Gezeten op den drempel van een huis, speelt hij gewichtig, stoer en onbaatzuchtig voor iedereen. Zij, die het vaderhuis nimmer vergeten en zij, die voortvluchtig
dolen van land tot land: de dichters, de matrozen, de reizigers, die zonder énen cent, het land ontdekken door hun droom verkozen, luistren naar 't schreien van zijn instrument.
Hij weent, hij juicht, de goede goochelaar, en door zijn droomrig, langoureus gebaar voelt iedereen zich weer het dwaze kind:
de rentenier vergeet zijn lieve renten, de filosoof zijn kostbaarste argumenten, de veertigjaarge dat hij heeft bemind.
Een week na Pinksteren vieren wij de Heilige Drie-eenheid. Hoe noemen wij God in onze tijd? Misschien is Hij voor velen totaal afwezig geworden, ongekend, niet meer aanbeden, overbodig ... De God van: misschien zijt gij wel ergens … De God van: ik weet het niet meer ...
Soms is Hij nog een laatste redplank bij ziekte of tegenslag. Laat nog maar eens een kaars voor Hem branden: je weet maar nooit ...
Soms komt Hij nog eens langs bij een eerste communie, een vormsel of een huwelijk.
Maar Hij is ook nog altijd de God die mensen in beweging zet, die leven blijft brengen in de kerk, de God die hoop blijft brengen en houvast biedt in een wereld die alle hoop en houvast dreigt te verliezen.
In het eenvoudigste christelijk gebed, het kruisteken zeggen wij wie God in wezen is. Wij noemen hem drievoudig, drievuldig: Vader, Zoon en Geest ...
Wij noemen God: Vader en Moeder, omdat hij aan de oorsprong staat van alle leven. Daarmee hebben wij gezegd dat ons leven geen blind toeval is, dat al wat bestaat een zin heeft en een uiting is van Gods scheppende liefde voor de mens.
Wij noemen God Zoon omdat Hij zijn schepping niet alleen gelaten heeft. Hij heeft zich kenbaar gemaakt in Jezus Christus. We hebben dit zojuist in het evangelie gelezen ... ‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven opdat alwie in hem gelooft niet verloren zal gaan.’ God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft om er nadien nooit meer naar om te zien. Dat was de God van de filosofen uit de tijd van de Verlichting. Voor hen was God de grote mecanicien van het heelal die het uurwerk van het heelal had opgewonden en verder alles maar zijn beloop liet gaan. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons niet aan. God is Liefde zeggen wij: en liefde is aanwezigheid, betrokkenheid, tederheid, barmhartigheid. Daarom heeft de Vader zich in Christus geopenbaard om de mens nabij te zijn.
God noemen wij ook Geest. Hij blijft werkzaam doorheen onze geschiedenis. Zijn kracht is tastbaar in iedere tijd. Hij vernieuwt het gelaat van onze wereld. Dat hebben wij vorige week met Pinksteren gevierd ...
Hoe is uw naam God, waar zijt Gij te vinden? Het antwoord op die eeuwenoude vraag werd ons in het evangelie geopenbaard: God Gij zijt Vader omdat gij scheppende liefde zijt. Gij zijt Zoon omdat uw liefde zich aan mensen geopenbaard heeft in Jezus Christus Gij zijt Geest omdat Gij bij ons blijft met uw levenwekkende kracht, door alle eeuwen heen.
Toen ik vijf jaar geleden naar de Sahara kwam, hield ik helemaal niet van de nacht. Hij was voor mij te zeer verbonden met de Europese levenswijze, die zeker niet de beste is, en hij is vooral minder geschikt om tot rust te komen en de zenuwen te ontspannen. Nacht betekent voor velen vermoeienis, die nog gevoegd wordt bij de vermoeienissen van de dag. Voor sommigen betekent hij verstrooiing, voor anderen slapeloosheid, verveling enzovoort.
Hier is het heel anders. Om te beginnen zijn er geen lichtreclames. De nacht is vóór alles rust, echte rust. Bij zonsondergang komt de natuur tot rust, zij ontspant zich als op een stille aanwijzing van God. De wind, die ons bijna de hele dag met zijn suizen en zijn zand begeleid heeft, is gaan liggen, de hitte wordt minder, de lucht wordt helder en fris. Alles ademt vrede, alsof de elementen en de mensen zich willen herstellen van de grote strijd van de dag en van de zon.
Ja, de nacht is hier heel anders. Hij heeft zijn prilheid, zijn geheime charme niet verloren. Hij is gebleven zoals God hem gemaakt heeft: een creatie van Hem, die weldadigheid en leven brengt.
CARLO CARRETTO
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
Pinksteren, het feest van de Heilige Geest, het lijkt een moeilijk feest:
God, de Vader, dat gaat nog: wij hebben geleerd om Hem te zien als die goede Vader, die ons tot leven geroepen heeft om gelukkige mensen te worden.
Ook Jezus, de Zoon, zegt ons veel: de evangelies staan vol mooie verhalen over Hem, en net als wij is Hij een mens van vlees en bloed. Zo kennen we Hem, die mens, die weldoende rondging.
Maar de Geest lijkt ons te ontsnappen. Wie mag Hij wel zijn?
En toch zou je ook kunnen zeggen, eigenlijk is het makkelijk om over die Geest te spreken, want wie is Hij anders dan de Geest van Jezus zelf? Wie is Hij anders dan Jezus, ook nu nog onder ons?
En daar kan je veel over zeggen. Vandaag zou ik er maar één gedachte willen uitlichten: Jezus, dat is die mens, die aan het einde van zijn leven hier op aarde geheel gebroken en gedeeld werd.
In elke eucharistie horen wij het opnieuw: 'dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt', 'dit is mijn bloed, dat voor u wordt vergoten'. En zoals Jezus zelf, voegt de priester er telkens aan toe: 'Blijf dit altijd opnieuw doen om Mij te gedenken'. Vergeet het toch niet, dat Ik, Jezus, zo was, die mens, die tot het uiterste ging in het wegschenken van zichzelf.
Dat is Jezus, ten voeten uit: de mens, die niet leefde voor zichzelf, maar voor de anderen en voor de Andere, en die juist daarin het doel van zijn leven bereikte, die juist daardoor zijn diepste vreugde vond.
Dat is ook de Geest van Jezus ten voeten uit: leven voor de anderen, leven voor de Andere, en daarin het doel van je leven of mens-zijn bereiken, juist daardoor ten volle gelukkig worden.
De Bijbel zegt eigenlijk niet zo veel over die Geest, maar één woord van Paulus is rijk aan inhoud: 'de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.'
Om te verstaan is het feest van vandaag dus niet echt een moeilijk feest: neem af en toe eens de tijd om te kijken wie Jezus was, dan zie je de Heilige Geest, doe zoals Hij, dan leef je in de Heilige Geest.
Maar om zo te leven is niet altijd even eenvoudig; wij zijn gelukszoekers, die zich gemakkelijk laten misleiden, door alleen voor zichzelf te leven, en dan vinden wij geen rust of vrede, dan vinden wij die vruchten van de H. Geest niet.
We zoeken op een krampachtige wijze om gelukkig te worden, en wij jagen daarbij voortdurend schimmen na, dingen, die niet echt vreugde schenken. Telkens weer blijven wij onvoldaan achter, willen wij weer iets anders, weer iets nieuws, weer iets meer.
Alleen wie het gegeven is om te leven vanuit die Geest van Jezus, die zichzelf kon vergeten voor de anderen, alleen die vindt diepe vreugde.
Dat wens ik u vandaag van harte: dat ge moogt bezield worden door de goede Geest van Jezus. Dat het Pinkstervuur u mag aansteken om te leven als gelukkige en enthousiaste christenen.
Dikwijls kijken wij met heimwee naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls bidden wij ook dat de geestdrift van de vroege Kerk ook onder ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij ziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen is. Hij kent hun vertwijfeling en Hij weet dat hun leven soms zwaar zal zijn. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: ‘Ik bid u voor hen’.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarover.
‘Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen.’
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: ‘Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet.’ En daarom bid ik U voor hen: ‘dat Gij hen in deze wereld zou bewaren.’
Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven
toen het slecht met mij ging:
‘We zullen een kaarsje voor je opsteken’.
Mensen uit alle lagen van de bevolking,
onder wie ook gelouterde mensen
die zelf ooit hard hebben moeten knokken.
Op die momenten voel je
dat zo’n kaarsvlammetje
niet zo maar een sentimenteel lichtje is.
Als iemand een kaars pakt en een lucifer,
en die kaars voor iemand anders aansteekt,
dan is er toch sprake van warmte
van de ene mens voor de andere mens.
Duizenden en duizenden mensen
steken op een dag een kaarsje aan.
Dat is iets heel anders dan wanneer duizenden mensen
Ze stonden er bedremmeld, zeg maar: verslagen bij. Eerst op die vrijdag hadden ze Hem verloren aan de dood en nu zijn Hemelvaart aanstaande was, verloren ze Hem opnieuw.
Toen Hij stierf op die vrijdag week Zijn lichaam,
niet Zijn geest. De Geest was bij hen, was gebleven, levend, warm en zeer nabij, vertrouwd en eigen, als altijd.
En nu ineens, starend naar de hemel, was er de leegte. Als van God verlaten bleven ze bij elkaar en uitzichtloos was de diepe, de diepste duisternis.
Eén lichtpunt was er, 'n belofte, 'n toezegging, meer niet.
Maar ze wisten dat 't bij 'n belofte meer gaat om de waarde van hem, die belooft, dan om de inhoud van de belofte.
we kunnen heel veel van elkaar verschillen, maar dit hebben we toch wel gemeen met elkaar: we willen gelukkig zijn. Daar gaan Jezus’ woorden vandaag over: ‘Ik zeg u dit alles, opdat mijn vreugde in u mag zijn en uw vreugde volkomen mag worden.’ Jezus verlangt ernaar dat zijn diepe vreugde ook in ons mag wonen. En Hij voegt eraan toe: ‘Als je die volkomen vreugde wil ervaren, moet je elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad.’ Een andere weg is er niet, alleen de liefde zoals Hij zelf ons liefhad.
Liefde! De eeuwen door is er over gezongen, geschreven en gepraat. Met zoveel verschillende betekenissen: huwelijksliefde, moederliefde, kalverliefde, naastenliefde, eigenliefde, liefdoenerij, liefdadigheid, verliefdheid … Van de ene kant is het woord tot op de draad versleten omdat het te pas en te onpas gebruikt wordt. En van de andere kant is het onverslijtbaar en onmisbaar, zoals een dichter schreef ’Liefde is het hart van het heelal’.
Vandaag zegt Jezus ons: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’. Het gaat hier niet over sterven voor elkaar, maar over leven voor elkaar: jezelf geven, jezelf vergeten in gewone dagelijkse dingen. Het is ‘iets doen’ en ook ‘iets gaarne doen’, om de ander gelukkig te maken … ook als dit moeite kost . Het is jezelf vergeten omwille van de ander. Meer nog: liefde is jezelf geven, met wat je hebt en met wat je bent – zoals Jezus heeft voorgedaan.
We kunnen mensen gaarne zien, omdat ze goed zijn voor ons. Bij Jezus wordt die volgorde omgekeerd. Zijn liefdevolle blik of gebaar komt eerst en daardoor wordt iemand goed. Hij bemint Zacheüs, een egoïstische uitzuiger, en daardoor geeft die de helft van zijn bezit aan de armen. Hij bemint Petrus die hem driemaal verloochende en Petrus wordt een rots van geloof. Jezus’ liefde maakt iemand goed. Ook onze liefde kan mensen anders maken.
Daarom heeft iemand terecht gezegd: ‘Liefde verandert de wereld niet … maar liefde verandert de mensen, en mensen veranderen de wereld.’
Hij is mijn broertje
Eens wandelde ik, ver weg van de bewoonde wereld.
Het was in Bolivië, in het Andesgebergte,.
Op een steil bergpad ontmoette ik een klein meisje,
ze was op weg naar school in een gehucht,
waar ik een uur tevoren langsgekomen was.
Voor haar broertje was de weg te lang en te zwaar.
Daarom droeg ze hem, die vele kilometers lang,
op haar smalle rug.
Eigenlijk was ze zelf nog een kind.
'Wel', zei ik, 'kind, wat draag jij toch een zware last'.
Wat kan ik zeggen over de kloosters in onze dagen? De huidige abt van Ampleforth, Patrick Barry, vertelt in een boekje over de heilige Benedictus de volgende anekdote. Onlangs – schrijft hij – ontmoette ik buiten onze abdijkerk een groepje mensen die me de vraag stelden: 'Is dit een abdij?' Toen ik bevestigend antwoordde, zei een van hen een beetje sceptisch en teleurgesteld: 'Waar is dan de ruïne?'
Van de zon leren om warmte uit te stralen. Van de wolken leren om te zweven. Van de wind leren om impulsen te geven. Van de vogels leren om hoogte te winnen. Van de bomen leren om standvastig te zijn. Van de bloemen leren om te schitteren. Van de stenen leren om te blijven. Van de struiken leren om in het voorjaar nieuw te worden. Van de bladeren leren om in de herfst los te laten. Van de storm hartstocht leren. Van de regen leren te vervloeien. Van de aarde leren ontvankelijk te zijn. Van de maan leren te veranderen. Van de sterren leren één onder velen te zijn. Van de jaargetijden leren dat het leven telkens opnieuw begint.
Heb je ook soms dat heerlijk gevoel: ik leef. Met iedere lente wordt het nog sterker. Met iedere genezing nog intenser.
Wij leven: wij worden wakker, wij ademen, we lopen en nog zoveel meer. We vinden dat alles normaal maar eigenlijk is het een onverdiend geschenk dat we niet genoeg kunnen waarderen.
Want leven is meer dan ademen en lopen, meer dan een proces van spontane celdeling, groei en voortplanting. Leven is meer dan een biologisch proces.
Het is ook een verhaal. Het zou een boek kunnen zijn. Een verhaal van blijdschap en droefheid, van onverhoopte vreugde en vlagen van melancholie.
Waarom? Omdat we niet alleen leven. Leven is communicatie, leven is relatie.
Leven op zijn best is zorg dragen voor mekaar, meer nog dan de meesjes voor hun jongen. Het is een zorg vol liefde en mekaar kennen tot op een draadje.
Leven is beminnen en bemind worden. En juist omdat dit de kern van ons bestaan is blijft ieder mensenhart hongerig naar een liefde zonder berekening, zonder voorwaarde, zonder grenzen, zonder te zeggen: tot hier en niet verder.
Augustinus wist hierop te zeggen. Dat mensenhart blijft hongerig, blijft onrustig totdat … en hier komt het evangelie van daarnet ter sprake, totdat wij de deur van ons hart openzetten voor die wondere gast die zich een herder noemt.
Als een herder draagt hij zorg voor ons en kent hij ons tot op een draadje.
Hij spreekt van een liefde die heel intiem en heel persoonlijk is, en die zover gaat dat Hij zijn leven voor ons zou geven.
Veel mensen houden de deur van hun hart voor Hem gesloten, uit argwaan. Hijzelf zal niet binnenbreken, we moeten Hem binnenlaten maar wie Hem binnen laat in het intiemste van zijn leven, komt er niet bedrogen uit.
Leven is zo veel meer dan zich biologisch of relationeel uitleven. Het is wakker worden in de liefde van Jezus, delen in dezelfde liefde als die van de Vader tot de Zoon: de liefde waaruit alle leven ontstaat.