Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
18-04-2017
GEDICHT VAN DE WEEK
MARIA MAGDALENA OP PAASMORGEN
Toen al de anderen waren weggegaan
– Ik zag ze bij de tuinmuur in de verte nog redetwisten en verwoed gebaren, Petrus voorop de stofwolk die de weg wees –
scheen het stiller dan ooit. En ik besefte opeens dat ik alleen was en de angst om de geboorte van de bleke dag te storen had de krekels zelfs bevangen zo stil en weifelend rees het licht, dat bomen grijparmen werden, bloemen valse ogen, en ik moet zelf een smalle kaars geweest zijn, daar in de dunne mist, bij het lege graf. En de twee mannen die in witte kleden plotseling voor mij stonden schenen beelden uit een oud geheimzinnig speelliedje en maakten mij weer tot een kind. En juist als in dat spel van vroeger hield ik bei mijn handen tegen mijn gezicht gedrukt en schreide, wat ik vroeger had gezongen: Waar hebben ze mijn meester neergelegd? Ik was een schreiend kind, ik moest maar weggaan voordat ze zouden lachen om mijn dwaasheid; ik moest maar weggaan, net als al de anderen, weg uit de spooktuin, weg uit het valse licht, als al de anderen. En ik keerde me om en veegde met mijn mouw mijn tranen weg, toen ik de tuinman zag. Hij stond er zo gerust en groot. En ’t was of al de bloemen nu opeens bloemen werden en de bomen hun groen herkregen, toen hij naar mij keek, en of ik niet alleen meer was, en of het graf achter mijn rug niet meer bestond, niet meer als leegte, als holle angst, en of een leeuwerik opschoot in zijn stem: Maria! Ik heb het al zo vaak verteld, Johannes, maar steeds als jij mij met Pasen aanziet is het alsof ik hem mijn naam weer hoor zeggen, misschien omdat jij op hem lijkt misschien, omdat het licht van deze dag jouw kleed zo wit maakt als het zijne op die ochtend. Maar nee, dat is het niet het is omdat het brood dat jij nu in je handen hebt en mij te eten geeft zijn lichaam is. Zijn leven, en daarom hoor ik hem vandaag en meer en ik wil je zeggen dat vandaag zijn liefde pas geopenbaard wordt, want je weet, Johannes, dat hij die ochtend in de tuin zei: houdt me niet vast. En zie nu komt hij zelf, nu komt hij zelf om mij weer naar zich toe te trekken, vast te houden, vast te houden. O, ik weet het wel, ik kan niet zeggen wat ik zeggen wil vandaag, maar ‘k ben een kaars die van zijn glorie brandt en ik ben zo gelukkig want zijn leven is mijn leven. En dit witte brood, o deze liefde is sterker dan de dood.
- De noodzaak om ‘Pasen’ te ervaren: mensen hebben, diep in hun binnenste, nood aan een onaantastbaar fundament om in een grondhouding van hoop, door het leven te kunnen gaan. Dorothee Sölle is er in geslaagd dit op een enige wijze onder woorden te brengen in haar onvolprezen boek: ‘Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk’, een titel, die ontleend is aan het boek ‘Spreuken.
- Hoe kleine, schijnbaar onbenullige ervaringen, een diepe inhoud kunnen openbaren, voor wie met open oog en oor ontvankelijk in het leven staat … en observeert … en dieper denkt. De zo begaafde dichteres en Bijbelkenner Ida Gerhardt heeft vanuit deze ingesteldheid die ‘werkelijkheid achter de werkelijkheid’ gevoeld en doorgegeven.
‘Ik kan u geen leven zonder leed of pijn beloven.
Ik kan ook niet beloven
dat alles gauw veel beter zal gaan.
Ik kan niet beloven dat binnenkort
honger en onrecht en oorlog verdwenen zullen zijn.
Ik geloof ook niet dat ik het zelf nog beleven zal.
Maar daarom heb ik broeders en zusters nodig,
ik heb troost nodig,
want dat alles is een groot verdriet.
Ik heb die traditie van zoveel eeuwen nodig,
die christelijke traditie,
die terugkijkt naar de Joden en naar Jezus
want die vertelt verhalen
die over bevrijding en over leven gaan.
Het is van groot belang dat je mag geloven,
dat een blinde al eens ziende is geworden,
of dat een verlamde al eens is gaan dansen,
en zeker dat een heel volk ooit eens
van die gulzige vleespotten van Egypte is weggetrokken,
dit Egypte achter zich heeft gelaten.
Zulke verhalen herhalen en blijven herhalen,
is voor mij de betekenis van de christelijke traditie.
Ik denk almaar terug aan wat ooit gebeurd is
met het oog op mijn toekomst,
én met het oog op de toekomst van ons allen.
Ik heb die hoop nodig,
die groeit uit een terugblik op dit verleden:
Er is al eens iemand uit de doden opgestaan.’
(vrije bewerking van een tekst van Dorothee Sölle)
PASEN
Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het' s nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.
Ida Gerhardt
En dan is er nog dit:
PASEN
In het doodspunt van de tijd, in de donkerste der nachten, dieptepunt van antimachten, grondverloren elk verwachten, werd het Pasen, nieuwe tijd, nieuwe toekomst, wonderwijd.
In dit morgenlijk begin, in dit heden van Gods dromen – leven aan de dood ontkomen – ingeplant en opgenomen, gaan wij vol verwondering, nieuwe mens, de toekomst in.
Vandaag is het de eerste dag van een week die onze geschiedenis diepgaand heeft beïnvloed. Met applaus en gejuich halen wij vandaag een Man in van wie wordt gezegd dat Hij een Koning is, maar Hij rijdt op een ezel. Er wordt gezegd dat Hij de Redder van de wereld is, maar zijn volgelingen zijn vissers die niets anders bezitten dan een enorme geestdrift en een begrensde liefde. Er wordt gezegd dat Hij de eeuwen zal trotseren, maar de officiële leiders hebben het net al gespannen. De kruisbalk ligt gereed en het graf wacht.
Met Palmzondag loopt onze weg doorheen het groen, maar Witte Donderdag en Goede Vrijdag komen al in zicht – dagen die een cruciale rol spelen op onze weg naar Pasen.
(Zondagsvieringen Dominicanen)
Laat u leiden door het voorbeeld van onze Heer:
Hij was Gods gelijke en evenbeeld,
maar wilde zich niet vastklampen aan die gelijkheid.
Uit eigen beweging heeft Hij de gestalte
van een dienstknecht aangenomen,
en is mens geworden.
Bovendien, als mens was Jezus maar gering,
deemoedig en gehoorzaam tot de dood,
ja zelfs, tot de dood aan een kruis.
(Brief aan de christenen van Filippi 2,6-8)
Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg.
Toen sprak Jezus tot hen:
‘In deze nacht zult ge allen aanstoot aan Mij nemen.
Want er staat geschreven:
Ik zal de herder slaan
en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden.
Maar na mijn verrijzenis zal ik u voorgaan naar Galilea.’
---
Toen zei Petrus: ’Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit.’
Jezus zei: ‘Voorwaar, Ik zeg u:
nog deze nacht voor het kraaien van de haan,
zult gij Mij driemaal verloochenen.’
Petrus antwoordde hem:
‘Al moest ik met U sterven, in geen geval zal ik U verloochenen.’
In diezelfde geest spraken ook al de leerlingen.
---
Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen:
‘Die ik zal kussen, Hij is het; grijpt Hem.’
Hij ging recht op Jezus af en zei: ‘Gegroet Rabbi’ en hij kuste Hem.
Jezus sprak tot hem: ‘Vriend, zijt ge daarvoor hier?’
(Uit Matteüs 26)
EEN VERHAAL VAN ALTIJD
Meer dan tweeduizend jaar is het geleden dat Jezus op zo’n laffe manier vermoord werd, en toch is die vreselijke gebeurtenis ook vandaag bijzonder herkenbaar. Neem het begin: Judas Iskariot, een van de twaalf apostelen, wil Jezus aan de hogepriesters overleveren als ze hem maar genoeg betalen. Dertig zilverlingen bieden ze, en dat is ongeveer de prijs die voor een slaaf moest betaald worden. Jezus is dus een slaaf waard. Niet meer, maar ook niet minder. En voor die waarde, dus voor dat geld, verkoopt Judas Hem aan zijn vijanden. Het gaat dus om geld, en dat is ook vandaag heel herkenbaar: geld en bezit, en nog meer geld en meer bezit beheersen heel dikwijls het leven, en ze zetten de mens heel dikwijls aan tot oneerlijkheid en valsheid, tot leugen en loze beloften, en tot nog zoveel meer verwerpelijke houdingen die hem zeer zwaar kunnen aantasten. Kijk maar naar Judas: hij ziet geen licht meer in de duisternis die hij Jezus, maar ook zichzelf heeft aangedaan, en hij maakt een einde aan zijn leven.
Judas die Jezus verkoopt en Hem met een kus verraadt, de apostelen die op de vlucht slaan, Petrus die ondanks zijn zelfzekerheid Jezus drie keer verraadt, de hogepriesters die Jezus absoluut dood willen, de soldaten die van wreedheid een plezier maken, de toeschouwers en de misdadigers die Jezus bespotten: het is allemaal zo vreselijk herkenbaar, en het gebeurt vandaag elke dag. En wie zijn wij in dat vreselijke verhaal? Slaan ook wij op de vlucht als er hulp van ons verwacht wordt? Zijn ook wij ontrouw als ons dat iets opbrengt? Kunnen ook wij wreed zijn tegenover mensen met wie we niet zo goed overeenkomen? Lachen ook wij met de ellende van onze medemensen in nood?
Laten we niet vergeten dat we vandaag niet zozeer Jezus’ lijden en dood herdenken, maar dat we vieren dat Hij tijdens het Laatste Avondmaal brood nam, de zegen uitsprak, het brak en aan zijn leerlingen gaf met de woorden: ‘Neem, eet: dit is mijn lichaam.’ Hij nam ook de wijn op, bad een dankgebed, reikte de beker aan zijn leerlingen en zei: ‘Drink allen hieruit, want dit is mijn Bloed van het Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden.’
Dat is wat we vandaag vieren: dat Jezus onder ons is blijven wonen en dat we Hem elke viering in ons mogen opnemen, zodat we Hem blijvend kunnen gedenken en niet zullen leven naar het voorbeeld van de wrede betrokkenen in zijn lijdenverhaal, maar naar Hem ‘die bestond in goddelijke majesteit, Jezus Christus de Heer’ zoals Paulus het zo indrukwekkend zegt in zijn brief aan de Filippenzen. Laten we leven in zijn Naam en naar zijn woorden en daden. Amen.
(Romain Debbaut)
ONS ALBASTEN VAASJE
Heer Jezus,
nu wij de week van uw lijden binnengaan,
willen wij door ons gebed en onze liefde
dicht bij U blijven:
wij willen zijn als de vrouw
met het albasten vaasje vol kostbare nardusolie
die al haar liefde
in één gebaar aan U wil tonen.
Samen met U
gaan wij de ‘Goede Week’ in,
een week van angst, lijden, verloochening en dood …
Wij leven te veel ons eigen leven en denken er veel te weinig aan, hoe wij door God met elkander en allen tezamen met Hem verenigd zijn. Wij moeten ons door niemand in liefde laten overtreffen. Wij moeten er steeds op uit zijn onze medemens te helpen. Onze tegenwoordigheid, waar dan ook, moet voor de mensen een lust, een feest, een troost zijn. Alles voor allen. Medeleven voor elkander, belangstelling in elkander. Geen hinderlijke belangstelling. Rekening houden met geslotenheid van bepaalde karakters. De mensen menen het zoveel beter dan zij het doen. Daarom verdraagt de liefde alles. Met de ogen Gods mensen en dingen bezien. Erop studeren elkander te dienen.
DE TUIN VAN ONS HART
Ook wij zijn kruisvaarders. Ook wij willen het heilige land, dat Jezus eenmaal toebehoorde, weer voor Christus herwinnen, niet het land ver over de zee, maar het heilige land in het binnenste van onze ziel, de tuin van ons hart, dat eenmaal aan Jezus werd toegewijd en Hem toebehoort. Geve God, dat ons dezelfde geestdrift bezielt, welke eens de kruisvaarders huis en hof deed verlaten om zich geheel in dienst te stellen van hun heilig ideaal. Gaan wij naar hun voorbeeld ook de eenzaamheid van de Karmel in om er de eeuwige waarheden van ons geloof te overwegen en na te denken over de betekenis ervan voor ons leven. Met Maria, die onder de bescherming van de H. Josef haar Jezus uit Egypte over de Karmel naar Nazaret terugvoerde, naar de plaats waar zij Hem ontving, mogen wij een ogenblik op de Karmel uitrusten.
Zeven maal om de aarde te gaan, als het zou moeten op handen en voeten; zeven maal, om die éne te groeten die daar lachend te wachten zou staan. Zeven maal om de aarde te gaan.
Zeven maal over de zeeën te gaan, schraal in de kleren, wat zou het mij deren, kon uit de dood ik die éne doen keren. Zeven maal over de zeeën te gaan – zeven maal, om met zijn tweeën te staan.