Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-01-2011
DE AVOND VOORDIEN
DE AVOND VOORDIEN
Zaterdagavond, de valies, de rugzak en de handbagage zijn gemaakt en staan klaar. Ook mentaal lijkt de voorbereiding voor mijn tiende verblijf in het binnenland van Brazilië op punt te staan. Dat is nodig ook, omdat ook deze keer het bezoek aan Bahia niet echt een gewone vakantie is. Bij herhaling heb ik dat trouwens de voorbije dagen gezegd.
Voortdurend krijg je inderdaad te horen: gelukzak, je mag weer in vakantie! En inderdaad voel ik mij een gelukzak, die een buitenkans krijgt om eens te meer in een totaal andere cultuur te mogen leven. Want anders is het wel, en daardoor verzet het ook wel de zinnen als je leven een maand lang zo totaal verschillend is van de gewone dingen, die je anders dagelijks te doen hebt en doet. Maar vakantie, dat is toch wel iets anders. Vandaag zou ik het woord niet meer gebruiken voor mijzelf, maar bij mijn eerste reis naar hier was het meest geschikte woord ongetwijfeld: cultuurschok. En nu kan ik alleen maar zeggen: eigenlijk is het behoorlijk moeilijk om nauwkeurig weer te geven wat er die laatste avond in je omgaat, want de gevoelens op dat ogenblik zijn zo verscheiden en uiteenlopend.
Geen gewone vakantie dus! Als je op vakantie vertrekt overheerst doorgaans de blijheid, de vreugde omdat het gewone alledaagse even doorbroken wordt. Zoals Fransen dat zo bondig en tegelijk zo plastisch kunnen zeggen: voor een maand weg uit de slenter van metro, boulot, dodo. En natuurlijk leeft dat ook sterk in je gemoed, als je weer eens de kans krijgt om voor een maand weg te trekken uit de gewone dagelijkse dingen. Maar een vertrek naar het binnenland van Brazilië is toch iets heel anders dan de auto instappen en vliegensvlug over de autostrades á peage razen, om 14 uur later uit te stappen aan de Azurenkust. Anders ook dan een wat grootsere en luxueuze citytrip naar Salvador, de hoofdstad van Bahia, met over enkele weken weer zijn bruisend carnaval, en met zijn vele niet carnavaleske favelas, krottenwijken of slums, waar honger dagelijkse kost is en de grootste bestaanszekerheid de onzekerheid is, soms zelfs over de dag van morgen.
Het binnenland van Bahia, dat is de armoede, die je aankijkt en bevraagt, het onrecht in de wereld ook, en veel meer nog de dagelijkse moed van gewoon buitengewone mensen, die, in totaal andere omstandigheden dan wij gewend en verwend zijn, bouwen aan hun huizen, aan hun leven en als ze het wat beter hebben ook bonen en maïs verbouwen op een doorgaans minuskuul lapje grond in de roça, de weidse ruimte die je binnenrijdt of wandelt, zodra je het centrum verlaten hebt.
Of het zijn de soms piepkleine huisjes in het centrum zelf, een deur, een raam en een muur in pastelkleur. En in dat raam zonder vensterglas hangt dan veelal iemand naar buiten te kijken, wat er die dag zoal in de wereld, dat is Mundo Novo, gebeurt.
En daarnaast zie je de voorbije jaren toch ook enkele meer positieve ontwikkelingen. Niet alle jonge mensen krijgen hier de kansen, die ze verdienen op basis van manuele of intellectuele vaardigheden, maar er is op dit vlak toch een gunstige ontwikkeling merkbaar. Meer dan vroeger zie je jonge mensen, en niet alleen uit de rijkere klasse, die ietwat meer kunnen studeren. Je ziet ook een aantal moedige jonge mensen, die tijdens de dag uit werken gaan, en dan s avonds door zelfstudie of een soort van open universiteit toch een diploma trachten te bereiken. Alweer een teken van de onvoorstelbare moed die heel wat mensen opbrengen om na eeuwen van armoede, en alles wat daarmee gepaard gaat, aan die afschuwelijke vicieuze cirkel te ontkomen.
En ja, dan is er natuurlijk het weerzien van mijn vriend Frans en zijn werk, en een nieuwe ontmoeting met zoveel andere hartelijke mensen, die deel van mijn leven en mij dierbaar werden.
Hier, in het Noordoosten, leven die mensen bij wie ik behoor en bij wie ik mij het meest thuisvoel!
Na de kersttijd keren we terug naar de gewone zondagen. Week na week overwegen we wie Jezus is, en wat Hij voor ons betekent tot op vandaag.
We hebben gezongen over vrede en toch lijkt dat weer allemaal zo ver weg. Het dagelijks nieuws gaat weer over onrecht en oorlog, en we kennen ook de kleine twisten in onze eigen, beperkte kring.
Johannes de Doper zegt dat Jezus de zonden van de wereld wegneemt. Maar we zien daar niet veel van, denken we.
Inderdaad, dat kan niet zonder onze bijdrage. Laten we daarom enthousiast en vol overtuiging de kant kiezen van dat Lam van God, dat de zonden uit de wereld wegneemt.
De volgende dag zag Johannes de Doper Jezus, terwijl die naar hem toe kwam. Daar is het lam van God, zei hij, diegene die de zonde van de wereld wegneemt. Hij is het van wie ik zei: Na mij komt iemand die mijn meerdere is, want vóór mij was Hij er al.
Ikzelf wist niet wie het zou zijn, maar omdat Hij aan Israël moest worden geopenbaard, daarom ben ik komen dopen in water.
En Johannes getuigde verder: Ik heb gezien hoe de Geest als een duif uit de hemel neerdaalde en op Hem bleef rusten. Ikzelf wist niet wie het zou zijn, maar Hij die mij gezonden had om te dopen in water, had mij gezegd:
Als je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en op Hem blijft rusten, dan weet je: Hij is degene die doopt in heilige Geest.
Ik heb het gezien, en mijn getuigenis luidt: dit is de Zoon van God. (Johannes 1,29-34)
Lam Gods, dat wegneemt de zonden van de wereld. Het zijn woorden, die we goed kennen en toch blijven ze raadselachtig. Wat wil Johannes eigenlijk zeggen?
Voor de Joden was het duidelijk. Al eeuwen wachten zij op de Messias, die elk kwaad in de wereld en in de mens zal weghalen en een begin zal maken met Gods koninkrijk. Jesaja had de dienaar van Jahwe aangeduid als een lam, dat lijdt voor de zonden van het volk. En Johannes zegt nu dat met Jezus die lang verwachte Messias gekomen is.
Ook voor ons is Jezus die Messias. Wij geloven dat met Hem Gods Koninkrijk een aanvang heeft genomen. Jezus is de Redder van de wereld, omdat Hij een weg toont naar een wereld zoals God die wil. Zonden blijven zonden, maar een nieuw begin is mogelijk door vergeving in Gods naam. Voor Jezus is de mens niet gemaakt om ten onder te gaan aan zijn eigen kleinheid, maar om ondanks alles volop te leven.
Dat wil Johannes zeggen. Het gaat niet om hem, maar om Jezus, die veel groter is en die met de heilige Geest zal dopen. Wij ontvingen die Geest, om mensen te worden die naar die Geest willen leven. Gods Geest is niet alleen een kostbaar geschenk, het is ook een grote opgave. Onze manier van leven zou vragen moeten oproepen. En het antwoord ligt bij Jezus en het koninkrijk van God, dat wij mee willen uitbouwen. Als mensen aan ons zien dat God vreugde schenkt, zullen zij naar die God op zoek gaan.
Wij zullen meer op Jezus lijken en mensen zullen bij ons een sprankel van Gods Geest zien. Wij zullen niet álle zonden uit de wereld wegnemen, maar we kunnen de wereld mooier maken. Mensen zullen in ons hopelijk iets van God ontdekken. Dat mag ons blij maken. Omdat we door onze liefde mensen laten proeven van die andere Liefde, die we met een hoofdletter schrijven.
Wie voor God openstaat, staat op een heel andere wijze tussen de mensen
Wie openstaat voor de mensen, staat op een heel andere wijze tegenover God
Wie voor God en de mensen openstaat, staat op een heel andere wijze tegenover zichzelf
op een heel andere wijze, dat wil zeggen: zoals Jezus Christus: vrij, bevrijd, bevrijdend
Christelijk noemen wij dat: naar de wijze waarop Hij mens was.
(vrij naar Ward Bruyninckx)
---
De volgende weken zal deze blog minder regelmatig bijgehouden worden, omdat ik nogmaals bij mijn vrienden in Brazilië mag verblijven. Ik hoop evenwel af en toe een treffende ervaring te kunnen delen.
Vandaag ontmoeten we opnieuw Johannes de Doper. In de advent riep hij ons op om ons te bekeren,nu doopt hij mensen in de Jordaan.
Wanneer ook Jezus door hem gedoopt wordt,gaat de hemel open en klinkt er een stem:`Dit is mijn geliefde Zoon,in wie Ik vreugde vind.'
Mocht God datzelfde over ons kunnen zeggen:Jullie zijn mijn geliefde kinderen in wie Ik vreugde schep.
Laten we in deze winterse, winderige dagen dus alle donkere wolken wegblazen.
In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar Johannes bij de Jordaan om zich door hem te laten dopen.
Johannes probeerde Hem tegen te houden. Hij zei: `Ik zou door U gedoopt moeten worden, en U komt naar mij?'
Jezus gaf hem ten antwoord: `Laat nu maar, want zo behoren wij de gerechtigheid volledig te vervullen.' Toen liet hij Hem begaan.
Toen Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen uit het water. En zie, daar opende zich de hemel voor Hem en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Hem neerkomen.
Er kwam een stem uit de hemel, die zei: `Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.' (Matteüs 3,13-17)
Ook bij Lucas vinden we dit verhaal over het doopsel van Jezus in de Jordaan, maar Lucas laat de Doper iets uitvoeriger aan het woord: Ik doop met water, zegt Johannes, maar Hij, Jezus, zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur.
We mogen die woorden van Johannes gerust zo verstaan: Mijn doopsel is wel bedoeld als teken van bekering, maar je kan daarbij heel goed doen alsof. Je stelt een uiterlijk gebaar, maar binnenin ben je heel anders. Je kan je laten dopen voor het oog van de mensen. Je veinst bekering en speelt een heel gemeen rolletje. Misschien denk je wel dat God je niet echt kent. Dat Hij het verschil niet ziet tussen wat je uiterlijk doet, en wie je werkelijk bent, binnenin. Weet je dan niet dat Hij hart en nieren doorgrondt? Dat Hij je door en door kent?
Hoe anders is het doopsel dat Jezus toedient. Geen schone schijn of mooie rolletjes. Zijn doopsel verandert alles. Hij doopt met de Heilige Geest! En dan moet je breken met de wereld en zijn wijsheid. Er is geen middenweg: het is ofwel de Heilige Geest, ofwel de geest van deze wereld. Als die Heilige Geest je doordringt, dan wordt alles anders.
Dan moet je tegen stroom roeien, want de wereld lokt met valse goden, van eigenbelang en eigen goestinkjes, ten koste van wat ook, ten koste van wie ook. Maar je moet kiezen: het is de grote God of de kleine godjes.
Hij doopt ook met vuur, zegt Johannes. Die Heilige Geest laat je niet koud: je zal vurig en enthousiast die nieuwe weg van Jezus gaan!
Omwille van dat alles haken vele mensen af en dat doet pijn. Maar als de Kerk de ware Heilige Geest volgt, kan zij mensen aantrekken, die openstaan voor 'wat waar en edel is, rechtvaardig en zuiver, kortom voor alles wat deugd heet en lof verdient'.
En die mensen zullen door hun enthousiasme ook aanstekelijk zijn. Zij zullen het vuur in hun hart ook blijmoedig doorgeven.
Droom met de hand aan de ploeg.
Droom van vriendschap voor de rest van je dagen. Droom van afwezigheid van alles wat scheidt.
Droom van een leven in goede gezondheid. Droom dat armoede niet meer bestaat.
Droom van het beste voor heel je familie. Droom van een tijd zonder oorlog en strijd.
Droom dat het goede gedaan kan worden. Droom van zorg voor de wereld en elkaar.
Droom van de liefde en droom van de vrede. Droom dat gerechtigheid overal heerst.
Maar als je droomt, droom dan niet in je bed. Droom met de hand aan de ploeg.
En bid, dat God je kracht geeft, genade en moed, te bidden, te werken en te sterven voor je droom.
Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen, dan worden de wegen wit. Dan rijden de drie kamelen, waarop elk een koning zit, door een woestijn van eeuwen, vol boosheid en gevit.
De herders liggen bij nachte, te waken op het veld, bij hun schaapjes met witte vachten. Een engel heeft hun verteld, dat Jezus niet langer kan wachten, want de wereld moet hersteld.
Wat herders en koningen hopen, het maakt gering verschil: men kan het geluk niet kopen, maar voor mensen van goede wil, gaat de hemel eenvoudig open, en dan wordt alles stil.
Alleen wie het kwade begeren, die mogen niet binnengaan, de hemel is daar voor wie leren de goedheid te verstaan, die de mensen door ons ontberen, als wij hebben kwaad gedaan.
Door een woestijn van eeuwen vol boosheid en gevit rijden de drie kamelen waarop elk een koning zit. Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen en dan wordt de wereld wit.
Driekoningen! De wijzen uit het Oosten volgden een ster het was hun houvast.
Ook wij zoeken houvast in ons leven, sterren, die ons de goede richting wijzen. En die licht en warmte geven als duisternis en kou in ons de overhand hebben. Of die voor rust en vrede zorgen als we onzeker zijn.
Wij hopen op wondere dingen, die ons iets van God laten vermoeden en ons dichter bij Hem brengen .
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was, ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.
Toen koning Herodes dit hoorde werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor waar de Christus moest geboren worden.
Zij antwoordden hem:Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij, Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël!
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht: Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind, en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan opdat ook ik het hulde kan gaan brengen. Na de koning gehoord te hebben vertrokken zij.
En zie,de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde.
Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre.
En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.(Matteüs 2, 1-12)
WAAR IS DE PASGEBOREN KONING?
We spreken altijd van Driekoningen, maar eigenlijk heet het feest vandaag: de openbaring van de Heer,God toont zich aan mensen. De wijzen vonden Hem door een ster te volgen. En wij?
Wie God is, zien we natuurlijk het best in Jezus: vooral in Hem heeft God getoond WIE Hij is, HOE Hij is. Daarom is de stille, biddende overweging van de woorden van en over Jezus zo belangrijk.
Maar er is meer: Hij komt tot ons gans onverwacht, in duizend, duizend dingen. Het is nu volop winter maar de lente vertelt het verhaal van Jezus: het leven is goed en het leven is sterker! En de avondrust kan méér dan puur natuur zijn: als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft.
Maar meer dan de natuur, zijn goede, milde mensen teken van God, want God IS Liefde. Je kan beter in Zijn Liefde geloven, als je de warmte van de liefde ook hier mag voelen. En voor mensen, die op ons rekenen kunnen wij zo goed als God zijn. Ook zij zijn sterren, wegwijzers naar Hem toe.
Openbaring! Hij toont zich in zoveel dingen. Er is een dieper verhaal achter het directe verhaal van de onmiddellijke beleving. Het kleine prinsje zei het al: het wezenlijke is onzichtbaar voor de ogen, het wordt slechts gezien met het hart. En ook Franciscus zong zijn Zonnelied, zijn loflied op Gods Schepping en Heerlijkheid toen hij reeds zo goed als blind was.
Maar als ons hart niet openstaat, klopt God vergeefs aan de deur. Moge die genade ons gegeven zijn: dat we toegankelijk zijn voor wat echt wezenlijk is: Gods nabijheid, zoals Hij ook hier en nu tot ons komt.
Ik wens dat je net als de herders voor niets hoeft te vrezen, dat je van onrust mag genezen en dat je in kinderogen Gods vrede mag lezen.
Ik wens dat je net als de wijzen je moedig op weg durft bewegen, dat je iets van je gaven zal geven en dat je verbonden met velen hoopvol zal mogen leven.
Ik wens dat je net als Jezus' leerlingen met moed en inzet mag werken, mensen in nood mag bemerken en dat je bij velen 't vertrouwen kan helpen versterken.
Ik wens dat in je eigen hart in het komende jaar een redder mag wonen om zo van binnenuit aan ieder mens Gods liefde te tonen.
Op deze nieuwjaarsdag vieren we in de kerk Maria, als de moeder van God .
Ook vandaag zegt het evangelie van haar: zij bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
Het is een lesje voor ons in deze haastige, drukke tijd die er zo moeilijk toe komt om de dingen wat dieper te laten doorsijpelen.
Moge dit jaar ons wat onthaasting brengen, zodat we méér en beter horen, méér en dieper zien, opdat de rijkdom van zovele ervaringen daadwerkelijk kan doordringen tot in het diepste van ons hart.
'Moge de HEER u zegenen en u beschermen,
moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn,
moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven. (Numeri, 6, 22-27)
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was.
Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden ontving het de naam Jezus, zoals het door de engel was genoemd voordat het in de moederschoot werd ontvangen. (Lucas 2,16-21)
In Gods handen geborgen, beschut en beschermd; Hij zal voor je zorgen, Hij heeft zich ontfermd.
In Gods handen geborgen, in weer en in wind; daar voel je je veilig, geliefd als zijn kind.
In Gods handen geborgen, daar voel je je goed; met vreugde gedragen, omgeven met moed.
In Gods handen gedragen, daar lijk je wel klein; je mag als Maria, Jezusdrager zijn.
In Gods handen geborgen, als hoopvolle mens; met uitzicht op morgen, is wat ik wens.
In Gods handen geborgen, een heerlijk gebaar; Hij geve je vrede, in het komende jaar.
Bron: Kerk & Leven
Een gebed op Nieuwjaarsdag
Heer, open mijn lippen opdat mijn mond uw lof verkondigt en goede woorden vindt voor anderen.
Heer, open mijn ogen opdat ik uw heerlijkheid aanschouw maar ook de nood van mensen zie.
Heer, open mijn oren, opdat ik uw woord mag verstaan en de kreet van de armen hoor.
Heer, open mijn gehele gelaat waarmee ik naar U toegewend leef en allen op een open wijze benader.
Heer, open mijn hart opdat ik ruimte maak voor U en een goed gevoel voor alle mensen.
Heer, open mijn handen opdat ik de rijkdom van het leven vat en rijk ben in het geven.
Heer geef dat ik uw vrede mag ervaren en uw woord van vrede naar alle mensen brengen kan.
Heer, maak dit jaar tot een jaar van Vrede en Geluk.
Een ster hangt glanzend boven het heelal. Onder de sneeuw van het maanlicht ontwaakt het dal.
Maar de aarde kraakt onder de hoefslag van vuur en honger in het vlijmscherpe mes van de wind.
Voor de honger van Herodes beven de moeders, zij beven voor de roofdierogen van de nacht en voor het zwaard van vuur dat duizenden heeft omgebracht.
Ergens in de wereld schreit een kind ontelbare winters lang schreit een kind van kou en verdriet. Maar wij horen het niet. Wij werden doof en blind: een rots van goud waaronder wij schuilen midden de mieren binnen de schimmen van onze schuld.
Ontbind het goud dat ons omhult, breek onze trots en breek het zwaard waarvoor de moeders beven. Doorstraal ons met de gloed, die Uw genade openbaart.
Pieter G. Buckinckx
Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer. Matteüs 2,18
In de kerststal zien we eigenlijk een gewoon gezinnetje samen: moeder Maria, vader Jozef en het kindje Jezus.
Dat vierden we gisteren ook. God wilde als mens tussen mensen leven. Jezus werd als een mensenkindje geboren in een gewoon gezin. God woont tussen gewone mensen, en leeft mee met hun zorgen, met hun vreugden.
Vandaag willen wij daarom bidden voor onze gezinnen, die het niet zelden moeilijk hebben in onze tijd.
Toen de Wijzen waren heengegaan, verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef, en sprak: Sta op,neem het kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het kind zoeken om het te doden.
Hij stond open week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egypte uit. Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte.
Nadat Herodes gestorven was, verscheen in Egypte een engel van de Heer in een droom aan Jozefen zei: Sta op, neem het kind en zijn moeder en trek naar het land Israël, want die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven.
Hij stond op, nam het kind en zijn moeder en ging naar het land Israël. Toen hij echter hoorde, dat Archelaüs in plaats van zijn vader Herodes, over Juda heerste, vreesde hij daarheen te gaan; van Godswege in een droom ingelicht, begaf hij zich daarom naar het gebied van Galilea.
Hier aangekomen, vestigde hij zich in een stad, Nazaret geheten, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeten gezegd was: Hij zal een Nazoreeër genoemd worden. (Matteüs 2,12-15.19-23)
OPGEJAAGD EN OP DE VLUCHT, DROMEND VAN EEN TOEKOMST
Vandaag krijgen we geen beeld van een vredige familie; wel een familie die bedreigd is en op de vlucht. Het is een vertrouwd beeld geworden in het nieuws. Gans het jaar door zien we mensen op de vlucht, families, die uiteengerukt worden, hopeloze moeders, schreiende kinderen, uitgeputte bejaarden, verplaatst, verweesd, opgejaagd.
In het evangelie is Herodes de machtige, dreigende boeman. Vandaag draagt Herodes andere namen. Er wegen veel dreigingen op het gezin. De drukte van het leven: mensen wonen onder hetzelfde dak, maar ieder gaat zijn eigen weg. Oude waarden vallen weg, nieuwe ideeën komen binnen en dringen zich op. Enkele jaren geleden schreef de toenmalige bisschop van Antwerpen, Paul Van den Berghe, met Kerstmis: het huwelijk lijkt soms meer een contract dan een liefdevolle verbondenheid. Velen willen een belofte voor een tijdje, maar een levenslange trouw, zien ze niet meer zitten. Kinderen nestwarmte bieden, een schone manier van leven voorhouden en ook voorleven: het vraagt tijd en het vraagt vooral moeite en durf. Je ziet dat op school: in eenzelfde klas vind je kinderen die heel andere dingen mogen.
En toch: ondanks alle dreiging koesterden Maria en Jozef nog dromen: een mooie toekomst voor hen beiden en voor het kind. Alle moeilijkheden en tegenkantingen ten spijt bleef die droom overeind: de zwangerschap van Maria, die zo vreemd was, de vlucht naar Egypte en het verblijf daar, de terugkeer in Nazareth, niets kon die droom stukslaan: beiden geloofden in elkaar, beiden hielden van mekaar.
DE basis voor elk gezinsleven blijft de oprechte liefde van de geliefden, vol tedere ontferming, goedheid, zachtheid, en geduld. Geliefden moeten ook durven dromen: van een gelukkige toekomst samen, van een leven vol liefde, vrede en geluk. En mensen hebben af en toe ook wel nood aan een engel: iemand die hen eens wegwijs maakt, als alles een raadsel is. Iemand die hen op een nieuw spoor zet en zo een nieuwe toekomst opent voor hen.
Laten wij bidden voor onze gezinnen. Vooral voor de kinderen: dat zij warmte en geborgenheid mogen ervaren, en dat zij een houvast meekrijgen voor hun leven om zo uit te groeien tot evenwichtige, gezonde grote mensen.
Zend ons weer engelen, God, die licht ontsteken aan sterren van hoop.
Zend ons weer engelen, God, met bekers van troost voor een wereld vol verdriet.
Zend ons weer engelen, God, vuurtorens van geloof door wie het onmogelijke mogelijk wordt.
Zend ons weer engelen, God, wachters in de nacht, waakzaam uitziend naar de morgen.
Zend ons weer engelen, God, boodschappers van uw woord van trouw te midden van onbetrouwbaarheid.
Zend ons weer engelen, God, die wapens van geweld geweldloos ons uit handen nemen.
Zend ons weer engelen, God, met sterke, tedere vleugelslag, voor dolenden een veilige haven.
Zend ons weer engelen, God, met lachende gezichten die zingen van vrede.
Zend ons weer engelen, God, liefdevogels uit uw hemel, Geest en kracht voor onze aarde.
Zend ons weer engelen, God, die schoonheid scheppen in uw spoor, vreugde brengen in uw Naam.
Zend ons weer engelen, God, die diep in ons het kind aanraken, aandachtig voor wie weerloos is.
Zend ons weer engelen, God, dromers, zieners, herders, voor wie het leven heilig is.
Zend ons weer engelen, God, die wijzen naar het Kind, Zon van uw gerechtigheid.
Zend ons weer engelen, God, die beroeren en ontroeren: het is de hoogste tijd...
Kerstmis, het kindje Jezus is geboren, een eenvoudig zinnetje is het, dat ons heel vertrouwd is en toch een diep mysterie weergeeft.
Paulus vertolkt de rijkdom van dit mysterie in deze woorden: Vandaag verscheen voor ons de goedheid en de menslievendheid van God, onze Redder.
Met kerstmis vieren wij dat God mens geworden is, niet om zijn macht te tonen, in opzienbarende daden, maar om te laten zien hoe groot zijn mensenliefde is. Zijn grootsheid is niet zozeer gelegen in zijn almacht, maar in zijn onvoorstelbare liefde voor ons, kleine, zwakke, weerloze mensen.
Zo loopt de weg die Hij ons toont en voorging.
Zodra de engelen weer waren weggegaan naar de hemel, zeiden de herders tot elkaar: Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekendgemaakt.
Haastig gingen ze erheen en vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de voerbak lag.
Toen ze het zagen, maakten ze bekend wat hun over dit kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat hun door de herders werd gezegd.
Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na.
De herders keerden terug. Zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij hadden gehoord en gezien; het kwam overeen met wat hun was gezegd. (Lucas 2,15-20)
Een bezinning bij Kerstmis
Betere woorden kunnen wij niet vinden dan wat Paulus schreef aan zijn goede vriend Titus: de goedheid en de menslievendheid van God zijn nu openbaar geworden.
En toch zoeken wij altijd nieuwe woorden, om het mysterie van Kerstmis en zijn draagwijdte beter te vatten. Zo schreven de Braziliaanse bisschoppen:
Met Kerstmis vieren wij de
Geboorte van het goddelijk Kind:
Kwetsbaar, om kleinen te sterken; Naakt, om ons te kleden met Gods eigen toekomst; Arm, om de rijkdommen eerlijk te verdelen; Zwerver, om deuren te openen voor uitgesloten mensen; Vrij, om de boeien te breken van elke slavernij.
Daarom vieren wij evenzeer de
Geboorte van Goed Nieuws voor de armen:
Nu herleeft de hoop op onze weg, De weerstand van wie zich niet laten neerslaan, De vreugde van wie lijden en wenen, De inzet van wie de handen in elkaar slaan en strijden voor een nieuwe, een betere aarde.
En we vieren ook de
Geboorte van de Heer der Geschiedenis:
Machten van steen en staal verbrijzelen tot stof; Heersers beven op hun tronen van klei; Licht en waarheid doorprikken de duisternis van hun dwaling; Ten allen kante richten de verdrukten zich op; En er begint een tijd van rechtvaardigheid en vrede.
In deze Geest wens ik jullie allen van harte een
Zalig Kerstfeest
KERSTMIS
De herders stonden in die nacht vooraan en de eenvoudigen, de minsten daar, verstonden het grote wonder, raakten opgewonden van woorden die niet eens werden verstaan.
Men kent de namen van de mannen niet. Er staat geschreven dat er herders waren, drie, vier of meer, maar na tweeduizend jaren zijn zij nog steeds een dierbaar kinderlied.
En het werd waar: de minderen zijn meer. Zij hadden geen geschenken meegenomen. De koningen zijn later pas gekomen, maar herders knielden toen als eersten neer.
Van tranen of van licht, de ogen blind, gaven zij zo zichzelf als offerande. Met grote, ruwe, moegewerkte handen streelden zij zacht het nieuwgeboren kind.
Geen laaiend vuur, dat uitslaat, maar een pit, waarbij gij nauwlijks uw gebed kunt lezen en die u nochtans vrijwaart tegen vrezen voor wat er in ons hartedonker zit.
Was het een onverantwoord zelfvertrouwen, dat mensen meest van goeden wille zijn en dat uw schuwe buurman in de trein bestemd is om Gods heerlijkheid te aanschouwen?
Er zongen engelen te Bethlehem over de daken van de huizen henen, Toen is aan herders de Zoon Gods verschenen, Maar had ik zelf geluisterd naar hun stem?
En die dit leest, zegt, zoudt gij opgetogen de gure winternacht zijn ingegaan? Liet gij uw huisraad zonder toezicht staan waar engelen, geen bommenwerpers, vlogen?
In Bethlehem is niemand opgeschrikt door de Sirenen van de Godsgenade. Hoe werd de kinderdoodslag van de kwade Koning Herodes door dat volk geslikt?
Daar is geen revolutie uitgebroken tegen zijn wreedheid; het gewend bestand verdroeg die felle schok, al hoorde t land de schreeuw van Rachel bang ineengedoken.
Verdriet, dat anderman wordt aangedaan, zijn wij gewoonlijk bliksemsnel vergeten, zolang wijzelf maar kunnen wonen, eten en dringen om vooral vooraan te staan.
Mij is het, sinds ik dit heb ondervonden, op Kerstmis niet zo aartsgezellig meer, het samenzijn met Onze Lieve Heer wordt bitter bij mijn angst voor onze zonden.
Ik zie hem in de kribbe met die vracht bezwaard maar al te veel op kindren lijken, wier ouders uit hun woning moesten wijken, omdat een schurk een nieuw regiem bedacht.
Gewikkeld in de strakgetrokken doeken, die moeders nood hem om de lenden bond, schijnt hij, nog ongewend aan aardse grond, zijn hemelse bewegingskans te zoeken.
Alleen door stil te zijn en hulpeloos, kan hij wat menslijk mededogen krijgen. Verbreekt hij zijn vertrouwenwekkend zwijgen, dan haat hem deze wereld voor altoos.
Hij is om onzentwil hierheen gekomen, maar ieder kind komt hier om onzentwil! Het ziet de wereld aan en keert zich stil, begerig naar de toekomst van zijn dromen.
Hoeveel werd Hem in ieder kind misdaan door farizeeën en door schriftgeleerden door priesters en levieten, die gedeerden zien liggen lang de weg en verder gaan?
In elke vonk, die smeult wordt Hij vertreden. Hij wordt gebroken in t geknakte riet, mijn lieve God, wie onze wereld ziet en daarin leeft, schaamt zich voor zijn gebeden!
Vergeef het ons, die vol erbarmen zijt, dat wij het heil van eeuwenlang verlangen in zulk een huis en zulk een hart ontvangen, verplaatst persoon van Gods Drievuldigheid!
Op deze vierde zondag van de advent gaat er nogal wat aandacht naar vader Jozef, de Kerstfiguur die wel het meest vergeten wordt. Doorgaans staat hij helemaal op de achtergrond.
In een volksliedje uit de 17de eeuw wordt hij bezongen, en meteen horen we de diepe zin van Kerstmis, in uiterst simpele woorden :
Sint Jozef ging al treuren,
hij ging van deur tot deure,
gaan vragen om logies.
Maar de waardinne sprak ontsteld:
zie, mijn kamers zijn bekwamer
voor de heren al met veel geld.
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest.
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak:
Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest.
Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuel geven. Dat is in vertaling: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich. (Matteüs 1,18-24)
JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER'
In het evangelie wordt ons weinig verteld over vader Jozef. Slechts hier en daar een klein puntje. Zo wordt hij een rechtschapen man genoemd, een man naar Gods hart. Zijn houding tegenover Maria is veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen. Hij stelt zich in haar plaats en wil geen misbruik maken van de situatie. Zeker in haar tijd en cultuur is de toestand van Maria pijnlijk en delicaat. Net in die culturele context denkt Jozef allereerst aan haar, en niet aan zichzelf: hij wil geen profijt slaan uit haar moeilijkheden.
Een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders de geboorte van Jezus melden, met die warme woorden: Vreest niet. Wij brengen een boodschap vol vreugde: heden is een Redder geboren. Ook bij Matteüs is er een kerstengel. Enkele keren verschijnt aan Jozef in een droom een engel van de Heer. Telkens als er vraagtekens zijn. Die engel maakt Jozef wegwijs in Gods plan. Hij geleidt hem door zijn vragen. Zo is hij een voorbode van de bewaarengel, die zo opvallend aanwezig is in de eeuwenoude christelijke vroomheid.
En tenslotte, zoals bij Jezus is Gods eigen Geest ook bij Jozef de geest, die zijn leven leidt. Hij wil weggaan bij Maria. In alle stilte, heel fijngevoelig om haar te ontzien. Maar God komt zelf tussen: Jozef, vrees niet om Maria tot vrouw te nemen. En Jozef krijgt de grootse taak om het kindje een naam te geven: Jezus. Letterlijk is dit: Jahwe brengt redding. God brengt bevrijding en verlossing. Uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen om rechtschapen te zijn, mensen naar Gods hart, en zo Gods eigen zegen rond te strooien en uit te stralen.
In Afrika bestaat geen angst om oud te worden. Ouderdom is er synoniem van wijsheid en van vrede. De oudere mensen zijn er onze bibliotheken, zelfs al hebben ze geen boeken. Zij bezitten de waarde van communicatie en van relaties. Het is hun taak in onze samenleving. Dit betekent dat zij de jongeren veel kunnen leren. In het Swahili noemt men hen Mzee, een naam van respect en liefde die ouderling betekent. De waarde van een persoon is zijn wijsheid.
Men kan een goede samenleving schatten naar de manier waarop men er omgaat met mensen die niet productief zijn: kinderen, ouderlingen en gehandicapten. De oudere mensen leren ons de zin van en het respect voor het leven... zij zijn niet angstig voor de dood. Ze vertellen graag, zij bezitten geschiedenis en zij leveren wijsheid over. Hun leven is geordend, het straalt vrede uit en vreugde. In Afrika is de levensverwachting zeer kort, door de levensomstandigheden, door epidemieën en oorlogen. Oudere mensen - weinig talrijk zijn geïntegreerd in het sociale leven en zij vormen een referentiepunt.
(Getuigenis van een kleine zuster van Charles de Foucauld)
De Boeck werd geboren op 12 januari 1898. Zijn vader, Jan, was vijftien jaar jonger dan zijn moeder Louise van Breetwater, dochter van de burgemeester van Drogenbos. Ze huwde tegen de wil van haar familie in met de jonge boer uit het naburige Sint-Kwintens-Lennik. Het jonge paar huwde en trok in in de hoeve waarnaast zich nu het FeliXart Museum bevindt. Het paar kreeg drie kinderen, waarvan Felix de jongste was.
Louise was intelligent en sprak Frans, wat heel wat betekende in die dagen. Zij was ook erg gelovig. Haar man was groot, sterk en imposant, maar nagenoeg ongeletterd. "Toch stichtte hij samen met de brouwer in 1897 de fanfare in Drogenbos," zou zijn zoon later trots vertellen.
In 1905 werd in Ukkel een college gesticht, waar De Boeck mocht studeren. Hij eindigde zijn studies als primus met de hoogste onderscheiding. De directeur hoopte dat hij priester zou worden, maar zijn besluit stond vast: hij zou schilder worden. Opdat hij niet financieel van schilderen afhankelijk zou zijn, werd hij boer op de hoeve van zijn ouders. Hij trouwde in 1924 met zijn nicht Marieke. Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier stierven nog voor zij hun eerste levensjaar voltooid hadden. Het vijfde kind, Marcelleke, bleef leven, maar is mentaal en fysisch gehandicapt.
Zijn hele leven verliep volgens een vast tijdsschema. Zes dagen werkte hij op het veld en componeerde hij in gedachten allerlei doeken; op zondag stapte hij zijn atelier binnen en schilderde wat hij tijdens de week had bedacht. Een dag later, op maandag, werd de kunstenaar weer een hardwerkende boer. Zijn leuze was: "Ik ben geen boer die schildert, maar een schilder die boert".
Zijn vrouw steunde hem in zijn werk en van haar is bekend dat zij zijn grootste inspiratiebron was.
De Boeck heeft de eerste steen gelegd van het Museum Felix De Boeck in 1995. Kort daarna blies hij zijn laatste adem uit. Hij werd begraven naast zijn geliefde vrouw, die niet lang voordien gestorven was.
CITATEN
"Kleur is een gave van de natuur. Ik ken vooraf het resultaat. Ik kan dat blindelings en heb zelfs geen palet meer nodig. Je kan dat vergelijken met een toondichter, die schrijft ook muziek!"
"Ik zou één thema in het oneindige kunnen hernemen in een wisselend spel van kleuren en gevoelsinhoud. Mijn schilderijen zijn mijn dagboek en aan de kleur van wat er op de ezel staat, herken je direct in welke gemoedstoestand ik ben."
"De cirkel is de expressie van het leven en de strakke lijn van het mystieke."
(gegevens over Felix De Boeck overgenomen uit: Wikipedia)
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal: nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen het addergebroed, en daarnaast Jezus zelf, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: de Redder, die komen zou.
Johannes is er helemaal van in de war: Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe met de vraag: Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?
Jezus antwoordde: Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.
Toen ze weer vertrokken, begon Jezus met de mensen over Johannes te spreken: Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in koninklijke kringen.
Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. Hij is degene over wie geschreven staat: Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.
Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij. (Matteüs 11,2-11)
ZIJT GIJ DIEGENE DIE KOMEN ZOU?
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we waren het in de processie. Maar Johannes is anders: een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Hij is de 'zachte hand' die ogen opent en leert horen, leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: Christus stuurt ons in de war. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? Zalig die aan mij geen aanstoot neemt, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Maar ogenschijnlijk verandert er niets.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. Op wie wacht hij dan? vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar Hem, die komen zou. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
Op een dag zat kleine Adam een beetje te piekeren. Hij vond dat het helemaal niet goed ging met de wereld. Er was te veel oorlog en ruzie en vervuiling. Adam wou dat veranderen.
Omdat Adam een ondernemend jongetje was nam hij een grote bezem en veegde in één wip de hele wereld in de grote afvoerpijp ...
Zo, dacht Adam, nu ben ik hier helemaal alleen en nu teken ik een wereld zoals ik zou willen dat hij was! Een mooie wereld, waar alles goed gaat!
En Adam tekende een bloem, want dat vond hij mooi, en Adam tekende ook een vogel, want daar hield hij van, en ook een bos .... en, o ja, ook een riviertje, en.....natuurlijk ook een zon.
Zo, dacht Ädam, dat is al heel wat beter maar: ik wil ook mensen en kinderen om me heen; en vlug tekende hij die er ook bij.
Je wordt wel moe van al dat werken, dacht hij toen. En alles is toch al eens uitgevonden, ik kan toch de hele geschiedenis niet overdoen ...
Weet je wat ? Laat de wereld maar weer worden zoals ze was, maar dan zonder ruzie en oorlog, net zo mooi als ik die heb getekend !
Maar ....... helaas had Adam dat laatste een beetje te laat bedacht want, zie, de wereld was plots weer net zo als vroeger
En Adam dacht: nu heb ik alles voor niets getekend! Dan ga ik maar vertellen aan de andere mensen over die andere, betere wereld.
Maar de mensen lachten hem uit en zegden; jij bent nog te klein, jekan de wereld toch niet veranderen, Adam!
Toen werd Adam boos en hij riep luid:
Wel !!! en anders, dan veeg ik alles, alles weer in de grote afvoerpijp!
Alles???
Tja, dan is Adam zelf ook weg!
Wie geeft de wereld dan nog een kans ???
En Adam besloot:
Ik geef het niet op,
Ik blijf toch volhouden dat het ook anders kan,
Dat het ook goed kan zijn op die wereld van ons.
Zonder geweld, zonder angst, zonder oorlog.
Ik moet die wereld telkens en telkens en telkens opnieuw anders denken.
En anders dromen.
En anders tekenen.
Misschien luistert er toch wel eens iemand naar mij ...
En toen tekende Adam een grote regenboog boven de wereld.
Dat maakt de mensen misschien een beetje blij, dacht hij.
Als ze tenminste de tijd hebben om te kijken naar die prachtige kleuren in de lucht boven hun hoofd ...
Wie weet zal Adam de wereld toch nog een beetje veranderen ?
(vrij naar Mariëtte van Halewijn: De kleine Adam)
Is het vandaag of gisteren, vraagt mijn moeder bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed. Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag en zegt: Zijn wij in Roden of Den Haag? Wat later: Kindje, ik word veel te oud. Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut zo ver van de aarde weggedreven, zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend zonder bestek en her en der. Zij zoekt het is een SOS haar herkomst en haar zijn als kind en niemand, niemand die haar vindt zoals zij was. Haar Franse les herhaalt zij van haar achtste jaar bijou, chou, croup, trou, clou, pou, où die eerste juffrouw, weet je wel die valse oude mademoiselle hoe heet ze nou? Ik ben zo moe
Had ik je maar als kind gekend die nu mijn kind en moeder bent.
Advent gebeurt niet zomaar: met gekruiste armen wachten op de komst van de Heer.
We moeten die komst in de hand werken door een levenswijze, die verheven en edel is. Elk levend teken van hoop en hartelijkheid, dat opduikt in een stenen woestijn van hardheid en ontgoocheling moeten wij daarom koesteren.
Of beter nog: laten wij zelf zulke milde mensen worden, met een hart vol tederheid en mededogen. Zó bereiden wij de weg van de Heer.
Op onze weg naar kerstmis ontsteken we een kaarsje meer op de adventskrans: laten wij dan ook leven als kinderen van het licht.
In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea.
Hij verkondigde:Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij! Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak, toen hij zei: Luid klinkt een stem in de woestijn: Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.
Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe, en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden.
Toen hij zag dat veel Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken!
De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen.
Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur. (Matteüs 3,1-12)
ADDERGEBROED, KEER JE LEVEN OM!
Johannes geeft hier een donderpreek van de beste soort: Addergebroed! slingert hij de vooraanstaanden in het gezicht. De bijl ligt al aan de wortel van de boom, om jullie om te hakken! Hij geeft een donker beeld van zijn tijd. De gezagsdragers gaan in tegen het visioen van Jesaja: ze zijn alleen uit op macht en schijn, onderdrukken de kleinen en buiten de armen uit. Onrecht, oorlog, veel leed dat weggemoffeld wordt en dat de groten der aarde koud laat. We denken aan vorige week: Zoals het ging in de dagen van Noach, zo ging het toen Icarus uit de hemel viel, en bij de komst van Jezus: vergeten en van geen tel. En we mogen verder gaan: zo was het voor Johannes en zo is het vandaag: profeten preken in de woestijn, de machtigen en de massa hebben er geen oor naar. Als Johannes vandaag voor de UNO zou spreken, kreeg hij vanavond 1 of 2 minuten in het nieuws. En dan is er weer de gewone soap. De wereldtop luistert niet, maar sust het volk met brood en spelen!
In onze wereld, die bulkt van onrecht en onmenselijkheid hopen wij op een Redder. Wij horen Jesaja: Mensen, laat de hoop niet zinken. Een betere toekomst is mogelijk. Een leider zal opstaan, de Geest van de Heer zal op Hem rusten. Er komt gerechtigheid, want Hij oordeelt niet op uiterlijke schijn. De armen en verdrukten zal hij recht verschaffen. De verdrukkers zullen het niet halen, want hij zal hen striemen met de gesel van zijn mond. Oorlogen zullen wijken voor vrede. En heel de aarde wordt vervuld met liefde tot God.
Op deze toekomst hopen wij, maar die komt niet zomaar. Johannes spreekt klare taal: Bekeer je! Keer je leven om, zoals een boer de grond omploegt. Een andere mentaliteit en levensstijl is nodig. Zie als rijken en machtigen niet langer alleen je eigen voordeel, maar zie naar de armen. Breng leven en geen vernieling! Gods paden worden maar recht als er meer menselijkheid komt. Hoe kan God mens worden onder ons, als mensen onmensen zijn voor elkaar? In het kleine persoonlijke leven van elke dag, en in de wijde wereld.
De vreugde van Kerstmis: het gaat niet om pakjes onder de kerstboom of lichtjes aan de gevel, in de tuin of in de stad. Het gaat om God, die Liefde is, en die mag geboren worden in ons eigen hart en in onze wereld.
In de metro was de kaartjescontroleur de kaartjes aan het knippen, in plaats van ze te bekijken. Deze nieuwe bezigheid toelichtend wees de kaartjesknipper er op, dat zelfs de regels van de metro tegenwoordig aan het veranderen waren, juist als de politiek, want er was nu geen eerste klas meer en dus waren er geen kaartjes-controleurs meer nodig. Hij zei evenwel, dat hij gehoord had, dat ze binnenkort de regels weer eens zouden veranderen en dat er dan weer wel een eerste klas zou zijn. En de kaartjescontroleur vroeg of er geen kans was, dat ze de regels van de godsdienst tijdelijk veranderden om de gelovigen eens te laten uitblazen. Maar de abbé zei, dat het moeilijke van de godsdienst was, dat er nooit uitgeblazen werd en dat je de hele weg derde klas moest reizen.
De trein ratelde voort door de tunnel
en de muren zongen espère, espérons, espérez, maar de abbé kon de letters niet zien. Het kleine meisje zat naast hem met de kat in het mandje op haar knie en de abbé zat met zijn koffer op zijn knie. Tegenover hen zat een dikke oude vrouw, die tegen het meisje glimlachte. De kat was een poosje rustig en de abbé voelde zich onbehagelijk om daar te zitten en niet met het meisje te praten.
Hoe heet jij?, vroeg hij aan het meisje. Mijn naam is Armelle, zei het kleine meisje. Dat is een erg mooie naam, zei de dikke mevrouw aan de overkant.
Maar abbé Gaston luisterde al niet meer.
Ofschoon er geen bovennatuurlijke betekenis gehecht kon worden aan deze coïncidentie, dacht hij aan de andere Armelle en hoe ze er als een madeliefje had uitgezien wanneer ze over het gras liep in haar kleine witte jurk met haar kleine-meisjes-haar opgebonden met een lichtblauw lint. En aan Otto Braunschwig en aan Rachel en de majoor en aan kanunnik Litry
en aan al die mensen die God van de abbé had weggenomen
dacht hij eveneens, en ook of God hen oud of jong zou doen verrijzen op de laatste Oordeelsdag.
De trein ratelde voort door de tunnel, maar de abbé lette niet op de stations, want hij dacht na over Gods geheimen en hoe weinig hij er van begreep.
Een ervan meende hij evenwel te begrijpen, en dat was waarom de werkers in de wijngaard allemaal een tienling kregen, of ze nu de hitte van de dag gedragen hadden of niet. Hij geloofde dat het was, omdat zoveel van de arbeid zijn eigen beloning was, juist zoals zoveel van de wereld zijn eigen straf was.
Abbé Gaston besefte plotseling dat hij als priester zeer gelukkig geweest was. En zelfs nu, nu hij blind en kreupel was, nu hij kilometers epistels en evangelies uit zijn hoofd moest leren, zelfs nu wist hij dat hij gelukkig zou zijn, als inwonend kapelaan bij de zusters.
Abbé Gaston lachte bijna hardop toen zijn kat, Sint-Joannes van het Kruis, begon te miauwen. Het is een poes, legde hij onnodig uit aan de dikke vrouw aan de overkant.
De trein ratelde voor door de tunnel.
Abbé Gaston begon in stilte te bidden, voor zes Trappisten, die in China vermoord waren, maar ook voor de rest van de wereld bad de abbé: dat de Heer Jezus zich voorover mocht buigen en de wereld mocht aanraken en gladstrijken.
Bruce Marshall: De werkers van het elfde uur, pp.314- 315