Op ecologische Manier komen tot nieuwe (appel)Rassen
Project in Duitsland
Bron: artikel in de Jahresheft 2013 van Pomologen-Verein e. V.
In dit project werken vier fruitbedrijven, een adviseur en een jonge vorser samen om ecologisch gekweekte, nieuwe appelrassen te ontwikkelen.
Hierbij spelen zowel de regionale teeltvereisten als de verzorging door vrouwelijke en mannelijke fruittelers een rol.
Aldus ontstaat een kweekprogramma op de bedrijven zelf.
Het doel is voor de teelt en de verkoop op ecologische bedrijven, op ecologische manier, eigen, vitale eetrassen te ontwikkelen, met een veelvoud aan genetische eigenschappen om de inzet van behandelingen te verminderen. Daarbij willen zij transparant zijn en zich inzetten voor het algemeen nut. Vandaar dat zij zich ook aangesloten hebben bij Sat:Gut e.V. www.saat:gut.org.
Het project is ontstaan bij de werkgemeenschap voor ecologisch fruit Föko (Fördergemeinschaft ökologischer Obstbau). De werkgemeenschap werkt als netwerk en bijscholing rond het thema appelteelt.
www.foeko.de
Met Hans-Joachim Bannier als medeoprichter van de werkgemeenschap vormt zich daar een versmeltingspunt tussen de interesse van professionele telers en de pomologie.
Het kweken van nieuwe appelrassen wordt meer en meer labowerk met nieuwe technieken, o.a. gentechniek. De eerste proeven met genetisch veranderde appelen lopen al in Nederland. Onderzoekers van landelijke instituten ( bv. Dresden-Pillnitz voor Duitsland) werken samen, met EU gelden, aan vervroeging van de appelbloei door inkruisen van een gen van de berk.
Gentechnische ingrepen in het DNA en in de celkern (Cytoplasmafusie) zijn niet verenigbaar met de grondprincipes van de ecologische landbouw. Dergelijke producten worden niet toegelaten in de ecologische teelt.
De nieuwe rassen van de laatste tientallen jaar zijn terug te voeren tot 5 stamouders. Deze enge, genetische basis werkt zeer negatief op de vitaliteit van de huidige appelrassen. Massadragers en lang bewaarbare rassen als Jonagold (Jonagored) met als stamouders Golden Delicious en Jonathan behoren tot de gevoeligste rassen voor schurft.
Ook het geliefde ras Elstar stamt uit Golden Delicious en vergt veel verzorging.
We waarderen wel het opzoekingswerk van de laatste jaren waarbij resistente rassen werden ontwikkeld. Echter deze resistentie steunt meestal op één factor en wordt dikwijls doorbroken.
Wij willen andere wegen bewandelen, de schat aan pomologische kennis gebruiken en bewust de genetische veelvoud van oude, doch ook van moderne rassen benuttigen.
We zetten in op de brede resistentie van Seestermüher Zitronenapfel, Discovery en Edelborsdorfel.
Hoelang zal het duren om rassen te ontwikkelen met goede smaak, kleur en bewaarbaarheid?
Om een nieuw ras te kunnen lanceren rekent men op 20 jaar.
Onze werkwijze: de eerste kruisingen gebeurden in 2009. Zaailingen uit vrije bestuiving worden al gekweekt sinds 1997
We zijn met een startbasis van een 50 tig tal appelrassen begonnen.
Tijdens de eerste 3 jaren werden al vele kruisingen gemaakt, zogenaamde ‘toetsingen’ om te achterhalen welke combinaties een goed nageslacht vormen.
Bij de keuze van de ouders benutten we de ervaringen van de bedrijfsleiders.
Zo hebben wij te Hollingstedt, tussen Husum en Schleswig een andere inbreng dan aan de Beneden Rijn.
Er komen steeds pitten bij uit vrije bestuiving door de gekozen ouders om bij de nakomelingen de erfelijke eigenschapen te onderzoeken en te vergelijken.
Vroeg in het voorjaar worden de geplande kruisingen besproken op de bedrijven te Wesel, Bielefeld en Hollingstedt. In sommige gevallen dient men stuifmeel van andere standplaatsen te bestellen.
Er werd stuifmeel verzameld en ook ingevroren om dit in de volgende jaren, indien nodig, ter beschikking te hebben.
Takken met de te bevruchten bloemen, nog in knopstadium, werden in beschermhoezen ingepakt om vreemdbestuiving te voorkomen.
Dikwijls bestuift men een 100tal bloemen per kruising.
Mathias Ristel neemt dan zijn penseel en reist van zuid naar noord, van standplaats in volle bloei naar een volgende om de bestuiving uit te voeren.
Het penseel wordt in het stuifmeel geduwd en op de stampers van de moederbloemen gewreven.
Elke kruisingskombinatie krijgt een nummer, wordt opgetekend en krijgt een merkteken op de tak/boom.
Eens de bloeitijd voorbij worden de beschermhoezen weer weggenomen.
Als de nieuwe vrucht groot genoeg is wordt elke vrucht met een permanente inkt beschreven om deze bij pluk en bewaring te ordenen.
De bedrijven slaan die op in de koeling.
Tijdens de winter haalt men de pitten uit de appelen en voor een groot gedeelte worden deze in samenwerking met de universiteit Kassel-Witzenhausen in een kweekserre opgekweekt.
Een klein gedeelte van de pitten blijft in Hollingstedt om ze in de lente uit te zaaien op vrije percelen.
Mathias Ristel, voor zijn masters aan de universiteit, bekommert zich om de opgroei in de serre tot ze weer op de ‘Heimat’-hoeven terecht kunnen.
Hierbij kreeg hij ondersteuning van onze praktijkman Christoph Kümmerer.
Aldus kregen 1500 zaailingen hun plaats op de bedrijven.
De selectie, opnieuw onder het toezicht van Mathias Ristel, begint, in het eerste jaar, met het vaststellen van de schurftgevoeligheid.
Meeldauw behoort tot de kinderziekten en lost zich dikwijls op in het tweede jaar. Pas tijdens de volgende jaren is meeldauw een selectie criterium.
Naast schurft en meeldauw is ook kanker een selectie criterium dat tot eventuele uitschakeling leidt.
De zaailingen krijgen geen beschermingsmiddelen.
Dit is een uitdaging voor de bedrijven die ze op hun vruchtpercelen geïntegreerd hebben.
De kwetsbare zaailingen eisen bijzondere zorg: handmatig onkruid hakken, afweer voor muizen, hazen, konijnen en schapen.
Een schaduwwand die Hans-Joachim Bannier voor zijn planten opgetrokken heeft, bewijst dat de zaailingen in de schaduw beter groeien.
In 2014 rekenen we op de eerste vruchten.
Een deel van het project behelst de selectie onder de vruchtdragende appel –en perenbomen van de vrije bestuiving in 1997 op het bedrijf te Hollingstedt.
Voor de reeds dragende bomen zijn er verdere selectiecriteria als gevoeligheid voor regenvlekkenziekte, gloeosporium vruchtrot, vruchtgrootte en vanzelfsprekend de smaak, verder kleur en vastheid. De eerste bomen staan ter vermeerdering al op nummer op de Bioland boomkwekerij Daniel Cochems.
Volgend jaar worden ze op M9 en M25 op alle vier de standplaatsen op geplant.
Bij positieve ervaringen geven we ze door voor verdere tests op de officiële proefvelden.
De werkgemeenschap voor ecologische fruitteelt zit in een netwerk met Föko e.V. en anderen betreffende fruit. We zijn te Nürnberg aanwezig op Biofach, de wereldjaarbeurs voor biologische levensmiddelen; alsook op Bio Nord te Hannover. Verder geven we voordrachten over het project en de biologische plantenteelt.
23-02-2014, 00:00 geschreven door Daantje
|