Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
09-05-2005
TONGEREN
Met Vincent op zat. 7/5 naar de opendeurnamiddag van het Proef Centrum voor Fruitteelt (PCF) te Tongeren geweest. s Voormiddags kwam de ene vlaag na de andere: 8,8 mm regen en vrij fris 11,8 ° C. Te Tongeren een paar lichtere vlagen, maar geen nood, veel staat onder regenkappen of in serres. De telers hadden zich echter niet laten afschrikken en waren massaal aanwezig; meerdere Nederlanders. Ik hoorde zelfs Duits. Tussen de aanwezigen was o.a. Annie De Meyere van het Ministerie. Zij heeft een warm hart voor de fruitteelt.
De kleine helft was geïnteresseerd in de aardbeien. De anderen volgden de heer Meurrens en Fanny Pitsioudis naar de Kleinfruitproeven.
Ik sta altijd te kijken welk een prachtig gewas men kan bekomen met deskundige verzorging en de nodige hulpmiddelen (vloeidarmen). Maar ook daar zie je en verneem je problemen.Bv wanneer men geen goed plantmateriaal bekomen heeft of wanneer men fouten gemaakt heeft Bv de Blauwbessen in rustfase te veel water geven in de pot. Er wordt al heel veel in pot geplant en nog weinig in volle grond. Binnen kan men alles meer zelf sturen. Sommige teelten worden vervroegd, warm opgekweekt; weer andere verlaat.
Ik ben steeds benieuwd naar de nieuwe rassen met een zekere resistentie tegen ziektes en met een goede smaak. Ook bij de commerciële rassen houdt men hier meer rekening mee dan vroeger toen alles alleen draaide om uitstalleven en houdbaarheid.
De meest geteelde zomerframbozen zijn het Canadese ras Tulameen en het Schotse ras Glen Ample.
Men doet verder proeven met 2 rassen uit de V S en 2 uit Canada. De vier hebben een code en nog geen naam. Verder lijkt het zeer laat Engels ras Octavia interessant.
Herfstframbozen zijn frambozen die in hetzelfde jaar groeien en vruchten geven.
Hier is het belangrijkste ras Polka uit Polen. Himbo Top, een Zwitsers ras, is 3 weken later, nog productiever , blijft bleker rood, maar is wat minder van smaak. Mijn eerste vruchten vorig jaar vielen mij wel in de smaak (omdat het de eersten waren?).
Een Amerkaans ras onder codenaam, iets minder productief, maar met zeer grote, goed smakende, doch voor de handel te donkere bessen wordt verder beproefd.
Bij de rode bessen zie ik geen nieuwigheden. De planten stonden onder regenkappen, maar werden zodanig door dopluis aangetast dat geen betrouwbare resultaten konden bekomen worden.
De nieuwe bramen , allemaal nog codenamen, bleven ver achter bij het standaardras van tegenwoordig Loch Ness.
We zagen een nieuwe, gestekelde braam Karaka Black, uit Nieuw Zeeland. De zeer lange vruchten begonnen al te rijpen in de enkel vorstvrij gehouden serre. De bessen en struik deden me aan Kotata denken. Heel waarschijnlijk heeft het ras de lekkere smaakeigenschappen van de West Amerikaanse bramen. Ik kijk er al naar uit om dit ras zelf te kunnen telen.
Bij de stekelbessen zijn de interessantste rassen : Xenia (Zwitsers), een vroeg ras en resistent. Niet te rijp smaken de bessen het best, rijp maar flets. Dit is nogal dikwijks het geval met stekelbessen heb ik de indruk.
Verder Pax (Engels), waarbij de resistentie niet meer is wat ze geweest is en tenslotte het late ras Martlett (Engels), resistent, zeer grote bessen,met een wisselende smaak goed en flets. Straks proef ik mijn eerste vruchten.
Zwarte bessen. In west-Vlaanderen zijn dit paters. Ik heb ze altijd graag gegeten.
Cascanska Crna (Servisch), gezond gewas, rechtop groeiend, is een zeer productief ras met lange trossen met middelgrote bessen. Plukt dus gemakkelijk. De smaak wordt als lekker beoordeeld voor de verse consumptie.
Een ander interessant ras is de vroegrijpende Ben Gairn uit Schotland. Dit ras is resistent tegen de rondknopmijt. Als je nu naar je zwarte bessen gaat kijken en gezwollen , wel gebarsten, maar niet in blad gekomen knoppen ziet, weet dat hieruit vele honderden, met het blote oog onzichtbare mijten gekomen zijn, die lelijk aan de bladeren zitten te zuigen.
Ben Gairn heeft eveneens een goede troskwaliteit en goede smaak.
Een Pools ras smaakte uitzonderlijk goed maar was dan weer extreem gevoelig voor luizen en spint.
Het besluit bij de blauwe bessen heeft mij gefrappeerd. Na minstens 5 proefjaren blijkt dat met een teelt op substraat veel hogere producties kunnen gerealiseerd worden dan in grondteelt. Bovendien komen de planten ook veel sneller in productie.
Maar men heeft ook ondervonden dat men de planten kan verzuipen.
Bij een voorjaarsuitstap kwam ik bij een blauwbessenteler die veel schade ondervond door de vraatschade van de maden van de taxuskever in de substraatpotten.
Ik en vooral mijn kleinkinderen zijn best tevreden met de hopen lekkere vruchten aan mijn struiken in volle grond!
Deze namiddag waren hier twee fruitvrienden: Rita en Willy. Ik heb hen de bloeistadia leren kennen en we hebben naar de insectenschade gekeken. Willy vond dat de bloesemsnuitkever dit jaar wel schadelijk was, daar er duidelijk minder bloemen zijn na de geweldige dracht van vorig jaar.
Na verschillende kleine wintervlinders vonden we een donkerder rups. Met het boek Schadelijke en Nuttige Insekten (vroegere spelling!) en Mijten in Fruitgewassen van A. Van Frankenhuyzen was het zeer duidelijk: de grote wintervlinder.
Vanmorgen was ik de uitgewassen fruitbakjes aan het binnenzetten in de schuur als ik het felle Fink - Fink van de vink hoorde. Het hield niet op. In de Jonathan ( een oud Amerikaans appelras, 1826 ) ontdekte ik al vlug het kunstig nestje in een vergaffeling op een liggende tak. Zullen ze dit maal meer succes kennen?
De Jonathan is de vader van de Jonagold, gekweekt in het proefstation te Geneva in de staat New York en geïntroduceerd in 1968. Het is de grote verdienste van Jef De Coster, die onmiddellijk de mogelijkheden van de Jonagold voor de Belgische fruitteelt ontdekte. Dit is echter geen ras voor de liefhebber, daarvoor is het veel te schurftgevoelig. Bij de bioteelt wordt dit ras nu vervangen omdat het erg veel met zwavel dient behandeld te worden tegen schurft.
Deze boom tussen de schuur en het woonhuis was een van mijn eerste aanplantingen. Het is een warmere standplaats aan de zuidkant en deze boom gaf steeds de mooiste vruchten.
De andere bomen hebben het steeds minder gedaan. Zo had de grote boom in de kippenren gewoonlijk erg te lijden van de witziekte, een andere schimmelaantasting. Jonathan is een ras dat vrij gevoelig is aan witziekte, maar als je tijdig de aangetaste uiteinden verwijdert, belet dit de grote aantasting. Warm weer bevordert de ontwikkeling. Halverwege de zeventiger jaren kwamen we tweemaal bij Fernand Geyselings, waar hij nu het Vredehof, een bloembollenparadijs heeft. Toen had hij er nog een Jonathan aanplanting. Het eerste jaar stond alles er prachtig bij, met het begin van de roodverkleuring. Het tweede jaar was alles grauwgrijs en verneukeld, een triestige aanblik.
Terug naar mijn Jonathan. Die had een grote afhangende tak, telkenjare goed geladen met zijn bekoorlijke, rode appeltjes, de lievelingsvruchten van dochter Leen. Ik kon makkelijk bij de toppen met witziekteinfectie om deze te verwijderen. Er zijn twee opgaande gesteltakken. Op de ene zette ik destijds Jonagold (van de tuinbouwafdeling van het Christus Koning instituut te St. Job) en en op de andere later Jonagored. Jonagored heeft slechts een paar jaar goede vruchten gegeven. De enkele jaren oudere Jonagoldtak is wel vruchtbaar, maar gaf nooit mooie vruchten.
Bij een van de snoeidemonstraties voor VELT - waar altijd veel volk op af kwam - werd de Jonathantak weggezaagd om een evenwichtiger boom te bekomen. Maar sindsdien is het gedaan met Jonathans plukken. Is er een verband met de Jonagored, die daarna precies virusziek lijkt te zijn geworden? Telkenjare verschijnen er waterscheuten met getorste en klein blijvende blaadjes en zeldzaam is er nog een vrucht die een beetje uitgroeit.
Gelukkig dat de boom er nog staat, want anders was het nu geen vinkenhome.
Gisteren verjaarde Peter, de oudste van de vijf kinderen. Hij is nu op zijn vijfenveertigste, zoals ze in West-Vlaanderen zeggen. Twee van zijn zussen hebben het ver gebracht. Leen in Kameroen (Douala) en Veerle in Canada (Vancouver). Mieke woont met Jonas en Yamsi in Borgerhout . Toen Tinneke geboren was stond Peter er bij te Blèten, das West-Vlaams, omdat het weer geen broertje was.
Bij hem zag ik de laat verplante struiken. Ze staan er mooi groen bij. (Zie : Blauwe Bessen.) Iets verder staat de serre al een beetje af te takelen. Vorig jaar was er nog een vergeefse poging met tomatenplanten van Karel, de schoonvader van Marie.
Ook dit jaar had Karel nog plantjes over. Ik ben ze net gaan halen in Pulderbos. Schoon plantgoed.
Zien of ze bij mij hun plan zullen kunnen trekken . (Zie blog: Ze moeten wel.)
Vandaag kwam mijn knap kleinkind Yamsy op bezoek. Ze is bijna Tien en kan al een beetje Frans van haar vader Nana, een Kameroener.
Men zegt dat de smaak als men ouder wordt 'verzoet'.
Ik liet haar de Wintercitroen proeven en Edward VII, maar ook zij gaf zeer duidelijk de voorkeur aan de laatste. Maar de eerste appel (Wintercitroenen) was ook wel lekker.
Daarnet heb ik de laatste pot appelmoes gemixst.
Van het regenweer heb ik gebruik gemaakt om de appelen in de schuur na te kijken. Baujade, een frans, resistent ras komt er nog weinig gehavend uit. Het is een kruising met Granny Smith, draagt elk jaar goed. De appelen zijn eerder klein en zeker vorig jaar, met de te overvloedige oogst De smaak kan er zeker nog door. Ze zitten wel behoorlijk onder het zwart van de regenvlekkenziekte. ( Zie een van de vorige blogs).
Wegens zijn grasgroene kleur ziet het er nooit een erg aantrekkelijke vrucht uit.
Marie Joseph dOtthée, de ijzerappel, oogt een stuk beter, ook minder regenvlekkenziektegevoelig. Er is wel een kleine helft uitval, ondanks zijn franse naam:pomme de deux ans.
Edward VII , kruising tussen Blenheim Orange (een appel aanbevolen door Gembloux) en Golden Noble is wat men in het Engels een dual purposenoemt, eerst keukenappel, later eetappel. De appel is nog niet gerimpeld, voldoende vast en smaakt nog relatief lekker (zoet).
Er is nog niet veel uitval.
Ik leerde de appel kennen uit een boek van een of andere Engelse lord, dat ik op de eerste reis naar York met de Vriendenkring van de PMS (nu CLB) in een antiquariaat kocht. De man had een grote tuin buiten Londen. Hij beschreef ook zijn fruit. De aantekeningen liepen tot 1936. Ik las er in dat 1935, mijn geboortejaar, een archislecht fruitjaar was in Engeland, wegens de zeer late, zware nachtvorst. Hij had enkel nog wat vruchten aan de pruim Czar en aan Edward VII. Het was dan ook het eerste ras dat ik bij Keepers Nursery kocht. Keepers, toen gevestigd te East Malling, was in Engeland de pionier voor de oude rassen, die hij vermeerderde uit de fameuze collectie van Brogdale, te Faversham.
Ik heb nog goede herinneringen aan de jaarlijkse reizen die ik daarheen met Veltleden en fruitgeïnteresseerden inrichttte. Ik deed dit in combinatie met een bezoek aan de zeer instructieve tuin van de Henri Doubleday Research Association ( De Engelse VELT) te Yalding (Maidstone).
En tenslotte de laatste. Wellicht komt de appel die wij van de nichtjes Lagrou uit Kortemark hebben, waarschijnlijk de Wintercitroen, er het beste uit. Na het in warm water wegwassen van het zwart van de regenvlekkenziekte, ziet de groengele appel er practisch weer nieuw uit.
Het is niet mooi meer om te zien, al die verdroogde jonge scheutjes aan de Jubileum.
Jubileum is een recente pruim. Ik heb die geplant in het najaar van 1995 en drie seizoenen later was er al een flinke oogst van zeer grote, zeer lekkere, blauwe pruimen.
Drie jaar terug, of is het al vier? hadden we de laatste grote pruimenoogst en toen hing de boom overvol. Ik had gedund, maar op ver na niet genoeg. Bij de oogst zagen ze er prachtig uit, maar de smaak was slechts matig. De Opalpruimen, die ook overladen vol hingen, hadden integendeel maar weinig van hun lekkere smaak moeten inleveren.
Beide rassen Jubileum, maar vooral Opal raadde ik iedereen aan.
Maar nu krijg ik erge twijfels betreffende Jubileum.
Destijds is de takmonilia op de krieken op dezelfde manier begonnen.
Op dit punt ben ik gestopt met typen om naar de Gerema , de resistente (!?) kriek, waarbij ik 2 weken terug een zieke tak had verwijderd , te gaan kijken.
En...het ziet er bepaald niet goed uit: een viertal scheutjes beginnen af te sterven! Geen sprake van resistentie tegen de (tak)monilia!
In een blog van een paar weken terug heb ik dit probleem al aangekaart.
Als ik nu de Jubileum zie, begin ik te vrezen voor de toekomst. Als er zoveel nieuwe takjes afsterven geraakt een boom meer en meer gehandicapt. Ik heb het gezien met de krieken. Er kunnen onvoldoende nieuwe bladeren groeien. Er vormen zich geen voorraadstoffen meer voor bloemzetting en vruchtvorming. De boom begint er triestig uit te zien met al die dode takjes en takken. Er zit niet anders op dan te rooien.
Het ziet er naar uit dat kriekenteelt op natuurlijke manier totaal onmogelijk wordt.
Maar wat met de pruimen?
Voor Jubileum ziet het er alvast niet goed uit. Wat met Jojo, een nieuwe Duitse pruim? Vorig jaar in het eerste groeijaar had ik een drietal vruchten laten uitgroeien tot grote, eivormige, donkerblauwe vruchten. We hebben die met veel smaak geproefd begin oktober.
Wat constateer ik nu? Aan een van de drie gesteltakken verdorren verschillende takjes!
Straks ga ik die afknippen, waarbij ik telkens mijn snoeischaar in alcohol zal ontsmetten.
De Top pruim, die ernaast staat, eveneens tweede groeijaar, lijkt nog gezond en vormt, na de rijke bloei, veel vruchtjes aan de bovenste toptakken. Vorig jaar waren er nog geen vruchten. Hier is nog hoop!
De weerman van Zoersel heeft vandaag (1 mei) precies 31 °C gemeten om 16.46
Ik had warm gekregen van het noteren van de bloeistadia.
De eerste bloeiers hebben haast alle bloemblaadjes laten vallen (stadium H):
Rode Berleps, de Groene en Rode Boskopen, Alkmene, Rode Gravenstein, Annanasreinette, Fenouillet Rouge, Golden Russet, Joseph Musch, Late Tydeman, Notarisappel, Princesse Noble, Rubin, Stark Earliest, Sturmer Pippin (nochtans een van de laatste appels!), Transparente Blanche (Oogstappel), en Tulpappel.
Vanmorgen zat er een enorm grote wesp aan de binnenkant van een raam.
Eerst dacht ik aan een hoornaar, maar ik zag geen roodachtige gedeelten.
Dus toch een wespenkoningin, die op zoek was naar een geschikte plaats om een nieuw nest te beginnen?
MIJN TOMATEN ZORGEN ZELF VOOR HUN DRINKEN: ZE MOETEN WEL!
ZE MOETEN WEL!
Begin vorige week heb ik de eerste 25 tomaten geplant: vleestomaten, trostomaten, kerstomaten en een paar Romatomaten, die nu in de mode zijn.
Reeds 12 jaar kweek ik tomaten in mijn Filclair serre van 9 op 7 m. De poortgaten aan de uiteinden van de serre zijn open.
Ik graaf een spadesteek in het vierkant uit. In de put strooi ik wat bentoniet; vervolgens komt er een schep GFT compost in. Erboven stooi ik weer wat bentoniet en met de spade meng ik beide. In het plantgat giet ik een flinke hoeveelheid water. Vervolgens worden de planten met compost geplant. Het laatste stadium is opnieuw flink aangieten, want dat is de laatste maal dat ze begoten worden dat jaar!
Bentoniet bevat voor 3 vierden montmorilliniet, het beste kleimineraal.
Toen David, mijn neef geoloog, zijn licenciaatsthesis maakte over kleien, was hij verwonderd dat ik bentoniet en kaolien kende. In de biologische teelt maken we gebruik van bentoniet om het hoogste, waterbindend vermogen. Kaolien was het afvalproduct van de papierfabricatie in Langerbrugge. Het Veltlabo, onder de stuwende leiding van Fernand Verheughe van Zomergem , gesteund door diverse wetenschappers van de universiteit Gent, onder andere Ludo Verdonck, jarenlang de voorzitter van het Veltlabo, had in 1987 het initiatief genomen om de vele tonnen dennenschors te composteren. Daarbij kwam nog de pulpafval van de laatste papierfiltratie. Hiervoor werden massas kaolien gebruikt.
Dit pioniers-initiatief voor recyclage is nadien commerciëel verder gezet.
Zoals ik al zei, alleen bij het planten krijgen mijn tomatenplanten volop water en daarna niet meer. De grond blijkt voldoende opdrachtig en met de plastiek is er wat dauwvorming.
Het testjaar was wel 2003 met de lange, hete zomer. Ik heb telkens een prachtige opbrengst en de aantasting door schimmelziekten (Botritisch en Phytophthora), starten pas laat. Vroeger was dat een veel groter probleem.
Door het uitgraven heb ik geen last van bodemmoeheid.
Tinneke, mijn jongste dochter en Werner, beiden kinesisten-manuele therapeuten met Jasmien (6 jaar) en Jonathan (3) wonen nog enkele maanden bij ons in tot hun woning, bij de reeds bestaande bedrijfsruimte in Zoersel dorp gebouwd is.
Jonathan heeft het de laatste tijd nogal voor Dinosaurussen. Af en toe moet ik mee in zijn boek kijken.
Maar vandaag nam ik hen mee naar de boomgaard om veel kleinere beestjes te tonen.
Eerst toonde ik verdrogende , nog gesloten bloemknoppen. Daarin zit momenteel de larve van de bloesemsnuitkever, een klein wormpje dat de bloesemknop leeg eet en dan verpopt.
Ik vind dit geen probleem en zie het als een natuurlijke dunning.
Vervolgens toonde ik hen het schadebeeld aan de jonge bladeren. Je ziet al heel vlug de vraattschade en je hebt maar de gekrulde blaadjes met gaatjes wat uiteen te plooien en je vindt een klein, licht groen rupsje met een witte langsstreep. Dit is de rups van de kleine wintervlinder. Sommige rassen vallen precies meer in de smaak dan andere. Zo vond ik opvallend veel rupsjes op Signe Tillisch.
Jonathan kreeg meer interesse voor de uitgebloeide stengels van paardenbloemen, maar Jasmien toonde zich een goede speurster.
We moesten toch nog wat rupsjes laten zitten voor het koolmeesje dat straks 10 monden moet voeden. Het vogeltje bleef op zijn nest zitten toen ik even het nestkastje open zette en de kleinmannen optilde om er een glimp op te werpen.
ZIE Gastenboek
Daar ik nog geen hongerpruimen kende, heb ik mijn licht opgestoken bij Vincent.
Het zou gaan om een schimmelziekte. In Plantenziekten van A. Hallemans heb ik niets gevonden, wel in Pflanzenschutz im Bio-Garten van Marie-Luise Kreuter.
In het Duits spreekt men over de Narren oder Taschenkrankheit (Taphrina pruni).
De schimmelinfectie gebeurt kort voor of tijdens de bloei, vooral bij koel, regenachtig weer. Bij droog, warm weer ontkiemen de sporen moeilijker.
Het schadebeeld wordt als volgt omschreven: de jonge vruchten groeien overmatig; Ze vormen vlakke, langgerekte, licht gekromde vormen, die later met een dicht, witmelig pluis overdekt worden. In de nazomer worden ze bruin en verdrogen.
Herken je dit beeld? In Duitsland ziet men dit ziektebeeld op kwetspruimen.
Het pruimenras Sprite is een kruising tussen Japanse pruim en Myrobolaan. Als bestuiver raad men in Amerika Delight aan , een andere kruising tussen japanse pruim en myrobolaan. Zou dit ras hier te vinden zijn?
Wellicht zal je moeten uitkijken naar Japanse pruimenrassen zelf als Burbank, Sancta Rosa.... (Voor meer bijzonderheden zie bij Guy Dekinder).
(antwoord op een mail: te kleine noten)
De grootte van de noten is vooral rasgebonden. Op de boerderij in West-Vlaanderen hadden we ook een boom met tamelijk kleine noten, maar ze waren wel lekker. Ik herinner de boom vooral om de slordige, bolvormige, mussennesten, gemaakt van droog gras en stro. Na die tijd hebben de mussen die manier van nestbouw wellicht verleerd.
Ik heb die in elk geval nergens meer gezien.
Wellicht hebben jullie al een mooie boom, want zaailingnoten kunnen lang wachten om te dragen. Als je het over je hart kunt krijgen, vervang de boom door de geënte noot Broadview, een ras uit British Columbia (Canada).
Dit ras geeft al na 3 - 4 jaar vruchten en het is het meest vruchtbare ras volgens J.C. Westeinde van de notenkwekerij Westhof te s Heer Arendskerke in Zeeuws Vlaanderen. Hij kon het weten want hij had in de vijftig rassen staan. We hebben de kwekerij ooit bezocht toen ik nog busreizen kon inrichten met VELT. Het zijn behoorlijk grote en lekkere noten. Daarbij wordt de boom niet zeer groot. Dit ras beschikt over de eigenschap om zonder bestuiving door andere noten toch veel vruchten te vormen (Apomixie ). Je hebt maar één boom nodig.
In LANDBOUWLEVEN van vandaag (29 april) lees ik dat het Tuinbouwpraktijkcentrum Tivoli van het Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde (VLIO) al vorig jaar 2004, na de driejarige overschakelingsperiode, door BLIK, het controle orgaan voor de biologische teelt de erkenning als biofruitteelt bekwam.
Het is wettelijk geregeld dat alleen de door een officieel erkende instelling (in Vlaanderen voornamelijk BLIK) gecontroleerde bedrijven BIOproducten op de markt mogen brengen.
In stricte zin zijn de producten van amateurs geen BIO!
Rabarber plant je best in heel veel compost op een plaats, wat aan de kant, zonnig of half schaduw, waar ze hoogstens een tiental jaar kan blijven staan. Dan is het beste er af en is het hoog tijd om enkele afgesneden pollen op nieuwe grond uit te planten.
Ik heb ook een zeer vroeg ras, dat een paar weken vroeger kan geoogst worden dan de andere.
Eventuele bloeistengels dien je in jong stadium te verwijderen, want anders putten ze de plant nodeloos uit.
Ook in de zomer enkele stengels laten staan, zodat de plant bij het in rust gaan in de herfst nog voldoende voorraadstoffen kan opbouwen.
Rabarber kan je ook vervroegen door er een koepeltje over te plaatsen.
Begin maart hebben we de koudste dagen gehad van deze winter (2005). De weerman van Zoersel www.weerstation.be heeft als laagste temperatuur onder thermometerhut -9.1°C gemeten.
Bramen blijven gedeeltelijk groen in de winter; de ene meer dan de andere.
Precies deze die de meeste bladeren hadden, werden ook het meest geraakt.
WALDO is een Amerikaans, stekelloos ras met de lekkere, speciale, aromatische smaak van bramen uit het verre westen van Amerika. De plant die onbeschut staat is al zijn bladeren kwijt. Nu beginnen die weer uit te lopen. Enkele twijguiteinden laten het helemaal afweten. Ik heb ook een exemplaar tegen de zuidkant van het huis staan, dat totaal niet geleden heeft en er zeer groen bij staat.
Verder heb ik de bramen ADRIENNE en HELEN die Derek Jennings ontwikkeld heeft na zijn pensionnering in 1990. Destijds was hij de grote creator van nieuwe kleinfruitrassen aan het Scottish Crop Research Institute. Begin februari 1992 zag ik een annonce voor bramen in het Engelse vakblad Fruit. Otham, een deelgemeente van Maidstone, de hoofdstad van het graafschap Kent ligt op de weg naar Londen. De huizen hebben daar een naam, maar geen huisnummer. We moesten het huis Clifton zoeken in de Honney laan. Voor ons is dat een ongewone situatie.
We kochten er de bramen LOCH NESS, (trouwens een van zijn scheppingen in Schotland) Dit is nu het algemeen gekweekte, commerciële ras bij uitstek, een stekelloze braam met grote, lekkere vruchten. Verder KOTATA en WALDO. En de purperen framboos GLEN COE ( purperen frambozen bekomt men door het kruisen van rode frambozen met zwarte frambozen). Zwarte frambozen zijn inheems in Amerika.
ADRIENNE, een stekleloze braam, geinspireerd op de West Amerikaanse bramen heeft erg geleden . Ook vorig jaar was er eveneens door late vorst veel schade aan dit ras. Minstens de helft is verloren. Maar ik heb ook een exemplaar onder de Filclair serre (7 m breed) staan en die ziet er goed uit. Vorig jaar was hier ook schade. Drie jaar terug en het eerste vruchtenjaar waren er geen problemen. Zeer lekkere vruchten, maar niet zo talrijk.
Het recentste ras van Jennings HELEN, eveneens stekelloos, eveneens met de eigenschappen van de West-Amerikaanse bramen, is duidelijk veel weerstandiger. Ik konstateer geen schade. Dit is het derde groeijaar en de eerste maal dat er vruchten zullen zijn.
Mijn loganbessen staan niet op de beste plaats en staan er maar schraal bij. De late vorst heeft hen ook geen goed gedaan.
LOGANBESSEN zijn half braam, half framboos : BRAAMBOZEN.
Ze zijn ontstaan door een speling van de natuur (spontane kruising van rode framboos met braam) rond 1890 in de tuin van rechter Logan in Californië.
De beste braamboos, de TAYBES werd gecreëerd door Derek Jennings in Schotland en kwam in 1978 in de handel. De framboosvormige vruchten, maar twee, drie keer zo groot, bij rijpheid rood-zwart, hebben een hreerlijke, gefruite, zeer aromatische smaak. De vele vruchten rijpen vanaf half juli gedurende een drietal weken. Merels zijn verzot op de vruchten. Merels waarderen eveneens de vruchten met een West Amerikaanse smaak.
Van de andere bramen blijven ze nog af!
In de winter van 1995 kwam ik met een paar Veltvrienden- fruitliefhebbers bij Derek Jennnings en hij vertelde dat hij in het graafschap Buckinghamshire bij iemand was geweest die in zijn tuin een mutatie van de Taybes had. Een mutatie is een blijvende erfelijke verandering. De Taybes van die man had ongeveer dezelfde groeikracht, dezelfde prachtige bessen, maar stekelloze stengels. En zeggen dat ik zoveel duizenden kruisingen heb gemaakt, zei Derek Jennings. Ik was er wel in geslaagd stekelloze stengels te bekomen, maar de goede vruchten waren ook weg.
Deze stekelloze BUCKINGHAM TAYBES heb ik enkel in de serre staan en die liep niet de minste schade op. De gewone, gestekelde Taybes ( nu de MEDANA TAYBES genoemd ) buiten liep slechts lichte averij op.
Kotata: geen schade.
Op de andere bramen: geen schade.
Bij nog zwaardere wintervorst in vroegere jaren heb ik wel veel schade gekonstateerd aan de bramen, maar vooral aan de braambozen.
Mijn appelbomen op onderstam M 26 en MM 106, staan 4 op 4m. Rijen op 4m en bomen op 4 m in de rij. De tussenruimte wordt benut voor aardappelen, pompoenen en korrelmaïs voor de kippen.
Vorig jaar geraakte een pand niet geploegd en dekte ik dit onder met antiworteldoek. Nu heb ik het doek er af gehaald. Een plantklare grond om te betelen met pompoenen, die half mei ter plaatse gezaaid worden.
Het worteldoek heb ik dubbel gevouwen en onder de bomenrij gelegd; rond de bomen telkens met een vouw om aan te sluiten tegen de stam. Zo zit de begroeiing met gras, onkruiden en netels er helemaal onder. Die begroeiing gaat nu afsterven met als resultaat een prachtige groenbemesting.
Op het pand ernaast komen de aardappelen. Bij het plantklaar maken van de grond, na frezen, werp ik de resten van onkruiden gewoon onder het doek. Niet meer afvoeren en bovendien bijkomende bodemvoeding!
Appelbloesemknoppen beginnnen in een hele schakering van roos naar rood. De meeste bloemblaadjes later zijn wit, soms met een zweem naar roos.
Gisteren trok ik al de aandacht op Joseph Musch. We gaan in dezelfde lijn verder: Jupiter, een Engelse appel, groot , rood en lekker, met Coxbloed; kruising tussen Cox Orange Pippin en Starking Delicious. Geïntroduceerd in 1981. Is wel wat beurtjaargevoelig.
De mooiste bloesem geeft Ashmeads Kernel, een appel uit de 1700 jaren in Engeland. Het duurde nogal vooraleer hij begon te dragen, maar de laatste drie jaar was er telkens een overvloedige oogst . De appelen zijn gemiddeld of iets kleiner, grauw bruin met soms blos, dikwijls ruwschillig, maar met een heerlijke smaak. Meerdere keren kwam hij in Engelse smaakproeven als de beste naar voor, maar zo ziet hij er niet uit.
Zijn bloei is echter prachtig, met de wit-roze kelkblaadjes. La vie en rose.
BOSBESSEN IN DE MAILGROEP SENIOREN
De bessen in de tuinen zijn niet de bosbessen die we kennen uit het bos (Vaccinium mytillus) met sterk kleurend rood-purper sap, maar de Blauwe bes (Vaccinum corymbosum), met niet kleurend sap.
Ze zijn nu aan het bloeien. Aan de rassen die ik al een hele tijd heb , heb ik nooit veel nachtvorstschade bemerkt, maar sommige rassen zouden er toch last kunnen van hebben.
Al een tiental jaar is er die voor het fruit desastreuze vorst niet meer geweest.
Het bedekkingsmateriaal rond de planten breng ik daarom pas later in mei aan.
Dit bedekkingsmateriaal bestaat uit gedeeltelijk gecomposteerd materiaal van dennenschors en naalden en dergelijke, met een grotere zuurgraad. Gewone compost werkt eerder basis. Dit in tegenstelling met wat men vroeger dacht.
Dit bedekkingsmateriaal gaat de verdamping tegen en levert bodemvoedsel.
Commerciële telers strooien een verzurende stikstofmest. Mijn bessen krijgen soms wat samengestelde meststof Orgabio NPK 5-3-6(+3Mg) of Biogro (7-3-10).
Tijdens een droge periode, als de vruchten rijpen, is begieten aan te raden, net zoals bij rijpende aardbeien.
Ik heb ooit al moeten ondervinden dat mijn aardbeivruchten opdroogden bij gebrek aan vocht!