TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
22-06-2006
PLAAT I . - SCHETSEN DOOR C . ROUSSEL .
Plaat . I .
Schetsen door Charles Roussel .
ART . NR . 29 . c , - PLAAT II . ( BONNETERRE )
Art . Nr . 29 . c ,
Plaat II
Schetsen door Bonneterre .
FIG . 58 . - HOUTSKOOLSCHETS ( BONNETERRE )
Fig . 58 .
Houtskoolschets door Bonneterre . driekwart - aanzicht .
ART . NR . 29. c , - FIG . 59 . GEWASSEN TEKENING d/ BRENOT
Art . Nr . 29 . c ,
Fig . 59 .
Gewassen tekening door Brénot . Driekwart - aanzicht .
21-06-2006
FIG . 44 . ZELFPORTRET DOOR SCHULTZ - DAL
Fig . 44 .
Zelfportret door Schultz - Dal
FIG . 46 .
Fig . 46 .
Profiel in enkele lijnen .
FIG 45 . PORTRETSTUDIE DOOR BERTHOLD - MAHN .
Fig . 45 .
Een gevoelige portretstudie door Berthold - Mahn . ( zacht potllood , met de vinger luchtig doorgeveegd ) .
FIG . 52 en 53 . GEWASSEN TEKENING .
Fig . 53 .
Gewassen tekening . De Beweging in fig . 52 en 53 vormen samen een aangename tegenstelling tot het zuiver symmetrische vooraanzicht .
FIG . 52 en 53 . STUDIE IN SANGUINE.
Fig . 52 .
Studie in sanguine .
FIG . 50 . - ZELFPORTRET DOOR SCHULTZ - DAL .
Fig . 50 .
Zelfportret ( en face ) door Schultz - Dal . Neem een voorbeeld aan de weergave van de plastiek , welke sterk en toch gevoelig is .
FIG . 51 . STUDIE DOOR LEERLING M . ROUCHET .
Fig . 51 .
Krachtige studie in zwart en wit conté op getint papier . Gemaakt door leerling M . Rouchet .
FIG . 54 en 55 . - TWEE POTLOOD STUDIES d / BERTHOLD - MAHN .
Fig . 54 .
Potlood studie in driekwart - aanzicht door Berthold - Mahn .
FIG . 54 en 55 . - TWEE POTLOOD STUDIES d / BERTHOLD - MAHN .
Fig . 55 .
Potlood studie in driekwart - aanzicht door Berthold - Mahn .
FIG . 56 . STUDIE IN SANGUINE DOOR BERTHOLD - MAHN .
Fig . 56 .
Studie in sanguine ( rood krijttekening ) door Berthold - Mahn .
20-06-2006
ART . NR . 29 . b , - HET HOOFD VAN VOREN GEZIEN
Art . Nr . 29 . b ,
Het hoofd van voren bezien
Zoals wij reeds eerder hebben verteld kunt je met behulp van een spiegel talrijke zelfportretten in vooraanzicht tekenen . Je bent op die manier niet afhankelijk van een model en je kunt tekenen wanneer je dit het beste schikt . Voor de opzet van een studie en face gelden vanzelfsprekend dezelfde raadgevingen welke wij in het vorige hoofdstuk gaven . Ook hier moeten wij zoeken naar de hulp - en contructielijnen om tot een goede vorm te komen . Het belangrijkste is ook hier weer de verticale as van de ovaal . Op deze lijn zet je dan de voornaamste horizontale deellijnen uit en bepaalt je de grootste lengte en breedte van de kop . Door die deellijnen zijn dus de plaatsen voor ogen , neus en mond bepaald , evenals de kin en de grenslijn van voorhoofd en haar . Bij het tekenen van de ogen dienen wij nauwkeurig te letten op de afstand tussen de ogen , die - hetgeen je weet - gelijk is aan één ooglengte . De totale breedte van het hoofd komt ongeveer overeen met vijf maal de breedte van een oog . Maar , wij zeiden dit al eerder , neem deze maten niet als vaststaand aan , onderzoek het aan de hand van uw model door met het potlood te meten . Wij schetsen immers nog altijd met een zoveel mogelijk gestrekte arm ! De neus vormt wel een van de belangrijkste elementen . De gelijkenis van een portret hangt grotendeels af van de weergave van de neus . Maak hem dus niet te kort of te lang . Zo moet ook de afstand tussen neustop en mond naukeurig worden bepaald . Nadat wij in grote lijnen de mond hebben geschetst en de afplatting van de kin is weergegeven , begint het gezicht zich al voor ons " af te tekenen " . Het komt er nu nog op aan de oren te schetsen en de haarmassa aan te geven . Op deze opzet moeten wij dus verder gaan . Hoedt je echter voor een kille symmetrie in de kop . Probeer door de beweging in de hals - schouderlijn en door een lichte neiging van de kop een levendig beeld te verkrijgen . In onze illustraties laten wij verschillende voorbeelden van protretstudies en face zien . Zuiver recht van voren gezien zijn ze bijna niet . Altijd ziet je wel een heel kleine wending in het hoofd en juist hierdoor kunnen wij het te symmetrische in de kop vermijden .
Het hoofd in driekwart - aanzicht
Deze stand is wel het moeilijkst te tekenen , omdat wij de minste houvast hebben aan de grondvormen die ons van de verschillende onderdelen bekend zijn . Immers , naarmate de stand van het hoofd verandert , zullen als gevolg van de perspectief de verschillende onderdelen eveneens aan vormveranderingen onderhevig zijn . Begin dan ook met het opzetten van de verticale as . Dit zal de enige houvast blijken waarop je het geheel kunt bouwen . Vanzelfsprekend moet de plaats van de as - en vooral zijn richting , welke afhankelijk is van de stand van het hoofd - heel nauwkeurig worden bepaald . Bestudeer ook goed de stand van het hoofd ten opzichte van de hals , want mede hierdoor moet je dan weer de juiste richting en het verloop van de schouders vaststellen . Dit alles zijn voorwaarden om tot een goed gelijkend portret te komen . Evenals bij het tekenen van andere standen zult je ook bij het driekwart - aanzicht veel steun kunnen hebben aan de beenpunten , welke onder de huid doorschemeren . Deze beenpunten , zoals de voorhoohdknobbels , de wenkbrauwbogen , de jukbeenderen en de onderkaak mogen in de opzet wel degelijk geaccentueerd worden , omdat vooral ook daardoor de contour van het gelaat zuiverder kan worden bepaald . Op deze manier werkende zal het gemakkerlijker worden om de ogen goed in de kassen te plaatsen ; kotom : Je komt tot een verantwoorde opbouw van de kop ! Niet voor niets is het driekwart - aanzicht zo geliefd bij portretschilders . In tegenstelling tot de scherpe uitbeelding van het profiel of de regelmatigheid van het vooraanzicht , krijgt de kop juist door deze stand zo'n levendige aanblik . Hier geven wij de beweging van de kop weer en al zijn de ogen vaak afgewend , toch voelen wij veel meer de blik van de ogen . Ook van deze stand geven wij vele voorbeelden . Bestudeer de tekeningen aandachtig en probeer eens om door middel van een stukje transparant papier , dat je over de afbeelding legt , de verschillende constructie - lijnen terug te vinden . Het is een goede oefening en je zult gemakkelijker kunnen begrijpen hoe deze kunstenaars tot die vormen gekomen zijn .
FIG . 47 . IN PROFIEL
Fig . 47 .
In profiel , meer uitgewerkte studie ( contépotlood )
ART . NR . 29 . b , - FIG . 48 .
Art . Nr . 29 . b ,
Fig . 48 .
Protret en face ( sanguine ) door Mevr. Diverly .
19-06-2006
ART . NR . 29 . a , - FIG . 49 - SNELLE SCHETS DOOR BONNETERRE
Art . Nr . 29 . a ,
Fig . 49 .
Snelle schets ( contépotlood ) door Bonneterre .
ART . NR . 29 . a , - HET HOOFD VAN OPZIJ GEZIEN
Art . Nr . 29 . a ,
Het hoofd van opzij gezien .
Omdat de tekening van het hoofd in zijaanzicht het meeste houvast biedt , in tegenstelling tot het vooraanzicht of de driekwartstand , zullen wij hiermee onze studie beginnen . Algemeen kan worden aangenomen dat wij het hoofd en profil in een vierkant kunnen zetten . De deellijnen en algemene vormen welke wij in fig. 12 B zien , dienen slechts om een onderling vergelijken van de onderdelen mogelijk maken . Het is nu echter niet meer de taak om een " ideale kop " te tekenen , doch het hoofd van ons model . Wanneer je dus op de hierboven beschreven manier uw model bestudeerd heeft , schetst je met een zoveel mogelijk gestrekte arm het vierkant . Schets het heel licht en zo zuiver mogelijk . Doordat je de arm gestrekt houdt wordt ook het meten van de grootste hoogte en grootste breedte vergemakkelijkt . Al werkende zult je ontdekken dat wij beter van een rechthoek dan van een vierkant kunnen spreken , want slechts bij uitzondering zullen hoogte en breedte gelijk zijn . Vervolgens bepaald je zuiver op het oog de schuinte van de as welke door het middelpunt van de omschrijvende rechthoek loopt . De stand van het hoofd zal de richting van die as moeten bepalen . Met deze as als richtlijn trekt je de omschrijvende ovaal - de ei - vorm dus - waarin de kop " gevangen " kan worden . Bepaal meteen al zoveel mogelijk de volheid van deze vorm . Al met al ziet Je , dat wij hier de raadgevingen uit het vorige hoofdstuk gaan toepassen . Wij zullen hierop echter niet verder op ingaan , behalve dan in gevallen , waarbij de bouw of de stand dit nodig maken . Een belangrijk punt bij het zijaanzicht is de gelaatshoek . In het begin van deze les spraken wij reeds daarover . Ook deze gelaatshoek schatten wij op het oog , waarbij wij gebruik maken van ons potlood om de richting van de schuine zijde van die hoek te bepalen . De horizontale zijde trekken wij op de hoogte van de gehoorgang . Daarna bekijken wij de kin . De lijn welke de richting hiervan bepaald kan verticaal zijn , doch is ook vaak naar binnen of naar buiten gericht . Bestudeer deze richting dus goed en trek de lijn . Het oor is , zoals je weet , meestal vastgehecht op de verticale deellijn van de rechthoek , terwijl wij de hoogte kunnen bepalen door de horizontale lijnen welke door de pupil en de onderkant van de neus lopen . Zet deze hulplijnen op hun juiste plaats en geef de vorm van het oor zo nauwkeurig mogelijk aan . De plaats van het oor immers vormt weer het uitgangspunt voor de kaaklijn en de kin , en , naar de achterkant toe , geeft het steun bij het bepalen van de lijn van de nek en de hoek welke achterhoofd en nek maken . Met deze eenvoudige lijnen hebben wij dus in grote trekken de grondvorm bepaald . Nu gaan wij proberen om de contour wat meer in overeenstemming met de werkelijkheid te brengen . Het voorhoofd bijvoorbeeld zal zich niet zonder meer in de neus voortzetten . Wij ontdekken hier een invallende hoek , welke voor ieder type weer verschillend zal zijn . Ook de richting van de neusrug zal in de meeste gevallen afwijkend zijn aan die van de richting van het voorhoofd . Vergeet ook niet om in grote lijnen de haarmassa aan te geven . Tot slot geven wij dan met een kort lijntje de onderkant van de neusvleugel aan en bepalen wij de richting van de lijn welke van de neus tot de bovenlip loopt . Op deze manier verkrijgen wij de grote , algemene grondvorm , waarin dan de verschillende onderdelen verankerd moeten worden . Maak nimmer de vergissing van vele beginners die denken dat het bij de tekening van het profil gaat om de buitenste lijnen . Om te beginnen dan het oog . Sommige ogen zijn nogal bolvormig , andere daarentegen liggen diep in hun kassen . Hoe hun werkelijke vorm ook is , in ieder geval - en je ziet dit in fig. 20 - loopt de raaklijn van wenkbrauwboog en oogbol schuin op van onder naar boven . Deze eerste hulplijn is de grondlijn van een driehoek , waarvan de twee andere zijden worden bepaald door de lijn welke de richting van het onderooglid laat zien . Voor het schetsen van de neus en de mond verwijzen wij je naar de de tekeningen van fig. 22 t / m 25 .
Zijn alle onderdelen in hun grondvormen geschetst , dan gaan wij de omtreklijnen hiervan nauwkeuriger bepalen . Naarmate je over minder of meer tijd beschikt , of overeenkomstig de mate van uw vorderingen , kunt je het laten bij een uitvoerige schets , dan wel bij een uitvoering waarbij je de licht - en schaduwpartijen aanbrengt . De afbeeldingen hieronder laten de verschillende wijzen van uitvoering zien .
18-06-2006
ART . NR . 29 . a , - FIG . 41 , 42 , 43 , HOOFD IN ZIJAANZICHT
Art .Nr . 29 . a ,
Fig . 41 , 42 , 43 ,
Met behulp van deze schetsen zult je geen moeite hebben om op de juiste wijze een kop in zijaanzicht te tekenen .