De dagelijkse dingen volgens Roger (78jr) uit Beveren Waas Elke week een nieuw verhaal...
Reacties zijn steeds welkom!
>> NU OOK BESCHIKBAAR VIA WWW.ROCOR.SHORT.BE
29-08-2009
Houdt een mens zijn leven op als zijn partner wegvalt?
Vroeger
was dat zo, als U vrouw of man wegviel, bleef men achter in de rouw, zelden nam
men nog een andere partner. Dat betaamde niet, en het mocht zeker niet te rap gaan,
men deed er jaren over om zeker niet de indruk te wekken dat u de overledene
vergeten was. Er waren uitzonderingen: als een vrouw achterbleef met kinderen
en ze nam een andere man, dan werd het getolereerd en was het niet voor de seks,
anders wat een schande!
Als men toen een kind had, een voorkind noemde dat toen,
zonder getrouwd te zijn, was dat precies een ramp voor de maatschappij. Als ge
in die situatie als meisje verkeerde, was U een verdorven mens, voor mijnheer
pastoor was U de grootste zondares van de wereld. Den huichelaar, hij had het
kind liever zelf gemaakt. U moest beroep doen op je familie om je kindje groot
te krijgen. Nu zijn het allemaal voorkinderen en heeft men al een gezin
vooraleer men getrouwd is.
Als ik nu rondom mij kijk, zijn de overgebleven vrouwen
lustige weduwen, die genieten van het leven, en gelijk hebben ze. Als ze het
geld hebben gaan ze op reis, gaan lekker eten, hebben veel vrienden en
vriendinnen en hebben veel leute. En zeggen ze, hij zou hetzelfde gedaan
hebben, probeer daar maar eens tussen te komen.
Een mens is niet gemaakt om alleen te zijn zegt men, maar
met de mogelijkheden die er nu zijn om te genieten van het leven, dan is een
lat relatie een goede uitvinding. Na de leute en het genieten, ieder terug in
zijn eigen huis, enne: belt gij morgen eens?
Uw partner verliezen waar ge alles mee opgebouwd hebt,
dat moet verschrikkelijk zijn. Men denkt er veel aan en men voelt zich soms zo
alleen. Uw kinderen jaja, maar die hebben het zo druk. Ons ma heeft altijd een
plantrekker geweest, ze doet dat goed, ze voelen je gemis niet.
Ge ziet het niet, ge voelt het niet, maar misschien is het er wel
Dat
is de vraag die iedereen zich stelt, het gaat over je gezondheid natuurlijk. Tot
je 50ste is er niets aan de hand, u ziet het niet u voelt het niet, ik
ga gemakkelijk 100 jaar worden denkt U dan. Bij een jaarlijkse controle zegt uw
huisarts: U moet zich zeker niet ongerust maken, maar uw bloeddruk en cholesterol
is wat aan de hoge kant, u zit een eind over de 200, ook je bloeddruk 8 over
14, is veel te hoog. Hoe kan dat nu? En u wordt ongerust, ik zal toch geen
geraaktheid krijgen zeker en half verlamd worden?
Ja
mijnheer, zegt de arts, ze draait er geen doekjes om: Van het goed leven zeker?
En ze heeft gelijk, eens gaan eten, wat snoepen, wat wijn drinken, al eens een
pintje drinken met wat kaas erbij, wat minder bewegen en lap: dat 100 jaar
worden komt in het gedrang. Dan wordt U voor de keuze gesteld: ofwel brengt ge
uw verdere leven door zoals een kluizenaar en leeft U op water en brood, of de
tweede mogelijkheid: u neemt pillen en doet gewoon verder, u neemt alvast het
voornemen dat ge gaat sporten want door het bourgondisch leven hebt U over
gewicht.
Om
U bang te maken zegt de arts: Als U zo verder doet, bestaat de kans dat u
dichtslipt en moet U hart overbrugd worden, en zagen ze je borst open met de
slijpschijf. En mijnheer, drie mannen op tien sterven aan prostaatkanker. Evenveel
als vrouwen aan borstkanker, u moet u niet ongerust maken, zegt ze dan, maar
probeer toch wat te meer te bewegen en wat te rigiemen.
Ze
heeft 100% gelijk, ofwel een lang leven in goede gezondheid, of een kort leven
met alle geneugten des levens. Ik ga kiezen voor het gemengde van elk de helft,
het halflange met alles der op en eraan. Onlangs zag ik iemand eten, na het
aperitief: steak friet met mayonaise, enkele pintjes bier, daarna een gewone
koffie gesuikerd met een canderel die hij uit zijn zak haalde, hij was op dieet
zei hij, en de dokter had gezegd geen suiker, vandaar.
Ik zie een oma met haar kind
op de tram, met een hand zich vast klampend aan zo een lint boven haar hoofd. Met
haar vrije hand houdt ze haar kleinkind tegen zich aangedrukt. Naast haar een
plaats vrij, maar daar liggen de voeten op van een op kauwgom knabbelende madam
die zich daar allemaal niets van aan trekt. Ik denk dan, moet ik mij daarmee
bemoeien? Ik heb dat al eens gedaan, met een jonge man die met zijn smerige
poten op de bank recht tegenover hem lag. Ik heb die voeten toen vastgenomen en
verlegt en gezegd: Doet gij dat thuis ook? Ja, zei hij. Onmiddellijk belde
hij op zijn gsm en dat had gevolgen. Men wachtte me op bij het afstappen. Er
werd wat geduwd, maar daar bleef het bij.
Oma vraagt beleefd: Mevrouw, wilt u u voeten van de bank doen zodat ik de
kleine op mijn schoot kan nemen? Zegt madam tuttefruut: U moet niet betalen
ouwe trien maar ik wel, dus mijn voeten blijven daar. Iedereen volgde het
gesprek, niemand trok het zich aan. Zegt oma: Ik heb tot mijn 60 jaar gewerkt,
daarom moet ik nu niet betalen op de tram en ik denk: U hebt nog nooit gewerkt",
wat schijnbaar juist was, want ze was ziek, kon niet werken en stond al heel haar
leven aan de dop, schreeuwde ze.
Ons oma liet het daar niet bij,
en wat doet ze? Ze zet zich op de schoot van miss dwars, die huilde van de pijn,
en toen oma rechtstond verdween mispoes naar achter en toen kwamen de tongen
los. U hebt groot gelijk mevrouw! Maar zich iets aantrekken? Neen, ze kreeg
alle sympathie dat wel, maar iets doen? No way! Zijn wij nu zo bang geworden of
wat? Allemaal een groot bakkes dat wel, maar op afstand? En dat flauw gezegde:
Ik moest mij inhouden of ik zou dat en dat gezegd en gedaan hebben, laat het,
dat is zeveren achteraf.
Toch denk ik, iedereen doet zijn best om zijn kinderen goed op te voeden, ook
in de scholen en jeugd verenigingen. Wat gaat er dan mis? Ik weet het niet,
tijden veranderen maar beleefdheid en rekening houden met een ander, daar heeft
toch iedereen baat bij? Ik had alle respect voor die oma, want toen ze op de
plaats zat waar die voeten hadden gelegen, drukte ze haar kleinkind tegen zich aan.
Haar grootmoeders instinkt, was groter en sterker dan die zogezegde burgerzin,
die niet te zien was bij de mede passagiers. Ze gunde niemand een blik, mij ook
niet. Gelijk had ze.
In de straat waar ik mijn jeugd heb
doorgebracht was het weggetje, ongeveer 1 kilometer lang. Er waren tien
boerderijen. Nu, 60 jaar later, zijn er nog drie. Ik moet zeggen, de mensen die
dat deden zijn intussen overleden en hadden geen opvolgers, toch geen jongens
die het wilden verderzetten. Men zag het niet zitten, er was geen toekomst voor.
Enkele hoeven die nu nog zijn overgebleven, zijn generaties lang altijd van
vader op zoon geweest.
De landbouwers dokkerden met paard en kar
over het oneffen kassei wegje in de straat, met ernaast brede grachten, er stonden
geen woningen voor burgers. Tussen de boerderijen lagen de akkers, maar ook de
weiden en de boomgaarden. Dan moest men met de dieren niet ver gaan om te laten
grazen. Autos waren toen nog zeldzaam. Trouwens: als een boer met een kar
oogst van de akker naar de hoeve kwam, had hij het ganse baantje nodig en moest
er gewacht worden om elkaar voorbij te laten gaan. Nu is er een tweevaksbaan
met fiets -en voetpad en zijn alle grachten dicht en staan er verkeerslichten
en kun je zien hoe mooi de voortuin is bij de Roger.
De boer recht tegenover mij is een harde
werker en runt samen met zijn vrouw het bedrijf. Ze zijn altijd bezig. Ze
krijgen hulp van hun kinderen, maar er is geen opvolger bij. Ze hebben ook alle
moderne machines, maar het blijft hard werken voor hen beiden. Toen de meesten
stopten met boeren kwam er bouwgrond te koop, waar ik dankbaar gebruik van
maakte, samen met vele anderen. Nu zijn er vele nieuwkomers, jonge mensen, en
vroegere stadsbewoners met kinderen, die niet weten dat melk niet uit de
ijskast komt maar van een koe, en die denken dat eieren uit de supermarkt komen.
Nu onze overbuur; heeft koeien en varkens en die laten soms wat vallen. Dat
komt samen in een aalput die wordt verspreid over de akkers, drijfmest, en dat
stinkt! Hij houdt wel rekening met de wind, zodat de geur niet dikwijls tot bij
ons komt. Soms mislukt dat, mij stoort het niet, ik ruik liever eens een
keertje koeienstront, dan gans het jaar de verraderlijke dampen van de chemische
fabrieken van Linkeroever. De nieuwkomers denken daar anders over. Nochtans,
als u over een boer komt wonen die er al drie generaties een boerderij heeft,
weet u dat er soms geurhinder is.
Om U een voorbeeld te geven over de
vervuiling van die zogezegde propere chemie: ik vang het regenwater op om mijn
serre te voorzien van water. Verschillende keren per jaar drijft op dat water
een 5cm dikke groene schuimlaag. Ik schep dat schuim eraf, maar ben er niet
gerust in. Men stelt ons altijd gerust, sluit je ramen en alles is voorbij. Niet
met mij hé, geef mij maar den beergeur van den boer zijn beesten, daar weet ik
van dat het EERLIJKE stank is.