Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
14-09-2013
Bij Adrian Baggeley te Woodborough
Bij Adrian Baggeley te Woodborough
Vier jaar terug waren we al eens bij hem op bezoek te Woodborough
(gemeente Lowdham), halverwege Nottingham en Southwell. Zie blog van 7/9/2009.
Adrian is lid van de selecte Fruitgroep van de Royal
Horticultural Society en de Friends of Brogdale. Hij is vooral bekend als
prijswinner op de grote fruitshows. Vele keren haalde hij er hoofdprijzen met
zijn prachtige fruitpresentaties. Op de Tatton zomershow 2012 haalde Adrian de
RHS Hogg medaille binnen voor een presentatie met 6 fruitvariëteiten: rode
bessen Red Lake en Stanza, de kersen Lapins en Summer Sun, zwarte bes Ben Sarek
en de stekelbes Keepsake. Bovenop nog een eerste prijs voor de mooiste
fruitkorf. Op de grote RHS herfstshow 2012 won hij meerdere eerste prijzen Er
was er een in class 11, wat staat voor een verzameling van negen borden met
perfecte appelen en peren. Verdere eerste prijzen voor keukenappelen, peren als
groep of voor enkele variëteiten. Ook zijn fruitkorf werd weer de mooiste
bevonden. Die telde niet minder dan 28 verschillende fruitsoorten.
(Vul bij Google in:
Tatton park summer Fruit show en je komt terecht op FRUIT FORUM van Joan Morgan
met de fotos.)
Adrian ontvangt ons eerst bij zijn kleinfruit (soft
fruit in het Engels). Hij heefter 28
stuks: rode, witte en zwarte bes (waaronder Big Ben). Hij weet Marjon blij te maken met een jonge plant. Ook
een aantal blauwe bessen doen het goed in een aangepast plantgat.
De bessen vallen danig in de smaak. Hij heeft o.a. ook
Reuben, de nieuwe herfstbraam. Te
vergelijken met de herfstframbozen. In hetzelfde jaar bloeien deze en geven
vruchten. Dit gaat door tot de eerste vorst. In openlucht rijpt Reuben echter
te laat in deze streek. Ik ben benieuwd wat het in mijn tuin wordt.
Adrian heeft een grote variatie aan fruit: 85 appelrassen.
Zijn favoriete appel is Crowngold.
Ook Otava is een van zijn lievelingen.
Dit is ook mijn topappel; 50 peren, waaronder o.a. Beth, een lekkere peer die ik vorige week ook heb geplukt. 32 pruimen,
waarbij enkele beschutting vinden achter speciaal opgerichte, houten
schuttingen. Dit jaar zijn er maar weinig vruchten. Hij heeft Shiro, een grote, gele Japanse pruim
(Prunus salicina). Als je er in bijt loopt het sap langs je mond. Het vraagt
echter veel zorg om de zeer vroeg bloeiende struik bij vorstgevaar steeds in te
pakken en overdag weer uit te pakken. De 11 kersen staan in een grote kooi met
fijne draad er rond. Een plastieken zeil boven houdt de vruchten droog ; vier
perziken, twee abrikozen, zeven druiven. De pitloze Himrod (in serre) ziet er aantrekkelijk uit In een andere serre staan zelfs negen
vijgenvariëteiten in plastiek zakken op een meter van elkaar, met onderin een
dikke laag brokken van stenen en pannen die verhinderen dat de wortels door de
afwaterringsgaatjes dringen. Hij verkiest White
Marseilles boven Brown Turkey.
Zijn favoriet is evenwel Rouge de
Bordeaux.
Zoals bij de druiven al vermeld, behaalt Mr Baggeley de
beste en mooiste resultaten met zijn houten afrasteringen Op zijn zuidelijk
georiënteerd hellend terrein heeft hij zeven houten muurtjes gebouwd. Hij
noemt ze arme-mensen-muurtjes. Zon constructie bestaat uit drie houten panelen
van 1,8m, gevat tussen palen van 12 bij 12 cm. De panelen bevinden zich 20 cm
boven de grond. De panelen zijn bespannen met draad waaraan bamboestokken
werden bevestigd om de espaliervormen te leiden.
Zon houten muurtje heeft tal van voordelen volgens Mr
Baggeley. Het voornaamste voordeel is de hogere temperatuur die erop gehaald
wordt. Op een zonnige dag worden de 40°C probleemloos bereikt. De bomen vangen
veel minder wind en regen dan de vrij staande bomen. Je kan aan
vorstbescherming doen door er een fleece voor te hangen. In de afrijpingstijd
kun je een net hangen ter voorkoming van vogelschade. De vruchtkwalieit is
ontegensprekelijk beter dan op de vrij staande bomen. Vruchten zijn groter, de
dekkleur is meer uitgesproken en de vruchten hebben duidelijk minder te lijden
van windschade. De opbrengst is hoger. Hij kweekt er vooral delicatere vruchten
tegen.
Tussen serres (plastiek tunnels) en bomen vindt hij
nog plaats voor een aantal groenten.
Tussendoor was het voor mij interessant John A.
Beswick, chairman van RHS Fruit Group Midland Branch terug te spreken. Ik
leerde hem kennen op de Europom, okt. 2010 te Wisley.
Adrian vroeg mij naar de woelmuizenvangst en hoe ik de
emmer precies ingroef en hoeveel water in de emmer moest?
(Als je boven links bij zoeken woelmuizen invult kom je op de betreffende blogs terecht.)
Mijn antwoord: na zeven opeenvolgende vangsten van
woelmuizen ving ik 2 spitsmuizen dit vond ik erg jammer- want spitsmuizen, met
hun scherp snoetje, zijn als insecteneters nuttige dieren. Gedaan met het
verdrinking-vangen. Ik vraag mij af of je geen voorwerpen met een diepe,,
rechte wand zou kunnen ingraven, zonder water, waaruit woelmuizen niet zouden
kunnen ontsnappen? Daarna kan je ze nog altijd uitschakelen en een eventuele
spitsmuis sparen. Nu - bij het oproepen van de betreffende blogs - merk ik dat
toen iemand dit al suggereerde.
FOTOS
De pup Four Bells,
dichtbij het terrein van Adrian, waar we de vorige maal kwamen.
Dit jaar is het een goed jaar voor de peren. Mijn
Kempische zandgrond is niet direct de beste grond voor peren, daarbij komen nog
de late nachtvorsten. Beth is wel een van de laatste bloeiers.
Mijn vroegste is de peer Beth, seizoen eind augustus,
midden september. Ik heb de peer leren kennen te Brogdale (Faversham), de grote
fruitverzameling in Engeland. Naast de 2.200 appelen hebben ze er ook 500
peren.
Ik heb er diverse busuitstappen naar ingericht. Op een
van die bezoeken had ik de eer Henk Houtman, de sterkhouder van de POMolgische
Vereniging Noord- Holland en een bevriende fruitteler mee te hebben. Ze
logeerden bij ons. Te Brogdale viel Beth danig in de smaak, een peer met
sappig, smeltend vruchtvlees. Later deed hij mij een boompje cadeau.
Beth is een Engelse peer van East Malling uit een
kruising van Beurré Superfin x Williams Bon Chrétien. Kreeg haar naam in 1974. Het is een kleine tot middelgrote vrucht.
Jim Arbury van Wisley in zijn boek Pears omschrijft ze
als een betrouwbare en flinke drager met een plezante smaak. Een aanrader.
We hebben sir John Starkey 4 jaar terug leren kennen
ter gelegenheid van de viering van de 200 jarigeBramleys Seedling moederboom
(Vul bij zoeken, linksboven bramley in en je komt op
de blogs van toen!) Sir John is een man met veel talenten: fruitkweker,
dichter, zanger!
Tussen haakjes: Sir betekent van adellijke bloede.
Als we het domein oprijden zijn we niet alleen. Er is
een ganse sliert autos van genodigden.
Eerst gaan we de oudere aanplant bekijken. Een Bramley
behoort egaal groen te zijn. Een iets kleurende kloon blijkt uit den boze.
We vernemen ook dat hij op een andere plaats een cox
boomgaard heeft, geen roodkleurende Queen Coxs of Coxs Rouge Des Flandres,
die hebben niet meer de uitstekende smaak. Daarom grijpt hij terug naar de
oorspronkelijke Coxs Orange Peppin.
Sir John plantte een nieuwe Bramley boomgaard precies
100jaar nadat zijn grootvader John Ralph Starkey dat deed in 1910. Via de
plaatselijke universiteit bekwam hij klonen van de oorspronkelijke boom. Deze
bomen groeien op eigen wortel. Ze zijn dus niet geënt.
Het bezoek werd besloten met appelsap van Bramley met
Golden, een lekkere mengeling van zoet en zuur. Hij liet ook appelmoes(sauce in het Engels) van Bramley proeven die
maar matig werd geapprecieerd.
Ik plukte liever de grote bramen die weelderig in de
zijkanten groeiden. Daarna heb ik bij verdere bezoeken geen goede bramen meer
gezien.
Daarop reed iedereen naar de pub Nags Head. Nagh is
het dialect voor paard. We gingen dus naar de herberg De Paardenkop. Onderweg
passeerden we de 4 Bells waar we vier jaar terug lunchten.
FOTOS
Aankomst
Ontvangst
Bramleys Seedling
Eigenlijk te gekleurd
2 Jarig boompje op eigen wortel
Bij de jongste aanplant
Idem
John met bindbuisdraad. Let op de uitgebogen takken
Dag 4 21 aug. Peter Glazebrook, Sir John Starkey en Adrian Baggeley
Dag 4 21 aug. Peter Glazebrook, Sir John Starkey en Adrian Baggeley
Naar deze dag keek ik het meest uit.
We stoppen te Kelham, bij Newark in Nottinghamshire voor
een kort bezoek bij Peter Glazebrook, een doorwinterde tuinier, gespecialiseerd
in reuzengroenten.
Glazebrook won over vele jaren honderden prijzen met
verschillende soorten groenten. Dergelijke prijskampen zijn bij ons onbekend.
Sinds 2012 is Peter houder van de zwaarste ui ooit:
18lb 1 OZ (8,193 kg)
we provides our onions with quality light in winter and spring, all
onions intended for the giants need good high levels of light, C02 input,
a minimum of 15c at night when planted, clean sterilized soil based compost,
ventilation and shading on hot days,
Hij staat driemaal in het Guines Book of Records met
de zwaarste aardappel (8lb 4oz, 3.8kg), de zwaarste pastinaak met een wortellengte van 5,63 m (36 X de
gemiddelde lengte van een pastinaak) en de langste biet (21 feet, 6,4008m).
Tegen de gevel van een gebouw staat een lange schacht
(+/- 7m) met 6 buizen, gevuld met compost. Hierin kweekt hij wortelen,
pastinaak en biet.
We zagen bij hem reuzenuien, preien, bieten, een soort
courget of zomerpompoen (zij noemen het
marrow). Van deze laatste bezorgde hij zaad aan een Nederlander die er mee het
Guiness book haalde.
Alfons Goedgezelschap had opgemerkt dat aan een kant
van een eik de grond bedekt was met
hellende golfplaten naar een serre toe. De wortels eronder kregen geen water en
op deze manier stopte hij de groei: geen concurrentie voor de serre en daarbij
nog een betere vochtvoorziening.
31 aug. 1 ste Oogstfeest Project Veldstraat Zoersel
31 aug. 1 ste Oogstfeest Project Veldstraat Zoersel
Bart Gysels is de initiatiefnemer van dit
sociaal-ecologisch project dat dit jaar gestart is. Hierbij kan hij rekenen op
een flinke groep medewerkers.
Voor meer info: vul bij Google in : veldstraat
Zoersel
Ik merk dat ik geen foto's heb van de grote tent waar veel medewerkers te eten en te drinken aanboden. Blijkbaar had ik mijn handen vol en viel er veel te babbelen.. Een prachtinitiatief.
Fotos
De site
Idem
Veredelde korenbloemen
Bart Gysels, de initiatiefnemer
Leen Laenens, dit voorjaar verkozen als algemeen
en eerste vrouwelijke voorzitter van de Vereniging Ecologisch Leven en Tuinieren vzw
De rit naar Levens Hall loopt lange tijd parallel met
Yorkshire Dales National Park, landschappelijk mooi, maar de A65 is niet erg
breed, zoals meerdere wegen in Groot-Brittannië. Ik merk dat Els wat inhoudt
als zware vrachtwagens ons gaan passeren.
Levens Hall ligt al in Cumbria, het Lake District.
De tuinen werden hier aangelegd rond de jaren 1700
door de Fransman Guillaume Beaumont, die zijn opleiding had gehad bij André Le
Notre te Versailles.
Levens Hall is vooral bekend om zijn vorm snoei, in
het Engels topiary. Levens Hall is recognised by the
Guinness Book of Records as having the oldest Topiary garden in the world.
We verkennen de tuin op eigen houtje.
In de bloemborders staat een grote Ginkgo biloba
(Japanse notenboom).
Tussen de vorm snoei kom ik er vanzelfsprekend Antoon
tegen, die hier zijn hart kan ophalen als liefhebber van gesnoeide vormen.
Iets verder zijn er borders met groenten, zeekool,
zaadvenkel, courgetten, enz.
Om de grazers van het parklandschap uit de tuin te
houden is er de Ha-Ha, die de indruk
geeft dat de tuin doorloopt in de wei, maar opgelet, je zou wel naar beneden
kunnen tuimelen.
Als ik verder naar achter wandel hoor ik buizerds.
Tussen haakjes veel roofvogels heb ik in Engeland niet gezien. Iemand beweerde
aan die kant een paar rode wouwen te hebben gezien. Meer waarschijnlijk waren
het de buizerds die ik gehoord had.
Er zijn een paar kleine percelen met fruitbomen,
waaraan te weinig wordt gedaan. Snoeien blijft zo goed als achterwege.
Op de bloemborder aan de achterzijde zie ik vooral
hommels; minder vlinders dan je zou verwachten, wel een kleine vos en een paar
dagpauwogen.
Daarachter hoor ik spelende kinderen. Er is een kleine
doolhof aangelegd met wilgentenen. In het centrum een beeldhouwwerk van een
haas. Kleine meisjes die ik het vraag weten het: Not a rabbit, but a hare!
Verder joelen kinderen op het speelplein. Ze mogen
gratis binnen op Levens Hall.
De terugrit gaat via de autoweg, een kleine omweg,
maar rapper. Het wordt echter een lange rit: de voorziene kleine twee uur wordt
ruim het dubbele, steeds stilstaan en enkele meters opschuiven wegens werken,
die net lijken op te houden als we er laat eindelijk voorbijkomen.
Toen we hier in 1962 aankwamen stonden er 2
pruimelaars aan de rand van de moestuin. Dus zeer goed bemest. Die zomer
plukten we overvloedig pruimen. De smaak is vrij goed. Nogal wat jaren waren er
geen vruchten wegens lentenachtvorsten tijdens de bloei.
Het is wat men noemt een landras dat zich voortzet met
uitlopers. Ik heb er tientallen en tientallen uitgedeeld.
Ik gaf ze de naam Kempische Pruim.
De laatste paar decennia echter deden ze het niet meer,
ook de jonge exemplaren. Steeds maar afstervende takken. Bacterieziekte?
Honingzwam in de grond? Takmonilia? Of? Niet voldoende voedsel gehad?
Regelmatig vernam ik dat op andere plaatsen de mensen
nog opgetogen waren over de lekkere pruimen. Ze hebben inderdaad een vrij
lekkere smaak.
In een beschutte uithoek kon ik eindelijk weer wat
pruimen rapen.
Het tweede ras op de fotos is eveneens een landras.
Ik kreeg een boompje van Wilfried en Simonne. De oorspronkelijke boom komt uit Keerbergen. Het is een zeer
groeikrachtig ras en de smaak van de vruchten is zelfs nog iets beter dan deze
van de Kempische pruim.
Het derde ras is een blauwe kerspruim (Prunus cerasifera), matig van smaak. Ik heb er
betere; maar dit jaar waren ze zeer schaars. De eersten rijpen al in juli. Ze
hebben een breed kleurenpalet: geel, rozig, rood, blauw, haast zwart en
tweekleurige in meerdere schakeringen.
FOTOS
Let op de grootte in vergelijking met een muntstuk van
2.
Vandaag staat Saltaire op het programma, een world
heritage site.
Chauffeur Els wist ons feilloos voor de kerk af te
zetten. Een oudere vrouw in de zwarte klederdracht van halverwege de 19de
eeuw (cf. Leger des heils ) wachtte ons op. Binnen werden we verwelkomd en
toegesproken, (of zeg ik beter uitgekafferd?) door een rondborstige volksvrouw,
alsof we kerkgangers waren van de jaren 1850. Daarbij kwam nog een ouder
heertje. Een paar van onze medereizigers werden er eruit gepikt voor een tête à
tête. Een hele mis-en-scène, best vermakelijk en leerrijk, nadat we over onze
verbazing heen waren. Iedereen kreeg een bladwijzer met uitleg over een
bepaalde persoon en aanduiding van de straat waar die woonde. Best origineel,
want op de wandeling tussen de toen gebouwde woonhuizen kwam die van pas.
Maar eerst meer uitleg over Saltaire (een samentrekking
van Salt, de stichter en Aire, de rivier) en ik maak dankbaar gebruik van de
reisbrochure van Jeanpierre Billen.
Met een weinig verbeelding- en we werden danig
geholpen door het theater inde kerk- kan je in Saltaire zo terug naar het leven
ten tijde van de Engelse industriële omwenteling. De kern van het stadje is wat
het altijd geweest is: woonwijken rondom een fabriek.
In het westen van Yorkshire nam de textielproductie
een hoge vlucht. De natuurlijke grondstoffen: wol, water en steenkool waren
aanwezig om de nieuwe stoommachines te laten draaien. Zo werd de stad Bradford
de onbetwiste textielstad in Engeland. Begin de 19de eeuw was
Bradford de sterkst groeiende Engelse stad. Van 13.000 inwoners in 1801 ging
het naar 104.000 bewoners in 1851.
Eén van de fortuinlijke textielbazen was Titus Salt
(1803-1876). Opgegroeid en bijgeschoold in alle facetten van de wolhandel- van
het op- en verkopen van wol, het sorteren, het kammen, het spinnen en weven-
werd Salt een succesrijk textielbaron die vijf fabrieken bezat in Bradford. Tot
zijn succes droeg bij dat hij een manier vond om succesvol de ingevoerde Alpaca
wol te verwerken.
Zijn religieuze, sociale bewogenheid, de werken van
Benjamin Disraeli over een beter leven voor de fabrieksarbeiders doen hem
besluiten een nieuwe fabriek op te richten op aangekochte gronden op de buiten,
5km buiten Bradford. De plaats is goed gelegen vlakbij de gekanaliseerde Aire
en de nieuwe spoorlijn. De keuze van de locatie, de vormgeving van de fabriek
en de woonwijken in een soort, classicistische stijl, geïnspireerd op de Italiaanse
Renaissance met de architecten Lockwood en Mawson, de inrichting van de huizen
met water, gas, een buitentoilet en gescheiden kook- en leefruimten en verder
gemeenschapsvoorzieningen als een school, hospitaal en kerk moeten ons doen
besluiten dat de man een visie had op stadsplanning en sociale voorzieningen
die tot dan nog nooit op een dergelijke schaal waren gerealiseerd.
De fabriek, opgetrokken in lokale, gele steen, vier
verdiepingen hoog met veel glaswerk was voltooid in 1853.
In de fabriek stonden 1.200 weefgetouwen. Al de
machinerie was stoom aangedreven. De boilers voor de stoom verbruikten 50 ton
steenkool per dag. Rook en verbrandingsgassen gingen buiten langs een 76 m hoge
schouw, nadat ze het water voor de boilers voorverwarmd hadden. Er werkten toen
om en bij de 3000 werknemers. Dagelijks werd 27.400 m doek geproduceerd.
De kerk met 600 plaatsen staat vlak tegenover de
hoofdingang van de fabriek en werd ingehuldigd in 1859. Het gebouw lijkt op een
tempel met zijn toren die steunt op zes imposante, Korintische zuilen.
Het geheel met woonwijken is voltooid in 1876,
enkele maanden voor de dood van stichter, Titus Salt.
Na de samenkomst in de kerk gaan we met gids op
verkenning. Aan de overkant van de straat zien we het imposante fabrieksgebouw,
nu een soort winkelcentrum. Er naast liggen groentetuinen; nog een restant van
vroeger. Weer ernaast ligt de spoorlijn en het station. We slaan de straat in.
Ik ontdek lekkere, wilde bramen.
De bladwijzers komen boven bij de verschillende
straten en speciale bewoners.
Saltaire doet mij denken aan Guise in Picardië waar
wij terecht kwamen met het Davidsfonds na de totale zonsverduistering van 11
augustus 1999.
Guise is
internationaal bekend geworden door de Familistère, opgericht door de Franse industrieel
Jean-Baptiste André
Godin. Het idee voor de bouw van de Familistère vond Godin bij de Phalanstère
van de Franse utopist Charles Fourier. In
het midden van de 19de eeuw startte Godin te Guise een bedrijfje voor de
productie van gietijzeren kachels en fornuizen dat al snel uitgroeide tot een
fabriek met op zeker ogenblik 2500 werknemers. Voor zijn personeel voorzag
Godin, in overeenstemming met de ideeën van Charles Fourier, in voor die tijd
moderne en luxueuze woningen (appartementen eigenlijk). Ze bevinden zich in de
Familistère, een groot bouwwerk, gelegen in een lus van de Oise. De schikking
van het gebouw doet denken aan het kasteel van Versailles, wat haar bijnaam van
'palais social' meteen verklaart. Het bestaat uit een centraal paviljoen met 2
zijvleugels. Voorts zorgde hij voor gratis en verplicht onderwijs in zijn eigen
school, een apart staand gebouw met een zwembad en een grote ruimte waar de was
gedaan werd, een kinderoppas, een theater, een winkelcomplex ('economaat'
genoemd), een ontspanningsruimte, groene ruimtes... Godin, die zelf ook
inwoonde, benadrukte inzonderheid de principes van de hygiëne en de
collectiviteit. Hij wilde zijn personeel vooral 'les équivalents de la richesse'
bieden : ruimte, verse luchtcirculatie, warmte, voldoende lichtinval,
drinkbaar water, hygiëne, scholing, opvoeding en vorming, sociale bescherming
... Vrij vlug werden nog 2 andere wooneenheden bijgebouwd, wat verklaard wordt
door de hoge vlucht die de fabriek nam. Zodoende vonden ongeveer 2000 mensen
hier een behoorlijke woonst.
De fabriek,
die op de andere oever van de Oise ligt, is vandaag nog steeds in bedrijf, zij
het op kleinere schaal. Ze staat volledig los van de Familistère. De 2
zijvleugels van de Familistère zijn nog steeds bewoond. Het ganse complex is
ondertussen beschermd als monument en kan bezocht worden.
FOTOS
1. Kerk
2. Antoon wordt in de arm genomen
3. Nog een slachtoffer
4. Scène
5. Heertje
6. Spel
7. Geen marmeren zuil maar scagliola;
namaakmarmer: gebrand gips of cement vermengd met pigmenten, marmerstof en soms
lijm.
VERVOLG 10. Wandeling in de woonwijk 11. Wandeling in de woonwijk 12. koertje met zwarte bes 13. De andere groep 14. Onze gids 15. Huis van Titus Salt? 16. School 17. Paddenstoelen aan de voet van een boom bij de kerk.ervolg
VERVOLG
10. Wandeling in de woonwijk
11. Wandeling in de woonwijk
12. koertje met zwarte bes
13. De andere groep
14. Onze gids
15. Hospitaal
16. School
17. Paddenstoelen aan de voet van een boom bij de
kerk.
19 aug. Fountains Abbey & Studley Royal Water Garden
19 aug. Fountains Abbey & Studley
Royal Water Garden
Beheerd door de National Trust en English Heritage
(Abdij & kerk).
De N.T. is een stichting van 1895 met als doel
plaatsen van historisch belang of natuurlijke schoonheid te beheren en te
bewaren. Het is een machtige organisatie geworden: in 2010 £406 miljoen
inkomsten, waarvan £ 125 miljoen via lidgelden (3,7 miljoen leden).
English Heritage (1983) beheert architectonisch en
historisch belangrijke plaatsen met gelden van de overheid. Bv Dover Castle.
Voor de rest vertoont de werking veel gelijkenis met deze van de National
Trust.
Fountains Abbey (nabij Ripon in North Yorkshire)
werd gesticht op 27 december
1132 door ontevreden Benedictijner monniken van de abdij van York. Via
contacten met abt Bernardus van Clairvaux en hulp van de nieuwe Cisterciënzer
abdij van Rievaulx (eveneens North Yorkshire), datzelfde jaar gesticht,
slaagden zij in hun opzet. Fountains Abbey werd eveneens een machtige Cisterciënzer
abdij.
Hendrik VIII brak definitief met Rome: Act of
Supremacie van 1534. De volgende jaren eigende hij zich de goederen van de
katholieke kerken en abdijen toe. Aldus kwam in 1539 een einde aan de abdij van
Fountains Abbey; nu een ruïne.
De Studley Royal Water
Garden werd vlak
naast Fountains Abbey aangelegd door John Aislabie (1670-1742). Zijn zoon
William koopt in 1767 Fountains en maakt er één park van.
We rijden het majestatische domein binnen.
De fotos laten je de wandeling mee beleven.
Eerst een curiositeit. Het ontvangstcentrum, met
restaurant waar we eerst lunchen, is half cirkelvormig gebouwd. Onder de iets
overstekende dakbedekking zitten ondersteunde zwaluwnesten Ik verwacht
huiszwaluwen te zien, maar ik hoor en zie enkel boerenzwaluwen. Die wonen
normaal binnen in stallen. Hier huizen ze net als huiszwaluwen!
We gaan op stap met een gids; eerst tussen hagen en
heggen, waarin een paar appelzaailingen, tot we in open gebied komen met een
lange, brede doorkijk benedenwaarts. Links op de hoogte staat de merkwaardige St
Mary kerk en rechts ligt een parklandschap met eeuwenoude bomen, dalend tot aan
het gegraven watergebied.
De kerk is een historische parel.
Een eeuwenoude, gedeeltelijk afgeknakte tamme kastanje
trekt de aandacht.
De gids geeft uitleg over de grote graafwerken en de
gebouwtjes (follies) en een tempel tegen de heuvelwand. Een troep Canadese
ganzen wordt hier blijkbaar ongemoeid gelaten.
Na een klein klimpartijtjewandelen we, op een lange, open strook verder
naar de indrukwekkende ruïnes van de abdij. Beelden van Villers-la-Ville komen
mij terug voor de geest (blog van 25/06/2013).