o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
Jullie zien mij hier (een beetje uitgeput) genieten van een Koninckske op het terras van Blue Note in Halle. Was net terug van een optreden in DEN HOPSACK, een artiestenkroeg in de Grote Pieter Potstraat in Antwerpen, op 30 augustus 2015.
Poëzie. De Vereniging van Vlaamse Letterkundigen (VVL) organiseert de literaire voordrachten ‘Publiek Geheim’ in Den Hopsack. Tijdens de Cultuurmarkt staan VVL-leden op het podium: o.a. Ferre Denis, Pierre Magis, Tony Rombouts, ann van dessel en Nicole Van Overstaeten dragen voor uit eigen werk.
www.letterkundigen-vvl.be
Het was een snikhete dag, niet bepaald mijn weertje! Bij thuiskomst ontdekte ik trouwens drie reuzenblaren op mijn voetjes, oei, oei, pijnlijk! Stom van me dat ik mijn nieuwe rode Van's had aangetrokken, maar ze pasten bij mijn rode kleedje, vandaar...
De heren (Ferre Denis, Pierre Magis, Tony Rombouts) waren als steeds voortreffelijk. Maar toch wil ik in deze post de dames in de bloemetjes zetten, want zowel ann van dessel als Annmarie Sauer lazen sublieme teksten voor. ann van dessel (jaja, met kleine letter) was de enige die het aandurfde een geëngageerd gedicht voor te dragen over het vluchtelingenvraagstuk en de negatieve informatie die op de mensen wordt afgevuurd door de angsthazen... en zij deed dat met een super-élan. Annmarie Sauer las een gedicht voor waarin als experiment het woord ik was weggelaten (!) en zelf droeg ik een gedicht voor uit mijn collectie Vijftig tinten aubergine.
Een beetje om te lachen, ik slamde de song I just wanna make love to you van Etta James en had binnenpretjes...
Ik voeg het gedicht van ann van dessel aan deze post toe, de andere gedichten kunt u lezen in de bijlagen!
Zelfs
Dat er voor hen wordt gezorgd. Zelfs een huis krijgen ze. Terwijl wij. En dat ze wél allemaal een iPad hebben om de weg te weten. Die moet toch opladen,’s nachts,
ergens? Dat ze dus geld hebben, wil ik zeggen. Veel geld. Wat denk je dat zo’n oversteek kost? Dàt kunnen ze wel allemaal betalen. En wij maar werken.
‘Eenenzeventig lichamen gevonden in vrachtwagen, smokkelaars opgepakt. De vluchtelingen werden dood aangetroffen in een oplegger van een koelwagen die geparkeerd was op de pechstrook aan de autosnelweg A4
in de Oostenrijkse deelstaat Burgenland. De weg ligt niet ver van de grenzen met Slovakije en Hongarije, waarlangs duizenden vluchtelingen de laatste dagen Europa binnen proberen te geraken.’
Verleden woensdag de laatste uitstap van de maand augustus: de tentoonstelling Faciing Timein het Waalse stadje Namur.
Félicien Rops (Namen, 7 juli 1833 - Essonnes, 23 augustus 1898) in schitterende symbiose met onze Vlaamse Jan Fabre.
Rops was, volgens wiki, een Belgisch graficus, schilder en karikaturist. Zijn werk is veelal satanistisch en licht pornografisch getint. De vrouwenfiguren, die de verleiding en het Kwaad personifiëren, zijn doorgaans gemodelleerd naar de Vlaamse meisjes waar Rops zo verzot op was. Jan Fabre is een vernieuwende beeldend kunstenaar, theatermaker en auteur die al meer dan 35 jaar aanzien geniet in de internationale kunstwereld. In een artikel van 2011 vertelt hij dat als hij één kunstwerk uit een museum mocht stelen, het Pornocratès van Félicien Rops zou zijn.
'Vandaag nodigt Rops Fabre postuum uit voor een ontmoeting in alle hoeken van zijn stad, Namen. Een ongezien parcours langs musea en in de open lucht voert u mee op ontdekking in de stoutmoedige en beroerende werelden van deze twee Belgische kunstenaars. In het Museum Félicien Rops en het Maison de la Culture: tentoonstellingen van werken die de twee kunstenaars nauw met elkaar verbinden, tussen levenskracht en doodsdrift. In de Citadel en het stadcentrum: sculpturen in de open lucht.'
We hadden honger toen we van de trein stapten en onze uitstap begon met een lekkere lunch bij La mère Céleste in de rue du Président, hartje Namur, in de oude stad. Ik genoot van een lekkere boekweitpannekoek, Lieve koos voor een Salade Niçoise. Het interieur van deze bistro was zeer oud, met een authentieke, ruwe plankenvloer.
De strotjes in deze wijk: met resto's, terrasjes en leuke winkeltjes. Ik ontdekte bij Marie Chat handgehaakte broches in de vorm van bloemen, in mauve lila purper rose rood en kobaltblauw. Super!
En op de pleintjes verrassingen, zoals deze kleurige muurschildering.
'L'ancienne église Saint-Ignace des jésuites à Namur, actuellement église Saint-Loup, est considérée comme un des plus beaux édifices baroques du XVIIe siècle en Belgique.'
Op weg naar de rue Fumal, waar het Ropsmuseum zich bevindt.
Deze Pantin van Jan Fabre verwelkomde ons bij de ingang van het museum.
Rops inspireerde zich op de ideologieën van de Fin de Siècle waar de geest van de decadentie aanwezig is en weerspiegeld wordt in de kunst en de literatuur. Rops illustreerde dichtbundels van Mallarmé, Baudelaire, Verlaine. Erotiek, prostitutie en satanisme zijn niet ver af.
In dit schilderij amuseert deze schaars geklede dame zich met een deftige heer.
Van Fabre!
Tot mijn grote verbazing tekende Rops ook modeplaatjes. Ik vond ze zo schattig, dat ik bijna de hele reeks fotografeerde.
Deze heer in stofjas met zijn neus in het schilderij is Jan Fabre. Oh! oh! Hij bloedt dood!
Tot slot dit heerlijke schilderij van de Belgische badplaats Heyst. Nu Knokke-Heist, vermoed ik. Een bewijs dat Félicien Rops ook gewoon schilder was.
Ach, eigenlijk prefereerden wij Rops boven Fabre. Ondanks Fabres fantasie, originaliteit, fabuleuze energie en technische vaardigheden voor het concipiëren van installaties... niets gaat boven de verfijnde tekenkunst van Rops, zijn liefde en interesse voor vrouwen zijn een balsem op mijn vrouwelijke ziel.
Maar toch bleef ik bijna een half uur lang kijken naar een filmpje van Fabre, getiteld Lanceloot, waarin hij gesticuleert als een echte middeleeuwe ridder, met harnas en zwaard, hijgend als een bronstige beer. Ik bekeek het filmpje telkens weer, het was een magische act...
'Op 21, 22 en 23 augustus 2015 organiseren CC ’t Vondel, de stad Halle en Futurn van 11 tot 18 uur op de oude leegstaande site van het bedrijf RAP, F. Roggemanskaai 17, een uniek kunstevent ‘Kunst Kraakt Fabriek’. Vier dagen lang geven meer dan 20 kunstenaars het beste van zichzelf: van graffiti kunstwerken, dansperformance, schilder- en installatiekunsten, videokunst tot monumentale werken.
Na het event wordt het oude pand afgebroken en wordt er ruimte gecreëerd voor het nieuwe bedrijvenpark KAAI 17, die plaats zal bieden voor meer dan 20 bedrijven. De ontwikkelaar van dit project is Futurn.Aangezien de ruimte binnenkort wordt afgebroken is het nu nog het moment om de lokale kunstenaars de kans te bieden hun werken tentoon te stellen aan de bevolking uit Groot-Halle.
Kunstenaars: Veerle Verheylewegen I Eric Van Uytven I Patrick Jules Mathieu I Jo Decoster I Jos Dedecker I Roland Lefevre I Marie-Claude Cloutier I Lucien Vanhorenbeke I Tone Bert I Myriam Paridaens I Katleen Wellemans I Geert Van Kelecom I Jonas Hollevoet I Edith Verthé I Mattew Decuyper I Lieve Bollaert I Floris Vanseveren I Lore Mechelaere I Evy Locqueneux I Céline Zaman I Koen Deweerdt.'
Bovenstaand bericht stond te lezen op de website van de stad Halle. Het evenement was een publiekstrekker: honderden mensen kwamen te voet, met de bus, met de wagen, met de fiets afgezakt naar de leegstaande fabriek aan de Roggemanskaai. In dit bericht publi ik een vijftal foto's met commentaren...
Een jong stel voerde een soort huiselijke scène op, in een decor van lege bierflessen.
(Jo Decoster)
Deze prachtige muurschildering van Lieve Bollaert stelt de arbeiders van de fabriek voor, die de fabriek verlaten voor een nog blauwere toekomst.
Wat natuurlijk in deze multidisciplinaire tentoonstelling ontbrak: poëzie!
Eigenlijk was deze tentoonstelling heel poëtisch, juist omdat poëzie niet mocht meedoen.
Wat afwezig is, wordt juist opgemerkt.
Het gemis.
Toch ontdekte ik een sprankel poëzie in de collagereeks van Jos Dedecker: mooi handgeschreven gedicht, met doorhalingen en correcties.
Jos las, speciaal voor mij, zijn gedicht voor. Ik zei dat dit een typîsch mannelijk gedicht was, met abstracties als 'de tijd' en 'het niets'.
ik zei hem dat ik zo'n soort poëzie nooit schrijf.
ik schrijf concreet.
'Vrouwen schrijven organische poëzie,' zei Jos daarop.
1. Elke dag zeg ik tegen mezelf: wat een rotzooi is facebook toch! Zonde van mijn kostbare tijd, dat gewrijf en gewriemel op mijn smartphone.. Die ultra gepolariseerde, hilarische en soms ronduit belachelijke berichten die ik voortdurend op facebook te lezen krijg: mijn zogenaamde 'vrienden' gaan een wandelingetje maken, verkopen hun huisje, ruimen hun zolder op, kokkerellen, spelen met hun kids, geven hun konijn te eten... help! Moet ik dat allemaal weten, heb ik daar een boodschap aan? Dikwijls moet ik daar een negatief antwoord op geven. Sommige van mijn 'vrienden' ken ik persoonlijk en dan kan ik er nog 'inkomen' dat zij mij hun intimiteiten vertellen, maar andere 'vrienden' ken ik niet, zal ik nooit kennen en sorry, eigenlijk zou ik ze van mijn pagina moeten verwijderen...
Maar op mijn link met Ilja Leonard Pfeijffer ben ik bijvoorbeeld erg trots: fantastische man, sublieme dichter. Ik beperk mij in de toekomst zeker tot mijn literaire vrienden. Als zij onnozel doen, wel dan wrijf ik na de eerste woordjes luchtig over mijn schermpje en lees een volgend bericht.
2. Maar gisteren nog, in een telefonisch gesprek omtrent Julian Barnes' nieuwste essays over (vooral Franse) kunst, In ogenschouw, kreeg ik van een goede vriend een tip: mijn smartphone gebruiken om, met behulp van mijn browser, terwijl ik lees, de schilderijen te ontdekken die door Barnes worden besproken maar ontbreken in zijn boek. Er zijn maar enkele schaarse illustraties opgenomen. Maar van schilders die, mede door Barnes' commentaren, mijn interesse wekken, wil ik meer weten.
Zo bijvoorbeeld Odillon Redon, een Franse schilder die leefde in de 19de-20ste eeuw.
Op wiki vond ik:
Odilon Redon (Bordeaux, 20 april 1840 – Parijs, 6 juli 1916) was een Franse kunstschilder die tot het symbolisme wordt gerekend. Het werk van Redon lijkt een droomwereld te verbeelden, die bevolkt is door feeën, monsters, geesten en andere fantasiefiguren.
Redon bleef lang vrij onbekend bij het publiek, tot de publicatie van het beroemde boek van de Franse schrijver Joris-Karl Huysmans, A Rebours, in 1884. De held van het boek, een pervers levende aristocraat, verzamelde tekeningen van Redon, en door zijn vermelding in dit klassieke boek van het decadentisme, werd hij voortaan met deze beweging in verband gebracht. Redon illustreerde o.m. de boeken van Gustave Flaubert, Edgar Allan Poe, Iwan Gilkin, Jules Destrée, Edmond Picard en Emile Verhaeren.
De opstellen zijn niet chronologisch gerangschikt op publicatiedatum – wat jammer is, want dat maakt het moeilijk om eventuele evoluties in de zienswijze van Barnes binnen vijfentwintig jaar op te merken –, maar min of meer op geboortedatum van de besproken kunstenaars (vrijwel allemaal schilders), van Géricault (1791-1824) tot de met de auteur bevriende Howard Hodgkin (1932). Dat wekt de indruk van een doorlopende, samenhangende kunsthistorische ontwikkeling, terwijl er daartoe simpelweg veel te veel ontbreekt: er staat geen woord in dit boek over vroegmoderne en laatmoderne abstractie, over het Duitse expressionisme, het futurisme, enzovoort.
Maar toch vind ik dit boek denderend, super-interessant, erudiet maar toch onderhoudend - en ....grappig!
Dit is Odillon.
Een van zijn beroemdste schilderijen is De Cycloop. Eigenlijk zou dit werk kunnen behoren tot de reeks Les Noirs, heel vreemde, fantastische en soms huiveringwekkende houtskooltekeningen uit zijn vroegste periode.
Een Christuskop
Head-on-a-stem
Spirit of the forest, 1890
Vision
Boat in the moonlight
Flower Clouds, 1903
Dit is al wat minder akelig. een dromerig schilderij waarop een zeiboot en veelkleirige wolken!
In zijn latere periode maakte Odillon kleurige, flamboyante schilderijen en vrouwenportretten.... met bloemen in de hoofdrol!
Lady of the flowers
Het bloemenmotief is ook te zien in de jurk!
Violette Heyman, 1910
Barones Robert de Domecy, 1900
Bomen, 1890
Maar toch denk ik dat de mysterieuze Noirs mij het meest raken. Wat zal ik binnen 5 jaar nog zeggen over Odillon? Oh ja, hij tekende vreemde mannekes en bomen in een geheimzinnig bos...
Flower stories are endless. We shall recount but one more. In the sixteenth century the morning-glory was as yet a rare plant with us. Rikiu had an entire garden planted with it, which he cultivated with assiduous care. The fame of his convulvuli reached the ear of the Taiko, and he expressed a desire to see them, in consequence of which Rikiu invited him to a morning tea at his house. On the appointed day Taiko walked through the garden, but nowhere could he see any vestige of the convulvus. The ground had been leveled and strewn with fine pebbles and sand. With sullen anger the despot entered the tea-room, but a sight waited him there which completely restored his humour. On the tokonoma, in a rare bronze of Sung workmanship, lay a single morning-glory--the queen of the whole garden
In such instances we see the full significance of the Flower Sacrifice. Perhaps the flowers appreciate the full significance of it. They are not cowards, like men. Some flowers glory in death--certainly the Japanese cherry blossoms do, as they freely surrender themselves to the winds. Anyone who has stood before the fragrant avalanche at Yoshino or Arashiyama must have realized this. For a moment they hover like bejewelled clouds and dance above the crystal streams; then, as they sail away on the laughing waters, they seem to say: "Farewell, O Spring! We are on to eternity."
Said Laotse: "Heaven and earth are pitiless." Said Kobodaishi: "Flow, flow, flow, flow, the current of life is ever onward. Die, die, die, die, death comes to all." Destruction faces us wherever we turn. Destruction below and above, destruction behind and before. Change is the only Eternal,--why not as welcome Death as Life? They are but counterparts one of the other,--The Night and Day of Brahma. Through the disintegration of the old, re-creation becomes possible. We have worshipped Death, the relentless goddess of mercy, under many different names. It was the shadow of the All-devouring that the Gheburs greeted in the fire. It is the icy purism of the sword-soul before which Shinto-Japan prostrates herself even to-day. The mystic fire consumes our weakness, the sacred sword cleaves the bondage of desire. From our ashes springs the phoenix of celestial hope, out of the freedom comes a higher realisation of manhood.
Why not destroy flowers if thereby we can evolve new forms ennobling the world idea? We only ask them to join in our sacrifice to the beautiful. We shall atone for the deed by consecrating ourselves to Purity and Simplicity. Thus reasoned the tea-masters when they established the Cult of Flowers.
When a tea-master has arranged a flower to his satisfaction he will place it on the tokonoma, the place of honour in a Japanese room. Nothing else will be placed near it which might interfere with its effect, not even a painting, unless there be some special aesthetic reason for the combination. It rests there like an enthroned prince, and the guests or disciples on entering the room will salute it with a profound bow before making their addresses to the host. Drawings from masterpieces are made and published for the edification of amateurs. The amount of literature on the subject is quite voluminous. When the flower fades, the master tenderly consigns it to the river or carefully buries it in the ground. Monuments are sometimes erected to their memory.
The birth of the Art of Flower Arrangement seems to be simultaneous with that of Teaism in the fifteenth century. Our legends ascribe the first flower arrangement to those early Buddhist saints who gathered the flowers strewn by the storm and, in their infinite solicitude for all living things, placed them in vessels of water. It is said that Soami, the great painter and connoisseur of the court of Ashikaga- Yoshimasa, was one of the earliest adepts at it. Juko, the tea-master, was one of his pupils, as was also Senno, the founder of the house of Ikenobo, a family as illustrious in the annals of flowers as was that of the Kanos in painting. With the perfecting of the tea-ritual under Rikiu, in the latter part of the sixteenth century, flower arrangement also attains its full growth. Rikiu and his successors, the celebrated Ota- wuraka, Furuka-Oribe, Koyetsu, Kobori-Enshiu, Katagiri- Sekishiu, vied with each other in forming new combinations. We must remember, however, that the flower-worship of the tea-masters formed only a part of their aesthetic ritual, and was not a distinct religion by itself. A flower arrangement, like the other works of art in the tea-room, was subordinated to the total scheme of decoration. Thus Sekishiu ordained that white plum blossoms should not be made use of when snow lay in the garden. "Noisy" flowers were relentlessly banished from the tea-room. A flower arrangement by a tea-master loses its significance if removed from the place for which it was originally intended, for its lines and proportions have been specially worked out with a view to its surroundings.
Tell me, gentle flowers, teardrops of the stars, standing in the garden, nodding your heads to the bees as they sing of the dews and the sunbeams, are you aware of the fearful doom that awaits you? Dream on, sway and frolic while you may in the gentle breezes of summer. To-morrow a ruthless hand will close around your throats. You will be wrenched, torn asunder limb by limb, and borne away from your quiet homes. The wretch, she may be passing fair. She may say how lovely you are while her fingers are still moist with your blood. Tell me, will this be kindness? It may be your fate to be imprisoned in the hair of one whom you know to be heartless or to be thrust into the buttonhole of one who would not dare to look you in the face were you a man. It may even be your lot to be confined in some narrow vessel with only stagnant water to quench the maddening thirst that warns of ebbing life.
Flowers, if you were in the land of the Mikado, you might some time meet a dread personage armed with scissors and a tiny saw. He would call himself a Master of Flowers. He would claim the rights of a doctor and you would instinctively hate him, for you know a doctor always seeks to prolong the troubles of his victims. He would cut, bend, and twist you into those impossible positions which he thinks it proper that you should assume. He would contort your muscles and dislocate your bones like any osteopath. He would burn you with red-hot coals to stop your bleeding, and thrust wires into you to assist your circulation. He would diet you with salt, vinegar, alum, and sometimes, vitriol. Boiling water would be poured on your feet when you seemed ready to faint. It would be his boast that he could keep life within you for two or more weeks longer than would have been possible without his treatment. Would you not have preferred to have been killed at once when you were first captured? What were the crimes you must have committed during your past incarnation to warrant such punishment in this?
Al een tijd lang lees ik en herlees ik een schattig boekje, The Book of Tea by Kakuzo Okaku. Uit het verrukkelijke hoofdstuk Flowers wil ik toch deze passages presenteren, want zoals alle ladies ben ik dol op bloemen.
In the trembling grey of a spring dawn, when the birds were whispering in mysterious cadence among the trees, have you not felt that they were talking to their mates about the flowers? Surely with mankind the appreciation of flowers must have been coeval with the poetry of love. Where better than in a flower, sweet in its unconsciousness, fragrant because of its silence, can we image the unfolding of a virgin soul? The primeval man in offering the first garland to his maiden thereby transcended the brute. He became human in thus rising above the crude necessities of nature. He entered the realm of art when he perceived the subtle use of the useless.
In joy or sadness, flowers are our constant friends. We eat, drink, sing, dance, and flirt with them. We wed and christen with flowers. We dare not die without them. We have worshipped with the lily, we have meditated with the lotus, we have charged in battle array with the rose and the chrysanthemum. We have even attempted to speak in the language of flowers. How could we live without them? It frightens on to conceive of a world bereft of their presence. What solace do they not bring to the bedside of the sick, what a light of bliss to the darkness of weary spirits? Their serene tenderness restores to us our waning confidence in the universe even as the intent gaze of a beautiful child recalls our lost hopes. When we are laid low in the dust it is they who linger in sorrow over our graves.
Ik was weer in het kleine huis. Mocht even de tuin in. Ik herinnerde mij de tuin. De groengeverfde latten van het punthekken dat de tuintjes van de buren afbakende. Rechts Paula en Jan, links Maree.
Het gammele duivenhok achteraan. Het houten bankje, vanwaar je de duiven kon zien struinen en hun vleugels strekken. De preistruiken, de radijsjes. En altijd weer de geur van druivenstront.
Het kleine afdak, waaronder je kon schuilen als het regende. Er was niet veel plaats. Onder het afdak de resten van een oude houten wasmachine met zwengel, de onderdelen opeengestapeld.
Je moest eerst door het huis lopen, de voorplaats, de keuken, over de koer naar het tuintje.
Maar tot mijn grote consternatie was er geen tuin meer. Ik kwam uit op een vlak soort pleintje, bedekt met glanzend asfalt. Je moest zelfs een trapje op om het te bereiken.
Ik voelde voorzichtig met mijn rechtervoet of het plein geen verraderlijke val was, of de grond niet zou doorzakken als ik erop liep.
Onlangs was ik uitgenodigd om deel te nemen aan een literair project op facebook. We moesten 5 opeenvolgende dagen een gedicht of een tekst posten op facebook.
Ik grabbelde in mijn dromenboek, selecteerde 5 dromenfragmenten waarin textiel, kleren en kleuren een rol speelden.
1. Droom nummer 59
Ik zat op de schouders van een man,. Hij had me in een opwelling opgetild en liep schertsend met me door de nacht. Ik droeg roze tule en taft en satijn, mijn jurk wapperde bij elke stap. Ik glunderde en schommelde met mijn blote benen. Was die man mijn vader, was het A.? Was het een nieuwe man, was het Konstantin uit Sturm der Liebe? We kwamen voorbij een traliehek, waarachter een krokodil schuilde. Een man toonde het beest. Hij had het in zijn armen, maar verwittigde ons voor het gevaar.
Mijn voordeur was gloednieuw (eindelijk gerepareerd!) en blonk in de nacht. Thuis hadden mijn ouders het haardvuur aangestoken, de vlammen likten warm en blauw aan het hout. Mijn dochter ging naar bed, zij was weer slechtgeluimd en mopperde.
2. Tweede droom. Als ik aan droom 5 kom zal ik iemand nomineren. Of wil Annelies De Ville een verhaaltje/ gedicht schrijven? Over kleren, kleuren, textiel?
Droom nummer 33
(Teruggevonden droom)
Ik droomde dat ik met de trein vertrok naar de Caraïben. Mijn koffers puilden uit van jurken en ensembles. Merknaam: Rue Blanche. Eénogige Johnny kwam me halen met zijn helikopter, beschilderd met de uitbundige kleuren van Christian Lacroix.
De dageraad parelde in aquareltinten. De heuvels kleurden lichter naar de horizon toe, in tinten van diep kobaltblauw en koel monastraal blauw. Van superfijn ultramarijn naar bijna rozeachtig chinees wit. Sepiabruin en de kleur van gebrande groene aarde - en ook schitterend smaragdgroen.
Eénogige Johnny zei: ach, ik kom hier eigenlijk alleen maar om vliegles te geven.
Hadden al die meisjes een naam?
Ps: hierbij een foto van Lady Gaga in Chrristian Lacroix. Zij heeft dezelfde haarkleur als ik.
3. Droom nummer 47
De purperen tas (fragment)
Ik arriveerde op een school voor een interim-opdracht. Ik droeg een sneeuwwit pakje (jasje, broek) en was superslank, want ik voelde mijn lenige heupen, mijn magere dijen elegant heen en weer bewegen in de pijpen van mijn witte plooibroek.
De directrice werd geassisteerd door een glimlachende mooie man. Krulhaar, prettig blauw overhemd, jeans. Later bleek hij haar zeventienjarige zoon te zijn, wat ik niet geloofde. Zijn leeftijd, bedoel ik. Maar hij ontlastte me wel van mijn tas, een schitterende purperen schoudertas met lederen handvatten en applicaties. Hij zou de tas voor me bewaren, op een veilige plaats.
In de halfduistere leraarszaal (want het was kersttijd) babbelden we er lustig op los. Ik maakte kennis met een dame met opgestoken haar, zij hield van jazz. Een guitig dametje had glitters aan de hals, een heel mooi decolleté. In een flits zag ik A. (wat deed hij op mijn school?) die vrouw begluren. Ik was al bang dat hij haar interessant ging vinden. Om de jazz natuurlijk. Maar hij keek verbouwereerd naar haar slierten haar en haar wat overdreven maquillage.
4. Droom nummer 49
A hypnagogic hallucination
Een dame in luxueuze jas met bontkraag en hoed werd achternagezeten door een onduidelijk iemand, een onduidelijk iets. Zij verplaatste zich als in een computergame, als een figuurtje uit een nintendo-spel. Ze schoof vooruit, achteruit, naar links, naar rechts. Plots rende ze (op hoge hakken) vakkundig de hoek om. Schitterend. Ze was nu volkomen onzichtbaar, ze was verdwenen, foetsjie….
ik was plots klaarwakker.
4. Reeds de vierde bijdrage betreffende mijn vijfdaagse publicaties ter bevordering van de literatuur in Vlaanderen!
Ongelooflijk in hoeveel van mijn dromen textiel en kle(u)ren belangrijk zijn. Niet verwonderlijk: mijn lieve mama was een begenadigd naaister en in mijn vroege jeugd hadden wij het altijd over kwikjes en strikjes. Ik nomineer Micheline Cuypers om mee te doen!
Droom nummer 29
Dentelle de France
Ik had weer eens een lief. Zijn naam was Patrick. Een Ierse naam. Sint Patrick’s day, bedoel ik.
Patricks moeder leek erg jong van veraf gezien. Maar van dichtbij klopte en dreinde haar huid op haar jukbeenderen. Klaar om te verschrompelen. Een doodsstrijd. Zij had zwart heksenhaar. Geverfd, natuurlijk.
Als hobby verzamelde zij ‘ongedierte’: wormen, slakken, meikevers. Zij kwam aandraven met een kistje: daarin bewaarde zij een verzameling levende wormen, die zij had aangekleed als ballerina’s. Met roze jurkjes, hoepelrokjes, katoenen gebreide accessoires, kleurige linten en bloemen.
De glibberige lijfjes, gewurmd in satijnen volants afgeboord met sexy zwarte kant - 'Dentelle de France' - krioelden door elkaar in de sigarenbox.
5. Vijfde en laatste bijdrage voor het vijfdaagse project voor de bevordering van de literatuur in Vlaanderen. Dit keer een echt gedicht, geschreven bij een schilderij van Thomas Roose. zie http://static.skynetblogs.be/media/169074/1959516155.pdf
opiumdroom
hoe heerlijk moet het zijn te slapen in dit bleek papaverveld. duizend klaprozen als wolkenwitte ballerina’s, hun kelkjes pronkend strak en opwaaiend in maanlicht. de avondkou omarmt. de wind waait zacht als lucht maar in mijn dromen in mijn slaap kijk ik verbaasd de uren in. ik wentel mij in rokken van gebroken wit, mijn stelen slank en buigzaam, mijn sappen honingzoet en smakend naar de maan. ik voel mij zwangerblauw en rijp van zaad, maar hoor hoe messen scherp en wreed papavers slaan. ik zie mijn zussen krakend krimpen, hun jurken geurig van de waan. zij sissen gauw van hemelsblauw, hun poederhart belooft wanhopig troost. het is nu tijd om op te staan, maar oeps! mijn dromen vloeien weg, voorgoed van hiervandaan.
Tenslotte wil ik een eresaluut brengen aan onze Vlaamse dichters die deelnamen aan Poetry International: Peter Verhelsten Els Moors. Els Moors' fuckende konijnen herinner ik me voor eeuwig, en sinds ik De boom N. van Peter Verhelst heb gelezen (ook al jaren geleden) ben ik verliefd geworden op tuinen...
de pijnboom en het reiken
’s Middags wemelen de boomkruinen van de cicaden ’s avonds drijven ze van ons weg de vallei in op sleeptouw genomen door duizenden mammoeten
waarom duizenden mammoeten hier nacht na nacht met ingetrokken poten kop vooruit springen van rots naar rots – hoewel ze uitgestorven zijn
hoofd in de nek ogen gesloten gaan we op en neer vormen we nieuwe sterrenbeelden nauwelijks een seconde vlammen ze op
over duizenden jaren zal iemand op dezelfde plek –
in dit voetlicht zoek ik de witte fuckende konijnen de leegte staat op draagbaar een twee drie mars laten we samen bewegen en niet onnodig wervels kraken leg beide handen liefdevol rond dit brein wij gaan huiswaarts naar het witte fuckende konijn
Ditmaal een Poolse dichteres, maar ook de Russische dichter Philip Nikolayev, met zijn leuke smoel, vind ik super!
INNA RÓŻA Urodziłam niesamowicie piękną córkę, jej zęby, jej włosy są jak z Pieśni nad Pieśniami. I sama poczułam się piękna, dziękuję. Ale ona to zupełnie inne piękno, to jest piękno, które chcę chronić. Gdybym miała jakieś swoje piękno, wstydziłabym się go, zresztą pewnie mam jakieś piękno, faceci nie lataliby tak za mną, gdybym go nie miała, ale nie lubię swojego piękna, bo faceci latają za nim. Piękno mojej córki to co innego. Piękno mojej córki, tak uważam, jest jedyną nadzieją tego świata.
EEN ANDERE ROOS Ik heb een ongelooflijk mooie dochter gebaard, haar tanden, haar haren zijn als het Hooglied. En zelf voelde ik me mooi, dank u. Maar zij is een heel andere schoonheid, een schoonheid die ik wil beschermen. Als ik zelf schoonheid had zou ik me ervoor schamen, trouwens, ik bezit vast wel enige schoonheid, kerels zouden niet zo achter me aan zitten, als ik die niet had, maar ik hou niet van mijn schoonheid, want kerels zitten achter haar aan. De schoonheid van mijn dochter is iets anders. De schoonheid van mijn dochter, dat meen ik, is de enige hoop van deze wereld.
'Bargielska ondervraagt het bestaan zelf en doet dit met een kracht ontsprongen uit verbijstering, woede en tederheid – soms gecontroleerd, soms de oppervlakte doorbrekend. Je kan er nooit helemaal zeker van zijn of ze serieus of humoristisch is. Net wanneer je ontspant, wanneer je je in bekend gebied waant – iemand die een selfie schiet, het beëindigen van een romantische affaire, het verpletterde lichaam van een insect op de trap – word je scherp overeind getrokken door veel grotere vragen. Bargielska’s schrijven ontwapent en zet je tegelijkertijd op het verkeerde been.
Haar meest recente bundel Nudelman werd in 2014 gepubliceerd, hetzelfde jaar waarin haar literaire toneelstuk Clarissima in première ging bij het Witkacy Theater in Zakophane, opgevoerd door Alesandra Justa. Bargielska woont in Warschau, waar zij ook geboren is. Ze doceert poëzie en proza aan masterstudenten van de Jagiellonian Universiteit in Krakow.'
Ik koos dit gedicht omdat de inhoud helemaal mijn ding is: mijn angst, mijn melancholie omdat al die mooie bloemen, die mooie planten en bomen in de toekomst zullen moeten wijken voor beton.
BASTAARD Op naar de vrolijke, vreugde brengende strijd voor de hegemonie van de tuin! Naar voren snellend als het erom gaat het eigen land in een land van bloeiende tuinen te herscheppen, waar eenieder, zelfs de armste, zijn deel heeft. Leberecht Migge, Tuincultuur van de 20e eeuw
Poëzy is de moedertaal van het menschengeslacht; zoals hovenieren ouder dan den acker-bouw: schilderkonst, – dan schrift: gezang, – dan declamatie: gelykenissen, – dan redeneeringen: ruil, – dan handel. Johann Georg Hamann
BASTAARD
Moerassige landerijen. Iemand hangt vilten inlegzolen aan de waslijn op zijn balkon met glas. Wol druipt. Wasgoed verwelkt in de wind. Iemand breekt lila seringen af in het stadspark en draagt ze naar de bus. Een utopisch spel. De gewaden van de Logos zijn afgelegd en de zittingen in de bus nu het best gekleed.
Logistieke patronen, tsaristische stoffen, geruite wereld. Blok. Blokken. Twee mannen grillen aan de rand van het parkeerterrein, het postkantoor verkoopt pakjessoep, groentezaden, allemaal waar. Vertrouwenwekkende maatregelen: voortuinen worden met een touwtje afgebakend. Café Marzipan bestaat niet meer.
Zand. Baksteen. Met de grond gelijkgemaakte stad. Roze en lila geverfde traliepoorten, metalen stralen van de zon van het oosten die almaar opgaat. Landschap, o taalpanorama van de Logos creator. Landschap, gehalveerd, in voor- en achterkant. Hoe de ruimte meegeeft en dingen tevoorschijn lokt: permanent bos. Open terreinen. Vroeger en nu.
In de poëzie van Marion Poschmann (Duitsland, 1969) gaan het zichtbare en het onzichtbare bevreemdende verbindingen aan. Voorwerpen, plekken, situaties en handelingen worden haarscherp waargenomen en in concrete bewoordingen beschreven. Herkenbaar zijn ze echter niet meteen. Ze worden verweven met associaties, herinneringsflarden, citaten, reflecties en droombeelden. De metaforen en vergelijkingen die Poschmann tussen haar opsommingen inlast, maken de opgeroepen werkelijkheid transparant en tonen hoe gelaagd elke ervaring is.
Ik heb blijkbaar dit jaar een voorkeur voor Duitse poëzie. Deze dame, uit de vroegere DDR, draagt haar gedichten krachtig voor. Haar rechterhand beweegt ritmisch op en neer, van voor naar achter en van links naar rechts, alsof zij een orkest dirigeert. Fantstisch! En wat een stem!
Op de videao is he teerst de beurt aan Hester Knibbe.
SOMEBODY'S GOING [EXTRACT]
somebody’s going & he knows he’s going a way somebody’s going & she knows he’s going away some body knows that he is going away for he knows that she stays & that some body goes a way she knows for she is staying that he can only go away if she would stay she knows: if she also went away there would be no more go ing away for there would be nobody left that stays but how can he know that - for he does not even turn
JEMAND GEHT [AUSZUG]
jemand geht & er weiß daß er fortgeht jemand geht & sie weiß das er fortgeht
jemand weiß daß er fortgeht weil er weiß daß sie bleibt & daß jemand fort geht weiß sie weil sie bleibt er kann nur fortgehn wenn sie bleibt weiß sie wenn sie auch geht würde es kein fort gehen mehr geben weil es nichts geben würde was bleibt aber wie kann er das wissen er dreht sich nicht einmal um.
'Ongetwijfeld is Barbara Köhler een van de belangrijkste en invloedrijkste dichters van haar generatie. Met haar werk heeft zij vele prijzen en beurzen gewonnen. Barbara Köhler benadert de onderwerpen van haar gedichten met een uitzonderlijke talige precisie, maar zonder ze eenduidig – en dat kan ook inhouden: eendimensionaal – te willen maken. Liever kiest ze voor mogelijke en ongebruikelijke perspectieven.'
Deze dichter komt uit Zambia. Publi ook de vertaling in het Nederlands. Gedicht doet me denken aan de song Strange Fruit van Billie Holiday, en aan gedicht van Ward Mertens bij een schilderij van Frieda Kahlo (naar beneden strollen).
V. Het vrekkige
En heel even weer is de duisternis nieuw, de aarde zwaar van het vrekkige voorjaar. Wie hoort er hoe de milde spatjes regen op de aarde spuwen en vergeten zangen veranderen in lofliederen geworteld aan bomen zoet van het bloed van geknevelde vruchten, vruchten hangend van takken, zwaaiend gezwollen en gerijpt, nu en dan vallend buiten het zicht van deze vlakte.
V. The Ungiving
And for a while, the darkness is new again, the earth heavy with the ungiving spring. Who will hear the gentle spats of rain spit on earth and turn songs we’d forgotten to singing hymns rooted to trees sweet with the blood of pinioned fruit, fruit hung from boughs, swinging swollen and ripe, casually falling beyond the view of this plain.
Togara Muzanenhamo werd geboren in de Zambiaanse stad Lusaka en bracht zijn jeugd door op een boerderij in Zimbabwe. Hij studeerde bedrijfskunde in Parijs en Den Haag. Na zijn studie keerde hij terug naar Zimbabwe, waar hij aanvankelijk journalist was en later werkte voor een organisatie die Afrikaanse filmscenario’s produceert. In 2001 trok hij naar Manchester om zich daar aan de universiteit te specialiseren in creatief schrijven. Zijn gedichten werden in tal van tijdschriften gepubliceerd. Zijn eerste bundel, Spirit Brides, verscheen in 2006 bij Carcanet Press en bereikte de shortlist van de Jerwood Anderson First Collection Prize. Zijn tweede bundel, Gumiguru, kwam uit in 2014. Eind 2014 publiceerde Muzanenhamo ook de bundel Textures, die naast gedichten van hemzelf ook verzen van John Eppel bevat.
Born in Dresden in 1962, Durs Grünbein is the most significant and successful poet of his generation in Germany. A modern poeta doctus, his streetwise, ironic style belies at first the deep seriousness of his project and the emotional resonance at its core. His poems range across the most eclectic of material: from classical sources to quantum physics; from the Anglo-American poetic tradition to contemporary neuroscience; from a philosophical celebration of Descartes to an elegy for Dresden.
dit is een foto van durs toen hij nog jong was.
nu is hij een prachtige rijpere man met een baard!
Au VIe siecle de notre ère, une paix relative regne entre les Bretons et les Saxons, qui se partagent l'actuelle Angleterre. Axl et Beatrice s'aiment depuis si longtemps qu'ils ont oublié peu a peu ce qu'ils ont vécu dans le passé. Avant que la mémoire ne leur manque, ils veulent retrouver leur fils unique, parti s'etablir dans un autre village à l'Est. Mais, pour le rejoindre, ils vont devoir traverser le dangereux territoire de la dragonne Querig et ses brumes éternelles...
de laatste dagen drijf ik op wolkjes van geluk. twee gebeurtenissen zijn daar de oorzaak van:
1. heb net een wondermooi boek uitgelezen, van kazuo ichigiro: the buried giant, in het frans le géant enfoui. het einde is intriest. maar toch kon het niet anders eindigen, vond ik.
het was het enige juiste einde.
kazuo ichigiro, alhoewel hij in engeland is opgegroeid, heeft zijn roots niet verraden.
hij is de schrijver van het vliedende leven.
om bij te huilen om zoveel schoonheid.
ik wil nu voor een tijdje geen roman meer lezen, om in the mood te blijven. als ik nu rommel lees, is dit zinderende gevoel weg.
ik wil het nog even bijhouden.
2. tweede oorzaak is een droom, die ik een paar dagen geleden heb gehad.
heb hem opgeschreven. het is droom nummer 70:
Hij kwam terug.
Ondanks het feit dat een nieuwe liefde zich in mijn leven aankondigde: dit keer was het een jongen met een scandinavisch uiterlijk.
Een stevige kerel met blonde krullen.
Daar kwam hij de kamer binnen, mijn enige, grote liefde. Zijn rechterschouder hield hij zoals vanouds een beetje neerwaarts gericht, hij lachte zijn rimpeltjes in, zijn flitsende ogen vol binnenpretjes.
Plots was daar een hele familie, ook vrienden waren uitgenodigd.
Mijn nieuwe liefde liet met een glimlach toe dat ik mijn oude liefde verwelkomde.
Ik voelde me dolgelukkig. Ik leunde tegen hem aan, ik wou mijn oude liefde opnieuw tot leven wekken. Mijn gelaat dicht tegen het zijne.
Literaire tijdschriften hebben naast een letterkundige ook een sociale functie, oeps! Hoe meer mensen literatuur lezen, hoe beter voor hen (kunnen ze hieromtrent socializen en eens andere, leukere dingen tegen elkaar vertellen dan de banaliteiten waaruit vele conversaties bestaan) en zeker voor de auteurs, die dan de aandacht krijgen die ze verdienen.
Illustraties in een boek of tijdschrift kunnen samen bekeken worden en er kan over worden gegniffeld en geroddeld. Maar als illustraties te opdringerig zijn gaat soms het effect van de teksten verloren. Toch kunnen prentjes ook de interactie binnen een tekst versterken, in plaats van de lezer af te leiden. En als Gierik NVT aankondigingen doet op facebook om uitgaven en events te promoten, is een fotooke welkom. Deze cover bijvoorbeeld van het themanummer Overspel, uitgebracht deze lente, is duizelingwekkend en suggereert meer dan hij illustreert. Zo moet het. De teksten en gedichten binnenin zijn sober gelayout, de lezer kan zich perfect concentreren op de inhoud.
3. Genuanceerder moet ik zijn als ik gedichten lees geïnspireerd door beelden. Schilderijen bijvoorbeeld. De gedichtencyclus van Ward Mertens omtrent Frida Kahlo in datzelfde nummer vond ik ronduit ver-ruk-ke-lijk, zoveel fruit en groentjes en dat bruidje op de pit. Eigenlijk had ik vooraf al een scala aan emoties en vooral plezier ervaren, voor ik besloot foto's van de schilderijen te zoeken op internet. Ik moet zeggen dat het bekijken van die foto's mij andere, daarom niet minder prettige indrukken doorseinde, Ik was verrukt om het grappige bruidje bij het schilderij The bride frightened at seeing life opened. Ik genoot van de prachtige pulpeuze blozende rondborstige sneeuwwitte magnolia's enz...
Een blad gedraaid Magnolias
Zo meteen staan de magnolia’s in bloei In kelken rijpt de geur van paleizen
Nu bloeit slechts één cactusbloem De gestripte meeldraad huivert
Leg je vingers onder de kroon Ruik haar uit de tuil
3. Vraagje: illustreren de verzen het schilderij of geeft het schilderij meer uitleg over de verzen????
Ik zoek de cactusbloem, eerst vond ik haar niet, maar oeps! het is de bloem in het midden, met de gestripte meeldraad.
Tot slot: kan een schilderij me evenveel binnenpretjes bezorgen als deze pittige (haha!), subliem-erotische, supergrappige (allez, allez, een uil die over de moraal van het fruit waakt...) verzen??? Het antwoord is... mmmmm......neen! Alhoewel de kokosnoot een superbabasnoetje heeft, waarover in het gedicht niks wordt gezegd. Hij doet alleen stiekem zijn hoed af. Waar is de hoed? Oeps! plots zie ik twee kokosnoten! Een die zijn hoed afneemt (bovenaan het schilderij) en een die gniffelt van pret!
Dus, dames en heren, kijk nauwkeurig naar dit kleurige schilderij van Frida Kahlo en lees het fruitgedicht van Ward Mertens.
Zoek de verschillen.
Veel plezier!
Fruitkorfje The bride frightened at seeing life opened
Nog nooit zag het bruidje zoveel fruit Ze legt haar handje op de watermeloen
De papaja laat zijn vruchtvlees glimmen, Laat zwellen zijn zwarte zaad
Het wandelend blad wil een rijpe banaan, Wil zijn pootjes in een kokosnoot steken
Het blozende bruidje wil wrikken aan een pit Haar handje glijdt over het rode vlees
De uil waakt over de moraal van het fruit, Overlegt uitsluitend met reine vruchten
Stiekem neemt de kokosnoot zijn hoed af Het bruidje laat het zich welgevallen, hoewel
Ze droomt misschien toch eerder over Zitten op een pit, hoe zou dat zijn