Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
04-10-2006
BOERENTOEREN
BOERENTOEREN ANTWERPEN zaterdag 7 oktober 2006 Wat: 'Uit liefde voor mens, dier en vrucht' biologisch melkveebedrijf en beginnende zorgboerderij te Aartselaar; biofruitkweker Koen Busschots & co: introductie van nieuw appelras; de Drie Wilgen: fruit persen en proeven Tijd: Opstap aan Berchem Station om 10u stipt (BioForum), terug rond 17u30 Meer info en inschrijven: Maria Van Eyndhoven (03/664 55 02) of Tine Vanackere (0495/12 44 33), of info@boerentoeren.be
Dit is een enige gelegenheid om het biologisch fruitbedrijf van Koen Busschots te bezoeken.
Koen heeft nieuwe rassen aangeplant, die beter geschikt zijn voor Bio-teelt.
Hij nam het bedrijf over van zijn vader Marcel, die al van in het begin van de tachtigerjaren als eerste in Vlaanderen, overschakelde op de biologische teelt van fruit.
Elke dag vallen er nu noten te rapen. Voor een keer zijn de eekhoorns nog niet present. Wellicht moeten ze niet zo ver trekken en vinden ze in een dichtere omgeving voldoende noten.
Ik snak er niet naar om deze mooie en sierlijke diertjes nu te zien.
Ik heb 2 bomen Ontario, een op MM 106 en een op MM 111. Beide bomen hadden een goede, maar toch niet overdreven dracht.
Normaal plukt men half oktober. Veel zal er niet te plukken vallen daar de vruchten haast allemaal afgevallen zijn in de septembermaand. Het vallen is al vroeg begonnen en de vruchten hebben al hun gele kleur.
Ontario is, wat de naam al laat vermoeden, een Canadees ras.
Het ras werd rond 1820 door Charles Arnold te Paris in de provincie Ontario gekweekt. Het is een kruising tussen Wagener en Northern Spy.
Het is zowel een keuken - als dessertappel. Goed voor sap. Gekookt behoudt de vrucht zijn vorm en men bekomt een smaakvol, sappig moes. Tijdens de winter is het een vitaminerijke eetappel.
Zaterdag 23 sept. met een volle bus naar Engeland via Calaisen P & O.
1 ste bezoek te Maidstone, de hoofdplaats van Kent, aan Yalding OrganicGardens, de tweede tuin van de Henry Doubleday Research Association (de Engelse VELT).
Een genereuze Kentische Bioboer, zonder nakomelingen schonk aan de vereniging 10 acres en nog een hoop centen waarmee de ontvangstgebouwen konden opgetrokken worden. Halverwege de negentigerjaren werd de tuin geopend. De verdere evolutie sinds ons vorig bezoek vier jaar terug is duidelijk te merken.
Aan de rechterkant heeft men een reeks historische tuintjes gereconstrueerd, te beginnen met de Middeleeuwse kloostertuin. Het accent ligt hier op medicinale planten. Bij de opkomende derde stand, iets later, creëerde men een lusttuin met geurige planten als verademing tegen het onzindelijke interieur van die dagen. Daarna waren het de knottuintjes in de baroktijd. Men plant laag blijvende planten in een bepaald patroon, die daarna afgeknipt worden, zodat een laag haagje ontstaat en het gewenste patroon te bewonderen is.
Tijdens de beginjaren 1800, de Napoleontische tijd en later, was er een zekere William Cobbett, die de mensen aanzette tot zelfvoorziening. Granen leverden meer voedingsenergie dan aardappelen. Misschien was daardoor de totale mislukking van de aardappeloogst in 1848 een minder grote ramp voor de Engelsen dan voor de Ieren?
Met de welvaart van de Victoriaanse tijd ontstonden bij de burgers de eerste siertuinen. Met de oorlogsjaren was men weer meer aangewezen op zelfvoorziening en werd de nutstuin, een allotment weer populair.
Er is een Gertrud Jeckel border en een vlinderborder. Niettegenstaande het prachtige weer heb ik niet veel vlinders gezien.
In het andere gedeelte worden alle aspecten van de bioteelt knap belicht. Het viel op hoe goed het fruit het deed in de speciale fruittuin, in vergelijking met de bomen er buiten. De eersten krijgen overvloedig compost en de anderen staan eerder te verkommeren in de gladgeschoren gazons. Ook bij liefhebbers wordt nogal eens vergeten compost en bemesting te geven.
Eerst hadden we de cream thee/koffie met scones en room. Dat weekend was er het ciderfestival en het werd moeilijk om de over de verschillende standen verspreide busreizigers weer bij elkaar te krijgen om met drie gidsen de collecties te bezoeken.
Onze groep bezocht eerst de peren. Verschillende keren stonden we stil om te proeven. De Bartlett, Amerikaanse naam voor Williams Duchess viel weer in de smaak.
Vervolgens de appels: Vlaanderens Roem kon maar matig bekoren.
Sunset was beter.
We stonden in bewondering voor de vele vormen, kleuren en smaken.
Onze groep was de enige die tot bij de pruimen geraakte. We konden enkel nog wat late kwetsen proeven. Van de enkele andere pruimen heb ik enkel de Mirabelle dOtobre als behoorlijk smakend genoteerd.
Bij de terugweg over Chilham zeer schilderachtig dorpsplaatsje, waar we spijtig niet konden stoppen wegens tijdsgebrek-hebben we genoten van het golvende landschap van de North Downs, de heuvelrug dwars door Kent tot aan Surrey. Bovenaan loopt de Pilgrims Way voor de bedevaarders naar Canterbury.
We beleefden een in alle opzichten schitterende dag.
Bij mijn overbuur was er een gezellige bijeenkomst, en iemand had aan mijn vrouw belangstelling voor onze appels getoond.
Tussen de soep en de potatten heb ik er een bezoek afgelegd.
Ik liet het gezelschap van een twaalftal man, meestal iets oudere koppels, maar ook een koppel dertigers een vijftal appelen proeven.
De eerste appel was de Citroenappel van de plaatselijke kweker Mampay van Viersel. De appel werd nog geapprecieerd, maar heeft toch zijn beste tijd gehad. Als tweede liet ik een appel proeven van Mahieu van Jabbeke. Ik schafte dit ras jaren geleden aan als Reinette Clochard.
De kweker had dit ras van Gembloux, maar er moet ergens een kink in de kabel gekomen zijn, want deze appel is beslist een ander tras. Maar welk? Het zijn opvallend grote, gele vruchten. Soms neigen ze tot glazigheid, maar ze hebben een goede smaak, sappig, licht zuur.
Het is een uitermate gezonde boom; geen spatje schurft. De groeiwijze is sterk opgaand. Als ik Marc Lateur nog eens zie, moet ik zeker navraag doen. Minpunt is dat ook deze vrucht niet lang zijn goede smaak behoudt.
Als nummer 3 liet ik de Jacques Lebel proeven. Een enkele kende de smaak van vroeger. De waardering was vrij positief. Deze appel heeft mijn jeugd verblijdt. Op het internaat als jonge snaak had ik er een aantal in mijn koffer liggen. Ik weet nog hoe we die tijdens het eerste weekend van september plukten. Toen startten de lessen in het vrij onderwijs pas half september. s Middags kregen we de gelegenheid om op de hoge zolder te klimmen en een appel mee te brengen. Ik heb er nog deugd van als ik er aan denk. Nog steeds is het een van mijn lievelingsvruchten. Iets later wordt de schil vettig en taai. Dan is het een van de weinige appels die ik schil.
Als nummer vier serveerde ik een Goudreinette (?), een kleinere Boskoopachtige. Sommigen herkenden de sappige, zure smaak.
Als nr 5 had ik Jupiter meegebracht. Dit is een bij ons onbekende Engelse appel, sappig en met een rijke, zoet-zure Cox smaak en zacht vlees. Deze vond men de absolute top! Jupiter is een creatie van East Malling. Dr F Alston kruiste Cox Orange Pippin en Starking Delicious in 1966. Het ras werd in de handel gebracht in 1981.
Het is een triploïd ras en heeft stuifmeel van andere rassen nodig voor de vruchtzetting. Om het andere jaar is er een rijke dracht van dof- rood-gestreepte vruchten. De boom is kompleet alternerend. Het jaar daarop zijn er geen appels.
Vandaag met de Landelijke Gilde van het Gewest Zandhoven met 3 bussen naar Boskoop geweest. Boskoop ligt iets boven Gouda, midden in Nederland.
De Schone van Boskoop heeft niets met een mooie vrouw te maken, maar alles met een appel: een vrucht waardoor het kwekersdorp wereldfaam heeft gekregen. De kwekers in Boskoop houden zich allang niet meer bezig met appelbomen, maar door de 'Schone' worden beide begrippen nog altijd gekoppeld. Lang geleden begon men met het kweken van vruchtbomen. De oudste gevonden rekening van 1462 ging over de verkoop van vruchtbomen. Nu wordt er nog van alles gekweekt, behalve juist vruchtbomen.
De Belle de Boskoop of Schone van Boskoop is een appelsoort die in 1860 werd gewonnen door de Boskoopse familie Ottolander.
K.J.W. Ottolander was een bekende dendroloog (bomenkundige) en pomoloog (vruchtenkundige).
Dit jaar dragen mijn Schone van Boskoop geweldig. Maar dit betekent volgend jaar (haast) niets.
Ik zou deze veelzijdige (eet en verwerkings) vrucht niet graag missen.
Je moet die zelf kweken, want in de handel zal je deze appel niet meer vinden.
Ik noem de Physalis pubescens/pruinosa goudbessen, om ze te onderscheiden van de grotere, meer oranje ananaskers (Physalis peruviana).
De eerste groeit van nature in de meeste staten van de Verenigde Staten, behalve in de warmste zuidelijke staten.
De anaskers groeit in Midden Amerika en subtropisch Zuid Amerika. Let op Peru in de naam.
Dit jaar groeiden de goudbessen zeer fel; zelfs tot 140 cm. Normaal is dit 70 cm. De reden is wellicht te zoeken in de zeer warme juli, echt een warm landklimaat, waarin ze zich het beste thuisvoelen.
Door de frisse, zeer natte augustus werden de eerste bessen pas rijp rond 20 augustus. In het warme 2003 raapte ik de eerste bessen al op 5 augustus.
Vandaag kon ik een volle emmer oogsten van spontane opslag.
De spreuk: Wie niet zaait, niet oogst, gaat blijkbaar niet altijd op!
Na een
laatste, stevige Engelse breakfast met egg and bacon, vertrekken we naar de
voor vele medereizigers reeds bekende plaats Brogdale.
Het was
de derde maal dat ik er kwam dit jaar.
Brogdale ligt te
Faversham, een tiental km voorbij het bekende Canterbury. In het graafschap Kent, de tuin van Engeland.
De
nationale fruitverzameling van Groot Brittannië stamt uit circa 1800. Eerst had
ze Chiswick, Londen als standplaats. Het beheer werd toen gedaan door de
Horticultural Society (later de Royal Horticultural Society) onder leiding van
Thomas Andrew Knight. De verzameling ontstond vanuit de behoefte aan correcte
beschrijvingen van de fruitvariëteiten die in het Verenigd Koninkrijk geteeld
werden. Ook wou men een juiste nomenclatuur voor al die variëteiten. Een eerste
catalogus werd gepubliceerd in 1826, aldra gevolgd door een meer gedetailleerd
exemplaar in 1831. Hierin waren 1400 appel, 677 peer en 360
stekelbesvariëteiten opgenomen. Uiteindelijk kwam de collectie - via Wisley- in 1951 in
Brogdale terecht; nu onder de vleugels van het Britse Ministerie van Landbouw. De
zware grond hier in Kent is zeer geschikt voor fruitteelt. De grond is er ook
een stuk minder vorstgevoelig dan in Wisley.
In 1990
werd de collectie geprivatiseerd en overgedragen aan de Brogdale Horticultural Trust.
Sindsdien
wordt de verzameling beheerd door drie partijen. Het Ministerie is nog steeds
eigenaar van de collectie. De University of London staat in voor het wetenschappelijke
werk rond dit genetisch materiaal. De Brogdale Horticultural Trust staat in
voor het onderhoud.
In de
marge van deze grote drie opereert de vereniging 'The
Friends of Brogdale'. De Friends zijn een vereniging van (financieel)
steunende - & leden. Voor de leden zijn er speciale rondleidingen. Die
telkens omkaderd worden met een proeverij van een selectie vruchten die op
smaak zijn en een lezing. ( Zie verslag op 26
-07-2006)
Ze hebben
ook een eigen nieuwsbulletin 'Fruit News'
De bezielendë
kracht van de Friends is Mevrouw Joan Morgan (coauteur van The Book of Apples).
Zij is wellicht de best droombare gids om dit fruitmekka te bezoeken. Hierbij
werd zij bijgestaan door Brian Self, ondervoorzitter van de Fruitgroep van de
Royal Horticultural Society.
Hij was
in eerste instantie nodig voor het dragen van de zware megafoon op de lange
wandeling.
Bij het
voorbij wandelen vernemen dat de hazelnootaanplanting leeggeplunderd is door de
eekhoorns. Bij de ciderappelen en de Perry pears wordt uitgelegd dat de diverse
ciderstreken hun eigen assortimenten hebben en ciders met eigen
karakteristieken maken. Devon: zoete
cider. Somerset: bitter-zoet.Herfordshire:
scherpe smaak. Tom Putt heeft een
scherpesmaak als ciderappel, maar
is ook een keukenappel. Ook Engelands meest bekende keukenappel Bramleys Seedling kan gebruikt worden
als ciderappel, maar is eigenlijk te zuur.
Notities
op het pruimenperceel. Slechts enkele rijen konden
worden doorlopen. Men koos voor weinig bekende rassen.
Ariel, lekker maar
eigenlijk nog niet rijp genoeg.
Noteer dat we al 6 september zijn.
Dundale, geel, vlezig,
goed.Laxtons Ideal: goed. Damson White:+/- goed. Hierbij werd opgemerkt dat de Damson
pruimen (Prunus insititia) in Engeland een hernieuwde belangstelling kennen. Mirakosa:
goed. Guthries Late Green: zeer
lekker, maar veel vruchten met moniliarot. De lekkerste vond men : Gordon Castle.
Reine Claude de Brahy : goed, maar veel monilia. Dame Aubert, langwerpig, geel, monilia, nog onvoldoende rijp. Thames Cross, matig, nog onvoldoende
rijp. Coes golden Drop : spijtig nog
niet rijp. Geldt als een lekkere pruim, maar een slechte drager. Victory: blauw, sappig, wat zuur. Grand: blauw, langwerpig, vruchtbaar,
vrij goede smaak.
Edwards: blauwe vrucht, gezond, tamelijk goed.
Appelperceel
De Coxachtigen kregen veel aandacht. Suntan
: goed na Kerstmis.
Sunset: mooie bloesem, kleinere maat, rijke smaak, voor
november - december , regelmatige drager.Fiesta: goede smaak. Late Tydeman: klein, beurtjaargevoelig.
Pixie: ook een lekkere appel met Coxbloed.
Pitmaston Pine Apple: klein formaat.
We zagen de Knobby Russet: de
wrattenappel bij uitstek. Zou goed smaken in de winter. Bloody Ploughman: bloedrood, Calvillevormig geribd, komt uit
Schotland. Fall Russet: klein, goed.
Antonovka: de Rus. Goed. Nog een
Rus: Kuldzhinka krupnoplod Aya: rode
langwerpige appel, hangende groei. Zeer zoet, decoratieve bloesem, - vruchten boom.
Lane Prince Albert: gezonde,kleine boom, goede, late keukenappel.
Men raadt aan Bramley op de zwakst
groeiende onderstam M27 te telen, omdat het anders te grote bomen worden in een
kleine tuin.
Als keukenappel bij uitstek kiezen sommigen voor de tot april bewaarbare
bewarende Dumelows Seedling.
We proefden nog de lekkere Epicure
en laxtons Fortune (maar al iets te
rijp).
En ten slotte de peren. Deze staan op kwee C.
Joan Morgan bereidt nu een werk voor
over peren.
Er werd
gewezen op rode peren: Red Seckel, Red Beurré Hardy. De gewone Beurré Hardy
staat er naast. De rode mutatie lijkt toch ook wat te hebben ingeboet wat
groeikracht betreft.
Willie Peddie, klein boompje maar
lekkere peren.
Dubbele Kreeftpeer: een zeer mooie
kookpeer.
De Grand Champion hangt hier, net als bij mij, overladen vol. Bij mij
zijn het kleine peren. Hier zijn de vruchten, alhoewel evenzeer geladen, een
heel stuk groter.
We proefden Belle de Jumet: heerlijk. Bon
Chretien Williams: goed.
Grosse Calebasse: gezond, niet lang
bewaarbaar. ( Maar met veel peren is dit
het geval).
Marie Louise d Uccle: goed.
Er was nog meer
moois te zien. Maar het was tijd voor de lunch.
Terug op de bus
kreeg ik de aangename taak Jean-Pierre en Fons te bedanken en hen een door alle
medereizigers gehandtekend boek te overhandigen.
Zou de
NBS een volgende keer niet eens naar het Oosten kunnen trekken?
Nog even
vermelden dat de grote fruittentoonstelling Europom van vrijdag 27 tot zo. 29 oktober doorgaat te Naumberg , bij Kassel, Duitsland.
Biologisch wel degelijk "aantoonbaar gezonder" De Consumentenbond schoor biologische en reguliere groente begin dit jaar nog bijna over één kam. En het Louis Bolk Instituut ging tijdens het laatste Eko congres niet verder dan wat voedingsclaims. Maar dr. Mae Wan Ho, moleculair biochemicus en oprichter van 'Institute of Science in Society', durft het wel te stellen: biologische groente is 'aantoonbaar gezonder'. In het laatste nummer van haar tijdschrift schrijft ze dat biologische groente de 'hoorn des overvloeds' voor gezondheidsbevorderende chemische verbindingen is. Ze haalt daarvoor recent Zweeds onderzoek aan dat de rem van kankercellen in biologische aardbeien en reguliere vergeleek.
Volgens de wetenschapper, bekend geworden door haar steun aan Arpad Pusztai en hun gezamenlijke strijd tegen genetische modificatie, is de gezondheidsclaim voor biologische groente terug te voeren op de gehanteerde productiemethode. Groenten van biologische teelt bevatten meer anti-oxidanten en andere bestanddelen die de ontwikkeling van kankercellen remmen. "Veel van de bestanddelen", zo schrijft ze in haar blad 'Science in Society', "zijn eigenlijk onderdeel van het afweermechanisme van de plant. Biologische producten kunnen die mechanismen beter aanmaken omdat pesticiden afwezig zijn. In een gezonde bodem zorgt het samenspel tussen planten en microben ervoor dat vitamines en mineralen beter tot hun recht komen."
Dat gaat dus een aantal stappen verder dan het onderzoek van de Consumentenbond dat begin dit jaar weinig verschil tussen biologische en reguliere groenten vond. "Er wordt wel beweerd dat in reguliere groenten nauwelijks goede voedingsstoffen zitten, en dat biologische daarom beter zijn. Dit klopt niet", zo beweert de Consumentenbond.
Indertijd nam de voorvechter van consumentenbelangen het 'drogestofgehalte' onder de loep. Dit gehalte drukt de vaste massa uit die overblijft als je het water eruit haalt. "Het blijkt dat de 15 onderzochte soorten biologische groenten bij elkaar een iets hoger droge stof- en vezelgehalte hebben dan de reguliere." Waarop de Bond de conclusie trekt: "biologische groenten bevatten nauwelijks meer voedingsstoffen dan de reguliere. Maar het verschil is zo minimaal dat het voor de gezondheid van de groenteneter waarschijnlijk nauwelijks uit zal maken."
Zet dat verhaal nu eens af tegen het recente onderzoek van de landbouwuniversiteit van Uppsala, Zweden. Daar vonden Bengt Lundegardh en Anna Martensson een duidelijk aantoonbaar verschil tussen biologische en reguliere aardbeien. "Biologische extracten voorkomen de groei van dikke darm en borstkanker met 60 en 53 procent. De waarden voor reguliere aardbeien waren respectievelijk 49,7 en 37,9 procent", schrijft Mae Wan Ho. De uitkomsten zijn volgens haar in lijn met die van ander biologisch fruit. "Intuïtief voelt de intelligente consument wel aan dat biologische producten - juist door de afwezigheid van kunstmest en bestrijdingsmiddelen - beter voor de gezondheid zijn", aldus Ho in een kort gesprek met P+.
Ik heb
veel werk met het rapen en plukken van vruchten.
Vandaag
kwam ik bij de Sterappel.
Alle
appels, zonder één uitzondering, lagen op de grond!
Zou de
verklaring niet te zoeken zijn in de zeer natte augustus. Deze boom staat op
een van de natste plaatsen van de tuin. Het kan gebeuren dat de boom s winters
als in een vijver staat.
Ook nu zal de ondergrond totaal verzopen geweest zijn, met
als gevolg gebrek aan zuurstof en afvallen van alle vruchten.
Op de
terugweg van Exeter houden we halt in de werelderfgoedstad Bath. Dank zij de
enige warmwaterbronnen van Engeland kwam Bath, door de komst van de High
Life in de 18 de eeuw tot hoge bloei.
De 2000
inwoners van 1700 waren er 28 000 geworden in 1801.
De
bouwmeesters Wood, vader en zoon, wilden Bath een Romeinse allure geven. Er
werden statige huizenrijen opgetrokken, volgens eenzelfde stramien, gebouwd in
kalksteen. In feite waren het 3 etages appartementen.
We hadden
een erg goede, vrouwelijke gids. De wandeling begon aan het nieuwe thermen-zwembad.
Er was nu geen tijd om het opgegraven Romeinse badhuis te bezoeken. Pas een 100
jaar terug had men deze goedbewaarde relicten bij bouwwerkzaamheden ontdekt, 6
m onder de huidige oppervlakte. We wandelden rond de mooie middeleeuwse
abdijkerk tot de rivier de Avon.
Op de
brug heeft men in navolging van de Ponte Vecchio in Firenze, pitoreske winkeltjes
gebouwd. Aan de overkant een chique laan met huizenblokken, allemaal in
dezelfde, rijke Bathstijl.
We
wandelen weer de stad in tot de hoger gelegen, zeer imposante Royal Crescent, in halve maanvorm
gebouwd. Indrukwekkend in zijn wijdse, openheid. Van daar gaat het naar het circus. Dezelfde huizen, gebouwd rond
een cirkelvormig plein. De statige bomen in het midden van het plein, zouden nu
vloeken met de kijk van de vroegere bouwmeesters. Die wilden het uitzicht van
een Coloseum. De gids had het over de astronomische bedragen die men nu moest
betalen om hier een van de oude appartementen te verwerven.
Tenslotte
bezochten we de Assembly Rooms, beheerd
door de National Trust. Destijds waren het verfijnde zalen voor divers vertier.
We gingen
in de nabijheid bij Woods verfijnd lunchen.
Een opperbeste keuze vond de gids, want dit was het geliefkoosd restaurant van
haar familie.
Iets
buiten de stad ligt Prior Park Landscape
Garden, 11 Ha groot, op last van industrieel Ralph Allen rond 1750
aangelegd. Bovenaan ligt het statige herenhuis. Van daaruit heeft men een
uitzicht over het ganse park op de dalhelling. In het midden open weide, aan de
zijkanten bomen.
Helemaal
beneden water.
Over dit
water liet hij puur decoratief de Paladijnse
Brug bouwen naar de Italiaanse Renaissancearchitect Palado, die weer in Oud
Romeinse stijl ging bouwen. Imposant.
Deze
wandeling was een schoonheidsbelevenis. Sommigen begonnen ervan te filosoferen.
Bij het
wegrijden uit Bath ging het wel even de verkeerde kant op en duurde het een
stuk langer voor we terug op de M4 autoweg geraakten.
Bijna
zover, zag ik wegwijzers naar Castle Combe,
het mooiste dorpje van de Cotswolds, dat we vier jaar terug bezochten.
Het werd
al wat later als we te Crawley bij het Gatwick Airport Hotel aankwamen, onze
laatste slaapplaats op deze Engelandreis.
Bericht: Wij hebben in Noorwegen een gele en een blauwe pruim. Geen idee welke rassen, niet zelf geplant namelijk. De gele zit nu vol met rijpe vruchten, maar wordt sinds een paar dagen druk bezocht door vlinders en wespen. Op enkele pruimen ontdekte ik een soort kleverige druppeltjes. Een dag later kreeg de pruim daar een bultje dat verder uitgroeit tot ene flinke blauwe plek met bult. Bij opensnijden ontdekte ik een minuscuul gaatje in de schil en een ingekapseld larfje o.i.d een paar milimeter onder de schil. Enig idee welk insect hiervoor verantwoordelijk is en wat ik er tegen kan doen?
Zelf heb ik iets dergelijks nog niet opgemerkt.
Een aantasting die er veel van weg heeft is:
PRUIMENMOT
Laspeyresia (Grapholitha) funebrana.
Dit motje zet vanaf eind mei en in juni eitjes af op de jonge vruchten. De rupsjes vernietigen het vruchtvlees en boren een gang naar de steel, zodat de vrucht vaak loskomt en afvalt. Eind juni begin juli kan een tweede vlucht ontstaan. Deze larven boren in augustus gangen rond de steen. Wormstekige vruchten vertonen een boorgangetje met gom. De overwintering heeft plaats onder schorspellen. Komt slechts plaatselijk voor in ons land.
Tot voor kort had
wel iedere boerderij in Cornwall een gemengde boomgaard. Je vond er
(cider)appel, peer, pruim, kwee en mispel. De boomgaarden worden door dikke
hagen omzoomd. Daar konden de schapen lammeren en werden bijen gehouden. Zowel
appel als kers was belangrijk in dit graafschap.
In West - Cornwall
vond je appelvariëteiten die bestand waren tegen het milde en vochtige klimaat
van het zuidwesten. In het zuidoosten, in de Tamar Valley was de kers thuis. De
goede kwaliteit ging via boot en trein naar de markten tot ver buiten de regio.
De mindere kwaliteit ging naar Saltash voor jam. Het zicht moet imponerend
geweest zijn. In de bloesemtijd werden speciale boottochten op de Tamar rivier
georganiseerd.
In het hele verhaal
van verval en teloorgang hebben we toch een lichtpunt gevonden.
James Evans en Mary
Martin
hebben gedurende
jaren de boomgaarden van de Tamarvallei bezocht. Ze zochten de gebruikers en
eigenaars op. Alle wetenswaardigheden over de gevonden variëteiten werden nauwkeurig
genoteerd. Vele avonden en weekends gingen op in het beschrijven, analyseren en
proeven van de gevonden appels. Spoedig kwamen ook zij tot de vaststelling dat
de nog 'staande' bomen aan een hoog tempo uit het landschap verdwenen. Maar ook
de generatie die het fruit hadden geplukt, vermarkt, verwerkt - het geheugen
van een vorige eeuw - verliet langzaam maar zeker het speelveld. In de winter
werden de geselecteerde bomen teruggesnoeid met de bedoeling om jong, entbaar
materiaal te bekomen. De onderstam MM 106 werd aangekocht. Van het ingezamelde
enthout werden nieuwe bomen gemaakt. Deze bomen vonden een thuis in hun eigen
boomgaard.
Al gauw kwamen ze er
achter dat het benoemen van de gevonden vruchten geen sinecure was. Eenzelfde
naam dook op bij meerdere, verschillende vruchten. Eén en dezelfde vrucht had
vaak vele verschillende namen. Zo'n appel was o.m. de 'Blackrock'. James was zo geïntrigeerd door de vrucht dat
hij een aantal exemplaren voor determinatie naar de nationale fruitcollectie in
Brogdale stuurde voor determinatie. Daar wist men te vertellen dat het de
Franse variëteit Mère de Ménage betrof. Later in een ander dorp in de regio
werd dezelfde appel teruggevonden onder de naam 'Merrider Menedge'. En dat
leunt al dichter aan bij de originele naam. 'James en Mary gingen zich
toeleggen op lokale soorten die met uitsterven bedreigd waren. Al hun
ontdekkingen hadden één gemeenschappelijk kenmerk. Allen bestand tegen het
milde, vochtige klimaat van Cornwall waar variëteiten uit het zonniger Kent niet
gedijen.
Vanuit hun boomgaard
werd er veredelingsmateriaal verdeeld. Niet alleen
de grote huizen zoals
Cotehele en Trelissick Gardens hebben een collectie van de 'eigen' soorten
aangeplant. Ook gewone mensen hebben uit deze lokale genenbank kunnen putten
via twee lokale kwekerijen die vele variëteiten in hun rassenlijst hebben
opgenomen.
Parallel met zijn
zoektocht naar lokale appels ging James Evans ook op zoek naar specifieke
kersen in de Tamarvallei. Voor de meeste variëteiten moesten fikse klautertochten
in oude bomen ondernomen worden. In het beste geval werden er éénjarige twijgen
gevonden - slechts een paar centimeter lang meestal moest Evans het rooien met
twee of driejarig hout. Meer nog dan bij de appels waren de gevonden kersen
zeer plaatsgebonden. James Evans vond verschillende variëteiten terug. De
merkwaardigste waren Birchenhayes, Burcombe en Early Burcombe allen genoemd
naar de gelijknamige hoeves waar ze vandaan kwamen. De beste kwaliteitskers is
de Fice. Deze geeft de zoetste en sappigste kersen. Sommige variëteiten werden
getest op het onderzoekscentrum in East Mailing. Alle Tamarvariëteiten
verdwenen uit de testprogramma's vanwege een onvoldoende. Wat goed gedijde in
Cornwall liet het afweten in het drogere klimaat in Kent. En vice versa.
Evans heeft doorheen
de jaren een twintigtal verschillende lokale kersvariëteiten verzameld van meer
dan honderdtwintig verschillende oude bomen. Medio jaren negentig heeft hij een
150 - tal kersenzaailingen
geplant om een eigen kersenhoogstamboomgaard te verwezenlijken.
Er is een uitstekend
boekwerkje verschenen over het werk van James en Mary. "Burcombes,
Queenies and Colloggetts, the making of a Cornish orchard", geschreven
door Virginia Spiers en geïlustreerd met schilderijen die
Mary penseelde.
Tot hier de gedegen documentatie vanPartyleader (reisleider) Jean-Pierre Billen.
Weer werd het een avontuur met de bus. We moesten
het door de heer Evans uitgestippelde parcours strikt volgen om ons niet klem
te rijden met de bus. Schilderachtig landschap.
Op sommige plaatsen zag je ook nog restanten van een
vroeger, bloeiende kleinfruitteelt.
De botten werden aangetrokken. Eerst ging het naar
een lager gelegen perceel dat meer van een natuurbos weg had. Millers Seedling viel in de smaak.
De rode Winesap
ernaast was nog onvoldoende rijp, maar lijkt ook een goede appel. Daarna
trokken we naar de grote boomgaard met vooral kersen, appelen en wat pruimen.
Wat de kersen betreft werden eerst de kersenwildelingen geplant en pas daarna
geënt. Dan kon men er niet gemakkelijk mee gaan lopen.
De appelaars dragen meestal 2 -3 rassen. Hij had al
een zaailing Mary Martins genoemd naar
zijn vrouw. Nu had hij nog een betere zaailing, rijp met Kerstmis, waarvoor hij
nog een naam moet vinden!
We stonden stil bij de Cornish Gilliflower, een zeer gezonde boom. Het ras werd rond 1800
gevonden en in 1813 in de handel gebracht. Eind oktober begint de vrucht op
smaak te komen: intens, rijk, aromatisch, in de aard van de hooggeprezen
Ribston Pippin. In de handel cirkuleerden nu veel viruszieke bomen, zei James.
Deze boom zal dienen voor gezond uitgangsmateriaal.
We hielden halt bij het tuinhuisje in een hoek van
het perceel voor een soort receptie. We dronken een glaasje heerlijk appelsap en
nog een glaasje lekkere cider. Daarop gingen de gezusters rond met uitstekend
smakende scones, met room, bekroond met een
toefje kersenjam.
Het boekje Burcombes,
Queenies and Colloggetts van Virginia Spiers (In Engeland nemen de
echtgenotes de naam van de man over), de zus van Mary vond aftrek, alsook nog
een ander werkje over de schilderijen van Mary. Mary schildert in jubelende
kleuren van grote lichtintensiteit. De schilderijen van uitbundig bloeiende
bomen deden mij wat aan Van Gogh denken. Zij gaat trouwens dikwijls in
Frankrijk schilderen. Tot slot toonde James ook zijn vroegere kweektuin. De
kerselaars hadden intussen het terrein veroverd en de rest in de verdrukking
gebracht. We proefden de niet onaardig smakende, ongeveer middelmatig grote vruchten
van een wortelechte pruimelaar.
Van bij James Evans en Mary Martin zitten we op een
steenworp van Cotehele House and Gardens,
maar we moeten een lange omweg rijden om er met de bus te geraken.Ook dit domein en huis zijn in beheer
bij de National Trust.
Tijdens het middagmaal vertelde Mary mij dat ze
dikwijls geravot had in de barn (schuur), die nu diende als restaurant. Haar
vader was hier in dienst.
Het Tudorhuis werd gebouwd tussen 1485 en 1560 en
werd steeds door dezelfde familie bewoond. Naar buiten toe is het huis
afgeschermd en gericht naar binnenpleinen. Dit was nodig in die rumoerige
tijden. De tijd is er blijven stilstaan. Er is bv nog geen elektriciteit. Heel
veel kamers zijn rond om rond rijkelijk behangen met wandtapijten.
Onze aandacht ging naar de boomgaard met streekeigen
rassen. Ik schat zon twintig - vijfentwintig jaar oude bomen. Aan het
onderhoud is te merken dat de vrijwilligers van de National Trust liever binnen
dan buiten werken. We ontdekten geen vruchten die op dit moment al rijp waren. Wat
schurftbomen gezien, doch zeer weinig kanker. In een zonnige hoek van de
boomgaard was een bijenstand.
Na het avondeten met Aleide een stevige wandeling
naar Exeter gemaakt. Ik wou de verlichte kathedraal terugzien. Gedeeltelijk op
de oude wallen gewandeld en een stevige pint gedronken op het rustige tuinterras
van een oude pub.
Nogal wat vielen zacht op het worteldoek, dat ik eind mei op de hoge netels had gelegd. Het loof eronder is afgestorven, maar nog niet alle wortelen.
Voor de Signe Tillisch appelen was ik misschien al wat laat. De meeste lagen op de grond. De rest heb ik geplukt.
Signe Tillisch is een Deense appel van 1866. Waarschijnlijk is het een zaailing van de Calville Blanc dHiver. De appel heeft duidelijk de geribde neus van de Calvilleachtigen.
Ik hou van de wat aparte smaak: zoet, zacht, voldoende sappig, aromatisch. Het is een appel die je best niet lang laat liggen, want de smaak gaat vlug achteruit.
Wat opviel: wilde konijnen hebben ook een voorkeur voor deze appel.
Bij geen enkel ander ras waren er zoveel aangevreten appels!
Net als gisteren vertrekken we weer met regen. Het gaat allervlotst, in tegenstelling met vier jaar terug. Toen was het zo. 16 augustus en in Ryton, het hoofdkwartier van de Henry Doubleday Research Association (De Engelse Velt), raadden ze de rit op zondag sterk af. Iedereen reed dan naar Cornwall. Nu weet ik dat dit aanschuiven te wijten was aan het terugbrengen op één baanvak in elke richting i.p.v. de 2 x 2 baans autoweg.
Na de afslag naar St Austell breekt de zon door. We zien de terrils met afvalgrond van de kaolienkleiontginning o.a. voor de porceleinfabricatie. Fons Houben vertelde op de bus hoe het porselein eerst besteld en gemaakt werd in China/Japan en dan naar Europa moest verscheept worden. Een heel tijdrovende en kostelijke zaak.
De Duitse alchemist Johan Friedrich Böttger slaagde er te Meissen in Beieren in 1708 in, als eerste in Europa, porcelein te vervaardigen. In die streek was eveneens kaolien te vinden, een van de basisgrondstoffen. Dank zij industriële spionage begon de porceleinfabricatie in Engeland kort voor 1800.
We zien de wegwijzer naar het Eden Project, gebouwd in de krater van zon kaolienontginning. Enerzijds heeft men een reuzengrote serre van 55 m hoogte gebouwd, waarin men, in een warm, vochtig tropisch klimaat van 25°, tropische planten en bomen aangeplant heeft.
Daarnaast staat een tweede serre met een droog, mediterraan klimaat.
In 2002 was het complex pas enkele maanden open. Intussen zal er veel gegroeid zijn.
We waren toen onder de indruk, maar toch bekoorden de Lost Gardens of Helligan ons meer.
Tot 1914 was dit een Victoriaanse tuin met 22 hoveniers. Die moesten naar de Grote Oorlog en sneuvelden er. De tuin verviel en werd helemaal overwoekerd, tot men in 1990 begon met de restauratie.
Aan de bovenkant wandel je tussen reusachtige rododendronstruiken. Dat moet omstreeks half mei een feeëriek schouwspel geven.
Daarnaast ligt de grote ommuurde moestuin met fruit tegen de muren.
Een heel scala van groenten wordt er gekweekt. De rasnamen staan erbij vermeld. De kolen worden gekweekt met koolkragen van worteldoek tegen de koolvlieg. De wortelen worden met vliesdoek afgeschermd tegen de wortelvlieg. Men wil zoveel mogelijk biologisch telen.
De tweede ommuurde tuin bevat de serres met druiven en perziken. In t midden staat de lage serre voor de ananasteelt, gedeeltelijk verzonken in de grond. Hierin plaatst men de potten met de ananasplanten. In de lengterichting heeft men tegen de wanden een houten constructie gebouwd, afgesloten met vele stevige, lage, houten deuren. Hierlangs werd de mest binnen gebracht. De warmte van de broei zorgde voor een warm klimaat voor de ananassen in het afgesloten middengedeelte.
Verder is er nog een knappe bloementuin en een tuin met Aziatische planten.
Naast de boomgaard met raskippen en eenden en door een wei met schapen, kan je naar The Jungle in een diepe kloof. Op de oever is er een gewoon wandelpad. Lager heeft men een hangend plankenwandelpad aangebracht, bekleed met draad tegen het uitschuiven, want het gaat soms omhoog en omlaag.
De plantengroei is overweldigend: diverse palmsoorten, bamboe, reusachtige Gunnerabladeren, bomen en struiken met bloemen. In de diepte diverse vijvertjes, al dan niet met vissen. Langs de hellingen diverse grote bomen, waarbij een torenhoog torende Sequoia. Paneeltjes maken opmerkzaam en geven uitleg over al dat fraais.
De invloed van de warme golfstroom en de beschutte ligging maakt dat men als laagste temperatuur +6° gemeten heeft, terwijl het in de boventuinen licht vroor.
Via een dalend pad kom je, via wat omwegen, in de bredere beneden-vallei, de Lost Valley. Hier talrijke, zeer oude bomen, vooral eiken.
Bij het begin van het dalende pad worden we attent gemaakt op een Cornus kousa. We lezen dat deze in mei bloeit met opvallende, witte bloemen. Nu bemerken we hier en daar wat kleine, ronde, rode besjes. Zijn familielid, de Cornus mas bloeit al begin maart in een gele gloed. De vruchten, de kornellebessen zijn best te gebruiken.
We snoepen nog wat bramen. Bij het omhoogklimmen in de wei zien we nog een grote roofvogel wegvliegen.
Dit doet er mij aan denken dat we op de reis in Engeland veel minder roofvogels gezien hebben dan bij de reis naar Bretagne.
In het restaurant drinken we nog een grote pint Cornwalls bier om de motor weer wat op te gieten.
Er staat nog een bezoek op het programma: Lanhydrock, onder het beheer van de National Trust.
Wij mochten met de bus over de lange oprijlaan tot aan het poorthuis rijden. Toeristen met de auto moeten deze op de parking laten staan.
Voor £ 1 kan je met een blinkende oldtimer en chauffeur in livrei eveneens tot aan het poorthuis gereden worden.
Na een brand werd het grote huis terug opgetrokken in Victoriaanse stijl.
Dit impliceerde dat de functies publiek/privé, meester/bediende, jong/oud en man/vrouw duidelijk gescheiden werden. Dat kon enkel door een heel netwerk van gangen en trappen in het ontwerp op te nemen.
Negenenveertig kamers kunnen bezocht worden, allemaal uitstekend gemeubileerd. Dit was wel een zeer welvarende familie, met enorm veel bedienden.
Men was zelfvoorzienend in praktisch alles en zeer goed geoutilleerd.
Er schoot nog wat tijd over voor de tuinen. Weer veel merkwaardige bomen en struiken. Fruit heb ik niet gezien. Misschien bevond dit zich op nog een andere plaats?
Sommige rassen zijn onderhevig aan vroege vruchtval.
Dit is onder andere het geval met Gravenstein en Reinette Hernaut.
Ik kreeg een telefoontje van Robert uit Zwijndrecht en hij bekloeg zich over de sterke val van zijn vruchten. Als het zo voortging vreesde hij, zullen er nog weinig overschieten voor de wintervoorraad.
Hij zit nochtans op Polderklei. Wat is het verband? De nattigheid van augustus op de klei?
Ik heb 2 bomen Gravenstein. Op 7/9 droeg 1 boom nog behoorlijk wat vruchten. De andere boom had al zijn vruchten laten vallen.
American Mother stond op 7/9 praktisch vruchtenloos. In The Book of Apples geeft Joan Morgan eind september als pluktijd aan.
Gisteren 11/9 plukte ik nog enkele Freiherr Von Berlepsch. De meesten waren gevallen. Als plukdatum wordt begin october opgegeven.
Ik zou dringend de overschietende Notarisappels moeten plukken. De meesten vielen tijdens onze afwezigheid begin september. Plukdatum eind september.
Thuis in West-Vlaanderen plukten we Jacques Lebel rond 10 sept. Hier is nog maar weinig val. Bij Alkmene, plukdatum eind sept., merk ik eveneens nog weinig val.
Als vruchten beginnen vallen is dit meestal het sein om te plukken. Bij het plukrijp worden van de vruchten, begint zich een calluslaagje te vormen tussen de steel en de inplanting op de tak.
De vrucht komt tamelijk gemakkelijk los. De vrucht is plukrijp.
We vertrekken vroeg en het begint zachtjes te regenen.
De A 303 is nog niet volledig ontdubbeld en het is lang aanschuiven waar de weg tot één baanvak teruggebracht wordt.
Een eindje Wiltshire binnen komt de verrukking. De weg loopt vlak naast Stonehenge. Geen begroeiing belet het uitzicht van op de hoge bus. We zien de bezoekers in een wijde boog rond het monument lopen. Op de eerste Veltreis in 1977 zaten we nog onder de stenen.
Ons eerste doel voor vandaag is de Landscape Gardens vanStourhead, op de grens van Wiltshire. Het geheel wordt beheerd door de National Trust, een machtige organisatie die de zorg draagt voor veel Engels erfgoed.
Het is gelukkig opgehouden met regenen. Voor de rest van de dag zal het droog blijven. Met een oudere mevrouw als gids maken we de wandeling rond het meer.
Stourhead heeft een prachtige bomenverzameling. Vooraf doe je er goed aan het brochuurtje The Tree List aan te schaffen, maar dat wisten we nog niet. Gelukkig waren er onder de medereizigers een paar bomenexperten.
Het begint al onmiddellijk met de 400-500 jaar oude tamme kastanjes langs de oprijlaan. Ik wist niet dat een kastanje zo oud kan worden.
Deze bomen dateren nog van voor de aanleg van het landschapspark, waarvan het begin van de aanleg dateert van 1740.
Hier staan verschillende van de oudste bomen van Engeland.
Het afgedamde meer wordt gevoed door verschillende bronnen.
Af en toe staan we stil bij merkwaardige bomen en bij doorkijken. Op het water ligt er een modern kunstwerk in gele kleuren te schreeuwen. Het werkte op de meesten afstotelijk.
De stichter Henry Hoard II bezocht Italië en was er gefacineerd geraakt door de gebouwen van het oude Rome. O.a. het Pantheon werd hier nagebouwd. Binnenin staan machtige beelden.
Op de wandeling er naar toe passeer je een echte bomenkathedraal.
De Western Red Cedar, Thuja plicata, afkomstig van Noord Amerika en geplant in 1854, bezit namelijk de eigenschap tot vegetatieve vermeerdering door lagering van de onderste takken, die wortel schieten waaruit nieuwe bomen ontstaan. De moederboom en de nakomelingen er rond zijn intussen ferme kleppers geworden. Ook de volgende cirkel zijn al hoge bomen. Dan volgen nog generatie drie en vier en wellicht nog wat recente nazaten. We stonden ervoor in bewondering.
Wat verder treed je een machtige grot binnen, gebouwd met grillige tufstenen uit Italië.
Na de wandeling stond een degelijke lunch klaar.
We rijden het graafschap Somerset binnen.
Net zoals aan de overkant van het kanaal in Normandië is (of misschien beter was) dit graafschap een ciderland. Nu vormt het 150 jaar oude Burrow Hill te Martrock als het ware een oase van ciderbomen in het landschap.
De wegen worden smaller. De door de GPS aangegeven weg werd te smal voor de bus. Geen nood. Michel , de chauffeur rijdt even vlot achteruit als vooruit. Als we bijna bij de farm aankomen, ligt opzij van de weg een verkeersslachtoffer, een groot, smetteloos wit-zwart dier: een das, badger in het Engels. Dassen eten graag appels. In Haspengouw heeft men in natuurreservaten voor deze dieren appels aangeplant. We worden te Martrock ontvangen op Burrow Hill, een 150 jaar oud familiebedrijf.
De zolder van een oud gebouw doet dienst als majestatische ontvangstruimte. Door een groot venster heb je een zicht over de ciderplantage in het golvend landschap.
Tot kerstmis wordt er cider gemaakt. Daarna stookt men van de cider brandy. Het bekomen vocht heeft het uitzicht van water. Dan gaat het op eiken vaten voor 3-5-10-15 jaar en de tint wordt steeds donkerder geelbruin. Na al die tijd is er wel een derde verdampt.
Tijd om beneden te gaan proeven. De cider is hier alcoholisch: 6,5° en 8°, gemaakt van volledig rijpe vruchten. Het meest in de smaak viel de mengeling van cider en brandy, het Kingston Black aperitief van 18°, best te vergelijken met een Pineau de Charente. Het aperitief van 20° viel evenzeer in de smaak. De Brandy van 40° wordt gecorseerder met de jaren. Er werd intens geproefd.
We rijden naar onze bestemming voor de drie volgende nachten: Exeter University.Tijdens de vakantiemaanden kan je er terecht. 4 Jaar terug werden we op onze Veltreis bij Marden Hall gehuisvest, nu worden we ondergebracht in de hoog op de flank gelegen nieuwe Holland Hall.
Je hebt er een prachtig panoramisch uitzicht op het glooiend landschap met velden en weiden, omzoomd met gebogen heggen en hagen.
Het is 20 minuten wandelen naar de stad, de hoofdplaats van het graafschap Devon.
Met de Nationale Boomgaardenstichting voor de derde maal naar Engeland
1 Sept. :Wisley Gardens
In 1997 en 1998 waren we er ook bij. Daarna was het tweemaal Frankrijk: 2000 en 2003. Een blij weerzien met veel bekenden.
Wegens batterijpanne met de bus misten we in Calais de boot en zagen we de tweede voor onze neus afvaren, zodat we met heel wat vertraging in Wisley aankwamen voor een bezoek aan de hoofdtuin van de Royal Horticultural Society met zijn 300.000 leden.
De lunch stond gelukkig nog gereserveerd in het VIP-restaurant.
Howard Stringer en zijn vrouw Elisabeth kwamen ons vervoegen.
De eerste helft kreeg met een Nederlandstalige gids een algemene rondleiding en de anderen werden door Jim Arbury, de headgardener van de fruitsectie op sleeptouw genomen. Jim is auteur van de boeken 'Pears' en 'Plums'.
Men start in het gedeelte met de kleinere voorbeeldtuinen. Octavia, de nieuwe, late framboos van East Malling was er al te zien. De nieuwe zwarte bes Big Ben, een grote, goed smakende, nieuwe zwarte bes van het Scottish Crop Research Institute heb ik niet gezien.
De stekelloze braamboos(gedeeltelijk braam, gedeeltelijk framboos) Loch Tay is mij onbekend. De herfstframbozen, waaronder AutumnBritten stonden volgeladen met grote, dikke vruchten.
Ik ging kijken bij de kruisbessen. Men kweekt die als één snoer en ze worden heel kort gesnoeid. Alle scheuten waren al flink ingekort (zomersnoei). Alleen Black Velvet vertoonde alweer lange scheuten. Dit is een kruising tussen Worcester (Ribes divaraticum, een Amerikaanse stekelbes en een zwarte bes, veel feller groeiend dan onze soort kruisbessen (Ribes uva-crispa).
Het is duidelijk dat dit ras hier in deze rijenniet past.
Bij Worcester en Black Velvet moet men lange snoei toepassen (weinig wegknippen).
In hun laatste RHS-uitgave 'Fruit' (vertaald door de Groenboekerij) van 2005 staat nog steeds uitdrukkelijk vermeld dat deze rassen slechts weinig vruchtbaar zijn! Ik kan het geloven als je louter uit Engelse traditie alle toekomstige vruchttakken wegknipt. Bij mij staan er kilos en kilos aan.
Hun grond is duidelijk minder geschikt voor de blauwbessen. Die hadden maar kleine bessen (wegens de Juli-droogte).
Wat een tegenstelling met de prachtige appelen, die volgens de methode van de geïntegreerde bestrijding bespoten worden. (Recent is heeft men ook een biologisch perceel aangelegd).
Mij viel op hoe goed de rassen van Hugh Ermen het hier doen: Red Devil, Winter Gem, Limelight en Scrumptious. Bij mij is dit nog(?) niet het geval. Ze blijken bij mij daarenboven sterk kankergevoelig.
De pruimen zijn hier 10 dagen later rijp dan bij ons. De beste pruim was Jubileum. Ik hoorde dat ook Muscatel zeer in de smaak viel, maar die heb ik gemist. Excalibur smaakte slechts matig. Waarschijnlijk hadden er te veel vruchten aan de boom gestaan.
Merton Gage, lekker en vruchtbaar. Jefferson, geel, goed.
Blaisdon Red, blauw, langwerpig, goed. Guthries late,goed, veel vruchten, maar ook veel moniliarot. Idem bij Laxtons Ideal. Laxctons Olympia, blauw, langwerpig, goed, beter dan Laxtons Jubelee.
Ik vroeg Jim naar de bevindingen met de abrikozen. Ze hadden een paar interessante rassen, Tomcot en Flavorcot. Ze hadden wel last van bacteriekanker (ingezonken, vervormde en gekloven plekken op de takken, niet te genezen, wegknippen tot in het gezonde hout).
Wisley heeft ook een nieuwe wijngaard aangelegd. Phoenix heeft mooiere trossen dan Orion. Nog een druif met mooie trossen is Seyval Blanc. Zou resistent zijn (?). Wegens de vertraging was de tijd hier te kort, maar we hebben toch veel gezien. Overnachting in Holiday Inn te Guilford.