Wij weten dat de bloem uit de plant ontstaat en zullen dus allereerst de plant onderzoeken en bespreken . Elke plant ontstaat uit een zaadje , dat , geplant in een geschikte omgeving , gaat kiemen , wortel schiet in de bodem en zijn stengels , takken , bladeren , bloemen en vruchten in de hoogte doet groeien . Zonder in te gaan op de oneindige verscheidenheid van verschillende wijzen van groei , elk eigen aan zijn soort of familie , zullen wij in het kort de stadia van het algemene groeiproces uiteenzetten en de belangrijkste onderdelen van de plant hun naam geven . Het zaadje bevat meestal in hoofdzaak de plant in het klein ( het kiemplantje ). Het draagt een eerste beginsel van bladeren en wortel in zich , weliswaar nog gewikkeld in een of twee vlezige massa's ( zaadlobben ) , die moeten dienen voor zijn eerste voeding . Naarmate de wortel dieper in de bodem dringt , verheft zich de stengel boven de grond en deze vertakt zich weer in zijtakken , waaraan de nieuwe blaadjes groeien , volgens verschillende rangschikkingen , die min of meer verschillen , al naar gelang de soort ( fig . 1 ) . Deze vertakkingen kunnen tegenovergesteld zijn , afwisselend , kransgewijs geplaatst , stervormig , spiraalvormig , en dat geldt zowel voor de eigenlijke takken ( fig . 2 ) als voor de bladstelen ( fig . 3 ) . Naar aanleiding van deze zo verschillende groeiwijzen kunnen wij reeds prachtige tekeningen en ragfijne arabesken ( fig . 4 ) maken , waarbij ook steeds de soepelheid van onze hand ontwikkeld wordt . Want bedrevenheid in het zetten van soepele vloeiende lijnen is voor de tekenaar of schilder van de planten en bloemen een eerste vereiste . Alvorens verder te gaan en om direct al bij 't begin iedere zin goed te begrijpen , zullen wij je eerst de meest voorkomende woorden en uitdrukkingen uit de plantkunde duidelijk maken . Hier volgt dan onze kleine botanische woordenlijst .
Beknopte woordenlijst
Oksel : De naar de top gerichte hoek , die de bladsteel maakt met de stengel die hem draagt . Helmknop : Deel van de meeldraad : zakje of doosje , dat het stuifmeel bevat . Knop : Tak in wording , hetzij bij de oksels hetzij aan het uiteinde . Schutbladeren : Kleine blaadjes , vooral onderaan de bloemsteeltjes . Kelk : Bekleedt uitwendig het binnenste van de bloem . Hoofdje : De as van de bloeiwijze draagt op z'n verdikte top een bosje bloempjes dicht bijeen ( meestal bijna niet of niet gesteelde bloempjes ) . Vruchtbladen : Bestanddelen van de stamper , apart of aan elkaar gegroeid , bevattend van onder naar boven : het vruchtbegingsel , de stijl en de stempel . Katje : Een soort aarachtige bloeiwijze van eenslachtige bloemen , waarbij of meeldraden of stampers bedekt worden door eenvoudige schubjes . Bloemkroon : Het geheel van de bloembladen . De bloemkroon wordt min of meer gestut en omgeven door de kelk . Bloemtuil : Bloemdragend stengeleinde , waarbij de vertakkingen op verschillende punten uit de stengel komen , maar tot op hetzelfde hoger gelegen niveau reiken . Zaadlob : Een van de vlezige lobben van het zaadje , dat de eerste voedingsreserve van de plant bevat bij zijn eerste groei . Napje : Een soort bakje , dat soms het onderste deel van een vrucht omgeeft ( bv. de eikel ) . Aar : Een geheel van vrijwel ongesteelde bloemen of korrels ingeplant langs een hoofdas . Meeldraden : Mannelijke organen van de bloem . Blad : Aanhangsel van stengels of takken . Helmdraad : Het draagorgaan van de helmknop in de meeldraad . Bloem : Deel van de plant , dat de voortplantingsorganen bevat . Blaadje ( bladvin ) : Apart deel van de bladschijf van een samengesteld blad . Vrucht : Dat wat volgt op de bloem en korrel of zaad bevat . Bladschede : Verdikte of verbrede aanhechtingplaats van de steel van het blad . Tros : Rangschikking van bloemen of vruchten , zich aftakkend van een gemeenschappelijke as . Bloeiwijze : Rangschikking van bloemen aan één plant in het algemeen . Bladschijf : Het brede deel van het blad . Nerven : Vaten of buizen in het blad , die het voedingssap vervoeren . Knoop : Het punt op de stengel , waar een blad of een groep bladeren is ingeplant . Oog : Kleine knop , ontspruitend aan het uiteinde der takken of de oksels der bladeren . Scherm : Bloeiwijze , waarbij de bloemstelen allen uit hetzelfde punt komen en de bloemen tot op dezelfde hoogte brengen . Vruchtbeginsel : Orgaan aan het ondereinde van de stamper , zaadknoppen bevattend ; hierin ontstaat de vrucht . Zaadknop : Te bevruchten onderdeel , gelegen in het vruchtbeginsel ; hieruit onstaat het zaad . Pluim : Bloemrijk en rijk vertakt stengeleinde ( bv. haver , riet ). Parenchym : Vulweefsel van cellen in het blad ( of merg bij een stengel , of vlees bij de vrucht ) . Steel : Draagorgaan of voetstuk van een of ander plantenorgaan of paddestoel , bloem of vrucht . Bloemblad : De gekleurde bladeren of onderdelen die samen de bloemkroon vormen . Bladsteel : Zie " Steel " . Stamper : Vrouwelijk orgaan van de bloem , samengesteldt uit vruchtbladen . Stuifmeel : Vruchtbaar poeder , uitgestrooid door de meeldraden . Bladskelet : Het geheel van de bladnerven . Zijworteltjes : Vertakkingen der wortels . Bloembodem : Bodem van de kelk . Wortelstok : Vlezige onderaardse stengel . Kelkbladen : Blaadjes of schubjes , die samen de kelk vormen . Stempel : " Ontvangplaats " van de stamper , naar bovengehouden door de stijl en bestemd om de stuifmeelkorrels op te vangen en vast te houden . Steunblad : Klein aanhangsel van bladsteel of bloem . Stijl : Lange uitloper van het vruchtblad . Tuil : Rechtopstaande pluim , bijv. bij seringen . Stengel : De spil van de plant , waaraan de takken ontspringen . Knol : Vlezig uitgroeisel op of van de wortel . Krans : Verzameling van verscheidene organen , in een kring gelegen romdom eenzelfde punt . Hechtrankjes : Draadjes , die bepaalde klimplanten als spiraaltje rondom een steunpunt rollen .
FIG . 1 . DE PLANT
Fig . 1 . De Plant .
FIG . 2 . - VERTAKKINGEN ( schema ) .
Fig . 2 . - Vertakkingen ( schema ) .
Boven : tegenoverstaand , gevolgd door : in afwisseling geplaatst. Beneden : kransgewijs geplaatst , gevolgd door : stervormig geplaatst .
Decoratieve omwerkingen van de verschillende rangschikkingen .
01-05-2006
ART . NR . 16 . BLOEM EN PLANT , INLEIDING
Art .Nr . 16
Bloem en plant.
Inleiding :
Is niet alles wat groeit en bloeit een bewonderingswaardige wereld , waarin de eeuwige poézie der natuur zingt ? Voor sommigen is de bloem slechts een aanleiding tot prachtige kleuren, voor anderen , verliefd op de " klare " tekening , verleidt zij het oog tot de ontdekking van een fijn uitgesponnen en sierlijk lijnenspel . Wij kunnen de bloem bestuderen in weelderig samengestelde boeketten of in zijn natuurlijke omgeving in de vrije natuur . Men zal de bloem ontleden om door te dringen in het geheim van haar charme , om er onzegbaar veel resultaten in de vorm van lijnen , vormen en kleuren aan te ontlenen . Juist aan de bloem is de kunstenaar de grootste rijkdom van zijn palet verschuldigd. Zij is de onuitputtelijke schatkamer van de decoratieve kunstenaar . Zij is de taal , waarin een fijngevoelige geest zich uitdrukt . En allen schenkt zij het gevoel van harmonie door haar , vaak stoutmoedig in hun beweging , vloeiende lijnen welke echter steeds zullen opvallen door evenwichtigheid . Iedereen voelt , bewust of onbewust , dat de bloem hem steeds ontroerd . En is dit ook niet hetzelfde wat wij voelen wanneer wij tegenover een waarachtig kunstwerk staan ?
Wanneer wij starten met het tekenen van bloemen en planten moeten er twee klippen worden omzeild . In de eerste plaats moeten wij vermijden om tot een dorre nabootsing te vervallen , waaruit alle leven en vrije vondsten verdwenen zijn . Maar eveneens moeten wij proberen om niet te vervallen in een oppervlakkige weergave . Trouwens , er is niet één enkele manier om een bloem te tekenen of te schilderen... er zijn er vele ! Wat wij zouden willen is dat je bij de studie van bloem en plant al het mogelijke doet om tot een persoonlijke herschepping van het geziene te komen ; dat je de studie dus zo inkleedt om op die wijze tot een eigen manier van werken te komen . Omdat te bereiken moet je er dus niet naar streven tekeningen te maken in een reeds eerder geziene stijl of manier ; je moet proberen de bloem op papier te krijgen zoals je haar zelf aanvoelt . Maar daarvoor is het nodig dat je precies weet , hoe je een bloem moet observeren om haar goed te kunnen begrijpen en dat je haar leert " zien " ; eerst op zichzelfstaand , daarna met betrekking tot de steel en de bladeren en het geheel in het verloop van de verschillende bloeistadia . Het is dan ook heel nuttig om te beginnen met de " anatomie van bloem en plant " te bestuderen . In grote lijnen volgen wij dan haar onstaan , haar groei en de wijze waarop zij zich voortplant . Een kleine ontdekkingreis dus in het botanische rijk ! Maar ... wij zullen het eenvoudig houden !
29-04-2006
BESTE LEERLINGEN EN BEZOEKERS ......
Beste leerlingen en bezoekers jullie kunnen de afbeeldingen vergroten door er op te klikken , en nogmaals te vergroten met rechts onder te klikken op het icoontje .
VERVOLG VAN FRITSKE2
Vervolg fritske2
DE VOLGENDE LESSEN BESTAAN UIT :
BLOEN EN PLANT - ART . NR . 16
HET LANDSCHAP - ART . NR . 19
HET HOOFD - ART . NR . 26
HET NAAKT - ART . NR . 31
FIGUURTEKENEN - ART . NR . 37 .
EN ENKELE BELANGRIJKE ONDERDELEN :
DE HANDEN ART . NR . 37 . a
DE VOETEN ART . NR . 38 .
EN DE KOP ART . NR . 39 .
DE DIEREN - ART . NR . 43
DE COMPOSITIE - ART . NR . 49
HET ONTWERPEN - ART . NR . 55
SCHILDERTECKNIEKEN IN VIER DELEN UITGELEGD !! ( Deel I Gelieve hiernaast op datum van 9/10 - 15/10/ 2006 te klikken , en dan scrollen tot op 14/10/2006 ) .
OLIEVERFTECHNIEKEN - EERSTE EN TWEEDE DEEL - ART . NR . 62 EN ART . NR . 65
GOUACHE - PASTEL - EN KLEURPOTLOOD DERDE DEEL ART . NR . 70