stalin het fascistische offensief in de richting van Moskou met sterke tegenaanvallen kunnen stoppen...Tot daar aan toe: ik heb de laatste dagen het kanongebulder inderdaad niet dichterbij horen komen, wat er zou op kunnen wijzen dat er in die bewering wat waarheid schuilt...Maar dat hij de nazi’s daardoor naar het zuiden zou afgeleid hebben om ze in de Pripjat-moerassen te laten vastlopen zal wel een fabeltje zijn !"

         ‘Professor’ Shlomo, die nooit iets ondoordachts zei, knikte nadrukkelijk: "” Als het waar is dat die Duitse tankcolonnes nu in zuidelijke richting naar Kiëv rijden, zal het eerder op bevel van Hitler zijn, en niet van Stalin ! Ik vrees dat hij nog vóór de winter beslag wil leggen op alle grondstoffen van de Oekraïne: niet alleen kolen en staal, maar ook het graan dat wij nu al een paar maanden niet meer naar hem opsturen ! Deze natuurlijke rijkdommen inpalmen is voor Hitler veel méér waard dan de rokende puinhopen van Moskou veroveren. En ik verwacht niet dat Vadertje Stalin hem dat zal kunnen beletten !" ”

         Steiner viel hem bij: ”" Moest het waar zijn dat de fascisten voorlopig niet meer geïnteresseerd zijn in de hoofdstad, dan zou dat ons natuurlijk goed uitkomen ! ... Nog een paar weken op deze boerderij vetgemest worden,zou ons nadien veiliger door het regenseizoen en de verschrikkelijke wintermaanden loodsen...Nu het verslagen Rode Leger van Smolensk zich hier in onze bunkers installeert om terug op adem te komen, kunnen wij nog veel doen om hun versterkingen te verbeteren en aan te passen aan hun wensen...Iemand zou dat onze politruk in het oor moeten kunnen blazen ! ”..".

          Probleem was dat die vent nogal ongenaakbaar was voor de gevangenen ! Op zijn dagelijkse politieke donderpreken vermeed die paljas elk persoonlijk contact en was vragenstellen sowieso uitgesloten. De man voelde blijkbaar ook wel dat zijn ‘begeesterende toespraken’ het gros van hun goelag niet erg in vervoering bracht. De meesten onder hen waren destijds immers veroordeeld onder beschuldiging dat ze fascistische trotskistenzwijnen waren en in zijn ogen aanzagen zijn werkslaven de aanstormende tankspitsen als hun toekomstige bevrijders...

        “" Dat is hopeloos Rudi !" ” Marco zag de toekomst nog steeds zéér donker in: "” Als wij die vent dat zouden voorstellen, dan denkt die kwibus natuurlijk dat wij een gelegenheid zoeken om naar de fascisten over te lopen ! En in de ogen van de NKVD is het vermoeden van desertie héél ongezond, zeker als wij al het etiket van ‘fascistisch-trostistenzwijn’ op ons voorhoofd dragen ! "”

         "“ Och, met gelijk welk etiket zullen de bewakers ons wel scheef bezien ! Bij al die ronkende scheldwoorden denk ik: ’Als het kind maar een naam heeft! ’ Weet je nog dat ze ons ‘Rothschildvarkens’ noemden, toen we - in de lente van '’40 na het monsterakkoord tussen Molotov en Ribbentrop – daar bij Minsk gedurig treinen vollaadden met goed Russisch graan voor Hitlerduitsland ?!              Waarmee ze in het kort ‘ontmaskerde agitatoren in dienst van het verrotte Westers kapitalisme’ bedoelden ! En ons als  ‘spionnen voor de joodse bankiers’ tien jaar slavenarbeid ten gunste van de moffen aan ons kloten lapten ! Wij, de keurtroepen van het internationaal proletariaat, en anti-fascisten van het zuiverste water ! "”

      “" Maar verdomme Rudi ! Trek je die woordenkramerij van de Stalinisten toch niet aan ! Daarin zijn ze altijd al sterk geweest, met het uitdelen van etiketten ! De basismilitant moet nu eenmaal gevoed worden met rollende slogans, en een klinkende scheldnaam voor de vijand ! Dat hebben wij destijds bij de anarchisten toch ook gedaan, dat scheldwoorden uitdelen...!"

        Steiner spuwde op de grond: ”" Och, in feite kan het mij niks verdommen hoe ze mij noemen ! Maar wat mij wel doorlopend m'’n kloten uithangt, is dat de Stalinisten nog altijd voortgaan met de idiote verkwisting van bevriende hulpkrachten zoals wij ! Nu nog staan zeveren over de strijd tegen het kapitaal als de Bruine Pest van de Hitlerianen met duizenden tanks naar Moskou oprukt ! Het wordt een duidelijke strijd op leven en dood tussen links en rechts, tussen wij en de fascisten ! Dan zouden ze toch alle linkse krachten moeten bundelen en met een geweer in hun poten naar het front sturen ! En geen geharde antifascisten zoals wij als slaven laten stikken in het stof van graansilo’s, of laten verzuipen in die slijkputten bij de Dnjeper ! ”"

           Marco keek Steiner eens geringschattend aan:" ’ Zeg, vriendje, wat hebt gij gegeten ? Opnieuw soldaatje gaan spelen voor de Stalinisten, lijk in Spanje ? Spreek voor jezelf, hé makker, maar laat mij er buiten ! Na die tien jaar strafkamp, die deze schurken mij aan m'’n kloten lapten, en al de slavenarbeid die ik in Minsk en Smolensk reeds voor Vadertje Stalin heb verricht, voel ik er niets voor om mij voor zijn schone ogen ook nog eens te laten doodschieten hé ! Die tijd is voorbij! Het is lijk onze Corsicaanse vriend Martini destijds zou zeggen: ”Copain: moi, j’ai déjà donné!" ”          

Er viel een lange stilte. Inderdaad, geen leuke herinnering, die stoffige hete zomer in de verstikkende graansilo’s naast het stationnetje bij Minsk...En niet alléén door het zware werk, maar vooral door het besef dat ze zich als slaaf van Stalin in feite een breuk zwoegden, enkel en alleen om dat waanzinnig stuk Duits crapuul vet te mesten ! En nadien, tijdens de winter van 40-41,stuitte het labeur in de gieterij van Smolensk nog méér tegen de borst, toen ze de ene treinlading staalplaten na de andere naar die vliegende gek in Berlijn opstuurden ! Hun staalleveringen aan Hitler kwamen nu onder de vorm van fascistische tankdivisies naar Smolensk terug ! Waarbij je de vraag kon stellen wie er in feite ‘verkeerd’ was geweest, destijds in ’39 :Stalin met zijn hersenloze kliek ja-knikkers of de door hém vervolgde horde fascistische Trotskisten-zwijnen uit het Goelag ?

          Enfin, Steiner en Marco stelden zich al lang geen vragen meer bij de absurde wisselvalligheden van hun slavenbestaan... Gedurende de voorbije lente werden ze, na de staalgieterij, terug aan het werk gezet bij de versterkingen van de Stalinlinie bij Orsja...Om er met lede ogen vast te stellen dat de bunkers, die ze daar de zomer voordien hadden gebouwd, door de herfst- en lenteregens boordevol water stonden en helemaal onder het slijk waren gespoeld! Weken achtereen hadden ze dan die blubber er weer uit mogen scheppen, tot het Rode Leger besloot liever nieuwe bunkers te bouwen op een hoger gelegen plaats...Nou ja, ieder diertje zijn pleziertje, al hadden ze er niet zo veel arbeidsvreugde aan overgehouden...

           Maar bij het begin van de zomer barstte plots de oorlog los en kwam er vlug een einde aan de wispelturigheden van de vestingbouwers! Paniekerige bevelen en brutale tégenbevelen zorgden er voor dat ze tweemaal de 70 kilometer van Orsja naar Smolensk en terug mochten marcheren, midden het krijgsgeweld van de Duitse Luftwaffe ! Tot een verlichte geest het nuttiger vond hen op een goederentrein naar Vjasma te zetten, een dikke 150 kilometer richting Moskou, om daar een totaal nieuwe verdedigingslinie op te bouwen...Want voor zover ze in hun goelag iets van het verre krijgsverloop konden opvangen, schenen de verraderlijke fascistische horden er nogal een vaart in te houden!

          Maar, zoals gezegd, viel de bouw van deze ‘Vjasma-linie’ tot nu toe erg mee. Op de kolchoze was het best uit te houden, kwestie eten en onderdak. Het bleef nog veertien dagen prachtig weer, en van het moorddadige krijgsgewoel rond de steenweg op Moskou hadden ze voorlopig weinig last: de oorlog scheen zich inderdaad veel verder naar het zuiden te verplaatsen...Ook al maakten zij zich gelaten weinig illusies, want in hun slavenbestaan duurden mooie liedjes nooit lang...

           En toen het personeel van de kolchoze op 3 oktober plots alle maïs-silo’s rond het bedrijf in brand stak, wisten ze in het goelag meteen hoe laat het was...

           De fascisten waren in aantocht !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-01-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 197
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B40 bis.  DE MILITAIRE COLLABORATIE.              

Reeds vanaf juni '40 kregen Vlamingen, Nederlanders en Skandinaven de gelegenheid ten individuelen titel toe te treden tot SS-regimenten zoals "Westland" "Viking" en "Nordwest", een 'gunst' die - tot grote ergernis van Strebers als Léon Degrelle, leider van Rex - aan de "latijnse" Walen en Fransen werd onthouden. Een daverend succes had deze werving hier ten lande niet, al liep het wat vlotter vanaf april '41 toen het V.N.V. (Vlaamsch Nationaal Verbond) een propagandacampagne opstartte.        

Bij het uitbreken van de oorlog tegen Rusland op 22 juni '41 concentreerde het VNV de propaganda uitsluitend op de werving voor het "Vlaams Legioen",dat aanvankelijk bedoeld was geleid te worden door een volledig Vlaams kader. Dus géén SS formatie ,maar wel een volkseigen legeronderdeel excusief opgericht voor de strijd tegen het "bolsjevisme". Van een kleine duizend kandidaten vertrokken er tenslotte op 6 augustus 405 Vlaamse uitverkorenen met de trein uit Brussel voor hun basisopleiding naar Debizca in Polen, om een maand later hun specialisatietraining met de zware wapens aan te vatten in Arys (Oost-Pruisen). Daar kregen ze reeds de eerste ontgoochelingen te verwerken: van het beloofde "volledig Vlaamse officierenkader, medische dienst en eigen aalmoezenier" kwam niets in huis, en de drill door de Duitse instructeurs kwam beestig hard aan. De voertaal was uitsluitend Duits en van bij het begin werd hen de SS-eed opgedrongen, wat velen onder hen aanvankelijk weigerden en tot een eerste splitsing leidde: de "goeden" werden gehecht aan de "SS-Standarte Nordwest", de "rebellen" aan een minderwaardig marsbataljon van de Wehrmacht.

Hun eerste actie bleef beperkt tot een 14-daagse "Partizanenkampf" ten zuiden van Leningrad, kwestie van te wennen aan de gruwel...Na een korte rust in Letland kregen ze maandelijks ter versterking een contingent van gemiddeld 100 nieuwe rekruten toegezonden, wat nauwelijks de zware verliezen bij de bloedige gevechten in de moerassen van de rivier Wolchov dekte (verdediging van de dorpen Tarrasowa, Podbjerjesje en Semptitzy tussen 25 november '41 tot juni '42).  Eén van de vele gesneuvelden tijdens deze moordende veldslagen was het "Vlaamse boegbeeld Reimond Tollenaere" ,in een vooruitgeschoven observatiepost getroffen door eigen mortiervuur ,zou later blijken. In deze "Wolchov-Kessel" werd toen het Russische 2.Leger Stoottroepen, aangevoerd door de beruchte generaal Vlassov, omsingeld en grotendeels vernietigd, vooraleer de rest naar de Duitsers overliep.                              

Vanaf de zomer '42 verhuisde het Legioen van de Wolchovmoerassen naar de rivier Neva, ten oosten van Leningrad ,en werd daar tijdens de eerste en tweede 'Ladoga-slag' in steeds zwaardere afweergevechten verwikkeld. Wat er tenslotte uitgebloed van overbleef werd in mei '43 van het front teruggetrokken, eerst naar Debica in Polen en vervolgens naar Milowitz bij Praag. Daar kreeg het Vlaams Legioen een volledig nieuwe uitrusting en werd er met massale versterking, tussen augustus en december '43, omgevormd tot de 6.SS Freiwilligen Sturmbrigade "Langemarck" (+/- 2.000 man)...Ook de z.g."rebellen" - of wat daar van overbleef - kregen nu het SS uniform, of ze dat wilden of niet.           

Toen op kerstdag '43 de brigade ijlings naar Midden-Oekraïne werd gestuurd om bij Zitomir (200 km ten zuid-westen van Kiev) het felle Russische winteroffensief af te remmen, raakten bij Jampol ongeveer 1.500 Vlamingen in een grote omsingeling gevat, waaruit er na twee maanden van zware gevechten slechts 400 konden ontsnappen. De resten van de brigade trok tot eind april 44 langzaam achteruit naar Roemenië, werd opnieuw in Milowitz bij Praag opgekalfaterd, om eind juli '44 weer een bres te gaan dichten aan de Narwa in Estland. Tijdens de afweergevechten in de Baltische staten werden ze driemaal omsingeld en telkens weer door de Kriegsmarine over zee afgevoerd. Wat na deze bloedige interventies nog van de brigade overbleef mocht op 30 oktober op rust gaan naar de Lüneburger Heide bij Hamburg.

Daar werden ze ingelijfd bij de 27.SS Freiwilligen Grenadier Division "Langemarck", gevormd met een 10.000 "strijdbare Vlamingen" die in begin september '44 voor de bevrijders van België waren gevlucht... Deze (niet erg geestdriftige ) "vrijwilligers" zouden nochtans heel de maand februari '45 serieus hun mannetje staan tijdens het laatste Duitse tegenoffensief bij Stargard in Pommeren. Maar na de Russische doorbraak aan de Oder (20/4/45) werd "Langemarck" bij Stettin volledig uiteen geslagen en moesten de laatste overlevenden hun toevlucht zoeken in Britse krijgsgevangenschap of onderduiken...                      

De opkomst en ondergang van de militaire collaboratie in Wallonië verliep parallel met de Vlaamse, op twee aspecten na. De charismatische figuur van "le beau Leon" Degrelle oogstte van bij de aanvang veel meer succes omdat hij persoonlijk zowel de propaganda als de leiding van het "Légion Wallonie" voor eigen rekening nam. Anderzijds was zijn wervingsgebied viermaal groter dan Vlaanderen. Het besloeg namelijk niet alleen ons Waals landsgedeelte, maar eveneens de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais, iets wat veel historici over het hoofd zien. In tegenstelling tot ons Legioen beschikte het over een volkseigen officierenkader, medische dienst en aalmoezenier en was het Frans - en niet het Duits - de inwendige voertaal.                     

Maar niet alleen de vrijwilligers van het Vlaams en Waals Legioen of de SS werd later militaire collaboratie aangewreven. Ongeveer 12.000 Belgen traden toe tot de 'Organisation Todt', die bijna uitsluitend instond voor ontwerp, bouw en onderhoud van militaire constructies. De "Vlaamse Wacht" en de "Garde Wallonne", samen een 10.000 man, trad in de plaats van de rijkswacht om deze installaties bewaken. De NSKK, een transporteenheid van de Luftwaffe die echter in Rusland ook voor de bevoorrading van het front werd ingezet, wierf een 9.000 Belgische chauffeurs aan die waarschijnlijk nooit een schot gelost hebben. De 7.000 man van de z.g. Fabriekswacht of Wacht-brigade ging vanaf '43 wél de militaire toer op, eerst bij de luchtafweer, om na de vlucht naar Duitsland in september '44 bijna volledig op te gaan in de 27.SS Grenadier Div. "Langemarck". Een kleine 3.000 man sloot aan bij de Feldgendarmerie  en ongeveer evenveel bij de Sicherheitspolizei of de Geheime Feldpolizei, 1.000 bij de spoorwegpolitie. Bij de Zwarte Brigade van het VNV droeg ongeveer 4.000 man een wapen; bij de Vrijwillige Arbeidsdienst een kleine duizend. Vreemd genoeg werden de talrijke  verpleegsters die vrijwillig aansloten bij het Duitse Rode Kruis later eveneens voor wapendracht veroordeeld, soms tot jarenlange gevangenisstraffen, hoewel ze nooit een revolver aanraakten...                  

Van andere clandestiene formaties (zoals het Veiligheidskorps van DeVlag en de Formations de Combat van Rex, die vanaf '44 een tegenterreur voerden tegen het gewapende verzet) zijn geen getalsterkten gekend.

Alles samen mag men aannemen dat grosso modo 100.000 Belgen militair met de bezetter samenwerkten, dat was 1,25 % van de totale bevolking. Daarin zijn ook de bewoners van de Oostkantons vervat, die door annexatie als Duits staatsburger werden beschouwd.                 

Op Europees vlak waren wij zeker geen uitschieters want àlle landen tussen de Noordkaap en Griekenland, van de Kaukasus tot Spanje, leverden vrijwilligers voor de Duitse oorlogsinspanning.   

Zelfs krijgsgevangen Britse soldaten, zowel Ieren als Indische Sikhs, meldden zich voor het oostfront !             

Ik loop even vooruit en neem als voorbeeld de USSR. Tijdens hun glorierijke optocht in de jaren 41-42 werden de Duitse troepen in alle Baltische, Oekraïnische en Wit-russische dorpen als bevrijders ingehaald. Zogenaamde "Hiwis" - afkorting van "Hilfswillige" - lieten zich met honderdduizenden door de Wehrmacht in dienst nemen voor allerlei huishoudelijke en logistieke baantjes achter het front. In juli '43 schatte men hun aantal rond het miljoen en uit hun midden rekruteerde de SS de nodige manschappen om bij de "Einsatz-gruppen", de concentratiekampen en de hulppolitie het vuile werk te doen. In de Kaukasus liepen volledige volksstammen naar de bezetter over, wat Stalin in '44 deed besluiten miljoenen gezinnen uit deze regio naar Siberië te verbannen. Feitelijk kwam dit neer op een bekentenis dat in de door Duitsland bezette gebieden tienmaal meer Russen met de Duitsers collaboreerden dan er partizanen rondliepen. Dat zal wel nergens in de schoolboeken vermeld staan...En ook niet dat een tiental Baltische, Oekraïnische, Witrussische en Kaukasische divisies met de Duitsers meevochten.  Men vraagt zich af waarom dit wordt doodgezwegen...                      

In dit verband even een woordje over Vlassov. Van al de krijgsgevangen Russische generaals ging hij het verst in zijn collaboratie met Duitsland. In het sovjet-leger had hij zich bij de verdediging van Kiev en Moskou met roem overladen en werd als een held vereerd. In de zomer van '42 werd hij echter aan het hoofd van zijn 2.Leger Stoottroepen omsingeld in de "Wolchow-Kessel", op een 100 km ten oosten van Leningrad. Hij stelde met een reeks andere gevangen genomen generaals aan von Kluges staf voor, een Russisch vrijwilligersleger op te richten om te helpen zijn vaderland van het Stalinisme te bevrijden, op voorwaarde dat de nazi's een einde stelden aan de moordpartijen achter het front.


Hitler duldde echter geen inmenging in zijn "Ost-politik" en Vlassov kreeg de Führer nooit te spreken. Wel groeide zijn bevrijdingsleger aan tot ongeveer 150.000 man. Maar bij hun eerste frontinzet liepen er weer veel over naar de partizanen... Daarom plaatste het O.K.W. deze onbetrouwbare troepen medio '43 over naar West-Europa en de Balkan, waar ze ingezet werden bij zuiveringsacties tegen het gewapende verzet. Ook rond de kustbatterijen van de 'Atlantikwall' werden deze Russische infanterie-eenheden ( de z.g. "Kozakken") belast met de plaatselijke verdediging om Duitse soldaten vrij te maken voor het Oostfront.    

Tijdens de laatste dagen van de oorlog liep een volledige Vlassovdivisie (20.000 man) in Tsjechoslovakije nog over naar het geallieerde kamp en verdreef de SS uit Praag, vijf dagen vóór de intocht van het Rode leger. Eén week nà de Duitse overgave leidde Vlassov zijn trouw gebleven troepen persoonlijk op Oostenrijks grondgebied in geallieerde gevangenschap, maar de Westersen leverden hen prompt uit aan de Russen.

 

Binnen de kortste keren werd de anti-stalinistische kern van dit "Vlassovleger", ongeveer 35.000 man, door de Sovjets bij Klagenfurt terechtgesteld en hun lijken verbrand...                                                     

Vlassov zelf werd een jaar later na een showproces, samen met zijn staf, in Moskou publiekelijk opgehangen.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
01-01-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
31-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 196
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B39  NAAR OOSTLAND WILLEN WIJ VAREN...                                    

             Antwerpen, 4 augustus '41.

Alhoewel P.B.S. hen, met zijn gebruikelijke tact,  op het hart had gedrukt over het incident met Dupong "hun smoel te houden", wist heel de kazerne de volgende morgen reeds dat er zich tijdens de nacht één had opgehangen. Maar erg onder de indruk was men toch niet: "Een kloot", vonden ze het en daarmee was voor de meesten de zaak van de baan...                                     

Joseph informeerde voorzichtig bij 'Führer Albrecht' of hij wist hoe het verder was afgelopen met hun kamergenoot.                           

" Hij heeft met te vallen een poot gebroken en ligt in 't militair hospitaal van de Marialei, op d'afdeling van de zottekes...Als ge zelfmoord pleegt, staat er ergens een vijs los, zeggen ze, en dan leggen ze u bij de psychologische gevallen...Tenminste, als ge het overleeft, hé! Anders eindigt ge op den blauwe steen en in den hondenhoek van 't kerkhof...Misschien lappen ze hem nog een proces aan z'n broek, want vrijwillig de dood kiezen is strafbaar !

           

Joseph sneerde zonder nadenken: " Dan kunnen ze ons wel allemààl in den bak steken, als we ooit levend van Rusland terugkomen ! ...Ge moet me zo raar niet bezien, Albrecht: wij gaan daar toch ook vrijwillig ons leven riskeren, door te tekenen voor 't Legioen, hé ! ... In d'ogen van veel mensen is dat puur zelfmoord ! ..."                                                    

De "Führer" keek hem nog een ogenblik kil aan en zei toen nadrukkelijk: " Ha-ha-ha...Gij zijt ook de plezantste thuis, zeker?"

         

" Een moppeke, Albrecht, een moppeke...Maar 'k zie dat ge d'er niet mee kunt lachen..."

                           

" Er valt hier niet veel te lachen, Petré, dat zult ge nog wel ondervinden ! Wat te lang naar 't school geweest, hé, en denken met àlles te mogen zwanzen, ja ?..."

               

Die hansworst mócht hem niet, zoveel was nu wel duidelijk. " Vans gelijken! " zei Joseph en zag dat de andere het niet snapte.               

 

John Aspeslaghs had in de infirmerie zijn oor te luisteren gelegd :                                                              

" Veel wilden ze niet lossen, maar voor zover ik er iets vanaf weet, riskeert hem er een stijve nek en een peerdepoot aan over te houden...Enfin, dat wil toch zeggen dat hem voor 't einde van de maand terug thuis is en dat hem u eeuwig dankbaar mag zijn: had ge die riem niet op tijd van z'n nek gekregen, was hem nu zeker de pijp uit ! "

      

" Ik vraag mij toch af, of hij mij daar wel zo dankbaar voor zal zijn..." 

                                                

Vier jaar later zou hij het antwoord krijgen...                   

 

Rond tien uur vertrokken de afgekeurden met twee vrachtwagens naar het Centraal station: het waren er toch een dertigtal, zo te zien, en meer dan een bedeesd wuiven kon er niet van af. De meesten staarden wat somber voor zich uit, jaloers op de gelukzakken die het wél hadden gehaald. Ook wat dàt betreft zou menigéén zich met de tijd afvragen wie van hen de échte 'chançards' waren...

            

Ondertussen werden de rangen streng geïnspecteerd op kledij en schoeisel: overmorgen moesten ze, vooraleer met een speciale trein naar 'ergens-in-Duitsland' te vertrekken, langs de hoofdstraten van de stad defileren naar de Handelsbeurs. Daar zouden ze tijdens een afscheidsmeeting door de kopstukken van het V.N.V. bewierookt worden als het "Kruim der Vlaamse Zonen"...

                           

Het kwam er dus op aan, goed voor de dag te komen en wie zijn schoenen had stukgelopen tijdens de ijlmars van gisteren, kreeg een paar Duitse soldatenlaarzen uit het magazijn, als voorproefje op latere geneugten. Tot een stuk na het middageten - ditmaal gewone burgerkost - moest worden gepoetst en gepast en toen P.B.S. eindelijk tevreden was met het resultaat kregen ze hun eerste drill oefeningen in pelotonsverband. Hier verraadde Chef Asselman dat hij in een vorig leven waarschijnlijk instructeur was geweest in het Belgisch leger: hij kon maar niet genoeg krijgen van " Rechts rich...tén ! Hoofd...fiks ! Rechts...échts ! Voorwaarts...érs ! " en nog een hele reeks àndere bevelen, waarmee het peloton de grootste moeite had ze min of meer in cadans uit te voeren...

                              

Kwam daarbij dat een paar kwibussen, zoals Wilfried Mertens en Dikke Rogeers, lichtelijk motorisch gestoord leken, weinig gevoel voor ritme aan de dag legden, of voortdurend rechts met links verwarden. Ten einde raad trachtte P.B.S. dit te verhelpen met zijn "truc met de kassaai". De "Spasten",zoals hij ze vriendelijk toebrulde, moesten in hun rechter vuist een steen klemmen als geheugensteuntje. Maar veel hielp het niet...                                      

Tegen halfzes was iedereen zot gedraaid en Asselman zo schor als een baviaan, zodat hij er met goed fatsoen een eind aan kon maken.                                      

Na het avondeten ging er, ondanks het uitgangsverbod, een geheimzinnig gefluister door de chambrées over "pintjes pakken in 't stad" en de stoutmoedigsten hadden het geil over "de mokkes van 't Kantje"...Maar voor het zover kwam verscheen P.B.S. plots op de slaapzaal, zo hees als een kater en daardoor des te dreigender:

      

 " Wie der soms van plan mocht zaain vanavond de muur te doeng, om de biest te gon uithange in 't stad, kan het vergeite ! De Feldgendaarme zèn verwietiegt, en asse der ien van ulle baai z'n kloete pakke na den tiene op stroat, zal hem da z'n leive lang bekloage, iek zeg mor da! Iest ne goei resem van de matrak en der bovenoep van ongs nog vier doage cachot, te doeng in t' kamp in Rusland ! En ge wit dasse der dor nie mei lache...Salu ! "                

En hij verdween even abrupt als hij gekomen was, een vreemde kilte achterlatend. Verdomme, een koude douche was er niéts bij !

                                 

Roel Van Kuyckx, die schijnbaar grote plannen had gekoesterd voor deze laatste avond in zijn geboortestad, vloog woedend naar het bed van de Führer bij de deur en wilde met Albrecht op de vuist gaan: " Gijse smeerlap ! Gijse Judas ! Vuile verrajer ! Doede da allemaal om in een goei blaaike te staan bij de Poempbaksmoel ?" Het schuim stond op zijn lippen.                                       

Bill sprong ertussen en hield hem met een stevige greep in zijn hemd tegen:

                                           

" Heila, Kuyckxke, kalmkes aan ! Als ge wilt vechten, wacht dan nog een tetteke: aan 't front krijgde nog okkuze genoeg om te batteren ! Daarbij, de Führer zit er voor niks tussen: ik zèn heel den avond bij hem gebleven en hij heeft niet met de Poempbak gevezeld of ik had het moeten zien...Ge weet toch: alle chambrées hebben de zelfde consigne gekregen, dus gaat het maar ergens anders zoeken als ge der één wilt opvreten..."

                                 

Van Kuyckx droop af en ging mokkend op zijn brits liggen, terwijl de onderbroken gesprekken in de slaapzaal langzaam weer op gang kwamen. Albrecht had tijdens het incident geen vin verroerd, maar wist nu wel hoe iedereen over hem dacht.                 

Door de gedwarsboomde plannen duurde de avond vreselijk lang. Iedereen lummelde zo maar wat rond, in de gang, op de koer, en ook op de àndere kamers om er een vriend of een vage kennis op te zoeken. Zo verspreidde zich allengs het gerucht dat ze morgen, tijdens de feestzitting in de Handelsbeurs, een banket zouden voorgeschoteld krijgen met biefstuk en frietjes, en fruit-pudding na...

       

" En vier pinten de man ! ",wist een droge lever dit fata morgana nog bij te kleuren...Hoe dan ook, dit smakelijk vooruitzicht krikte het moreel weer wat op en niemand waagde het daarom het uitgaansverbod te overtreden. Toch droomden de dorstlijders die nacht van een schuimende tapkraan in een rokerig café, en de rokkenjagers van de warme zachte rondingen in het décolleté van een vriendelijke entraîneuse. Joseph verdeelde, onrustig slapend, zijn hunkeringen over beide domeinen en stelde tevreden vast dat hij met zijn 'juffra' aardig wat meer kon aanvangen dan Nadientje ooit zou hebben toegelaten...                                 

De volgende voormiddag werd weer druk gedrild, maar nu in compagnieverband, uit vier pelotons samengevoegd. De 'spasten' werden voor alle veiligheid naar het laatste gelid verbannen om de cadans niet te breken en de geüniformeerden vooraan gezet om het zicht wat te verbeteren. De instructeurs wisselden beurtelings af, maar P.B.S. hield zich ditmaal koest in de schaduw, wegens een schorre afonie, waar niemand om treurde.

                              

Na het middageten kregen ze nog een uur om hun beste kleren aan te trekken en hun valiesje te pakken. Eindelijk werd er verzamelen geblazen en een laatste inspectie van de rangen gehouden. De blijde spanning steeg ten top toen drie vrachtwagens de koer opdraaiden en een compleet muziekkorps afleverden ! Nou-nou, ze maakten er echt een feest van, zeg ! De Leiding schrok werkelijk voor geen kosten terug !

                   

Uit het bureeltje van het Commando kwam op de koop toe ook nog een vaandeldrager met de leeuwenvlag te voorschijn en een piekfijn afgeborstelde ere-escorte: man, het kón niet meer op !  

      

Het duurde nog een hele tijd vóór de instructeurs het onderling eens waren over de opstelling en terwijl stonden de mannen er voor Pietje Snot bij, te bakken in de hete middagzon.         

Eindelijk, om vier uur, schreeuwden de commandanten de laatste bevelen en trokken de vier compagnies achter hun vaandel de kazernepoort uit, de fanfare op kop.                                                           

Joseph stelde fier vast dat het met hun gezamelijk stapritme nogal meeviel, vooral toen het muziekkorps een populaire Duitse mars inzette. De mannen rechtten hun ruggen en stampvoetten als volleerde zandstuivers op de maat van 'Erika':....Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein...                                                  

Terwijl ze stoer stappend over de Mechelsesteenweg het stadscentrum naderden, bleef meer en meer volk hen van op de voetpaden staan aangapen. Uit de zijstraten kwamen belhamels toegelopen om hen een eind weegs te vergezellen. Achter de haag van de geamuseerde toeschouwers zongen ze luidkeels de opeenvolgende marsliedjes mee,  maar dan met een sterk afwijkende tekst van volkse vinding, waarin onder andere het 'Blümelein van ons Erika' minder poëtisch werd omschreven...                                                          

Op de leien groepten steeds meer nieuwsgierigen samen en hier en daar werd zelfs schuchter geapplaudisseerd, al stonden er ook veel mensen bij met verbeten, gesloten gezichten die het helemaal niet zo lollig vonden. Op de hoek van de Leysstraat troepten de familieleden en de uitgesproken sympathisanten samen en waren de toejuichingen niet van de lucht. Jeugdvendels met veelkleurige vlaggen en landsknechttrommels vormden manhaftig de erehaag over de volle straatlengte en het gescandeerd Houzee-geroep deed menig gelid het marsritme verliezen. Met als beschamend gevolg dat vóór de Handelsbeurs het verlossend bevel "Compagnie, halt! " op een allesbehalve mooi militair vertoon uitliep...                                            

De muziekkapel speelde als uitsmijter nog rap een krijgslustige deun, toen ze in lange rijen achter elkaar het koele beursgebouw werden binnengeleid. Ze stelden onmiddellijk met geestdrift vast dat de bontbevlagde feest-zaal vol lange witgedekte tafels stond! Het verhoopte banket was dus toch geen kwakkel! ...Maar hoe ze ook snoven, van de vettige biefstuk-friet-lucht viel niets te bespeuren...Wel stond er per man 'een kou plakke' met tomaat en pilchards te wachten - zo te zien reeds een hele tijd, want het blaadje salade was al duchtig aan 't verslensen - en een literse fles Van den Heuvel, waarmee de meest vrijgevochten krawaten zonder veel omhaal de eerste dorst versloegen. Lang vóór een hoge schreeuw "zitten! " hen vriendelijk aan de dis noodde, was het fluitjesbier reeds soldaat gemaakt en met een hartgrondige boer begraven.

               

Om de pilchards te laten zakken, trachtte één of ander kopstuk van het Antwerpse V.N.V. hen, "en vedette américaine" van op het podium een tijdlang te overtuigen hoe goed en schoon hun 'offer voor Vlaanderen' wel was, kwestie van de zaal wat op te warmen. Hun beleefd applaus werd beloond met een tweede tournée Van den Heuvel, een gehaktbal in een vettig soort erwtenbrij en gepersileerde lauwe - en soms ook wat blauwe - aardappelen. Daar ging hun gedroomde biefstuk-friet! 

           

Teneinde hun ontgoocheling te overstemmen brachten trommelaars en bazuinblazers een woeste aubade onder het beproefde motto van " Niet schoon, maar hard "! Waarna een zangkoortje van de Dietse Meisjes Scharen, breedvoerig aangespoord door een schokkerige Z.B.-dirigent,  veelstemmig kweelde dat het absoluut "naar Oostland wilde varen". Dit oeuvre had hij fier aangekondigd als een oud Vlaams visserslied, wat blijkbaar als excuus voor de onverstaanbare tekst moest gelden...                                      

De volgende spreker - nauw bevriend met de Leider - schreeuwde met iets duurdere woordenschat ongeveer hetzelfde als zijn voorganger en leek nogal lichtzinnig de mening te huldigen dat harder roepen zijn betoog bevattelijker zou maken. Veel zouden ze er niet over voortvertellen, maar gezien zijn hoge functie en de geleverde moeite kreeg hij in verhouding een warme toejuiching. Een paar ontevreden mekkeraars, die nog steeds mokten over de gemiste biefstuk-friet, onthielden zich daarbij ostentatief, maar deze lacune werd dan weer door groepjes geüniformeerde enthousiastelingen-à-la-Albrecht rechtstaand met luidkeels houzee-geroep gecompenseerd.

                   

Onder artistieke begeleiding van koor en orkest werd met veel omhaal het nagerecht opgediend: grote schotels rijst met rozijnen en dampende zoete vanillesaus, heerlijkheden die aan een ver vredig verleden herinnerden...Dit maakte veel goed en Joseph liet het met zijn tafelgenoten niet aan hun hart komen.                              

Toen kwam de Grote Leider aan het woord: de Staf ,in hoogsteigen persoon ! .                          

Nou ja, groot...Imposant, beter gezegd. En van spreken verstond hij wel iets: rustig, haast vaderlijk, bracht hij hen aan het verstand wat Vlaanderen van hen verwachtte. Zij zouden de speerpunt worden van de Dietse drang naar erkenning in de schoot van het nieuwe Europa. En hun offer ter verdediging van onze oude christelijke beschaving vormde de garantie op een waardige plaats van Vlaanderen in de Nieuwe Wereldorde, onder de verlichte leiding van onze geliefde Führer Adolf Hitler! Zinloze frasen en dure woorden allemaal, maar de mannen zwolgen ze verheerlijkt als hemelse nectar, fier als ze waren met hun daad de eeuwige dank van het Vlaamse volk te verwerven...Mede door de derde fles Van den Heuvel werd het betoog van de Grote Leider op gepaste momenten door hun wild gejuich onderbroken en het ritmisch "Houzee!" geschreeuw was niet van de lucht.

       

Het bleke gezicht van de volksmenner, omkranst door de zwarte baard, straalde bezield in het schelle licht van de schijnwerpers en de redenaar fascineerde zijn goedgelovig publiek met zijn lange ronkende volzinnen. Die konden àlles en niéts betekenen, maar stuwden in elk geval driekwart van de jongens naar een miserabele dood midden sneeuw, slijk en stof in de eindeloze, troosteloze Russische steppe...                                                          

Dààr scheen evenwel nu niemand aan te denken: het was feest en ze werden door hun leiders lovend in de bloempjes gezet zoals ze het in hun jonge leven nog nooit hadden meegemaakt.                     

"De Staf" kreeg een donderend applaus dat de Handelsbeurs op haar oude grondvesten deed daveren.                                          

Er werd nog een raar soort koffie geserveerd en frisse maagdekens van de D.S.M. bedachten elke jonge man met een royaal afscheidscadeau: een pakje groene Michel of de lichtere Duitse Juno. En daarmee konden ze gaan, onze helden-in-spee...Maar het vaderland had wél zijn plicht gedaan en op geen cent gezien, dàt moesten ze volmondig toegeven...                                

Rechtstaand zongen ze tenslotte uit volle borst geestdriftig "De Vlaamse Leeuw", waarvan voor alle zekerheid op het podium een doek met de tekst van de eerste twee coupletten werd ontrold.

           

" Tiens, "dacht Joseph, " straks komt ook nog Meester Denolf met zijn lange wijsstok, voor al wie niet goed kan volgen! " Maar dit grapje kon er bijde regie blijkbaar niet meer af.

                               

Buiten vormden ze, onder grote belangstelling van familieleden en sympathisanten, zonder veel haast en wat rommelig, opnieuw de compagnieopstelling. En onder de opgewekte klanken van de muziekkapel marcheerden ze uiteindelijk door de zoete avondschemer naar het imposante Centraal Station...

                                               

Daarbinnen floepte juist de fletsblauwe noodverlichting aan, wat het hele gebeuren een nog spookachtiger aanschijn gaf...Op het overvolle perron kregen ze een kwartiertje om afscheid te nemen van hevig snotterende moeders, vrouwen en verloofden, en onwennige vaders die ernstig van onder de klep van hun zondagse pet de herrie om zich heen aanschouwden. Het waren meestal mensen van het platteland, maar eveneens beter gesitueerde burgergezinnen, de dames koket met een fleurig hoedje en de heren in maatpak. En daar tussen wemelde het van de uniformen, zowel zwarte als feldgrau, soldaten en officieren.                                          

Pa en Ma Aspeslaghs waren er ook. En als er voorheen al strubbelingen waren geweest toen John voor het Legioen tekende, was daar nu niets meer van te merken.


Vlakbij stond Penny met zijn Nancy de amoureuze achterstand van de laatste dagen in te halen, ongegeneerd als naar gewoonte, een eiland van liefdeshonger in een zee van tranen.           

Joseph overschouwde vanuit de open coupédeur wat afstandelijk het nerveuze gewoel op het drukke perron. Van de Petrés was niemand komen opdagen en eerlijk gezegd had hij dat ook niet echt verwacht...       

Maar in stilte hoopte hij toch nog een glimp van Nadine op te vangen...Echt geruzied hadden ze immers niet, de laatste keer, en hij vond dat ze wel een kleine geste had kunnen doen, nu ze elkaar, God weet hoelang, niet meer zouden zien...Maar hoe scherp hij ook tussen de koppen speurde, er viel geen Nadine te bekennen. Zoëven had hij wel een groene vilthoed met breed afhangende rand ontdekt, zoals zij er ook één droeg, maar het bleek een brunette van tegen de dertig die, verbazend opgewekt,  haar Z.B.-man kwam uitwuiven...Waarschijnlijk om zéker te zijn dat hij daadwerkelijk vertrok...

                         

Vooraan stond de locomotief ongeduldig te zuchten en dreigend slierten stoom te sissen, als wilde zij het volk aanmanen er komaf mee te maken: het had nu lang genoeg geduurd!                             

Vanuit de luidspreker galmde plots de fatale aankondiging door de reusachtige glazen stationskoepel:

 

" Vlaams Legioen! Instijgen! De trein vertrekt binnen drie minuten!"

 

Terwijl dit bevel aanhoudend herhaald werd, leek wel paniek uit te breken.   

Iedereen moest en zou nog vlug even de hele familie omhelzen, terwijl de instructeurs hun schapen driftig in de compartimenten trachtten te stouwen. Van op de trede telden ze binnen de koppen en zohaast ze er acht per coupé hadden, ramden ze met een forse klap de buiten-deuren dicht. Bij een paar achterblijvers op het perron ontstond wat heibel, omdat enkele betraande dames manlief niet zómaar wilden laten gaan, wat uitliep op hysterisch gekrijs of een scheldtirade, midden gegeneerd omkijkende toeschouwers.

                            

Toen uiteindelijk alle deuren waren dichtgeklapt, hing het halve Legioen door de open vensters gewurmd om toch nog maar een laatste ontboezeming met de geliefden uit te wisselen, of boven het kabaal uit een geforceerde kwinkslag over de koppen te kelen naar de reikhalzende familie achteraan.                                                          

De locomotief maakte met drie snerpende stoten van de stoomfluit korte metten met verder gezeur, schokte haar wagons even krachtig door elkaar en trok toen geniepig traag met bazig geblaas de hunkerende harten uiteen. En alsof er nog geen kabaal genoeg was, hief een groep geestdriftelingen met gepast gevoel voor décorum  "De Vlaamse Leeuw" aan, vlug door de meeste mannen overgenomen tot de stationskoepel ervan trilde! Anderen wensten elkaar luidkeels "Houzee! ", maar de vrouwen haalden hun zakdoekje boven om er beurtelings hun jongens mee uit te wuiven en eigen traantjes weg te wissen..."


Houzee! Houzee! " schreeuwde het volk obstinaat,  en de jongens in de open vensters zwaaiden met gestrekte arm terug, zoals in de tijd van de gladiatoren: Avé Caesar, zij die sterven gaan groeten U!

                                                            


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
31-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
30-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 195
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE NOODUITGANG.

Na het 'doven van vuren en lichten' duurde het nog een heel poosje voor de rust in de slaapzaal weerkeerde...                        

Rond middernacht kreeg Joseph maagkrampen door die tweede portie goulash, of misschien wel van die zure appel nà. Hij bleef nog wat zuchten en woelen, maar kon het op den duur niet meer uithouden. Hij sloop voorzichtig zijn bed uit en de gang op naar de stinkende toiletten in de trapzaal. De blauwgeschilderde naakte lampen, die hier en daar aan het hoge gewelf hingen,  gaven amper genoeg licht in deze spookachtige catacomben om nét je nek niet te breken.                                        

Een doffe plof op de overloop boven hem joeg plots zijn haren omhoog en verstijfd van het schrikken staarde hij in de vale schemer van het trappenhuis. Lag daar boven op de overloop niet een vormeloze massa ? Het leek wel te bewegen, of speelde de angst hem soms parten ? Nu hoorde hij toch duidelijk kreunen, of niet soms ?!

Voorzichtig tastend met zijn blote voeten op de kille arduinen treden naderde hij, zijn hals gerekt, de donkere overloop...Ja, daar boven bewoog iets! ...Dat zacht rochelend gekerm: het leek wel of daar iemand een nachtmerrie had...Alle zinnen gespannen stapte hij nog twijfelend de laatste treden op en hurkte bij de ineengekrompen gedaante, die met hortend gerochel voorovergebogen wild naar adem snakte. Joseph tastte naar het hoofd en voelde een riem rond de hals gespannen, de gesp geblokkeerd...

Verwoed trekkend en pulkend kreeg hij de strakke strop los.              

Schurend ademde de man met snokken in en uit, in en uit, als trachtte hij de motor weer op gang te krijgen. Joseph wilde hem op de rug rollen om hem het werk te verlichten, maar een luide kreun deed hem daar onmiddellijk van afzien!  Toen meende hij in het duister op te merken dat het ene been nogal onnatuurlijk naar binnen lag geplooid...                                                     

" Die val van vier-vijf meter heeft z'n poot gebroken! ", flitste het door zijn hoofd:" Ik moet hulp halen op de zaal "...En wat onnozel fluisterde hij haastig het halve lijk in 't oor: " Wacht een minuutje! "                                            

 Hij rende naar de kamer terug: John Aspeslaghs zou wel raad weten, ja, John kon hem helpen!  Hij zag zo direct niemand anders...Die sliep in het eerste stapelbed naast de deur, op de middenverdieping onder Führer Albrecht. Op de tast vond hij de schouder en schudde hem wild heen en weer.  "John!  John! ",siste hij, " Wakker worden! "                  

Albrecht, in het bovenste bed, was door het deinen van zijn brits nog het eerst bij zijn positieven...Ook Bill, onderaan vroeg slaapdronken schor waar deze heisa voor nodig was!  Fluisterend gaf Joseph een haastige uitleg: " Er ligt er één half-dood op den trap! ".                      

" Half-dood ?",wilde Bill weten, overwegend of het nog de moeite was daarvoor uit zijn warme nest te komen. Maar Aspeslaghs en de Führer sprongen reeds op de grond en volgden Joseph de kamer uit. Na een inspectie van tien seconden wist Albrecht genoeg: " Ik ga de dokter van wacht verwittigen! "...En tegen Bill die ook nieuwsgierig kwam aangesleft: " Bill, ziet dat ze hem niet bougeren voor da'k terug zijn!  En probeert een pillamp of een petrollicht te vinden, rap! "...De Führer kon dan toch leiding geven als het nodig was, moest Joseph toegeven...                                                                              

Nu de druk van zijn schouders was genomen, kon hij weer wat rustiger nadenken en samen met John trachtte hij de raspend steunende gestalte wat moed in te spreken. Maar deze reageerde niet op hun vragen, tenzij met nog harder gekreun. Dat zag er niét gezond uit...                      

" Hoe weet ge dat hij zich heeft opgehangen ?", vroeg John naïef, " hij kan toch gewoon van de trap zijn gedonderd!  Ge ziet hier geen steek voor uw ogen..." Op de tast vond Joseph het stuk riem terug - eerder een reep geperst karton - en liet zijn vinger over het gerafelde uiteinde glijden: " Hier zie, gijsse bietekwiet!  Dat stuk is afgebroken...Het andere zult ge wel aan de leuning van de zoldertrap hierboven vinden..."                       

 Maar ze kregen de tijd niet dat te gaan zoeken,  want Bill kwam terug met een zaklamp en op dat zelfde ogenblik viel de Führer binnen, op de voet gevolgd door P.B.S., de dokter van wacht en twee verplegers, de ene nog slordiger 'gekleed' dan de andere...Josephs rol was uitgespeeld en enkel over de schouders van het neerhurkend gezelschap heen, kon hij even het opgedrongen gezicht zien, toen de dokter met de zaklamp de blauwe gekneusde hals van die sukkel onderzocht.              

Hij kreeg een schok: het was Dupong!                         Dupong, verdomme!  We zouden nog van hem horen, had die kwal gezegd, we zouden er nog spijt van krijgen...De klootzak die zijn verlies niet kon aanvaarden...De eeuwige mislukkeling !                  

" Veel chance heeft hij niet gehad! ",dacht Joseph smalend, " Drie mislukkingen op rij!  Hij is zelfs niet kapabel om zich proper op te hangen! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 194
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B38:  DUPONG, Francois.                                                      

 

Joseph stond tussen zijn beide nieuwe vrienden ongeveer in 't midden van het peloton, dat "getrokken" werd door lange slungels als 'Führer' Albrecht, 'Bill' Bergmans en 'Grote' De Coninck ('Groot' in tegenstelling met de 'Kleine' Marcel De Koninck, die ergens achteraan bengelde). Als "duwers" op het laatste gelid fungeerden struise gasten zoals laatkomer Josephy, Beerke Willemans en Dikke Rogeers.                          

" Gijder zorgt dat het spel niet uitrekt! ",kregen deze als speciale opdracht mee van Poempbaksmoel, die inderdaad onsportief genoeg was om zijn 'Groep Zes' op de fiets te begeleiden.                 

Het was prachtig zomerweer, maar zij die iets van marcheren afwisten hadden uit voorzorg hun onderhemd uitgelaten: " We gaan fameus afsjieken, met dees zon! "...                                                    

De eerste groepen waren reeds manhaftig vertrokken, luidkeels zingend over hun 'Sarie Mareis' of de 'Suiker in de Erwtensoep', maar voor ze achter de eerste bocht verdwenen, sloeg het gebrek aan tekstkennis reeds toe. 

P.B.S. probeerde het vanaf de start met 'Het vendel moet marcheren...',maar daarmee geraakten ze met moeite tot het einde van de eerste straat...Een paar burgers bleven nieuwsgierig staan kijken toen hun bonte bende voorbij trok: dat gore allegaartje van diverse uniformen en boertjes-op-hun-zondags, jonge knapen en rijper mansvolk door elkaar, moést wel intrigeren, willen of niet...Maar zohaast 'hun frank gevallen was' keerden velen zich nadrukkelijk halve-draai-om naar blijkbaar boeiender belangstellingspunten...       

Joseph merkte deze stille afkeuring wel, maar begreep ze niet goed: aan de kust, of in een stad als Oostende, zou hun optocht zeker meer openlijke bijval geoogst hebben van sympathisanten, of af en toe een spottende sneer toegeschreeuwd gekregen van een vermetele tegenstander met goede spurtcapaciteiten. Maar ze zouden er toch goedmoediger bejegend worden, en niet zo kil afstandelijk zoals hier...                                                         

" Ik kan niet zeggen dat we veel succes hebben! ", merkte hij op tegen Pinjaert naast zich.                                

" Ach jong, in Antwerpen hebben ze't allemaal wat hoog in hunnen bol!  Ze doen alsof ze zelf hun hoogste kathedraal gebouwd hebben en hun Boerentoren, maar verzwijgen dat de metsers uit de boerenbuiten kwamen en de bouwmeesters uit Brussel. De sinjoren hebben daar geen énkel verdienste aan, heb ik gelezen. En omdat Rubens hier een paar blote wijven in de kerk heeft mogen hangen, denken ze allemaal dat ze wat meer van 't leven weten dan d'andere mensen!  Bij ons zouden we daar een voileke over schilderen, maar hier willen ze lijk zuigelingen absoluut blote tieters zien...Tettezotten zijn het, hé Van Kuyckx! ", riep hij tegen de sinjoor in het gelid voor hen: " Wa viende gaai van ol dees voil kladschilders in 't Stad ?" Hij chargeerde nogal nadrukkelijk op de 'Moeder aller Vlaamse Dialecten'            

Van Kuyckx keek hooghartig om: " Als ge't wielt wete, stoem boerke: we zaain ier nie ien 't Stad, mor baai de gaaitepoepers van Wielrik,  Kloefkapperke! "                             

" Wat heb ik je gezegd ?",spotte Pinjaert, "allemaal dikke nekken! "                                        

Het peloton schoot goed op en telkens ze door een bebouwde kom van één der voorsteden kwamen, stapten op het voetpad een paar bengels een eindje met het hen mee, maar in de buitenwijken werd het alsmaar stiller, ook in eigen rangen. Telkens het ritme dreigde te verslappen,  voelde Führer Albrecht zich geroepen een nieuw marslied te lanceren, waarvan de meesten echter een vroegtijdige dood stierven: van 'Kempenland aan de Dietse kroon' kende niemand de tweede strofe, en het 'Zeeroverslied' verzoop al even vlug in een verwarde tirra-lalla....Kleine kliekjes probeerden af en toe hun regionale lofzangen op te dringen, maar zonder veel succes, tenzij het morele gehalte ervan zo laag zakte dat het de lachlust opwekte.

Een Gentenaar gaf een steek onder water met:             

" En zieje van Brugge, zet je vanachter: ge moe vanvoren in de réke nie gon stoan! "  Maar het bleef bij een gekeeld solonummer.              

Het kusttrio wilde niet achterblijven en bracht: " Dat is de torre van Ostende, asje pist dan ligt'em overende! ", maar het koortje was te kort en te schraal om veel bijval te genieten.                       

Bill Bergmans wist wat beters: " Gè dikke tette Melanie, ik zèn zo blaai as ik ze zie! En asse goe gewasse zaain, stekt dan aa tieters tegen de maain! " Dàt bracht wat leven in de brouwerij en  achtereenvolgens bezongen ze in de zelfde context haar 'warm bukske, ronde bille, groete voete, schoen krulle, blaaw oege, lief nuske, en waarm liepkes'...Erg krijgshaftig was het niet, maar er werd flink wat afgelachen, en ook de burgers op het voetpad bleven nu monkelend staan kijken.  

Telkens de Führer, met de hulp van een paar andere pilaarbijters zoals Dupong en Mertens, het iets deftiger 'Kempenland' weer wilde aanheffen, werd vlug "ons Melanie" uit bad gehaald voor een paar bisnummers!

Zo vergaten ze de hobbelige kasseien van de Krijgsbaan, die de dunne zolen van hun open sandalen of hun zondagse schoenen deed gloeien en gaandeweg voor de eerste mankepoten zorgde...                  

Aan het kerkhof Schoonselhof kruisten ze groep één en vervolgens met een paar minuten tussentijd de andere pelotons die vóór hen waren vertrokken. Dus kon het keerpunt, fort 8 in Hoboken, op tien kilometer van de vertreklijn, niet meer ver af zijn en dat gaf nieuwe moed!  Vooral toen ze merkten dat hun voorgangers de lofzang op de rondborstige Melanie van hen overnamen, streelde dit hun gevoel van eigenwaarde...                                                           

Na bijna twee uur stappen konden ze eindelijk de terugweg aan vatten, zonder rusten. P.B.S., die zich tot dan toe stil met zijn fiets op de achtergrond had gehouden, schreeuwde de voetenslepers de nodige aansporingen toe. Maar lang hielp het niet: hier en daar begonnen de kartonnen oorlogszooltjes te begeven en kregen de manke slenteraars de toelating naar het voetpad uit te wijken, onder de hoede van de 'duwers' Jos en Beerke. De derde duwer, Dikke Rogeers had zelf al last genoeg om het ritme te volgen en moest door zijn maats flink aangepord worden om niet verder af te zakken. En wat Bill Bergmans ook probeerde, zijn Melanie kreeg hoe langer hoe minder aantrek. Nog zo jong en nù al versleten...                                               

De zon begon lelijk te steken.                              

Joseph stapte met zijn vrienden flink door: de drie vrolijke musketiers schenen weinig last te ondervinden van de hitte en de gloeiende voeten, maar veel werd er toch niet meer gezwetst, tenzij om te schatten hoe ver het nog kon zijn...            

    

Tegen vieren zaten de 15 kilometer er eindelijk op en dreef P.B.S. de kop van het peloton naar de binnenkoer van een leegstaand fabriekje, terwijl de lange staart met mankende achterblijvers werd opgejaagd door "Jos" Josephy en Beerke Willemans, om de gemiddelde tijd van groep 6 alsnog te verbeteren.                      

    

" Is iedereen binnen ?",vroeg Asselman zuur aan de Jos, " Ik mankeer d'er één, als 'k goed kan tellen..."                             

" Fastré is na 't keren bij fort 8 in de boskes gaan zitten en 'k durfde er niet langer op wachten...'k Heb hem niet meer gezien, in elk geval...Misschien is hem uit z'n eigen bij 't volgende peloton aangesloten..."                                                  

                          "Bon, zwijgt maar: Voor mij is 'de zes' binnen! "              

 De koer leek wel een mierennest: de eerste vier pelotons waren reeds vertrokken voor de individuele ijlmars over de laatste vijf kilometer en groep 5 werd samengedreven aan de startlijn voor het appèl. In theorie kregen de groepen hier tien minuten rust om het gewicht van hun stijve benen af te halen en een beker fris water te zwelgen uit de grote aluminium ketels in de schaduw van een afdak. Maar Joseph had met moeite zijn mond gespoeld en het water in een forse straal weer uitgespuwd zoals een renner op de kermiskoers, of daar sukkelde groep 7 de koer reeds op. Er moest dringend plaats worden geruimd. Asselman schreeuwde zijn schapen bijeen voor de naamafroeping en stelde verwonderd vast: "Groep 6 compleet! "..., want Fastré was schijnheilig uit het niets te voorschijn gekomen...Toen gaf hij - ditmaal in keurig Vlaams - zijn ultieme richtlijnen:                                         

     

" Ge hebt nog drie kwartier voor de laatste vijf kilometer!" loog hij, " Het zal dus wat rapper moeten gaan, dan dat geslenter tot nu toe! ...Let op de telefonpalen langs de baan: die staan op vijftig meters van-één...Als ge dus op tijd wilt binnen zijn, moet ge vijftig meters lopen, vijftig meters stappen, vijftig meters lopen en zo voort!  Goed verstaan ?... En nu is 't elk voor zich: niemand is nog verplicht naar de slenteraars om te zien...Die moeten nu maar op hun tanden bijten! "                                       

                        Hij keek een tijdje demonstratief op zijn horloge,        hief de arm op en riep toen: " Klaar ?....Partee! "

De hevigsten stoven de straat op, Führer Albrecht op kop, als wilden ze een record breken, maar het gros bleef voorlopig bijeen en volgde gedwee het opgelegde tempo: één paal stappen, één paal sjokken...John Aspeslaghs had een polshorloge en stelde zijn maats na een zestal palen gerust:" Als we het zo kunnen volhouden, zijn we d'er binnen een dik half uur en moeten we ons voor niets creveren "...En dus lieten ze de kop maar gaan: achter hen zwalpte reeds een lang uitgerekte staart van gasten in diverse stadia van uitputting en moedeloosheid, waarvan de laatsten het echt niet meer zagen zitten...                   

Plots begon Pinjaert zwaar te hinken. 

                        

" Miljaarde!  M'n zool hangt los! " 

                      

Ze stopten even en samen schatten ze de schade.

              

 " Bindt er een zakdoek rond! ", raadde Joseph aan, maar onze 'Penny' bezat niets in dien aard.

                         

" Hier, pakt de mijn! ", bood John aan en zonder veel omhaal bond hij de grote rode bolletjeszakdoek over de schoen van zijn maat, die zich gewillig liet doen.

                                     

Na even voorzichtig testen schoten ze weer in gang. Zonder veel moeite haalden ze geleidelijk hun achterstand weer op en lieten de slenteraars, die hen tijdens de noodherstelling waren voorbijgestoken, ver achter zich.                                                                            

 " Gaat het zowat ?", informeerde John hijgend, " 't Is naar mijn gedacht nog geen twee kilometer meer en we hebben nog dik twintig minuten:  we moeten zelfs niet meer lopen, als 't niet zou gaan..."

                               

Maar Penny snoof geringschattend en slofte op een sukkeldrafje moedig mee.

                                       

Het zweet droop van hun lijf toen ze eindelijk hun kazernepoort binnenliepen en hun naam lieten aanstippen op de lijst van Poempbaksmoel.                                     

" Goed! ", prees deze," schoen oep taait!  Godda mo wasse! "  

     

Maar dàt hadden ze zonder zijn genadige toelating ook wel gedaan...   

                                    

Vanuit de waszaal schalde, boven het geestdriftig geplas en geproest, de ode aan de bijzondere charmes van hun mascotte: " Gè groete voete, Melanie! ..." En inderdaad, iedereen leek wel erg bezorgd de eigen voeten te keuren op blaren, bloedkorstjes en blauwe teennagels,  terwijl het minste wondje trots aan de bewondering van een bereidwillig publiek werd opgedrongen. Penny's rechter hiel lag open, maar voor de rest had het driemanschap de laatste test zonder kleerscheuren doorstaan. Op de rode bolletjeszakdoek na, dan. Penny wilde het resterende kadrement meesmuilend aan de wettelijke eigenaar teruggeven maar John wees de gift grootmoedig af.                                                                       

" Hangt hem maar boven uw bed als souvenir! "                                        

De slaapzaal leek wel het "Klein Strand" van Oostende op 15 augustus: een drukke exhibitie van halfnaakte witte lijven, als op de eerste dag van een zuurverdiende zeevakantie, waar iedereen meent genoeg gespierd en behaard te zijn om ermee voor de dag te kunnen komen. De geaccrediteerde moppentappers zoals Bill Bergmans en Raoul 'Roel' Van Kuyckx deden niet voor elkaar onder en er werd aardig wat afgebruld. De stemming was opperbest, een paar mokkende kniezers niet te na gesproken, en telkenmale een verfomfaaide laatkomer uitgeblust de zaal binnenstrompelde werd deze op een uitbundig gejoel onthaald. Dikke Rogeers en Dupong kwamen bekaf als hekkensluiters aangewaaid en konden met de geestdriftige ontvangst op de kamer allesbehalve lachen: ze waren ver na de tijdslimiet tot in de kazerne gesukkeld en vreesden duidelijk te licht te worden bevonden...                                              

De luidspreker schalde: " Verzameling voor het avondeten om 18 uur!  Uitslag van de keuring om 19 uur!  De infirmerie in lokaal B 12 blijft open tot 22 " Allee, Penny, ge kunt uwen hiel nog laten verzorgen! ", drong Joseph aan.                                                               

 " Merci vriend, maar eerst boefen hé!  Steendood als 't voor niks is!  Die "Dutse Sossies" wil ik voor geen geld meer missen! "                                          

"Ze mochten hun menu toch wel eens veranderen...",meende John.                                   

Maar neen, ze kregen dezelfde vette goulash-met-brood als gisterenavond, maar ze smaakte ditmaal stukken beter waarschijnlijk wegens hun 'gezondheidswandeling', deze namiddag. Die dodenmars - zoals ze hun prestatie viriel doopten - had echter ook een minder appetijtelijke uitwerking op het contingent. Menig stoere knaap hinkte er stoïcijns op zijn blote zweetvoeten rond, soms iets te nadrukkelijk, als om duidelijk te tonen wat voor slopende beproevingen een echte man zoal kon doorstaan...                                                          

'Het lazaret' deed in elk geval gouden zaken. Joseph ging met Penny mee en de prikkelende lucht van jodiumtinctuur herinnerde hem plots aan zijn werk in de hulppost van de 'Marchevins', tijdens de veldtocht van vorig jaar...Die vrijage met Nadine op de canapé in de amberkleurige schemer van de grote feestzaal...Zou zij nu ook aan hem denken ?... Wat zou ze zeggen, moest hij morgen terug voor haar staan ?...Zou ze nog kwaad zijn?...Ook als hij haar stevig omhelsde en haar mond zoende ?...Zou ze weer spontaan haar tandjes vanéén doen voor zo'n tongdraai waarop ze hem de laatste keren had getrakteerd ?

" Uitslag van de keuring! ", brulde de luidspreker en Joseph schrok zich een beroerte. Hij liet Penny aan zijn lot over in de rij wachtenden bij de deur van de infirmerie en wandelde naar de frisse avondlucht op de binnenkoer. De omroeper riep eerst het volgnummer van de groep af, dan: " Zijn afgekeurd! ", waarop twee-drie namen van slachtoffers volgden. Joseph kende niemand en zijn spanning steeg naarmate de spreker peloton Asselman naderde...Toen kwam het: " Groep zes! ...Zijn afgekeurd!  ...Dupong Francois! ...Groep zeven! ...Zijn afgekeurd!  ...Adams Jaak en Frank Arthur! "              

Joseph luisterde al niet meer. Hij was erbij! Hij was goedgekeurd! Een vreemde tinteling kroop door zijn lijf: een mengeling van fiere vreugde geslaagd te zijn in zijn opzet en een knagende faalangst de komende avonturen niet aan te kunnen. Want nu was er geen weg meer terug:  hij had koppig gekozen, wat roekeloos misschien en eigenzinnig - ja dàt zeker! ..." Zonder assurance, zoals Nonkel René op zijn laatste Engelandvaart...", dacht hij een ietsje benepen, " zonder waarborg op een goede afloop, 'lijk een koorddanser zonder valnet..."                                                                          

Ach wat!  Hij had zijn eigen zin doorgedreven, ondanks alle tegenwerpingen van thuis en moest nu maar de ingeslagen weg als een echt kerel afmarcheren...Ja, zonder omzien, zonder spijt: erop en erover!  En terwijl hij naar de slaapzaal terugslenterde, trachtte hij zich het gedicht "Excelcior" te herinneren. Hoe ging dat ook weer ?...

" 'k Zie liever die, te bergewaart, zijn roek'loos opgeklommen,                                       

Dan zij die, zo zaan de vaart                                     

Gedaan is, nederkommen! ..."                                

De poëet had natuurlijk makkelijk spreken: van hém werd vast niet verwacht dat hij een Russische loopgracht met de blanke bajonet zou uitzuiveren...                            

Op de slaapzaal heerste een uitgelaten stemming en niemand lette op Dupong die wat stil op zijn strozak in een versleten valiesje zat te prutsen. Mislukkelingen worden gemeden als de pest, alsof hun zwakte besmettelijk kon zijn...Joseph voelde wel niet veel sympathie voor die knul, maar had toch wat medelijden nu hij hem daar zo eenzaam tussen deze joelende bende zag kniezen. Hij ging bij hem op het voeteinde van de brits zitten, maar Dupong keek zelfs niet op.                              

 " Wat gaat ge nu aanvangen ?"                               

De andere staarde schokschouderend voor zich uit:

" Wat wilt ge dat ik zou aanvangen ? Morgen moet ik terug naar huis..."            

 " Heeft Asselman dat gezegd ?"                                

Dupong knikte tegen zijn valies: " Morgen om negen uur voeren ze alle afgekeurden met de camion naar de statie..."                                        

" Allee, dan zijt ge d'er van af! ",was alles wat Joseph wist te zeggen, maar voegde er nog troostend aan toe: " Wie weet hoe content ge later nog zult zijn met deze mislukking..."                   

Dupong keek hem agressief aan: " Ik ben niet naar hier gekomen om te mislukken, hé!  Daar heb ik m'n buik al van vol!  Eerst buitenvliegen uit het seminarie, en nu dàt hier! ...Ik begin er meer dan genoeg van te krijgen!  ...Maar als ze me hier niet willen hebben, dan zullen ze nog van mij horen! ...Begod, ja! ...Dat geef ik hen op een briefke! Die brulboeien !..."                                              

" Maar als ge absoluut bij 't Legioen wilt, kunt ge het de volgende keer toch nog eens proberen, hé ? Er zullen toch nog veel lichtingen volgen en ge weet nu wat ze van u vragen...G'hebt nu tijd om u erop te entraineren... Leert wat beter zwemmen en komt de volgende keer met beter schoeisel, dan lukt ge zeker...Zo moeilijk was dat toch ook niet: g'hebt u dees keer laten verrassen, da's al. Maar met wat voorbereiding rolt ge door de naaste keuring 'lijk een fluitje van een cent!  Ze waren nu misschien wat streng, maar ze hebben veel volk nodig en ze zullen de proeven moeten aanpassen om aan hun getal te komen...Een goeie Vlaming als gij kan 't Legioen best gebruiken..."                       

" Luistert vriend: voor mij mag heel het Legioen verrekken, zo groot als het is!  Ze kunnen allemaal de pot op voor mijn part!  Als ze me niet goed genoeg vinden, moeten ze het maar weten, maar ze zullen het zich nog beklagen! ...En laat me nu gerust, want ik heb nog 't één en 't ander te doen! " Verbeten wendde hij Joseph de rug toe.                

 " Bon-bon"...Wat een rotkarakter heeft die mossel, zeg!  Beledigd droop hij af naar zijn eigen brits bij 't venster. Penny zat op de derde verdieping verliefd zijn hielpleister te strelen.        

 " Wat wist onzen atleet te vertellen ?"                      

" Dat heel 't Legioen voor zijn part kan creveren, maar dat we het ons nog zullen beklagen dat ze hem gebuisd hebben! ..."                         

" Tiens-tiens.",was zijn enige commentaar en daarmee konden ze Dupong vergeten.                                

Dachten ze...                                                     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 193
Klik op de afbeelding om de link te volgen
DE VLEESKEURING.
De ondervraging begon anders al goed:
"Of hij soms joodse, of niet-Germaanse voorouders had ?"                                              

       " Natuurlijk niet!  Mijn moeder is van boerenafkomst en vader was metselaar..."                                              

       " Vrijmetselaar ?!", vroeg de bleke scribent, verbijs­terd reeds zó vlug een vette vis te vangen. Maar Joseph hield zich van de domme.                            

       " Nee-nee, op chantier bij ne entrepreneur "        

       " Hij metselde dus brieken met mortel aaneen wilt ge zeggen ?" vroeg de andere ontnuchterd.                    

       " Wel, heu...ik heb hem nooit bezig gezien...", begon Joseph voorzichtig " maar ik denk dat het in den bouw ongeveer zo in z'n werk gaat, ja..."                                            

       " Maar is het een Jood ?!" De man keek hem indringend aan, maar Joseph wimpelde hem af.

       " Hoe kan ik dat nu weten!  M'n vader is al vier jaar dood! " Dat beloofde hier plezant te worden, zeg!                  

       " Dood of levend heeft hier niets mee te maken! " po­neerde de muggenzifter nogal voorbarig, " Hoe staat het met de grootouders ? Petré is geen erg zuivere Germaanse naam, hé!  Waren die allemaal van Arische afkomst?"                            

       " Bij lange niet!  Langs moeders kant waren 't al gewone boeremensen, die ik niet gekend heb, maar Bompa Petré wél: dat was een adjudant in '14-'18, en zéker geen artiest! "           

       De schrijver kneep een moment de ogen stijf dicht en kamde, onder het trekken van heftige grimassen, verwoed met de vingers door zijn dunne haar. Tenslotte keek hij Joseph schud­de­bollend aan: " Luistert eens Paljaske, als ge het verschil niet kent tussen Arisch en artiest, wat komt gij hier dan doen verdomme! " Wat moest hij dààr zo maar direct op antwoorden ? Hij zag de man een vraagteken zetten in het kwestieuze vakje en voelde plots zijn prachtig bruin, paard veranderen in een muil­ezel...Dat stomme vraagteken zou hem later in Rusland nog zuur opbreken...        

       De medi­sche tes­ten-aan-de-lopen­de-band waren, indien mogelijk, nog in­drin­gender. Ze moesten zich uitkleden tot op hun onderbroek en werden gekeurd als verdacht slachtvee, beklopt, gewogen en gemeten: " Mond open! " en de rotte kiezen geteld. Welke ziekten hij allemaal had overleefd ? Gonorroe ? En syfi­lis ?... Verdomme, wist hij veel!                                                      

       Geïntimideerd werden ze van het ene zaaltje in het andere gedreven. Het klapstuk kwam toen ze zelfs per groepjes van tien hun laatste sluier moesten laten zakken en voorover buigen met de rug naar een verveelde verpleger, die het twij­felachtige genoe­gen mocht smaken op één namiddag vijfhonderd blote konten open te sperren. Zijn maat viel de eer te beurt achter een gordijn evenveel geslachtsdelen te wikken en te wegen, wat niet steeds vlekkeloos verliep. De rekruten kwamen één voor één vanachter het laken vandaan, de ene bleek en de andere met een rode kop, maar iedereen hield zijn persoonlij­ke steekkaart, formaat A4, stijf op de onderbuik gedrukt...             

       Toen hun groepje zich weer mocht aankleden, voelden ze zich al heel wat meer mans en als ze al in hun christelijke pudeur gekrenkt werden door het handtastelijke gepruts achter het gordijn, dan werd dit nu vol branie weggelachen.               

       Pin­jaert vertrouwde hem bedrukt toe: " Die gast zei dat ik mij moet laten opereren...",om het dan uit te gieren: " Hij is naar het schijnt twintig centimeter te lang! " En een droge Limburger wist te vertellen dat Albrecht "bij die kloteweger zijn tong had getoond, bij gebrek aan iets anders!  Ha-ha! " Verschrikkelijk leuk.          

       Het avondeten verorberden ze weer op de binnenkoer: een gamel vol dikke, lauwe goulashsoep, een homp Duits commies­brood, met een zure appel na. En toen was het aanschuiven voor een strozak met een soldatendeken, die om het ergst naar motballen stonken.                                                          

       Groep-zes-Asselman kreeg een slaapzaal toege­wezen met britsen drie hoog en even was er heibel omdat de Antwerpena­ren met de beste plaatsen wilden gaan lopen. Tot P.B.S. kort­weg de alfa­betische volgorde opdrong: Aspeslaghs verdween dus met heel zijn hebben en houden richting Albrecht, bij de deur, en Pin­jaert kwam boven Joseph te liggen aan het uiteinde van het zaaltje, tegen het venster. Het was er verge­ven van de muggen, maar het open raam gaf toch wat koelte. Elektrisch licht was er niet, dus ook geen verduisteringsgor­dijnen en zo kwam samen met de avondschemer ook wat frisse lucht hun zwete­rige lijven afkoelen.                                                                

       De meeste jongens gingen even luid proestend pletsen onder het lauwe water van de waszaalkranen, maar het raakte daar na een half uurtje vlug overvol, met de schreeuwende laatkomers die ook graag even een beurt wilden. De W.C.'s bleken al ras een ware ramp en niet berekend op de grote toevloed kandida­ten die last kregen van - naar later bleek - de vette worst bij het middagmaal. Daarbij werd vlug duidelijk dat de rekruten het juist mikken nog moesten leren ­...                    

 

      In de slaapzalen mocht niet worden gerookt, met het oog op brandgevaar. Dus hurkten er veel kliekjes paffend in het duister op de gangvloer bijeen, moppen te tappen en brullend te lachen. De mannen met problemen thuis lagen stil op hun brits te piekeren, of zacht tegen een verwante ziel hun lever te lich­ten, als zaten ze in een biechtstoel.                                 

       Om elf uur schalde een luidspreker: " Doven van vuren en lichten! " Die waren er wel niet, maar het klonk heel mili­tair..." Stilte op de slaapzalen! ... Morgenvroeg wekken om zes uur!"...                                                                                    

       De bevolen stilte was een lachertje, want de moppen­tap­pers kregen er maar niet genoeg van en in de omliggende brit­sen barstten, gedempt door de dekens, aanhoudend buien van hikkend gegier los. Tot Albrecht er moegetergd tegen midder­nacht mee dreigde " morgenvroeg bij het commando verslag uit te brengen"...                                                        

       Joseph bleef nog lang liggen woelen: het gekriebel van de strozak, de muggenplaag en de zwoele zweetlucht rondom hielden hem wakker tot de zwarte sterrenhemel in het open raam begon te verbleken. Uiteindelijk viel hij toch in slaap en droomde hij van zijn setter Toerrah, die een Hitlersnor had opgeplakt en met een diepe keel-stem steeds maar gromde van "Du dummer Hund! ...Du dummer Hund! "...Tot meester Engel­borghs het beest met zijn glimmende laarzen een stamp gaf en schreeuwde: " Opstaan en wassen!  Verzameling-eten om half zeven! "....   

       Het duurde even voor Joseph zich realiseerde dat P.B.S. in het deurgat stond te kelen, zichtbaar slecht gemutst: voor hem was de nacht blijkbaar óók stukken te kort geweest...                              

       Na het ontbijt moest iedere kameroverste twee man aan­duiden om de W.C.'s te ont­stoppen en volgens Albrecht waren dat zijn alfa­betische volgelingen Aspeslaghs en Bergmans. De rest kreeg tot acht uur om de slaapzaal op te ruimen en het beddegoed te plooien, maar het duurde wel even voor het baasje tevreden was met het resultaat. Die vent kreeg reeds echte Führerallures en raar genoeg werd zijn gezag door praktisch iedereen aanvaard. Op Bergmans na, dan...                                       

       " Bill" Bergmans was even groot, maar een stuk struiser dan de kameroverste en zijn V.N.V.uniform gaf hem bij zijn sjofele burgermakkers een uitstraling waar 'azijnpisser' Albrecht nog niet aan kon tippen. Bill verstond de kunst om met zijn lijzige onderbroekenhumor de lachers op zijn kant te krijgen. Hij oogstte vooral veel bijval met zijn bruingebakken verhalen over zijn bevindingen als latrinekuiser, in de aard van: " Die van Albrecht waren goed te herkennen:  zo'n lange!  Dun, en stijf...Met middenin een dubbele knik, in de vorm van een SS...Ge moet het maar kunnen, hé: echt vakmanschap!  Daar heeft hij zeker van jongsaf op geoefend..." Maar het lachen ging niet meer van harte...                           

       In de loop van de morgen legden ze de eerste sportproe­ven af op de hindernisbaan achter de kazerne en wie daarbij maar een pover resultaat haalde kon "goede punten" bijwinnen door zwemmend heen en weer de vest over te steken. Maar gezien het warme weer profiteerden ook de flinke, reeds geslaagde atleten geest­driftig mee van deze gelegenheid om een frisse duik te nemen. Het viel Joseph wel op hoe weinig jongens er feite­lijk hun kop boven water konden houden, terwijl ze " op z'n hondjes" wanhopig de andere oever trachtten te bereiken. Van de vijfhonderd dreigden er tientallen te verdrinken en moesten kokhalzend op het rubberen reddingsvlot getrokken worden, tot grote hilariteit van de bleke Tarzans die wél in de proef waren geslaagd.                                             

       Drie-vier mannen weigerden zelfs vlakaf in het water te sprin­gen. " Maar sukkelaar, wat komt gij hier dan feitelijk doen?", vroeg een instructeur geërgerd. Waarop een Gentse "Strop" gevat ant­woordde: " Wel, ik dacht dat we met de trein naar Rusland zouden gaan ;ik wist niet dat we tot daar zouden moeten zwem­men, hé Chef! "  Zelfs de chef moest erom lachen, maar de weigeraars kregen toch een dik kruis achter hun naam: ze konden zich onmiddellijk terug aankleden. Voor hen was de oorlog al gedaan. Veel van de helden die wél geslaagd waren zouden later ook een kruis met hun naam krijgen. Een berkenkruis dan...Maar daaraan dachten ze nu nog niet.                                                                   

       Bij Joseph zou in de loop van het komende jaar de herin­nering aan deze zwemproef in de Antwerpse vest regelmatig opduiken, telkens wanneer een makker verzoop bij het oversteken op stormboten van één of andere Russische rivier...Of later, toen het tij was gekeerd en ze uit de Oekraïne moesten vluch­ten en ze het vege lijf trachtten te redden door met dat wankele vlot over de Dnjester te ontkomen...Hoeveel zijn er daar niet jammerlijk verdronken?                                                                    

       Inderdaad, Stropke, hoe raar het ook moge klinken: velen hebben het Oostfront enkel overleefd omdat ze deftig konden crawlen...                                                                                 

       In "groep zes" waren er maar twee 'zwemmers' die een allerbelabberdst figuur sloegen in de vest: Dupong Francois en reservespeler Mertens Wilfried. Dat ze het er levend vanaf brachten, hadden ze meer te danken aan de snelle interventie­ploeg op de rubberboot dan aan de verzilverde skapulier van Sint-Christof­fel, waarop ze nogal lichzinnig hun hoop geves­tigd hadden om veilig over het water te geraken. Mertens waagde het nog om, met de vermetele moed der martelaren, van de overkant terug naar de vertrekoever te spartelen, maar Dupong liet zich niet pramen en gaf er de brui aan. Met als gevolg dat hij helemaal rond de vest moest kuieren om zich bij een norse Asselman met een kruisje af te melden. Dat zag er dus voor onze Francois niet erg gezond uit...                            

       Tijdens het middageten - weer dezelfde verdachte een­heidsworst als gisteren - zocht Dupong troost bij Joseph en zijn twee vrienden, onder voorwendsel dat hij toch ook een streekge­noot was. Hij kwam van Lombardzijde, waar zijn ouders met hun rijke kroost een armzalig keuterboerderijtje uitbaat­ten in de polder tussen het Grote Bamberghof en de vaart op Plassendale...       

       " Tiens, " zei Joseph, " hoe komt het dat ik u nooit gezien heb, op school of zo ?"                                        

       " Dat is niet te verwonderen",legde de andere uit, " ik heb eerst op het college gezeten in Nieuwpoort, met een beurs van het Bisdom en later hebben ze mij naar 't Seminarie ge­stuurd, voor priester. Maar ik kon daar moeilijk aarden...Een te grote bebbel en te vlaamsgezind naar hun goesting...In juni ben ik buiten gevlogen...Maar thuis was er voor mij geen plaats meer en geen eten, want er zijn nog zes kin­ders...Werk is er bij ons voor een vaag studentje als ik niet te vinden, dat weet gij ook wel, en zéker niet voor een mislukte pastoor, hé!  Dus heb ik maar getekend voor 't Legioen: zo krijgen ze thuis toch wat centen in 't bakje...Maar het ziet er niet naar uit dat ik hier gemakkelijk zal binnen geraken, in 't Legioen. Erg veel gymnastiek of sport heb ik nooit gekregen bij de broeders: daar is het de ziel die telt, hé...En met een kurken ziel alleen geraak ik niet over de vest..."                     

       Joseph moest onwillekeurig lachen met dit sarcasme en Dupong zag daarin een aanmoediging om verder aan te pappen: " Weet ge, gij kent mij misschien niet, maar ik ken u tamelijk goed! ...Ik was misdienaar toen uw pa werd begraven, na die ontploffing in de duinen, een paar jaar geleden...Gij stond op d'eerste rij, in uw tenue van de Cadettenschool..."                                         

       Al voelde hij zich niet speciaal tot die jongen aange­trokken, toch hadden ze een zelfde drama meegemaakt. Neen, niet de dood van zijn vader: dàt kon niemand met hem delen. Maar ze waren beiden van de school gevlogen wegens hun Vlaamse geaardheid en dat schiep een band, ondanks de Jesuïetenmenta­liteit van deze sukkelaar. Bij John Aspeslaghs en Pinjaert merkte hij echter duidelijk, dat ze met het aanpappen van Dupong allerminst waren gediend en dus liet hij hem na nog een paar nietszeggende frasen ook maar links liggen. Temeer daar P.B.S. verzamelen blies om de 'dodenmars' van deze namiddag in goede banen te leiden.                                                                           

       De groepen zouden vertrekken met een tussentijd van drie minuten, voor een voettocht van twintig kilometer langs de vestingsgordel rond de stad: tien héén en tien terug. Na driekwart van de te lopen afstand werd de groep gechronometreerd en daarbij was enkel de tijd van de laatste man bepalend. Bijeen blijven en elkaar voort helpen was dus de boodschap: " Hèddet goe verstoan ?!" Maar het laatste stuk van vijf kilometer mochten ze individueel én in ijltempo afhaspe­len: elk voor zich.                                                 

      " Ik zal u op de velo begeleiden! "                             

      Dat vonden ze weinig sportief, maar méér hadden ze van die schreeuwlelijk ook niet ver­wacht.                                             

       " En denkt er aan: in groep Asselman wil ik van geen opgevers weten, hé!  We blijven samen tot aan de meet, al moeten we de slenteraars drà-agen!  Wie toch moest willen achterblij­ven, kan de reis naar Rusland vergeten, daar zorg ik persoonlijk voor, verstoan! "                               

       Joseph stelde vast dat Jupp eraan was voor zijn moeite: hier hoefde je geen vuil giftig brouwsel te slikken, om via een nierkwaal of een hartzwakte afgekeurd te worden en aan de inlijving te ontsnap­pen...Hier volstond het simpelweg met opzet te mislukken in de sport­proeven om buiten te vliegen!           

       Jammer genoeg kwam het geen enkel ogenblik in hem op om op deze oneervolle manier aan zijn noodlot te ont­snappen...Hij mislukken in de sportproeven ?!...En met hangende pootjes terug naar huis gaan ?! Leon zou nog niet weinig lachen! ...Om van Nadine nog maar te zwijgen hé! ...En Moeder, en de rest van de straat! ...Neen, hij had zijn weg gekozen en zou al die bangschijters in dat stront­dorp bewijzen dat hij, Joseph Petré, tot de beste vech­ters van heel Vlaande­ren behoorde en onver­saagd zijn man kon staan! ...Of dachten ze soms dat hij niet oud en wijs genoeg was om zijn eigen boon­tjes te doppen ?


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
29-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 192
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B37.        PELOTON ASSELMAN .                       

                     

                       Antwerpen, 3 augustus '4I. 

" Albrecht, Roger ? "...."Ja! "                 

" Aspeslaghs, Johannus ?"...." Présent! "      

De Zwarte-Brigademan, die hun groepje van dertig slordige slungels in het Antwerpse Centraal Station had opgevangen, en dat hem nu overal als een nest jonge kuikens volgde, staarde stuurs naar zijn blonde slachtoffer. Hij stak ostentatief zijn duim achter de koppelriem en priemde zijn vierkante kin vooruit, zoals hij in het filmjoernaal Mussolini had zien doen.    

" Ik zeg het voor 'Monsieur' Aspeslaghs, maar ook voor de rest: in een Vlaams leger spreken wij Vlaams!  Begrepen ? Ik moet niet weten of dat gij Frans geleerd hebt bij de ma­seurtjes of bij den Belsen troep, maar bij ons spreekt men Vlaams!  Compris, Monsieur Aspeslaghs ?"      

" Oui, Chef! ",waagde Aspeslaghs nog te grappen, maar onder de boosaardige blik van de Z-B man verstomde het schuch­ter gelach in het gelid onmiddellijk.        

" En als ik ulle naam afroep, antwoordt gij met "Hier! "  Niet met jup, ja, of jow, niet met ja menère of tegenwoordig: " Hier! ", alleenlijk " hier! "...     

Hij liet nog even zijn blik geringschattend over de koppen dwalen en riep waarschuwend: " En probeert niet van bij mij de grote Jan uit te hangen, hé snotters, want dàt pakt nie!  Mé honderddust Chineze ,mor nie met den deze! "                         

Iedereen had al lang begrepen dat er voor de rest met die kerel niet veel ple­zier viel te bele­ven...Veel gevoel voor humor straalde hij in elk geval niet uit, zelfs geen gevoel tout-court. Ge moet niet vragen !                                         

Reeds bij de eerste voor­stelling op het station was hij onsym­pathiek overgekomen: een bonkige beer in zwart uniform, met een bleke gehavende bok­serssnuit en dikke bloemkooloren onder een té grote kepi...             

Uit de groep rekruten op het perron had hij er dertig afgeteld en apart genomen:                           

" Ik heet Asselman! ",had hij verklaard, "en gijder heet van dees moment af stil te zijn en mij te gehoorzamen!  En wie daar last mee heeft, kan seffes terug den trein pakken naar huis, verstaan?!"        

" Welkom in het Vlaamse Heer! ",dacht Joseph.        

" Een kop om cokes op te klop­pen..."meende zijn gebuur. " Wat een poempbak­smoel! ",fluisterde iemand achter hem. Daarmee werd Assel­man definitief herdoopt : Poempbaksmoel ,of in 't kort : PBS.  

" Davids, Roger ?..."..." Hier! "                          

" Deckers, Franciscus ?"..."Ja, hier! "                 

" Deco­nink, Roger ?"..." Hier! "                         

" De Koninck, Marcel..." Hier! "                     

" Dewulf, André ?...." Heu..."                         

" Zaaide 'ier, of zaait 'ier nie ?!", schreeuwde Poemp­bak­smoel ongeduldig, en herhaalde: " Dewulf! !"       

" ...Ja-ja, hier! "                                    

" Wakker worden, hé makker! " riep hij tegen de rode kop, die tussen zijn monkelende lotgenoten trachtte weg te duiken." Dieden, Jozef ?"..." Hier! "                

" Dupong, Francois ?"...                              

Een zachte piep vanop de laatste rij liet iedereen speurend omkijken waar deze muis zich wel mocht verbergen." Dupong, Francois!  Verdomme makker, zaaide doëf ?! Wor ziette dor ?!"                                                 

De ogen van Poempbaksmoel priemden door de gelede­ren, die laffelijk uiteenweken en de angstige muis op het achterste gelid uitleverden aan de woedende blikken van de schuimbekken­de zwarte kater. Een hoogrood aangelopen hoop ellende zocht vergeefs een hol om weg te kruipen en hief tenslotte schuch­ter een rose worstvinger tot tegen zijn ijzeren studenten­bril­letje.             

" Hier...",piepte de muis en heel het peloton barstte in schaterlachen uit.                           

Op Dupong's paarse ballonnetjeskop parelden dikke zweet­droppen vanonder zijn stijle gepommadeerde haardos en hij voelde zich verzuipen in een zee van zuurzoete spot. Uit zijn vochtige ogen leek een wanhopige smeek­bede te stralen: " God, als ik toch moet sterven, dan alstu­blieft hier en nu..."              

" Piep, piep! ",sarden een paar helden in de groep, maar vreemd genoeg drong 'P.B.S.' - zoals Poempbaksmoel van nu af genoemd werd - niet verder aan en zocht met een diepe zucht van ontmoediging op zijn appèllijst waar hij ergens geble­ven was.                       

Tijdens deze korte stilte hoorden ze hoe op de grote binnenkoer van de oude vestingskazerne een vijftiental àndere groepjes hetzelfde ritueel ondergingen. Namen galmden over en weer, lankmoedig of bits, overstemd door mistroostig of bra­nievol " hier-hier-hier"  

" Kronenbergen, Louis ?"..." Hier! "              

Joseph maakte vlug de rekening: zegge ongeveer vijftien groepjes van dertig man maakt vierhonderdvijftig in totaal...Maximum vijfhonderd: de Jupp was er toch niet ver naast geweest met zijn schatting, die laatste avond in het donker van de groen­tenhof...                        

" Vijfhonderd is belachelijk weinig...",overwoog hij wat benepen, " Maar natuurlijk zijn de werfburelen verplicht geworden de toevloed van vrijwilligers te étaleren in de tijd. Geen enkele organisatie kan op één dag tijd een paar duizend man verwerken!  Iedere week zullen ze een lichting van vijf­honderd rekruten keuren: dàt is logisch, én praktisch, hé..."        

" Verdomme: Petré, Joseph! " Hij schrok zich een aap! " Heu...ja-ja...hier! " Hij had staan dromen!  Zijn buren keken hem neerbuigend aan.                          

" Zeg ventje, doe de da espres ?",raasde Asselmans, " Als ge zoe doef zaait, zulle waai van aa rap vanaf zaain!  Dan kunde seffens thuis voert gon maffen, verstaan ?" En hij zette theatraal een kruisje op zijn appèllijst.                       

" Verdomme! ",dacht Joseph geërgerd, " ik ben hier nog geen uur en hij heeft me al in de mot!  Goed begin "           

" Pinjaert, Roger ?"..." Hier! "                   

Deze magere blonde sprinkhaan was samen met hem in Oostende op de trein gestapt, nadat hij een kwartier lang op het perron ongegeneerd zijn vrouwtje had staan aflikken!  Wat kon die vent in hemelsnaam aanzetten om naar het Oostfront te trekken, als hij zo'n fijn mokkel bij de hand had ? Zucht naar avontuur ? Aan de geshockeerde blikken van de andere reizigers op het perron, zowel burgers als militairen, had hij in elk geval glorieus zijn voeten geveegd...                                

" Rogeers, Armand ?"..." Hier! "  Een bleke pattapoef, vond Joseph, die zal wel een paar pond afvallen, de volgende weken...                                         

" Saentjens, Frans ?"..." Hier! " Een vinnig ventje, dacht hij, nu hij wat meer tijd had om zijn lotgenoten van iets dichterbij te bekijken. De meeste mannen van zijn groep hadden hun zondagse kleren aan, maar veel stijl of kleur zat er niet in: allemaal gewoon volk, werkmensen en armoedzaai­ers...Drie à vier stonden in V.N.V.uniform, misschien omdat ze voor de rest geen deftige burgerplunje meer bezaten, of om indruk te maken, wie weet...Joseph had spijt dat hijzelf er niet aan gedacht had in uniform te komen: je weet nooit waar­voor het goed is... Twee jonge gasten van zijn leeftijd bleken leiders van de jeugdbeweging: één in lange, en één in korte broek!                                          

" Van Calsters, Maurice ?"..." Hier! "             

" Van Kuyckx, Raoul ?"..." Hier! "                 

" Van Rennen, Gustaaf ?"..." Hier! "            

" Willemans, Robert ?"..." Hier! "               

Zo, ze waren rond. Op twee namen was niet geantwoord. Poembaksmoel wilde dat nog niet toegeven en deed een wanhopi­ge laatste poging: " Josephy is niet hier ?" De mannen bekeken elkaar onderzoekend, als hoopten ze de vermiste ergens te ontmaskeren..." En Tendemans Leo ?"  

Stilte..." Zijn er soms bij die niét werden afgeroepen ?", drong de instructeur smekend aan. En inderdaad, één hand ging schuchter de hoogte in: " Ikke..."  

" Hoe heet gij ?!",blafte P.B.S.                 

" Mertens Wilfried..."                           

Na wat speuren op de lijst " Mertens-Wilfried... Mer­tens-Wilfried...",werd de knoop doorgehakt: " Ge zijt niet van mij, maar ik neem u in de plaats van Tendemans-Leo! " En zichtbaar tevreden met deze lumineuze vondst noteerde hij onderaan de naam van het verloren schaap.

Dan overschouwde hij hen met een strenge veldheersblik, riep nodeloos hard "Aandacht! " en vervolgde toen, met zijn duim weer in de koppelriem (een ware manie bij die vent! ):" Onthoudt het goed: wij zijn 'Groep-zes-Asselman'. Roept allen samen: " Groep-zes-Asselman! " Maar het pover gebroebel uit hun rangen scheen hem tot wanhoop te drijven.                    

" Harder!  Samen harder, één-twee-drie! " En terwijl hij breedvoerig de maat zwaaide, schreeuwden ze uit volle borst: " Groep!  Zes!  Assel!  Man! "                                        

      " Bon! ",zei P.B.S. tevreden, " Ge blijft steeds bijeen en verplaatst u enkel in groep, verstaan ?! Ge volgt mij overal, en als ik weg moet dan is... heu...Albrecht...waar zijt ge daar ?"                                                                                      

      Een lange bleke slungel stak de hand op.                                          

      "Dan is Albrecht hier mijn vervanger, verstaan ?!"                         

      " Zum Befehl! ",zei Albrecht.                                  

      Nou-nou, die was al goed in de stemming, zeg!  Die wilde zeker vlug generaal worden...                                        

      Tegen één uur schoven ze samen aan voor het middag­eten: zurig Duits soldatenbrood, een hompje vette leverworst, twee sneet­jes kaas en een gamel warme Ersatz-koffie. Langs de gevel van het kazernegebouw zocht iedereen op de grond wat schaduw op. Het zware grijsbruine brood was voor de meesten onder hen nieuw en werd wat wantrouwig geproefd, maar dan met min of meer geestdrift toch doorgespoeld. De jongens van 'den but­ten' gaven echter de voorkeur aan hun meegebrachte 'stutten'...            

      Joseph zat naast Pinjaert en Aspeslaghs, als dreef hun affi­niteit van kustbewoners hen vanzelfsprekend bijeen. Het feit dat ze alle drie reeds op de zwarte lijst van Poembaksmoel stonden, was daar misschien niet vreemd aan. Zoals bij de andere regionale kliekjes, was deze kauwpartij op de koer een geschikte gelegenheid voor een eerste voorzichtige kennismaking. Bij hen ging het er eerder bedrukt aan toe, maar het Antwerpse groepje branieschoppers voerde het hoogste woord en er werd bij die gasten aardig wat afgelachen. Logisch, zij speelden hier op eigen veld. Joseph verstond de moppentappers maar half en dat gaf hem nog meer het gevoel er niet werke­lijk bij te horen.                                                             

      Pinjaert scheen daar geen last van te hebben. Hij was twee jaar ouder dan Joseph en evenmin getrouwd. Dat mokkel op het perron, vanmorgen, bleek enkel zijn lief te zijn, waar hij nogal losjes over sprak om zich een air van mannelijke onge­bondenheid aan te meten. Maar later zou zijn Nancy nog dik­wijls ter sprake komen... Hijzelf wilde over Nadine beginnen, om niet achter te blijven, maar realiseerde zich al vlug dat er in feite heel weinig te vertellen viel...                         

      Aspeslaghs was een stevige kalme blonderik, iéts te kalm vond Joseph. Hij zag er gestudeerd uit en sprak Oostends met een zware Hollandse tongval, maar was zeker 'genen uil'. Zijn vader had als ingenieur of zoiets voor de oorlog op de mailbo­ten naar Dover gevaren, maar zoonlief liet het na twee jaar Hogere Technische School afweten, om, zoals hij zei: " De Europese Beschaving te gaan beschermen tegen de Bolsjevieken". Klonk het wat pompeus, of was het sarcasme ? Joseph begreep er wel uit, dat het ook bij de familie Aspeslaghs niet van een leien dakje was gelopen, toen hun oogappel zijn besluit had genomen om met het Legioen naar het oosten te trekken.            

      Hijzelf dacht wat bitter terug aan het afscheid in Westende: zijn Nadine die hem praktisch de bons had gegeven en Jupp die de laatste avond nog triest "Ach du dummer August" zuchtte. Ja, arme clown...Moeder had vanmorgen zelfs niet geweend, of hem stijf omarmd, zoals hij toch had mogen verwachten na zijn idiote knieval... Was het dan werkelijk zo moeilijk om te zeggen: " Ik zal iedere dag bidden dat ge gezond terug moogt komen" ? Natuurlijk nogal irreëel om zoiets van haar te verho­pen, want omarmen en bidden was niet haar sterkste zijde, nooit geweest trouwens...                                 

      Enkel zijn broertje was hem op de fiets nog achterna komen rijden, op weg naar de eerste tram, die godzijdank mooi op tijd was, zodat ze niet té lang jongensachtig uitgelaten komedie moesten spelen...Zoiets werd vlug pijnlijk. Vooral in bijzijn van die 'Zwarte Madam'  die hen van op een afstandje duidelijk hautain stond te negeren, maar ondertussen natuurlijk met olifantenoren geen enkele van hun kwinkslagen verloren liet gaan. Toen de tram stopte stapte zij gelukkig op het open voorbalkon van de "remorque", zodat hij gerust achterop kon klimmen om zo aan haar misprijzen te ontsnappen.        

      " Stuur een kaartje als ge aankomt! ",had broerlief nog geroepen toen de tram vertrok, maar Joseph had van op het achterbalkon enkel opgelucht gezwaaid.                               

      Al bij al geen giller, overwoog hij nadien, toen hij in Oostende Pinjaert op het perron naast de trein naar Antwerpen met dat mokkel bezig zag. Hij had zich het afscheid van zijn eigen "geliefden" wel ietwat barokker voorgesteld. Of trok hij soms niet naar het front om hén te verdedigen tegen het Bol­sjevistisch Monster ? En toch had niemand "dankuwel" gezegd, eerder integendeel!  Om van de andere dorpsgenoten nog maar te zwijgen: die veegden vierkant hun voeten aan zijn offervaardig besluit, als ze er al niet openlijk vijandig tegenover ston­den. Daarbij moest hij bitter bekennen, dat het stralende toekomstbeeld van Kapitein Petré op een glanzende bruine vos hem hoe langer hoe lachwekkender voorkwam. Op één jaar tijd kon niemand zo'n bliksemcarrière maken!  Daar waren de Duit­sers ten andere niet in geïnteresseerd: voor het ogenblik konden ze enkel vulgair kanonnenvlees gebruiken!  En moeder kon wel eens gelijk krijgen: de beloofde officiersopleiding zou waarschijnlijk een illusie blijken, het eerste jaar toch...Maar misschien kon dat làter nog, als hij na de Russische veldtocht zou bijtekenen ...                        

      Na de middag begonnen ze met de registratie, de identi­teitscontrole en de familiale afstamming. Tegen deze valstrik had Joseph zich al dagenlang gewapend:  gedààn met de scheve schaats van moeder of het biologisch vaderschap van Steiner en C°!  Hij zou zich mordicus houden aan de het getuigschrift dat Georgette Gunst had uitgetikt: "zoon van Désiré Petré en Maria Magdalene Cattrysse" Punt. Geen fantasiekes meer !



0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
29-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 191
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B36BIS WEERSTAND IN DE KINDERSCHOENEN.                                                                                                                               De lezer moet zich wel realiseren dat alles wat in dit boek verder over het verzet zal vermeld worden, destijds door geen kat was geweten. Voor 99 % van de Belgen was 'de weerstand' een mythe waar geen zinnig mens echt in geloofde, àls er al überhaupt over gesproken werd. Hoogstens konden ze af en toe uit een "Bekanntmachung" (waarin de bezetter o.a. zware straffen in het vooruitzicht stelde voor wie het zou wagen aan zijn telefoonlijnen te prutsen) wel afleiden dat er weer een zatlap een kwajongensstreek had uitgehaald. Maar verder ging dat niet. Tijdens het eerste bezettingsjaar kwam er slecht sporadisch een berichtje in de krant over een geïsoleerde verzetsdaad tegen een Duitse militair, waarvan de dader meestal als een onevenwichtige werd afgeschilderd: een omschrijving waarmee de meeste mensen akkoord gingen.              

Pas in de zomer van '41, nà de Duitse aanval op Rusland, begonnen de kranten vaag over "bandietenstreken" te schrijven. Toen was het uit met dromen:  elke landgenoot moest nu in geweten stelling nemen tegenover dit nieuwe fenomeen. Hoorden ze deze roekeloze waaghalzen goed te praten, die met hun acties de bezetter schade trachtten toe te brengen ? Of moesten ze die onverantwoordelijke snotapen, die met hun streken het leven van onschuldige buitenstaanders op het spel zetten, openlijk aan de schandpaal nagelen ? Want dat de daders snotapen waren, dweepzieke studentjes verzot op erkenning, stond voor iedereen vast. Tenzij het inderdaad bandieten waren, zoals de Duitsers beweerden ?                                                                               

Vier jaar later zou pas blijken dat de eersten, die hun ongenoegen met de bezetting in daden wilden omzetten, helemaal niet aan deze smalende beschrijving beantwoordden: het waren mensen van rijpere leeftijd die de gevaren van hun inzet goed beseften. En dan spreken wij over de inlichtingsnetten die vanaf de zomer '40 door een paar man op poten werden gezet en uitgroeiden tot organisaties die eind '44 samen een 18.000 erkende medewerkers omvatten, waarvan 5.000 werkelijke agenten. Het net "Clarence" is daarvan met zijn 1.500 agenten het meest bekend wegens zijn professionele aanpak. De strenge selectie bij de rekrutering en de gesloten opbouw uit 3-manscellen hebben ervoor gezorgd dat er van zijn medewerkers slechts 43 door de bezetter konden worden opgepakt.                                      

Andere voorname netten, zoals "Zero", "Luc-Marc", "Tégal",  "Mill" en "Boucle" waren zo onvoorzichtig zich naast spionage eveneens met sluikpers, sabotage, hulp aan onderduikers en ontsnappingslijnen in te laten, wat hen zeer kwetsbaar maakte en dikwijls zwaar heeft geteisterd. Kwam daarbij dat ze vanuit Londen door vier verschillende - en elkaar flink concurrerende - diensten "bespeeld" werden (zoals de Staatsveiligheid en de Tweede Bureau van de Belgische regering in ballingschap of de Britse Secret Intelligence Service en de Special Operations Executive)...Dit leidde tot dubbel gebruik, stichtte verwarring en veroorzaakte zware verliezen (2.000 voor alle inlichtingsnetten samen). Het "Englandspiel", waarover we het hierna nog zullen hebben, is daar een treurig voorbeeld van.         

"Clarence", maar ook de andere netten, worstelde het eerste jaar met grote moeilijkheden om de moeizaam vergaarde inlichtingen aan Londen over te maken. Want het beschikte enkel over 4 seintoestellen (die wel konden uitzenden maar niet ontvangen! ) zodat ze maandenlang "blind" moesten werken, onwetend of de talloze berichten wel ter bestemming kwamen. Tenslotte zetten ze alles maar op microfilm en stuurden drie koeriers op de gevaarvolle reis via Vichy-Frankrijk naar Londen. Eén van hen kwam acht weken later inderdaad aan...met inlichtingen die ondertussen volledig waren achterhaald.        

Op 12 januari '41 dropte Londen eindelijk de eerste marconist met een "modern" zend-ontvangtoestel, maar deze werd na twee maanden in volle uitzending door de Duitse opsporingsdiensten gesnapt. Zij lieten hem echter vanuit de gevangenis - maar nu onder hùn controle - verder "werken". Hoewel hij door het weglaten van zijn veiligheidscodes liet verstaan  dat hij "verbrand" was, sloegen de Londense bevoegde (?) diensten daar geen acht op en bleven maar voort agenten droppen die recht in Duitse handen vielen en op hun beurt werden "omgekeerd". Op korte tijd liepen er zo 49 in de val waarvan er uiteindelijk 38 werden terechtgesteld... Deze trieste episode wordt het "Belgische Englandspiel" genoemd,  naar analogie met het drama dat zich later, tussen maart '42 en eind '43, bij onze noorderburen zou afspelen en daar 51 slachtoffers zou maken. In totaal stuurden de z.g. "professionals" van de Londense geheime diensten 280 agenten met zeer uiteenlopende opdrachten naar België, waarvan ruim de helft onmiddellijk - of hoogstens na een paar maanden - door de Duitsers werd opgepakt en 'geneutraliseerd'...                

Naast de inlichtingsnetten begonnen in de zomer van '40 eveneens de eerste "ontsnappingslijnen" te werken,  waarlangs getracht werd de honderden Britse soldaten, die hier na Duinkerken gestrand waren en bij burgers zaten ondergedoken, naar Engeland te helpen ontvluchten. Later zouden langs deze routes hoofdzakelijk neergehaalde piloten  en "verbrande" verzetslui naar het neutrale Spanje gesmokkeld worden. Naast een paar kleinere organisaties, die na korte tijd door de Duitsers werden opgerold, moet het leeuwenaandeel van de ontsnappingen vanuit België op rekening geschreven worden van de onafhankelijk werkende lijn "Komeet" onder leiding van de 23-jarige Brusselse Andrée De Jonghe. Zij zorgde persoonlijk voor valse papieren en "Passierscheine" bij het vertrek en voor voedsel en onderkomens onderweg. Langs lijn "Komeet" slaagden 800 man er in veilig over de Pyreneeën te ontsnappen. De route "Pat O'Leary" onder leiding van de Belgische Luitenant-geneesheer Guerisse, die eerst via Grenoble en Marseille werkte, mocht op 450 ontsnappingen bogen. Dit onbaatzuchtig menslievend werk had echter een keerzijde: van de 2.000 medewerkers aan Komeet werden er op den duur 800 aangehouden, waarvan er 155 omkwamen...       

In totaal slaagden 6.000 strijdbare mannen er in naar Spanje te ontkomen, waarvan tweederden via de vluchtlijnen, terwijl éénderde het op eigen kracht volbracht. Dat daarbuiten veel pogingen mislukten was in hoofdzaak te wijten aan overmoed en de nonchalance van (vooral) de Amerikaanse piloten, die geen flauw benul hadden van het leven in bezet gebied en door hun onvoorzichtigheid de dood van heel wat hulpverleners op hun kerfstok mochten schrijven.            

Buiten de vluchtlijnen van het verzet om, smokkelden de vele "passeurs" van diverse allooi voor eigen rekening (!) nog eens een 26.000 joodse refugiés over de Pyreneeën en deden daarbij - op een niet steeds oirbare manier - letterlijk gouden zaken...                                     

Een andere manier om het ongenoegen tegenover de bezetting te luchten kwam reeds zeer vroeg tot uiting in kettingbrieven en sluikschriften. Dat deze van zeer slechte kwaliteit waren en meestal nog nauwelijks leesbaar, nam men er graag bij: de bestemmelingen voelden zich erdoor in hun overtuiging gesterkt dat niet iedereen het met de Duitsers eens was, ook al verkondigden deze geschriften in den beginne slechts individuele oprispingen en volledig uit de lucht gegrepen, oncontroleerbare geruchten. Maar gaandeweg, vanaf '42, evolueerden deze losse stenciltjes naar een echte sluikpers die er uiteindelijk in slaagde heuse kranten uit te geven. Het drukken en verspreiden van de valse "Le Soir" op tienduizenden exemplaren was daar wel het klapstuk van. Dat dit de bezetter op den duur zwaar irriteerde mag blijken uit zijn repressie: van de 12.000 medewerkers aan de sluikpers werden er 3.000 aangehouden, waarvan er 1.650 omkwamen.                                                               

Bij alle illegale acties - die, zoals we later zullen zien, tenslotte aan 17.000 landgenoten het leven zullen kosten - is niet de daad op zich van essentieel belang,  maar wel het nuttig effect dat het veroorzaakt. Bij de ontsnappingslijnen lag dit nogal voor de hand, bij de sluikpers al minder. Bij de inlichtingsnetten daarentegen hadden de agenten er het raden naar op welke wijze de Air-Force op hun gegevens zou reageren en welk nut voor de oorlogsvoering hun moeizaam en soms met doodsverachting bijeengesprokkelde nieuwtjes wel konden hebben. In werkelijkheid was dat zeer miniem. Driekwart van de details ging reeds verloren in de noodzakelijk korte samenvatting die door het hoofd van het net aan de "pianist" werd gegeven en de helft van wat deze uitzond bereikte niet eens de bestemmeling in Londen. De Britse ontvanger verwerkte daarvan opnieuw slechts een gedeelte in zijn gecondenseerd verslag aan de "sectie operaties", die daar dan al dan niet rekening mee hield bij zijn eventuele aanvalsplannen. En als dientengevolge toch tot een militaire actie (zoals een luchtbombardement) werd besloten, viel gegarandeerd slechts 5 % van het bommentapijt op of rond het doel, terwijl met de resterende 95 % 'missers'  véél onschuldige, in hoofdzaak bevriende burgers werden gedood.        

Het bombardement op 8/4/43 van de vliegtuigherstelplaats ERLA in Mortsel is daarvan slechts één van de ontelbare trieste voorbeelden: van de ongeveer 700 uitgestrooide bommen sloegen er welgeteld 4 (vier! ) in op de militaire loodsen. De rest vernielde in de gemeente 825 woningen volledig en 3.000 gedeeltelijk, terwijl daarbij 936 burgers op slag gedood werden en 1.300 verminkt. Daarvan overleefden zéker nóg een honderdtal de zomer niet...De Amerikanen verloren slechts 4 van hun 82 "Vliegende Forten" en vonden de raid dus een enorm succes. De productie van de fabriek werd door de Duitsers gedeeltelijk overgeheveld naar andere locaties, die een maand later weer op volle toeren draaiden en de opgelopen achterstand moeiteloos inhaalden. Maar de 936 (+) gedode burgers zijn nooit herrezen...       

De weerstand had nochtans, naar later zou worden beweerd, bij het aanwijzen van de ERLA als prioritair doel, meermaals gevraagd de bevolking zoveel mogelijk te sparen. Als dat al waar is, wisten zij als 'vakmensen' toch dat Londen met dergelijke gewetensbezwaren geen rekening kon houden en dat de U.S.Air Force vanop 10.000 meter hoogte geen precisiewerk leverde. Bij het zien van het "nuttig effect van hun inlichtingswerk" hebben onze meesterspionnen zich hopelijk een paar vragen gesteld. Mortsel was tenslotte slechts één van de wel honderd moorddadige miskleunen die wij in die dagen aan de geallieerde luchtmacht te danken hadden.


Geldt voor alle bovenvermelde leerling-tovenaars eveneens het versleten en gehate excuus: " Das haben wir nicht gewusst..." ? Ten behoeve van onze super-patriotten die geen Duits verstaan hou ik een Franse (en eventueel een Engelse vertaling ter beschikking...


                                               


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
28-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 190
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B36 :    DE BREUK.

 

                     Westende, 8 juli 1941.

Toen Joseph die zondag - éindelijk - zijn besluit om naar het Oostfront te trekken, langs zijn neus weg aan Nadine vertelde, kreeg hij zijn tweede koude douche. Geen spijtige traantjes van een wanho­pig liefje, zoals hij in zijn ijdelheid verwacht had. Of een emotionele stortvloed van gekwetste gevoelens. Niets van dat alles: ze bleef er kil en zakelijk onder.  Vooral kil.                                                

" Watte ? Oostfront ? Gij ? Als Kapitein ?"                                    

" Auw-auw, niet zo rap hé! Iedereen moet beginnen als gewoon soldaat, maar met den tijd zal dat wel gaan beteren..."                       

" Hoezo, met den tijd ? Hoe lang gaat dat duren ? En voor hoe lang denkt ge wel weg te zijn ?"                              

Joseph deed zijn best het zo rooskleurig mogelijk voor te stellen, maar merkte vlug dat hij haar maar erg matig begees­terde.                                                                

" Jef, jongen, ik geloof niet dat ge veel met mij inzit, hé...Om voor zo'n zever uw vel te riskeren en mij te laten zitten...Maar vent toch, hebt ge nu échtig niks beters te doen ?...Vechten tegen de communisten!...Ik dacht dat ge slimmer waart"...Ze leek verdomme zijn moeder wel!                 

 Al wat hij verder nog bepleitte en ophemelde was boter aan de galg en ketste af op haar bittere berusting, alsof zij voor haar part reeds lang een streep onder hun gezamenlijke toekomstplan­nen had getrokken. Ze poogde zelfs niet hem om te praten, of op zijn stappen terug te laten keren en dàt kwets­te hem nog het meest...

"Luistert goed, vent: in feite hebt ge mij bedrogen. Dat ge in dat nieuwe Belgische Leger officier ging worden, dààr was ik mee akkoord: maneuvers houden en de rooie gangsterbenden uit de bossen van de Ardennen jagen, en zo...Maar er is nooit sprake geweest van gedurende maanden aan een stuk te gaan oorlogen in Rusland, hé... Als ge dàt doet, kan ik niet meer volgen. Als ge dat Oostfront verkiest bóven mij dan moet ge niet meer àfkomen, Joseph! Finita la comédia! "                                  Honig smeren hielp niet. Wél wilde ze nog beloven hem te schrijven zohaast hij in Rusland een adres kon opgeven, maar voor de rest eindigde hun laatste rendez-vous volledig in mineur. Diep in zijn hart kon hij niet toegeven dat hij haar was kwijtgespeeld: ze moest eerst even aan deze nieuwe omstandigheid wennen, meer niet...         

" Als ik als geharde krijger van het front in verlof kom, met eretekens op m'n uniform en een littekentje op de wang, zal ze niet weten hoe rap ze moet bijdraaien!. .."                    

 Een paar dagen later, toen hij voor donker nog een rij aardappelen uit­groef in de groentehof aan de overkant van de straat, waren Jupp en zijn maat Ferdi aan de beurt om te pogen hem op andere gedachten te brengen. Ferdi bleef bij Leon plakken in de keuken, blij weer een slachtoffer gevonden te hebben waarop hij zijn jeugdherinneringen kon spuien. Maar Jupp stapte vastberaden naar Joseph in de groentetuin. De schemer maakte het spreken makkelijker, al duurde het even voor 'der blöder Hund'  zijn stugheid liet varen.          

De Duitser mediteerde somber over zijn belevenissen in het leger. "Glaub'nicht, mein Junge, das Heer wäre eine grosse Bruderschaft...Ein Häftling hat's besser, weil er mindestens am Leben bleibt...Ein Soldat ist genau wie ein Zwangsarbeiter, aber dazu kommt noch die daue­rende Lebensgefahr. .."                 

Joseph ging er niet op in. Na een wijle vervolgde de Oberfeldwebel triest: " Weisst du, in Polen war's ein Spazier­gang für meine Division, und doch hab ich da drei meiner besten Freunde verloren...Einer ist in meinen Armen verblutet: der Anton...durch die Brust geschossen... scheusslich! Sowas vergisst man nie...Und dann dieser Dreckigkeit mit den Parti­sanen und Heckenschütze!. ..Ob sie's wirklich waren, hat keiner gewissen, aber ich hab persönlich drei Frauen und eine Bube am Friedhofmauer hingerichtet, laut dem Befehle...Lausi­ger Dreck!. ..Es regnete, ich werd'es nie vergessen, und das halbe Dorf brennte wie die Hölle: Rauch und Larm...Keiner der Kamaraden hat etwas gesehen...Aber wir waren in zweiter Linie, und da ist plötzlich unser Leutnant im Bauch getroffen wor­den...Normal gab's keine feindliche Solda­ten mehr im Ort, also hat man " Heckenschütze! " geschreit, und wir haben den nächste Hof gesaubert, wie man sagt...Drei Frauen, eine Bube, Gottverdammt nochmal!. ."                                                 

Joseph groef zwijgend voort, al zag hij bijna geen hand meer voor de ogen.                                                     

" So 'ne Scheissdreck will ich nie wieder erleben...",ver­volgde Jupp bitter. "Aber man hat ja keine Wahl...Wer befohlen wird, ist gehorsam...oder wird selber erschossen von den eigenen Kamaraden! "                          

Hij verzonk weer even in triest gepeins.                  

" Wenn das Vaterland zur Wehrpflicht fordert, ja, dann muss man schon gehen...Aber freiwillig: niemals! "                    

Vanuit het duister keek hij Joseph van dichtbij in de ogen en greep hem brusk vooraan bij zijn hemd vast.                   

" Hörst du, Junge! Freiwillig nie! Niemals! Krieg ist nur Dreck: ein schöner Krieg gibt's nicht! "                           

Joseph duwde hem zachtjes achteruit en maakte aanstal­ten om terug naar huis te gaan.                                 

" Lass mich, Jupp, ich habe doch schon unterschrieben...In drei Wochen reisen wir ab nach Rusland: auch wenn du viel­leicht Recht hättest, für mich ist es zu spät meine Überzeu­gung zu ändern..."                       

" Zu spät, zu spät...du blöder Hund! Es ist nie zu spät! Und sag' mal: was habst du denn für 'ne Überzeugung, Mensch! Verdammt nochmal! " Hij verloor zijn neutrale zelfbeheersing.          

Joseph rechtte fier de rug en declameerde plechtig, als op een eedaflegging: " Als Flame habe ich die Überzeugung, zusammen mit meinen Deutschen Brüdern und Kamaraden den Bol­che­vismus kämpfen zu müssen! Ich tue es für mein Land!. .." Deze zin kwam praktisch recht uit het boekje en omdat het zo viriel klonk had hij het maar van buiten geleerd.                     

Maar Jupp was allesbehalve onder de indruk en schoot in een honende lach!                                                  

" Scheisse, Joseph! Wieviele Flamen gibt's hier in dein Land ? Wieviel ? Fünf Miljonen, richtig ?...Und wieviele gehen nach Rusland ? Fünfhundert ?                 "                 

Geërgerd haalde Joseph zijn schouders op.               

" Na bitte, ein Tausend vielleicht ? Nein, sagen wir fünftausend! Also: einer geht nach 'm Osten, - ein blöder Hund -, und tausend bleiben lachend daheim, "lekker pintjes pakken", wie du sagst..."                                             

Gepikeerd draaide Joseph zich om en liep het donkere tuinpad af, maar Jupp gaf niet af en volgde hem op de hielen: " Und du glaubst, du hast Recht: eins zu tausend ? Ja ? Wenn's noch halb um halb wäre...Aber eins zu tausend! Scheisse Joseph, erwache! Stopp doch diesen Blödsinn, Junge! "                            

" Viele Zehntausende Flamen werden mitkämpfen! ", riep Joseph kwaad over zijn schouder, " Hunderttausend vielleicht! "                     

" Aber soviele Idioten gibt's gar nicht in ganz Europa! ", smaalde Jupp, voor de keukendeur met een knal tegen zijn neus werd dichtge­worpen.                                 " Hoffentlich!. ..",voegde hij er stil aan toe...                                                                                                          

                         In de keuken zat Ferdi intussen aan Leon haarfijn     uit te leggen dat indertijd zijn konijnen bijna zeker van de gas waren gestikt. Hij herinnerde zich dat zij destijds, bij hun terugtocht in oktober '18, al hun stellingen hier in de duinen hadden opgeblazen en hun voorraden munitie en gasgranaten vernietigd.

Leon was moe en luisterde maar half, maar dat was voor Ferdi geen bezwaar. Gedreven door zijn manhaftige jeugdherinneringen raasde hij maar voort.

" Dat vernietigen moest heel vlug gebeuren, door een kleine achterhoede: een samenraapsel van allemaal jonge ongetrouwde gasten lijk ik. De ouderen wilden de laatste dagen van de oorlog geen risico meer nemen met zo'n gevaarlijke opdrachten. Dus alles wat wij deden om de kelders met gasgranaten te vernietigen, was: " Deur open! Handgranaat naar binnen! Deur dicht en als de bliksem wegwezen! " Niet erg zorgvuldig dus...En ik vermoed dat heel wat gascontainers niét gescheurd zijn en nu nog langzaam in de grond wegroesten. Van tien-negen was dat in de abri met de konijnen ook het geval...In de komende jaren zullen er waarschijnlijk nóg wel van die oprispingen uit de ondergrond opwellen..."

Leon wimpelde hem af: " Maar ik weet héél zeker dat, toen ik klein was, mijn vader heel de vloer van die abri heeft uitgekuist toen we er de konijnenkoten in getimmerd hebben...Daar lag geen énkele granaat te roesten, lijk gij verondersteld. Nu kan men de vloer niet meer zien met die laag stuifzand erop, maar ik weet dat hij proper is: garantie! Mijn hand erop !"

Ferdi wees naar het buffet en de zogenaamde 'trouwfoto' van Marie en Jetje, die meneer Hasard had genomen naast de gloednieuwe barak, de dag van haar huwelijk met de Dis. 

" Ziet ge de abri daar op de achtergrond ? Ik heb die foto eens goed bestudeerd...Valt er je niets op ? Zie je niet dat die bunker toén bijna dubbel zo hoog was als nù ? Dat wil niet zeggen dat hij ondertussen gekrompen is, hé, maar wél dat hij in de loop der jaren half bedolven werd door de duinenrug erachter! Wat jij nu als het gelijkvloers aanziet, was destijds in feite de eerste verdieping! Met andere woorden: ónder je konijnenkoten steekt nog een volledige bouwlaag in het zand: noem dat maar de kelder...En het zou mij helemaal niet verwonderen dat er in die kelder nog van dat vuil chemisch tuig ligt te roesten...dat af en toe een ferme scheet laat! Zo één waarin je konijnen vorige maand gestikt zijn..."

Leon wendde zich naar zijn moeder die schijnbaar geïnteresseerd had zitten meeluisteren, maar in werkelijkheid aan de twee mannen zat te denken die buiten in het donker stonden te bekvechten: " Hebben de ontmijners die bunkers na de oorlog dan niet opgekuist ?"

" Al wat ik weet is dat die kelderdeur toegemetseld was toen wij hier kwamen wonen. Ze zullen wel dringender werk gehad hebben in die dagen...En later, toen het duin begon te schuiven en alles onderwaaide, is iedereen dat van tien-negen vergeten, hé, zoals de rest."

Zogezegd bedolven onder de mantel der liefde...

 

De verdere afwikkeling volgde heel snel.                 

Op 15 juli kreeg Joseph door de veldwachter zijn 'mars­be­vel' uitgereikt, om zich op 3 augustus vóór 12.00 uur in een kazerne van het Antwerpse ter keuring aan te bieden. Er was ook een treinkaartje aan vastgepind - enkele rit derde klas - samen met een lijst reisbenodigdheden zoals ondergoed, kleren en wasgerief. " Een eenvoudige valies", stond er als laatste vermeld, " of een stevige kartonnen doos". Ze jaagden hem in elk geval niet op kosten...                 

" Hier tekenen! ",was alles wat de veldwachter over de lippen kon krijgen, maar dat lag niet zozeer aan zijn slecht humeur, dan wel aan de grote tabakspruim waar hij nadrukkelijk als een koe op kauwde. Toen hij terug op zijn fiets kroop, spuwde die onbeschofte hufter bij wijze van hooghartig afscheid nog een sterke bruine speekselstraal tegen het tuinhek, riep "Tjui! " en reed ritmisch piepend achteloos de Bassevillestraat weer uit. Echt de wraak van de tuinkabouter...                                                             

Nu begon het dus ernst te worden, dacht hij ietwat benepen, de administratie had hem bij zijn nekvel...              

Overdag werkte Joseph zonder veel overtuiging voort in de tuin, of hing hij wat rond in het gemeentehuis. Burgemees­ter Engelborghs deed zijn best hem wat op te beuren en be­zorg­de hem een versleten kartonnen valiesje, als 'afscheidsca­deau'. Het vroeg wel wat krabwerk om het reclame-etiket van Scherpenheuvel en de "Basilique d' Edeghem" eraf te weken, maar Joseph nam er de tijd voor.Hij wilde op zijn eerste verre reis goed voorkomen.

 

Engelborghs riep hem de laatste werkdag van juli op zijn bureau.

" Zet u Joseph." Hij keek ernstig: " Uw dienst hier zit er ver op en ik weet dat, met al die spanningen van de laatste weken, de sfeer op het bureel niet erg vrolijk was. Ik apprecieer daarom destemeer wat ge voor onze gemeente hebt gedaan en vooral wat ge het komend jaar voor Vlaanderen en Dietsland gaat verwezenlijken. Uit de grond van mijn hart dus een gemeende proficiat voor uw inzet! " Het lag er zelfs voor Joseph dik op dat de 'Burger' die speech vooraf van buiten had geleerd.

" Nu, wat uw zware familiale problemen aangaat..." zei hij met een dun lachje: " Ik heb u vorige maand beloofd de ware levensloop van die Steiner uit de doeken te doen, zoals onze inlichtingendienst deze indertijd  had opgesteld. Ge zult begrijpen dat ik u dit geheim verslag niet ter hand kan stellen, maar we zullen het samen eens doornemen, ja?" Joseph ging er wat gemakkelijker bij zitten, terwijl Engelborghs de eerste lijnen mompelend doorlas.

" Hierzie:...Als knaap was hij lid van de 'Kommunistische Jugend Deutschlands' en wordt op 1 mei 1918 aangehouden na revolutionaire stakingen bij Krupp Metal A.G.in Düsseldorf. Als straf wordt de zestienjarige rekruut ingelijfd bij het 'Westfaler Sturmfuselier Regiment 316' en reeds tijdens zijn eerste inzet gevangen genomen door de 4e Belgische Divisie. Na het bevrijdingsoffensief komt hij terecht in het krijgsgevangenkamp van Schoorbakke en helpt ongeveer een half jaar bij de ontmijning van de Ijzervlakte daar omtrent...Dat is in feite allemaal van minder belang hé...Maar hier zie: In april '19 leidt hij, als een uitloper van de Spartakistenrevolutie in Duitsland, een opstand in het gevangenkamp, die echter door de Gendarmerie bloedig wordt neergeslagen. Steiner belandt zwaar toegetakeld in het Lazaret en wordt twee maand later veroordeeld tot vijf jaar dwangarbeid in de koolmijnen van de Borinage. Na het uitboeten van zijn straf - dat is dus in juli 1924: goed onthouden hé Joseph! - blijft hij nog vrijwillig een paar jaar in de mijn werken en vraagt dan de Belgische nationaliteit aan, die hij ook krijgt...De rest is voor u van minder belang: tijdens de stakingen van '36 wordt hij wéér veroordeeld tot zes maand en krijgt nadien een verplichte verblijfplaats in Westende...Zo, Joseph, wat moet ge daar nu van onthouden voor uw familieproblemen ?..." Weer een sneer...

" Dat hij van '19 tot '24 in de bak zat in het  Walenland ? En dus moeilijk onderwijl hier achter het vrouwvolk kon lopen ?" Joseph leek wel opgelucht, eindelijk van het spookbeeld van Steiner verlost te zijn.

" Héél juist! "sprak de schoolmeester: " Alhoewel, hij zat daar niet écht in de bàk, hé. De dwangarbeiders in de mijn lopen niet geketend, lijk ge zoudt denken, maar genieten van een grote vrijheid en krijgen bij goed gedrag ook af en toe een paar dagen congé...Dus als ge't hard wilt spelen kon hij misschien in september van '22 naar de kermis van Nieuwpoort gekomen zijn...Maar dàt is niet van belang! De grond van de zaak is dat de gendarmen hem bij de opstand in Schoorbakke zódanig in elkaar hebben gestampt dat hij geen kinderen meer kon krijgen! In negentienhonderd negentien! " benadrukte Engelborghs lachend.

" O! " zei Joseph.

                                        

Nu hij zowel de burgemeester als Steiner van zijn lijstje met kandidaat vaders had moeten schrappen, was het even in hem opgekomen dat hij misschien óók een wees of een vondeling kon zijn, nét zoals Dis. Marie, zijn zogenaamde moeder, had de laatste weken haar ware gelaat getoond en kon hem wel uitspuwen! Van moederliefde voor hém had Joseph nooit van z'n leven iets gemerkt en voor hààr voelde hij evenmin dàt kleine sprankeltje genegenheid wat een zoon toch altijd voor zijn ouders in zijn hart moest dragen. En vice-versa. Maar integendeel: hij zag haar met de dag vervreemden...En zijn nieuwe theorie begon langzaam maar zeker wortel te schieten...

Tot Georgette hem zwijgend maar met zichtbare binnenpretjes het gevraagde geboorte uittreksel overhandigde. Want daar stond het klaar en duidelijk: "...eerstgeboren zoon van Désiré en Maria Magdalena Cattrysse..."

Ook goed dan, verdomme: voor hém niet gelaten! Hij wist het nu écht niet meer! En al bij al: het kon hem werkelijk geen donder meer schelen!

Alhoewel...

 

De laatste avonden waren luguber: Moeder deed haar mond niet open. Jupp at dikwijls mee, opgetogen als hij was over het afblazen van zijn gepland vertrek naar Rusland: de legerleiding meende het zonder de hulp van de batterij aan het Oostfront ook wel te kunnen klaren. Aanhoudend stak hij gemaakt-jolig tegen Leon verhalen af over de middeltjes die de soldaten uitvonden om van dienst te worden vrijgesteld...Joseph zocht zijn toe­vlucht bij de radio, waar hij doorlopend nieuwe zenders op­zocht tot iedereen er tureluurs van werd.                            

Eénmaal kwam zijn engagement toch nog ter sprake en raar genoeg nam Leon het voor hem op: " Maar, enfin, we hebben de laatste jaren niets anders gedaan dan gevochten tegen de communisten, met de verkiezingen, en in de vissercafés van Nieuwpoort! Waarom zouden we, nu het serieus wordt, dat ineens niét meer mogen ?!..."                                           

Marie verkocht haar jongste kort en krachtig een draai om de oren en snauwde: " Zwijgt, snotneus, in plaats van stom­mighe­den uit te kramen! "         

Ze wilde blijkbaar uit alle macht het onheil beperken in het gezin.                                                             

Maar Joseph begreep er eveneens uit dat Moeder hém reeds had afgeschreven en dat hij van nu af enkel op eigen kracht kon rekenen, wilde hij boven water blijven.                        

Mocht hij daaraan nog getwijfeld hebben, dan ontnam ze hem de laatste illusies op de morgen van zijn vertrek. In een plotse dramatische opwelling, zijn valiesje reeds in de hand, knielde hij naast de keukentafel bij haar neer: "Moeder, een kruisje alstenblieft..."                             

Geschrokken door dit pathetisch gebaar versteef ze , want zo'n religieus vertoon kwam bij hen nooit voor.       

" Ge hebt m'n kruisje niet gevraagd om te gaan tekenen in Oostende, Joseph", zei ze met onvaste stem, " en op de trein naar Antwerpen zult ge het niet missen... Ik zal u zege­nen als ge hier binnen de week terugstaat. ..Het is nog niet te laat! Denkt er aan"...En met verkrampte kaken stapte ze stijf naar buiten en ging haar verdriet verbergen tussen de boonsta­ken in de hof.                                                                             

Hij realiseerde zich wat be­schaamd het idiote van zijn plotse knieval...het trieste orgelpunt van een komedie waarin hij als verblind verloren liep, het marionettenspel waar ànderen buiten zijn wil aan de touwtjes trokken. Vlug kroop hij recht, greep zijn valiesje en liep zonder boe of ba het tuinhek door.                              

Jetje stond voor haar deur en wuifde hem schuchter toe, maar hij stapte verbeten voorbij. Wat had die stomme teef hier zo vroeg op straat verloren ?! Maar aan de hoek van de Lekkerbek begreep hij het: in de verte liep haar vriendin, dat zwarte wijf uit Oostende, met haastige stapjes voor hem uit: ook naar de tramhalte...Het leek wel of ze hem wilde ontvluchten, met dat schichtig achterom kijken, af en toe...Zou ze bang zijn van hem ? Als ze de laatste dagen bij Jetje gelogeerd had zal ze zeker over de tuinhaag wel wat van zijn oplaaiende ruzies met moeder hebben opgevangen...Of ànders zal Jetje haar wel op de hoogte hebben gebracht...

Plots begreep hij waarom dat vrouwmens hem zo angstig ontweek: zij was in feite de aanstichtster van het drama bij de Petrés! Zíj had hem de morgen na het bombardement op Raversyde terug naar huis gestuurd omdat ze negen kansen op tien bij haar afscheid van Jetje gezien had hoe Jupp bij Marie binnenglipte! Ze zal wel direct begrepen hebben, mét of zónder hulp van Jetje, wat die Duitser daar kwam uitsteken, de vuile Pitou! En wat een gedroomde wraak was het niet dat zondig koppel door de onnozele zoon te laten betrappen! Onder grote mensen noemden ze dat misschien "een poets bakken": moeder had dit incident in het begin ook nogal luchtig opgenomen en geneigd geweest het wég te lachen...Tot alles uit de hand liep natuurlijk, maar toen was het te laat...

Laatst had hij dat wijf intuïtief 'De Zwarte Weduwe' genoemd, zo maar, op haar donkere kleren afgaand en haar wereldvreemde egocentrisme. Nu werd hem een nóg vreemder aspect van haar persoon duidelijk: de intrigante...Die geheimzinnige glimlach waarmee ze hem toén terug naar huis had gestuurd had iets griezeligs, achteraf beschouwd. Want 'De Zwarte Weduwe' was ook een spin die vliegen vangt door aan de draden van haar net te trekken. En hij kreeg het onaangenaam gevoel dat hij helemaal in haar net verstrikt was geraakt.

In feite was ZIJ het die hem naar het Oostfront stuurde, en niet Engelborghs met zijn boekje of moeder met die peer op zijn smoel! Zij! Misschien uit wraak voor al die nachten dat hij haar in gedachten als 'Linda' zo schandelijk had misbruikt ? Al bij al kon hij het haar zelfs niet kwalijk nemen...want in haar blootje had hij écht lelijk van haar geprofiteerd! Nondedju!

Maar dàt was nu voorbij.

Hopelijk hield ze haar bek dicht tijdens het wachten op de tram, want hij had weinig goesting om met dat schepsel - zowel zijn lustobject als zijn strafgodin - schijnheilig over het warme weer te zeveren en zich nog méér belachelijk te maken! Ze kon verrekken voor zijn part, dat opgedraaid schilderij van naast de deur! Die vuile gatlekster! En tante Jetje d'erbij, want die twee speelden tóch onder één hoedje! En moeder met haar lief Leonneke! En Jupp erbij, en die stomme Ferdy!                      

Kortom, voor zijn part konden ze hier in dat stomme boerengat allemààl verrekken! Op hém hoefden ze niét meer te rekenen: hij was hier wég!             

<!--[if gte mso 9]> Normal 0 21 false false false NL-BE X-NONE X-NONE <w:snaptogridincel


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
27-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-12-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 189bis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE BRANIESCHOPPER .

Hij bleef nog wat rondhangen in Oostende, at aan de kaai een dik soort groentensoep zonder rantsoenzegels, kwestie van de tijd even te rekken. Want hij zag er eerlijk gezegd tegen op om weer de banbliksems van zijn moeder te moeten trotseren. Tenslotte nam hij om vijf uur toch maar de tram terug...              

Vol voorgewende branie, maar toch met een hartenklop in de keel, gooide hij het tuinhek iets te hard open. Hij merkte Marie niet op, die in de achtertuin gebogen tussen de hoge boonstaken stond te oogsten. Kordaat greep hij naar de klink van de keukendeur, maar schrok zich een bult van het keiharde " Wel ?!" achter zijn rug.                                                         

Hij keerde zich verschrikt om en een ogenblik monster­den ze elkaar als twee kemphanen: " Ze weet het...", flitste het door zijn ijle hoofd. Hoe het mogelijk was begreep hij niet,  maar ze wist het!           

" Wel wàt ?", vroeg hij schor, om tijd te winnen en van het schikken te beko­men.                                                      

" Voor hoelang ?"                                              

" Wat wilt ge zeggen ?" Hij poogde nog laf het verdikt een wijle uit te stellen.                                                        

" Voor hoelang hebt ge getekend, stommerik! " Verdomme, ze liet zich weer gaan...                                            

" Tot het eind van de oorlog met de Russen...da's hoogstens één jaar ..." Zo, het was er uit!...                                                  

Marie zakte langzaam op de knieën tussen de boonstaken, uit het zicht van haar zoon en kneep achter de bescherming van haar handen de oogleden stijf dicht om de opwellende tranen te bedwingen. Ze had véél erger gevreesd. Eén jaar was te over­zien: als de Duitsers er daar korte metten mee maakten, kwam hij er misschien toch nog zonder kleerscheuren van af...En ondertus­sen zou hij zijn lesje wel hebben geleerd!                            

Joseph was al een minuutje binnen en langzaam trok het rode waas voor haar ogen weg: " Ik moet rustig met hem praten, rustig, rustig...Z'n ijdele kop niet kwetsen...Me niet op stang laten jagen door z'n schamper gezwets..."                       

Ze veegde zorgvuldig de beslijkte handen af aan haar voorschoot en toen ze op kousevoeten de keuken in stapte stond hij "z'n ijdele kop" af te koelen onder het kraantje boven de pompsteen. Zwijgend reikte ze hem de handdoek aan en zette zich traag aan tafel, terwijl hij driftig zijn haardos droog­wreef.                    

"Joseph, jongen, kunt ge er mij een keer niet wat meer over vertellen ?...",drong ze aan. Verwonderd keek hij op: zo'n rusti­ge toon was wel het laatste wat hij van haar verwacht had!                     

" Maar daar valt toch niets meer te vertellen! ", weerde hij af. " Ik kon tekenen voor vier jaar, voor twee, of enkel voor de duur van den oorlog tegen Rusland, en ik heb het kortste gepakt...Als het me bevalt, kan ik altijd nog bijteke­nen, want hoe langer ik blijf, hoe beter de post die ik nadien bij de gendarmerie gaan krijgen..."                        " En als het niet bevalt ?",onderbrak ze hem, " of stel dat ge gekwetst wordt ? Denkt ge soms dat ze bij de gendarmen een invalide binnen pakken ? " Haar ijle stem brak en ze wendde zich vlug af.                                         

Hij twijfelde even en vervolgde verzoenend: " Als het tegen­ slaat, ben ik er rap vanaf. En moest ik ge­kwetst geraken dan krijg ik een pensioen..."                                        

" Maar jongen toch! ",snikte ze, " weet ge wel wat ge zegt ? Nog geen twintig, en ge spreekt al van pensioen voor een invalide 'lijk uw grootvader...Weet ge niet meer hoe hij jarenlang heeft zitten wegrotten in z'n zetel bij 't venster, alsmaar z'n longen krochen ? Is het zo dat ge de rest van uw leven wilt doormaken ? Als invalide, met een pover luizig pensi­oen­tje?..."                                                 

Ik moet zwijgen, dacht ze, of anders loopt hij weer naar buiten. Maar ditmaal liep hij niet weg.                                

" Luistert, Moeder, dàt van Bompa was van de gaas, en ge weet heel goed dat ze dat niet meer mogen gebruiken!  Zet het maar uit uw hoofd...Ten andere, bij het Legioen hebben we de beste medische dienst die er bestaat, zodat de gekwetsten aan het front beter gesoigneerd zullen worden dan de uitgebomde burgers in de kliniek van Oostende!  Ge kent de professor Daels ? De groot­ste kankerspecialist van Europa!  Hij wordt het hoofd van al onze Vlaamse doktoors, daar in Rusland..."            

" In godsnaam, jongen, dat is zever in pakstjes!  Met zo'n vent zijt ge daar niet gediend: aan 't front riskeert ge geen kanker te krijgen, maar een poot te verliezen, of een schot door uw longen, of een gat in uw maag! ...Jongen toch ", snikte ze, " wat hebt ge toch aangevangen! " En ze staarde met een verkrampt gezicht en blinde waterogen door het venster naar het dorp.                                                                          

Joseph bleef eventjes stil achter haar staan en zei dan troostend: " Ge moet niet overdrijven, Moeder: er zal met mij niets gebeuren..."                                        

Ze voelde zijn zwakte aan en vloog in de bres:  " Och jongen, dàt hebben zij in de Eerste Oorlog ook gezegd, weet ge, al deze knappe jonge mannen die zingend naar 't front trok­ken...Maar ik heb hen, die niét gesneuveld zijn, nadien in hun karretjes zien voorbij rijden, op de défilés van 11 novem­ber in Nieuw­poort: bleke, zweterige snuiten, en een zwarte ciré op hun stompe schoot...Of scheef hangend 'lijk patattezakken,  voortge­duwd door fiere nonnen en prontige verpleegsters: géén reclaam voor 't leger, dàt kan ik u verzekeren!  Ik was nog niet getrouwd en dan ziet ge als meisje daar deze vuile verkwisting van zoveel jonge levens...Een échte schande!  En wat zegt uw lief daarvan, die blonde Nadine van De Handt ?...Die wéét het nog niet, hé ?!...Wedden dat die het àf maakt als ze daarvan moest horen ? Hebt ge dààr al eens aan gedacht ?"          

Joseph reageerde nog steeds niet en ze zag haar kans schoon: " Ik heb met Jupp gesproken, " loog ze, " en die zegt dat ge er nog altijd gemakkelijk vanaf kunt geraken, van dat engagement...Vooraleer ge binnengaat op de keuring, weet hij een goed middel voor een hartziekte of een rugkwaal, waarmee ze u moeten laten gaan..."                                            

" Houd op met die laffe prietpraat, Moeder! ", vloog hij uit, " houd op!  Ik heb maar één woord!  En wat ik getekend heb is getekend, met mijn volle gedacht: daar kom ik niet meer op terug!"                                                            

De deur werd opengeworpen en Leon stapte struis de keuken in met zijn vuile vissersplunje en smerige botten vol zilveren haringschubben. Met een onschuldige snuit lachte hij: " Elks ne goeien avond! " En monkelend tegen zijn broer: " Ha,  hoe was 't in Oostende ?"...                              

Marie vond een nieuw slachtoffer om haar ergernis tegen te luchten en vloog uit: " Buiten, gij!  En smijt uw botten en kleren in 't waskot!  Ik heb hier juist gekuist!  Wat denkt ge wel: dat ik hier de meid ben ?!"                                      

Verbaasd over zoveel heisa week hij achterwaarts naar buiten met een grinnikend " Bon, bon..." en botste tegen Jupp op die juist naar binnen wilde stappen.                              

" Mensch, Junge, hast du's eilig! ...Aber schön dass du da bist: komm',fass mal mit an "...Hij wierp een blik naar binnen: " Du auch, Joseph: Arbeit macht frei "                Joseph greep de gelegenheid aan om het gezaag van zijn moeder te ontlopen en slenterde sloom achter Jupp aan, tot het tuinhek.                                              

Op straat stond een grijze legercamion voor de deur en de Duitser kroop achteraan onder de huif:

" Komm' Jungs! "           

Een halfhoog rechthoekig meubel stond, omwikkeld met een soldatendeken, stevig tegen de zijwand gebonden en het duurde even voor hij samen met Leon de knopen had losgepeu­terd.                                                            

Joseph vroeg wat nors: " Na, was soll das ?"...                

" Geschenk für die Mutti, zum Geburtstag! ",fluisterde Jupp comploterend, en Leon riep uitgelaten: " Een radio!  Joseph, een radio! "                                   

" Mutti hat kein Geburtstag...",wierp deze nog stug tegen, maar hielp toch gewillig bij het afladen van het zware toestel.                    

  " Na ja, heute oder morgen oder nächste Monat: wie soll ich das denn überhaupt wissen..."                                    

Marie zette grote ogen op toen ze de mastodont voorzich­tig in de voorplaats binnensjouwden en Jupp er met wijds armgezwaai van een volleerd goochelaar de beschermen­de deken afwikkelde.                                      

" Und, voilà, meine geehrte Damen und Herren! "...                                 

" Een S.B.R! ",riep Leon verrukt, "nog schoner dan die van de 'Tramstatie'!  Miljaarde nondedju! " En Marie liet blij strelend haar hand over het gladde hout glijden. Vragend keek ze Jupp aan, maar deze knipoogde haar toe: " Zum Geburtstag! ..."                                

" Dat is pas voor binnen negen maanden, Geburtstag...", sneerde Joseph dubbelzinnig en onder de bestraffende blik van z'n moeder wendde hij zich, fier over eigen geestigheid, terug naar het radiomeubel.                                  

Een prachtstuk!  Een in hoog­glans kastan­je­bruin geboende kas, met vijf grote ivoren knop­pen onder de veelkleurige glasplaat, waarop in schuine colonnes wel een honderdtal namen van wereld­wijde zendstations stond vermeld!  Mensen toch!                 

" Hier zie...Ber­lin...Moscou...Peking...New-York... Pa­ris...'t Zal natuurlijk weer al' in 't Frans zijn, maar we zullen de muziek toch verstaan, hé ?",hoopte Leon. " En ik zie Londen niet staan...Jupp, hast du Londen heraus geholt ?"...               

" Maar hier zie, Klootmans: B.B.C.!  Dat wil zeggen Britse Broodkast Companie" bromde Joseph           

Jupp stuurde de chauffeur met de vrachtwagen terug naar de kazerne. Hij legde uit dat het toestel in beslag genomen werd in Nieuwpoort, bij mensen die naar de Engelse post hadden geluisterd.                                     

Hij bleef stamppot eten en de rest van de avond probeer­den ze de radio aan de praat te krijgen, wat pas lukte nadat ze met een lange koperdraad naar het appelboompje in de hof een voorlopige antenne hadden gespannen. Maar toen sloeg het hek volledig van de dam:  met de zoekknop kregen ze de ene zender na de andere door en uit de grote luidsprekerkast, die heel de onderste helft van het meubel besloeg, bulkte een helse kakofonie van geruis, gepiep, geknetter en gefluit, vermengd met muziekflarden en een cocktail van onverstaanbare vreemde sprekers uit alle hoeken van de wereld. Wonderbaarlijk!                                                               

" Zet hem eens wat stiller! ", schreeuwde Marie er boven uit, " Strak horen z' ons tot in 't dorp! "                            

" Jawohl, Herr Major! ",riep Jupp terug, maar Marie kon er niet mee lachen. In alle stilte liep hij verder alle zenders af, tot hij vond wat hij met onschuldige schijnheiligheid al een kwartier geduldig aan 't zoeken was...                           

" Pom-pom-pom-pom...pom-pom-pom-pom..."                                

" Dàt is hem! ,"riep Leon geestdriftig, die blijkbaar in het stilzwijgend complot zat: " den Engelse broodkast, lijk die van 't 'Anker'! "                      

Jupp knikte en peuterde verder aan de fijnregeling om het ritmisch aanzwellend en weer wegzakkend janken van de stoorzender af te dempen. Fluisterend beval hij Leon: " Mach' Türe und Fenster zu, schnell! "                                      

" POM-POM-POM-POM...POM-POM-POM-POM...",klonk het nu wat duidelijker.                                               

Als gebiologeerd staarden ze alle vier in het duister naar het groen oplichtend zenderglas, tot klokslag tien een wazige stem vanuit de verte de betovering brak: " Ici Londres...ici Londres...Les Francais parlent aux Francais..."                                             

" Ziet ge wel dat het weer al' in Frans is! ..." riep Leon verongelijkt, maar Joseph legde hem met een stevige elleboogstoot het zwijgen op.

Van de berichtgeving begrepen ze niet veel ,want het ging over de hutsepot van het Frans-Japans akkoord in Indochi­na - dat volgens de spreker absoluut geen zoveelste knieval zou zijn van 'La France Libre' - en de gevechten van het Frans-Britse Expeditie­korps tegen de Vichytroepen in Syrië ,dat volgens die vent van de radio met een fratricide burger­oorlog absoluut niets te maken had...

Nadien kwam Radio Oranje aan de beurt ,tot grote voldoe­ning van Leon. Maar die had het over de Japanse aanspra­ken op Java en de rest van Nederlands Oost-Indië en dat interesseer­de geen kat. De heldhaftige strijd van de Hollandse koopvaar­dij tegen de U-Boote al evenmin...

Dan hield een Antwerpenaar een pocherige scheldtirade op de "Moffen" en dat was even wennen ,want zo noemden ze aan de kust de Duitsers niet. Ze scholden hier wel op "de Frit­sen" of op "de Smeerlappen" ,maar "Moffen" was nieuw...De 'opgeblazen puit' ,zoals Joseph de spreker doopte ,bracht met iets teveel pathos een hoera-verslag uit over een Belgische zegetocht van de Force Publique. Vanuit Kongo was "ons leger" Ethiopië binnenge­vallen ,om er de Italianen te verdrijven...Niet erg geloof­waardig en als wapenfeit kompleet belachelijk ,in verge­lijking met de machtige Duitse opmars in Rusland ! Dààr werd geschie­denis geschreven ,en niét in - och arme - Addis Abeba ,of hoe deze notoire negorij ook mocht heten...Maar over Rusland sprak de 'Puit' geen wóórd. Wist het niet goed liggen ,waarschijnlijk...

Al bij al had de B.B.C. niet veel hartverheffend nieuws te bieden aan haar anglofiele achterban.

" Armoei troef !",besloot Leon nuchter.

" Kriegsende ist noch nicht für Heute...",bromde Jupp bitter en trok de stekker uit.

     


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
26-12-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!