Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Eerst naar de praktijkles druiven snoeien in de Paddock wijgaard van de
NBS naast de kerk van Borgloon.
De ligging is uitstekend op de zuiderhelling.
Veel problematischer is het onderhoud van zon grote verzameling van
allemaal diverse wijnrassen, waaronder soms erg ziektegevoelige. Een konstant
opvolgen en spuiten is dan een noodzakelijkheid. Nu de wijngaard zijn jeugdfaze
voorbij is heb ik de indruk dat de ziektedruk zeer sterk is geworden.
Wij hebben geleerd dat vooral de valse meeldauw zeer vernietigend gaat
werken: de schimmel wordt aktief eenmaal boven de 8° en tast de takken sterk
aan. Verschillende dode of halfdode exemplaren gezien.
De heer Meyermans, oudleraar van de tuinbouwschool van Leuven, die al
een paar decennia terug de druiventeelt propageerde, toonde zeer goed dat je
moest terugkomen op het eerste goede oog dat in een goede richting wijst. Geen
naar boven gerichte oog. Hij trok sterk de aandacht op het luchtig houden van
de ranken om het opdrogen te bevorderen. Daarom rigoureus het te veel aan
ranken tot tegen de gesteltak weghalen.
Hij leerde het aanbinden met wijmen, een natuurproduct, aan.
Gisterenavond de theoretische les over druiven gevolgd aan het LUC te
Diepenbeek, ingericht door de Nationale Boomgaardenstichting.
Van de lesgever gehoord dat de druiven ten laatste moeten gesnoeid zijn
tegen eind januari, maar met de zachte winters van tegenwoordig doe je het best
voor half januari.
k Ben er direct ingevlogen! Gelukkig had ik de Perlette in de Filclair
serre al begin januari gesnoeid.
Nog iets dat mij trof: je laat best maar 1 tros per rank staan. Je topt
deze rank dan na het 5de, 6de blad en niet zoals men
vroeger schreef na 2 bladeren.
Bij het buitenkomen sprak mij een senior aan. Hij was benieuwd om morgen
de wijngaard van de NBS in het centrum van Borgloon te zien, vooral in verband
met het snoeien want daar had hij nog helemaal geen verstand van. Hij had zo
maar wat aangemodderd. Ondanks dat had hij heel wat lekkere druiven kunnen
eten.
Onze conclusie: je moet geen expert zijn om druiven te
telen, maar we kunnen nog veel bijleren!
Alexandre Bivort, die de resterende collectie van Van Mons kocht en
overbracht naar Geest-Saint-Remy, werd in 1809 te Fleurus geboren. Toen hij om
familiale redenen naar Fleurus terug moest, werd om zijn culturen te redden, de
Société Van Mons gesticht, die echter niet lang bestond. Bivort stierf in
1872. Zijn voornaamste resultaten: Beurré
Berckmans, Duchesse Hélène dOrleans, Prevost, Alexandre Lambré, Madame Elisa enz.
Signaleren we nog onder onze voornaamste zaaiers:Antoine Bouvier, notaris te Jodoigne,
gestorven in 1844, met zijn voornaamste succes, de Triomphe de Jodoigne, mooi fruit en algemeen zeer goed.
Zijn broer Simon Bouvier kweekte rond 1830 de Beurré Curtet, Délices de Jodoigne, Colmar Navez enz.
De Jonghe, die ons de Bronzé
dEnghien bezorgde, heden nog zeer gewaardeerd en ook de Colmar Marnix.
Beauman van wie we de Bergamotte
Hertrickx bezitten, zeer goed fruit dat bewaart tot mei.
Berckmans van Heist-op-de-Berg, grote zaaier van wie we Beurré de Wetteren en Emile dHeist hebben.
Bizeau dHauteville, gestorven te Binche in 1841, die een groot aantal
rassen bekwam waaronder de uitstekende Joséphine
de Binche.
Men zou nog de naam van 20 andere zaaiers kunnen vermelden.
Maar onder al de zaaiers van de 19 de eeuw zijn het majoor Esperen en
Gregoire-Nelis die de grootste successen boekten.
Esperen vooral bekwam rassen buiten het normale. Gregoire-Nelis zaaide
er uitzonderlijk veel, maar van mindere waarde dan deze van Esperen.
Majoor Esperen had nog gediend in het leger van de keizer. Van
verlofperiodes maakte hij gebruik om te zaaien. Na zijn pensionering werd hij
volop boomkweker. Hij woonde in Mechelen en had er zijn kwekerij. Zijn meeste
aanwinsten dateren van rond 1830.
Esperen had een bloeiende handel. Hij leverde ten tijde van
Louis-Philippe aan het hof in Frankrijk. Elk jaar vertrok hij met een lading
bomen van Mechelen naar Parijs en Versailles. Bomen van 2 en 3 jaar verkocht
hij aan 15 en 20 frank.
Het is per vergissing dat men beweerde dat hij gronden bezat te Duffel. Wel
ging hij dikwijks naar het kasteel Ter Elst bij zijn vriend, de advokaat August
Hermans. In de tuinen stond een groot aantal fruitbomen van Esperen.
De man stierf in 1842 en liet ons volgende excellente rassen na: vierbuitengewone:Joséphine
de Malines, Bergamotte Esperen, Soldat Laboureur en Seigneur dEsperen.
Verder: vineuve Esperen, Suzette de Bavay, Grand
Soleil, Poire Pèche, Passe-Colmar musqué, Elisa dHeyst, La Juive, Des Deux
Surs, Fondante de Malines, Besi Esperen, Bon Gustave enz.
Xavier Grégoire-Nelis werd op 17 april 1802 geboren tePiétrebas en vestigde zich te Jodoigne. In
1832 begon hij te zaaien. Op de algemene tentoonstelling te Parijs etaleerde
hij niet minder dan 265 nieuwe rassen.
Meerderevan zijn peren hebben
grote verdiensten; andere alhoewel goed, hebben niet de merkenswaardige
kwaliteiten van de rassen die men in de tuinen vindt.
Voor zijn zaailingen maakte hij gebruik van de pitten van beste gekende
rassen.
Grégoire-Nelis, wiens naam voor altijd zal leven bij de amateurs van
goede peren, stierf op 21 december 1887.Hij was een zeer beminnelijk man die gratis enten uitdeelde van zijn
nieuwe aanwinsten.
Onder de talrijke variëteiten van deze illustere zaaier, zie hier de
meest merkwaardige. Peren van uitzonderlijke waarde: Soeur Grégoire, Zépherin Grégoire, Nouvelle
Fulvie en Docteur Lentier.Citeren we verder
: Hélène Grégoire, Beurré Delfosse, Léon
Grégoire, Souvenir de la Reine des Belges, Madame Grégoire, Président Royer,
Aglaé Grégoire, Avocat Allard, Colmar Delahaut, Rousselet Van der Veken, Iris
Grégoire, Monseigneur Sibour, Philippe Delfosse enz.
De laatste jaren heb ik een flinke
opbrengst aan rode bessen. Om ze te kunnen plukken moet ik de vogels wel voor
zijn. Daarom hang ik netten over de struiken. Maar waar de netten tot op de
grond komen, geraken er diertjes in verstrikt. In 2007 waren het 3 merels, 2
spechten , 2 egels en een rat. Vooral egels en ratten winden zich op in die
netten en brengen er serieuze schade aan. Als ik het niet tijdig opmerk zijn ze
reeds gestorven. De diertjes moeten er in ieder geval uit geknipt
worden. In de meeste gevallen moet er een flink stuk net afgesneden worden.
Het is mijn bedoeling om de netten
niet meer tot op de grond te laten hangen. Daarom denk ik er aan om rondom (10
m x 5 m ) 1 meter hoge verzinkt kippengaas te plaatsen en er 10 jaar te laten
staan. Dan moet alleen het bovenvlak afgeschermd worden met netten.
De mazen van het verzinkt kippengaas
bestaat bij Aveve in 2 verschillende maten : zeshoekige mazen met een diagonaal
van 25 mm en 13 mm. Voor een rol van 25 meter lang en 1 meter hoog komt dat
voor kippengaas met mazen van 25 mm diagonaal op 43 euro, en
voor die met 13 mm mazen op 70 euro.
Ik vermoed dat de kippengaas
met 25 mm diagonaal niet afdoend is voor kleine vogels zoals mussen, mezen,
spechten e.d.
Rode bessen zijn interessant en
zelfs in het seizoen zeer duur ( +- 13 euro/kg ) maar de afscherming is ook
niet goedkoop.
Daniël, heb jij hierover enige
ondervinding of weet je misschien nog een andere oplossing ?
Fik,
Ik vind het vooral zonde van die spechten! Met merels heb ik geen
compassie, die zijn er meer dan genoeg. Hun zang bekoort mij anders wel.
Mijn ondervinding:
Toen ik vele jaren geleden mijn aardbeien afdekte met vogelnet had ik
ook problemen met egels die in het net verstrikt geraakten. Daarbij had je
telkens het probleem als de netten te laag zakten o.a. door merels die er op
landden, dat de netten in de vruchten haperden als je wou gaan plukken. Het
verwijderen was telkens een moeizame karwei.
Al 20 jaar dek ik mijn aardbeien af met het insectengaas dat ik ook
tegen de wortelvlieg gebruik. Met een breedte van 3,60m kan je al een stuk
afdekken. Van hapering is nooit sprake meer. Zeer gemakkelijk.
Ik heb dit gaas ook gebruikt over andere losstaande
kleinfruitstruiken. Bv over mijn Worchesterbessen of aanverwante Black Velvet,
zeer stekelige, maar tegen de Amerikaanse meeldauw resistente,zeer forse struiken. Ook hier weinigproblemen bij het verwijderen om te plukken,
zij dat dit iets voorzichtiger dient te gebeuren met al die stekels.
Mijn kleinfruit staat voor t grootste stuk in een grote fruitkooi,
overdekt met vogelnet.
Ik kweek in hagen, niet als struiken (behalve de blauwe bessen). Het
net hangt ongeveer op 2,30m. De zijkanten liggen tegen de grond op
worteldoek.In meer dan 15 jaar zijn
er geen problemen geweest met dieren die zich verstrikt hadden. Of misschien heb
ik een vage herinnering aan 1 merel die er nog levend onder stak.
Ik had wel een ander probleem: konijnen knaagden gaten in het net om
binnen te geraken.
Dit werd verholpen door het plaatsen van een halve meter hoge draad,
van die groene, geplastifieerde met kleine vierkante gaten, ook niet goedkoop,
maar wel duurzaam. Die draad is op zichzelf vrij stevig en dat maakt het nog
gemakkelijker. Het net komt er vlak onderdoor en is daardoor beter
aangespannen.
Ik vrees dat je met een net boven struiken veel meer (vang)plooien
hebt.
Of de mussen schadelijk zijn op bessen heb ik nog niet ondervonden, om
de simpele reden dat hier geen mussen meer zijn. Ik heb wel gelezen dat die
schadelijk kunnen zijn door het afpikken van bloemkoppen. Maar nog eens ik heb
dit nooit zelf gezien.
De netmazen zijn 22mm en daar komen kleine vogels door. Ik denk dat die
nuttig zijn door de insecten, eerder dan de bessen die zij wegsnoepen.
Gisteren hadden we hier een dubbel feest: nieuwjaar voor enkele kleinkinderen: Jonathan, net 6, de jongste van de 17, Jasmien 9, Yamsi 12, Jonas straks 16. Vormselfeest voor Yamsi.
Daar hoort een goed wijntje bij. Normaal heb ik het voor rood. Op zo'n dag mag er een Chateau Neuf du Pape bij zijn en een Margaux. Maar ongetwijfeld de beste wijn van de avond was de witte Sirius van de Hageling, de enige Belgische, biologische wijngaard, gelegen te Tienen.Een fantastische fruitbom.
Het elan van Mons en omgeving verspreidde zich over de rest van het land.
De Doyenné dhiver, die mooie
bewaarvrucht, werd bij het begin van de jaren 1800 bekomen door de Capucijnen
van Leuven. Chatillon, oud directeur van het park van Enghien vond de Belle de Flandre of Fondante des bois in een bos in de
omgeving van Aalst, eveneens bij het begin van de 19 de eeuw. Rond 1790 had men
te Perk bij Vilvoorde een excellente en magnifieke peer ontdekt. De moederboom
bestond nog in de tijd van Theyskens tegen de duiventoren van de hoeve Dry
Toren, die ooit nog de woning was van de schilder David Teniers. In de
omgeving van Vilvoorde spreekt men nog van Dry Toren, maar Van Mons herdoopte
het ras als Beurré Diel.
De Double Philippe of Beurré de Mérode, van onbekende
oorsprong, die toen al meer dan een eeuw bestond, werd actief gepropageerd.
Fortuné de Raismes, goudsmid te Enghien won in 1820 de Fortuné. Dezevariëteit, vermeerderd door Parmentier wordt soms Beurré Parmentier genoemd.
Te Mechelen won graaf Coloma in 1808 de Urbaniste, fruit van eerste kwaliteit. De moederboom bestond nog in de tijd van de schrijver. Nog te
Mechelen vond Nelis, raadgever aan het hof, tussen zijn zaailingen de Colmar Nelis.
De merkwaardige successen van de diverse zaaiers, en knappe vondsten
hebben bij het begin van de eeuw geleid tot een grote pomologische beweging,
waarvan prof Van Mons het voortouw nam.
Als Hardenpont de eerste en meest illustere zaaier was, dan was Van Mons
de grote bevorderaar van de goede peren. Hij gaf sterke impulsen aan de
fruitcultuur. Aldus mag hij terecht beschouwd worden als de grondlegger van de Belgische pomologie.
Van Mons werd te Brussel geboren in 1765. Hij deed zijn studies te Mol,
dat toen een bekend college had, evenals meerdere gemeenten in De Kempen, o.a.
Testelt waar P. Beckx, de oud generaal van de Jezuïeten studeerde. Tussen
haakjes dient gezegd dat de colleges van die tijd niet uitblonken in luxe. Dit
van Testelt was opgetrokken in leem en de principaal, een zekere Peeters,
keerde na het lesgeven onmiddellijk terug naar zijn ploeg.
Van Mons werd door de het Frans Republikeins Bestuur gelast met de
lessen scheikunde en natuurkunde aan de centrale school van departement van de
Dyle. Hij bekwam de titel van apotheker en doctor in de geneeskundevan de faculteit te Parijs. Tussen 1815 en
1830 gaf hij cursussen natuurkunde en landbouwkunde te Leuven.
Van Mons was een geboren tuinier. Vanaf zijn kinderjaren hield hij zich
bezig met het zaaien van nieuwigheden. Voor dit doel gebruikte hij opeenvolgend
telkens de nieuw bekomen pitten van peren. Met dit systeem bereikt men bijna
voortdurend behoorlijke, maar geen uitmuntende vruchten.
Van Mons kweekte aldus een grote hoeveelheid nieuwe vruchten, waaronder
meerdere goede, doch slechts enkele van eerste kwaliteit. Hij bezat te Brussel
een kweektuin met 80.000 exemplaren, de meesten zaailingen van hem.
In 1819 werd hij plots onteigend op grond van publiek nut. Wat hij nog
van zijn dierbare bomen kon redden bracht hij over naar Leuven.
Maar het lot achtervolgde Van Mons en in 1834 werd zijn aanplanting weer
verstoord om er een gasfabriek te bouwen.
In 1840 kocht Alexandre Bivort wat er nog overschoot van de bomen van
Van Mons en bracht ze in 1844 over naar Geest-Saint-Remy.
Van Mons stierf in 1841.
Als Van Mons, zeer actief man, met relaties met pomologen over gans
Europa, grote diensten bewees aan de kwekerij en het vermeerderen van de
excellente perenrassen, dan had hij anderzijds de grote fout de namen te
veranderen die zij droegen op de plaats van hun ontstaan.
Aldus veranderde hij de Dry Toren in Beurré Diel; Fondante des bois in
Beurré Davy ; De Orpheline dEnghien in Colmar Deschamps, enz.
De beste rassen door Van Mons gewonnen zijn: Colmar dArenberg, Comte de Flandre,
Conseiller à la Cour, Nec plus Meuris, Nouveau Poiteau, Thompson.
(Vervolgt. Hoe verder ik dit lees, hoe
meer ik onder de indruk kom van wat toen verwezenlijkt werd!)
De eerste rij is kompleet : allemaal laatrijpende rode bessen,
telkens in tweevoud. Rassen: Tatran, Mulka, Redpoll, Redwing en nog een
onbekende.
De plantvoor werd verbeterd met bentoniet, het beste kleimineraal en met
basalt, een hard vulkanisch gesteentemeel, dit voornamelijk om het vocht beter
vast te houden. Verdere afdekking met compost en oude paardenmest. In de zomer
kan hier nog grasmaaisel bovenop komen om de verdamping te remmmen.
Ik had 2 draden gespannen: op 60 cm en op 1,70 m. Met binddraad werd een
bamboestok aan de bovenste draad vastgebonden. Hij steekt er nog een 15 tal cm
bovenuit. De stok steekt samen met de opgaande tak in dezelfde binder aan de onderste draad, waarmee ook
de opgaande tak een eerste maal wordt vastgezet. Hij steekt er 10 tal cm door.
Daar de bamboestok niet in de grond steekt blijft hij meegaan. In de grond zou hij
na een paar jaar gerot zijn. De opgaande tak wordt er tegenaan gebonden om
volledig vertikaal te groeien. Het is de bedoeling dat de tak zo vlug mogelijk
tot ongeveer 1,80m groeit.
De planten staan op 50 cm van elkaar. Tussenin heb ik enkele stekken
gestoken. Vroeger kweekte ik 2 of 3 takken, nu blijft het één spil. De onderste
takken, beneden ongeveer 60 cm werden verwijderd.
Tegen regen beschermde late rode bessen kunnen blijven
hangen tot ongeveer Allerheiligen.
(Ik vind het de moeite om deze enkele bladzijden te
vertalen. Zo leer ik er ook mee. België was toen de
wereldtop voor het ontwikkelen van nieuwe peren)
De peer is reeds lang bekend. Homerus, meer dan 1000 jaar voor Christus,
maakt er melding van. Theophrastus,300
voor Chr. citeert deze in zijn Historie der Planten. Plinius in de Romeinse
tijd spreekt al over een groot aantal variëteiten. Caesar vond hier nog geen
fruitbomen. Later brachten de Romeinen die naar onze streken. Tijdens de
Middeleeuwen blijft men vaag over peren. In de 16 de eeuw is het Keizer Karel
die de fruitteelt en het wijnmaken bevordert.
In het midden van de 18 de eeuw komt de grote doorbraak. In Frankrijk en
in België teelde men slechts enkele goede peren. Besi de Chaumontel is tot op heden nog bekend. Verder de Bon
Chrétien dEspagne, de Beurré gris of roux, de Bergamotte Crassane, de
Colmar dhiver... Maar naast deze
behoorlijke peren waren de meesten van minderwaardige kwaliteit en reeds lang
verdwenen.
Dan verschijnt abbé Nicolas Hardenpont op het toneel, geboren te Mons in
1705. Hij studeerde aan de universiteit van Leuven, werd priester en vestigde
zich in zijn geboortestad. Zijn tuin ligt net buiten de porte dHavré. Hij zal
ons enkele uitstekende rassen nalaten. Beginnen we met de koningin der peren,
de Passe Colmar, bekomen in 1858.
Dan de Beurré dHardenpont. Verder
komen nog de Beurré Rance, de Délice dHardenpont en de Fondante du Panisel.
Hardenpont stierf in 1774. De tuin bleef in de familie en Theyskens
vermeldt dat men in zijn tijd er nog de moederboom van de Beurré dHardenpont
kon zien.
Hardenpont werd de eerste perenzaaier. Voordien was er enkel het toeval.
Zijn voorbeeld werkte aanstekelig.
Zo won Capiaumont, apotheker te Mons de uitstekende Beurré Capiaumont. Donnat Leclercq, tuinier te Doornik, bekwam in 1770
de Calebasse à la Reine. Labbé
Duquesne, eveneens te Mons, zaaide rond 1809 de Marie-Louise. Nog te Mons was er Nicolas Liart met in 1808 zijn Beurré Liart, beter bekend als Beurré Napoleon. (Vervolgt)
Marcela
is een zeer vroege herfstframboos, een van de laatste verwezenlijkingen van de reeds
18 jaar gepensionneerde Dr Derek Jennings, destijds de grote onderzoeker op het
Scottish Crop Research Institute.
De variëteit is
geschikt voor grootschalige productie en het fruit heeft een excellente
houdbaarheid en uitstalleven (shelflife). Marcela rijpt in dezelfde periode als
Autumn Bliss.
Bij proeven zowel
in Kent als in Chili droeg Marcela meer dan 20 % meer dan Autumn Bliss.
Bij een proef in Portugal
gaf Marcela een opbrengst van 20 ton/ha met een gemiddeld besgewicht van 4.Og.Joan Squire, een door D. Jennings vroeger
ontwikkelde, late herfstframboos haalt 18.3 ton/ha en 4.3g gemiddeld
besgewicht.
De
vruchten blinken, zijn hel rood en vertonen geen neiging tot verdonkeren, zoals
dit het geval is met Autumn Bliss.
Momenteel worden
door de firma Meiosis, gevestigd te East Malling, proefplantingen aangeboden
aan de Engelse kleinfruittelers.
Bij Theyskens en
Leroy tref ik nooit een aanduiding betreffende ziektegevoeligheid aan. In welke
mate kwamen schurft, meeldauw en kanker vroeger voor?
Zijn er oudere
bronnen die hierover wel berichten?
Willy Mahieu in zijn voor de liefhebber
onmisbaar werkje Appels en Perenlaagstammige
fruitbomen van A tot ZISBN 90-209-6010-5
is ook in dit verband een gedegen bron. Bij mijn weten vind je deze deze
gegevens nergens anders zo duidelijk.
Op kwee is een
tussenstam nodig. t Best is de onderstam kwee Adams. Gaat goed op hoogstam.
Zwakke groeier met afhangende takken. Goede vruchtbaarheid.
Vruchten onder de
middelmaat, zalmkleurig vlees, zeer fijn, smeltend, zeer saprijk, zeer zoet,
aromatisch, laatrijpend. (Ten tijde van Theyskens eind maart.)
Plukken tweede
helft oktober; eetrijp januari-februari.
Dit ras werd in
1830 te Mechelen gewonnen door majoor Esperen en opgedragen aan zijn vrouw
Joséphine Baur.
10. Passe-Colmar (als leivorm tegen een zuidermuur).
Gemiddelde
groeikracht, zeer vruchtbaar op zekere leeftijd.
Vrucht: gemiddeld,
gele pel metrosse vlekken. Smeltend,
uiterst sappig vlees, wijnachtig, delikaat aroma. Verrukkelijk fruit, de
koningin der peren, te eten van december tot februari.
De Passe-Colmar is
een Belgische peer, gewonnen te Mons door abbé Hardenpont in 1758.