"De consument is voor Velt geen wispelturig beestje" 24.03.2014 Leen Laenens & Jan Vannoppen (Velt)
Dit bijzonder degelijk artikel komt van VILT : Vlaams Infocentrum Land - en Tuinbouw
klik op
www.vilt.be
Onder Duiding vindt u dit artikel MET de foto's.
Meer dan 100 lokale afdelingen in Vlaanderen en Nederland verenigen in totaal 15.000 leden. Jaarlijks worden er voor hen bijna 700 activiteiten georganiseerd, waarbij een groep van 100 freelance lesgevers instaat voor de diverse cursussen tuinieren en koken. Het minste wat je van Velt, de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, kan zeggen, is dat ze mensen weet te mobiliseren. Individualisme kennen ze bij Velt niet, “het familiegevoel op onze activiteiten werkt heel motiverend”, en de economische crisis voelen ze niet, “we verwelkomen net meer leden nu mensen moeten kiezen voor wat ze echt belangrijk vinden in het leven”. Door nieuwe noden en trends goed aan te voelen, houdt de in 1974 opgerichte vereniging zichzelf scherp. Maar aan de succesformule veranderde al die tijd weinig: jong en oud helpen bij ecologisch tuinieren en bij het koken van de eigen kweeksels. Voor steeds meer mensen wordt ‘zelf voedsel produceren’ een uitdaging, vertellen Velt-voorzitter Leen Laenens en directeur Jan Vannoppen.
Velt bestaat 40 jaar. Hoe is de vereniging indertijd ontstaan? Jan Vannoppen: Begin jaren ’70 bracht het boek ‘Silent Spring’ aan het licht dat het insecticide DDT indertijd massale vogelsterfte veroorzaakte. Dat besef was de directe aanleiding voor het ontstaan van een milieubeweging, eerst in de Verenigde Staten en korte tijd later in Europa. Ook in Vlaanderen zette het DDT-schandaal veel in beweging. Het is de periode van de eerste boerenmarkten, de eerste natuurvoedingswinkels, de pioniers inzake biolandbouw, enz. Door heel gedreven mensen werd opgeroepen tot consumentenactie en gedragsverandering. We denken in de eerste plaats aan mensen zoals Daniël Willaeys, mede-oprichter van Velt. Mensen groepeerden zich, zoals de ‘Vrienden van de Biologische Land- en Tuinbouw’ in 1971 in West-Vlaanderen. In de Kempen en elders in Vlaanderen kwamen er vanaf 1973 soortgelijke groeperingen. De overkoepelende structuur kreeg de naam VELT, wat in 1974 stond voor ‘Vereniging voor Ecologische Land- en Tuinbouw’. De naam evolueerde de volgende jaren naar ‘Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren’, om meer de nadruk te leggen op de bredere doelstellingen van Velt.
Ziet de werking er nog ongeveer hetzelfde uit of hebben vier decennia veel veranderd? Leen Laenens: Er is een hele evolutie geweest want Velt is zoals Jan uitlegde van onderuit gegroeid en geleidelijk versterkt en volwassen geworden als vereniging. Twee sporen zijn we blijven bewandelen: dat van de kennisverspreiding via publicaties en lesgevers, en het lokaal ingebedde en vanuit het Velt-secretariaat ondersteunde vrijwilligerswerk. Een derde constante is samenwerking: met de biologische voedselketen via BioForum, met de milieubeweging via Bond Beter Leefmilieu en met de brede transitiebeweging. Dat mensen zelf iets kunnen doen en veranderen, bijvoorbeeld door hun eigen voedsel te produceren, zit in het DNA van Velt. We verenigen dus denkers én doeners, mensen die grond tussen hun vingers willen voelen. Jan Vannoppen: In onze missie staat dat we het ecologisch gedachtegoed willen uitdragen. Dat kan je niet door te verworden tot een gesloten groep die uitsluitend de ledenbelangen dient. Om iets te (blijven) betekenen in de samenleving pikken we in op nieuwe noden en trends. Recent schreven we bijvoorbeeld mee aan een memorandum over de deeleconomie in Vlaanderen want ‘delen is het nieuwe hebben’. Zoals DDT in de jaren ’70 een ‘sense of urgency’ veroorzaakte, zie ik mensen elkaar vandaag opnieuw opzoeken en dingen in beweging zetten vanwege de klimaatverandering en andere problemen. Als organisatie bieden we een handelingsperspectief aan mensen die iets willen doen maar concreet niet weten wat. Met goede voornemens alleen, zoals rond Nieuwjaar, schiet niemand op.
Hoeveel leden telt Velt? Is dat aantal mee gestegen met de toegenomen aandacht voor milieu, natuur en duurzaamheid? Jan Vannoppen: Velt ging 40 jaar geleden van start met een duizendtal leden en zal dit jaar zijn jubileum vieren met een aanhang van 15.000 mensen. Het ledenaantal piekte al eens eerder naar aanleiding van educatieve tv-uitzendingen over biologisch tuinieren en biovoeding in de jaren ’90. Ook de dioxinecrisis bezorgde ons heel wat nieuwe leden, maar daarna liep de ledenwerving even wat minder vlot. Door goed in te spelen op het groeiende ecologische bewustzijn en door meer te communiceren, groeien we sedert 2011 jaarlijks weer met 500 leden. Ook in Nederland bouwen we onze werking uit, want op korte tijd ontstonden daar 15 nieuwe afdelingen en zijn we met 1.800 Nederlandse Velt-leden.
Hoe zijn jullie georganiseerd, met vrijwilligers of anderszins? Jan Vannoppen: Velt bestaat uit meer dan honderd lokale afdelingen. Zij vaardigen vertegenwoordigers af voor onze algemene vergadering. Deze vrijwilligers worden professioneel ondersteund door een 23 man/vrouw sterk team van medewerkers (samen 16 VTE) die het secretariaat in Berchem als uitvalsbasis hebben. Voor onze cursussen doen we beroep op een groep van honderd lesgevers, stuk voor stuk zeer gedreven freelancers die we een kleine vergoeding kunnen betalen omdat de Vlaamse landbouwadministratie Velt erkent en subsidieert als centrum voor naschoolse vorming van hobbytuiniers. Daarnaast zijn er de vrijwilligerscoaches, met hen erbij kan Velt op een vernieuwende manier groepen mensen begeleiden. Met die aanpak sleepte Velt in 2010 de Vlaamse prijs voor het vrijwilligerswerk in de wacht.
Met welke middelen houden jullie de boel draaiende? Jan Vannoppen: Velt werkt met een budget van 1,2 miljoen euro. 300.000 euro hebben we te danken aan de erkenning als socio-culturele vereniging. Lidgelden brengen een even groot bedrag samen. Doe daar nog eens dezelfde som bij uit de verkoop van publicaties, de inschrijvingsgelden voor cursussen en giften en de samenaankoop voor zaaigoed. Het laatste kwart van die 1,2 miljoen euro verdienen we met projecten en andere opdrachten waaraan Velt werkt. Zo schrijven we nu mee aan een gids van de overheid die goede tuinierspraktijken verzamelt. En werken we graag mooie ‘samentuin’-projecten uit met het geld dat landbouwminister Kris Peeters vrijmaakt voor volkstuinen. Onze expertise staat ook ten dienste van gemeentebesturen die worstelen met het onkruidvrij houden van hun openbaar domein zonder pesticiden. We appreciëren ook de sponsoring van het milieupunt ARGUS en een aantal intercommunales voor projecten rond samentuinen. De Watergroep en Pidpa financieren de tuinbordjes ‘Zonder is gezonder’. De watermaatschappijen vinden het namelijk belangrijk dat mensen gesensibiliseerd worden om minder pesticiden te gebruiken. Leen Laenens: De raad van bestuur van Velt, waarvan ik nu een jaar met plezier voorzitter ben, hecht veel belang aan het verwerven van eigen middelen. Dit kan onder meer via het schrijven van brochures en boeken en het organiseren van cursussen. Daar kruipt ontzettend veel energie in, maar gelet op de grote respons is dat het waard en het is bovendien een erg mooi visitekaartje voor Velt.
Gezamenlijke perscommuniqués met de milieubeweging doen ons vermoeden dat Velt niet vies is van lobbywerk bij de beleidsmakers. Welke rol willen jullie spelen? Jan Vannoppen: Wij dragen ons steentje bij aan de standpunten van milieukoepel Bond Beter Leefmilieu en omgekeerd haken we ons wagonnetje aan voor thema’s als pesticiden, landbouw en voeding. Gaat het over landbouw, dan zullen we bijvoorbeeld aandacht vragen voor de voedselproductie in tuinen. Leen Laenens: Wanneer je als vereniging met 15.000 leden een standpunt inneemt en dat kenbaar maakt aan de beleidsmakers, dan heeft dat een belangrijke signaalfunctie.
Zijn hobbyisten zoals de Velt-leden bezig met problemen die de professionele landbouw aangewreven worden, zoals het verlies aan biodiversiteit en bijenvolkeren? Jan Vannoppen: Over de term ‘hobbyisten’ wil ik eerst even kwijt dat die ons te weinig eer aan doet want bij Velt wordt op een serieuze manier kennis en ervaring opgebouwd. Onze handboeken worden niet voor niets ‘bijbels’ genoemd. Het moestuinhandboek (eerste druk in 1988) wordt nog steeds door bioboeren gebruikt, tot in Nederland toe. Het staat vol kennis die ongelofelijk maar waar door vrijwilligers is ontwikkeld. Leen Laenens: In een Vlaanderen dat maar een voorschoot groot is, kan je vanuit privé-tuinen mee bijdragen aan oplossingen voor het verlies aan biodiversiteit. Met Natuurpunt als partner zoeken we naar meer ruimte voor biodiversiteit in onze tuinen. Zelf bekijken we een tuin als één geheel en niet als een van elkaar gescheiden moestuin en siertuin. In een ecotuin kan de mens voedsel vinden, maar is er ook plek voor bijen en andere insecten. Jan Vannoppen: Met bloemenweiden alleen gaan we het bijenprobleem niet oplossen, laat dat duidelijk zijn. Belangrijk is dat boeren en burgers anders omspringen met pesticiden. Wij ijveren voor de toepassing van het voorzorgsprincipe: gebruik geen chemische middelen waarvan niet zeker is dat ze onschadelijk zijn voor bijen. Voedselproductie is zo sterk afhankelijk van een gezonde bijenpopulatie dat je geen teeltmethoden zou mogen gebruiken die de bijen bedreigen. Dat is de tak afzagen waar je zelf op zit. Velt staat een ecologische zienswijze voor, denk bijvoorbeeld ook aan onze samenaankoop van ecologische zaden en pootgoed. Bij de 30.000 verpakkingen die onze leden kochten, waren heel wat oude variëteiten. Zo dragen we bij aan de instandhouding van de agrobiodiversiteit.
Wat is stadslandbouw volgens jullie? En maken jullie een onderscheid met stadstuinieren? Jan Vannoppen: Over de term ‘stadslandbouw’ is consensus in de internationale literatuur. Tuinieren op daken, in volkstuinen en in schooltuinen mag je daar allemaal onder scharen. Een sociaal initiatief rond voedselproductie is namelijk evenzeer stadslandbouw als de boer die aan de rand van de stad voedsel produceert voor rechtstreekse afzet aan gezinnen of de boer die 30 kilometer verderop zit en samen met enkele collega’s beroep doet op een distributeur om de hoeveproducten tot bij de stedelingen te krijgen. Leen Laenens: De sociale factor is essentieel bij stadslandbouw. De meerwaarde van een aantal stadslandbouwprojecten kan hem meer in het sociale aspect zitten dan in het produceren van voedsel.
Ecologisch tuinieren vereenzelvigen wij meteen met tuinieren zonder kunstmest en sproeistoffen. Is het daarmee gezegd? Jan Vannoppen: De natuur doet niet al het werk alleen in de tuin. Ecologisch tuinieren is niet moeilijk, maar beginners moeten wel een aantal zaken leren. In een ecotuin boots je met sierplanten de natuurlijke vegetatie in jouw regio na. Dat is een goede garantie op succes. In de moestuin hanteren wij principes zoals bodemzorg, niet spitten, compost gebruiken, ruimere plantafstanden hanteren, plaats voorzien in de tuin voor planten die natuurlijke vijanden van schadelijke insecten kunnen aantrekken, enz. Als noodmaatregel kunnen de in de biolandbouw toegelaten middeltjes ter bestrijding van ziekten en plagen toegepast worden. Maar wie groenten teelt zonder sproeistoffen, moet ook kunnen leven met een beetje schade door ziekten en plagen. Bij het zien van de eerste bladluis of slak is paniek niet op zijn plaats.
Particulieren kunnen sproeistoffen enkel nog in aangepaste verpakkingen en formuleringen verkrijgen. Stemmen deze en andere veranderingen inzake gewasbescherming jullie tevreden? Leen Laenens: Het is een stap in de goede richting, maar met Velt stellen we de noodzaak van pesticiden voor particulieren in vraag. Het is wat gek dat openbare besturen hun domeinen vanaf 1 januari 2015 zonder chemische bestrijdingsmiddelen moeten onderhouden en burgers ze wel nog mogen gebruiken. Wie begaan is met een gezonde bodem kijkt anders tegen die middelen aan. Wij vragen dat mensen begeleid worden bij het volledig achterwege laten van pesticiden. Te meer omdat de kennis omtrent een zorgvuldig gebruik van die middelen bij de consument niet aanwezig is, iets wat ook de landbouwsector zorgen baart. Medicatie krijg je maar op voorschrift van een dokter en met het advies van een apotheker. Particulieren konden lange tijd sproeistoffen aanschaffen zonder enig advies. In dat opzicht zijn de recente veranderingen - die onder andere een voorlichter in elk verkooppunt introduceren - toe te juichen, maar betreuren we dat pesticiden in sommige supermarkten vrij verkrijgbaar blijven.
Zijn jullie principieel gekant tegen chemische hulpmiddelen of proberen jullie kritiek te onderbouwen? Neigt het soms niet naar bangmakerij rond gangbare voedselproductie? Leen Laenens: Mensen bang maken, doe je door louter in te spelen op emoties. Dat is niet de stijl van Velt. Wij willen informeren, bewustmaken zonder te blijven hangen in het eindeloos analyseren van de problemen en oplossingen aanreiken. Mensen moeten vertrouwd geraken met de alternatieven van “zonder is gezonder” zodat ze op een ‘gezonde’ – voor hen, voor de bodem, voor de bijen, enz. – manier kunnen tuinieren. Jan Vannoppen: Bij Velt redeneren we vanuit een gezonde dosis wantrouwen ten aanzien van synthetische pesticiden. Vzw De Vlaamse Volkstuin, die nu door het leven gaat als Tuinhier, gaf recent toe dat het voor hen niet eenvoudig is om jonge mensen te enthousiasmeren voor tuinieren. Lukt jullie dat wel? Jan Vannoppen: Het lukt ons, misschien omdat we eerder begonnen zijn met extern communiceren. Door tijdens de Ecotuindagen niet alleen het neusje van de zalm te tonen maar ook te rekruteren bij beginners die goed bezig zijn, hebben we de deur voor jonge mensen echt opengezet. We richten ons bijvoorbeeld ook tot mensen die rond één thema willen werken. Ze worden dan erkend als Velt-werkgroep en hebben minder verplichtingen dan een Velt-afdeling. Leen Laenens: Velt is sterk in het oppikken van nieuwe maatschappelijke initiatieven, die vaak komen van jonge mensen. Na 40 jaar slagen we er zo in om nog altijd te pionieren. Naar aanleiding van ons jubileum denken we er over na om de vereniging in ‘een nieuw kleedje’ te steken zodat we mensen kunnen blijven aanspreken.
Welke kansen en bedreigingen zien jullie in de toekomst voor ecologisch en sociaal tuinieren? Jan Vannoppen: We zien vooral kansen want mensen beleven plezier aan tuinieren en koken. Zelf iets doen, wordt mainstream. Hoe verklaar je anders dat breien opnieuw hip wordt. Tot voor kort merkten we dat een aantal lokale afdelingen teleurgesteld waren in de moeilijke zoektocht naar nieuwe bestuursleden. Gelukkig zijn er weer meer leden die de handen uit de mouwen steken en verantwoordelijkheid willen nemen. Leen Laenens: Als reactie op de eenvormigheid die het gevolg is van de globalisering - denk aan de alomtegenwoordige fastfoodrestaurants - namen mensen belangrijke zaken zoals hun eetcultuur weer zelf in handen en ontstaat er opnieuw diversiteit. Kleine eethuizen en volkskeukens winnen daardoor aan populariteit op de McDonald’s. Velt kan mensen het vertrouwen geven dat ze hun leven zelf in handen kunnen nemen en dat ze aan bepaalde problemen zelf iets kunnen doen.
Tot slot, naar welke activiteiten van Velt mogen we nu al uitkijken? Leen Laenens: Schrijf voor het weekend van 31 mei en 1 juni de Ecotuindagen alvast in de agenda. Bijna 200 tuinliefhebbers verwelkomen dan bezoekers. Op 8 november vieren we ons 40-jarig jubileum. We zullen die feestdag invullen zoals je mag verwachten van Velt, met onder meer een ruilbeurs en een studievoormiddag over insecten in de tuin. Jan Vannoppen: Elke dag van het jaar zijn er verspreid over de verschillende lokale afdelingen gemiddeld twee Velt-activiteiten, van cursussen tot fietstochten en bedrijfsbezoeken. 2014 brengt ook heel wat nieuwe publicaties: het gloednieuwe kookboek ‘Lekker ecologisch’, een herdruk van het boek ‘Kippen in de tuin’ en er komt ook een nieuwe versie van onze meer dan 750 pagina’s tellende handleiding voor de ecologische moestuin.
Lees ook: 40 jaar al mobiliseert Velt mensen rond voedselthema's
Bron: eigen verslaggeving VILT
24-03-2014, 00:00 geschreven door Daantje
|