Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
17-03-2007
HET ECOLOGISCH HOUDEN VAN KIPPEN
Het ecologisch houden van Kippen
De Vereniging voor Ecologische
Leef- en Teeltwijze heeft eindelijk haar kippenboek uit.
Het ziet er schitterend uit. De
layout is zeer geslaagd en de fotos zijn fantastisch.
Vandaag (14/3) gezien dat de
eerste gewone pruimen (Prunus domestica) beginnen te bloeien.
De vroegste is Avalon, een Engelse pruim. Het wordt
hoog tijd dat ik de eerste pruimen pluk op deze boom, geplant in de herfst
2001.
In het voorjaar 1996 had ik al een
Avalon meegebracht van Brogdale. Nadien vernam ik dat men niet de juiste kloon
vermeerderd had. Momenteel bloeit deze boom nog niet, alhoewel het ook een
vroege bloeier is.
Deze boom geeft grote, blauwe,
heerlijk smakende vruchten. Ik betitel de boom als Avalon Falso.
De tweede bloeier die ik aantrof
was één van mijn Kempische pruimen.
Ik heb meerdere exemplaren van dit
wortelecht ras. De bomen zijn vermeerderd van uitlopers, alhoewel er wel
een zaailing kan tussenzitten.
Momenteel vertoont slechts één van
een tiental bomen zijn eerste bloempjes. Al de andere hebben nog geen open
bloemen. Ook binnen dit ras is er dus wat speelruimte in het bloeitijdstip.
Ik herinner mij dit ras in volle
bloei, op 15 april in de zestiger jaren. Het vroor toen -7 ° C. Geen enkele
pruim dat jaar!
Ik vraag mij af of de lichte
nachtvorsten van de laatste dagen schade aangericht hebben?
De kerspruimen/myrobolanen/Prunus
cerasifera zitten al in het volle bloeistadium of er over. Dit wil zeggen dat de
bloemblaadjes sterk beginnen vallen. Op de bodem vormen ze een wit tapijt.
De derde dag zonnig weer. Een hele
verademing na de vele donkere regendagen.
Vorig zaterdag veranderde het
weer. s Morgens had het ongeveer 1 ° gevroren. Vanmorgen was er een
-0,5 ° vorst. Zondagmorgen was er
geen vorst.
Ik heb nog 4 peren te planten:
Triomphe de Vienne, Supertrévoux, Clara Frys ( een Deense Peer. Volgens Eddy
Vets de beste die hij vorig jaar proefde. Louis Millis vindt ze wat te zoet.
Beurré Superfin vindt hij beter. Er is meer evenwicht tussen zoet en zuur.) en
Beurré de Montluçon (zie blog van 8/1/07: Suikerpeer van Montluçon).
Als ik vorige week een plantput
wou graven, schoot die boordevol water!
Ik heb lange tijd
gedacht dat peren niets waren voor mijn zandgrond. Bij Eddy Vets zag ik dat
zijn peren extra van stalmest voorzien werden met prachtvruchten als gevolg.
Van schoonzus Marie-Anne kreeg ik al volgende respons:
DEZE Bes WORDT
IN BRASILIE REGELMATIG ALS TOETJE GESERVEERD. HET IS EEN TRADITIE BIJ ONS DAT WE IN DE
LUCHTHAVEN VOOR WE VERTREKKEN UIT RIO EEN BEKERTJE ACAI ETEN. DEZE KOMT IN
BEVRORENTOESTAND EN WORDT TRADITIONEEL MET GEROOSTERDE MUSLI GESERVEERD.
ER WORDT ALTIJD BIJ GEZEGD DAT HET BIJZONDER GEZOND IS;
Vanmorgen (7-3) vernam ik voor t eerst het bestaan
van de Acaibes via De Morgen.
Eeuwig jong door de Superbes.
Deze bes groeit op majestueuze palmbomen in het
noordelijk Amazone oerwoud.
De vruchten zien er uit als purperen druiven.
Ze hebben een aangename smaak.
De indianen kennen al eeuwen de heilzame werking van
deze bessen.
Ik ga feed-back vragen aan
nicht Els Lagrou, Prof Anthropologie in Rio de Janeiro, Brazilië. Zij verbleef
jaren bij de indianen in het Amazone oerwoud.
Wat is er zo bijzonder aan
deze superbes?
Ze bevat de vitaminen B1, B2, B3, C en E, fosfor,
calcium, ijzer, aminozuren, voedingsvezels, proteïnen, de omega vetzuren 3, 6
en 9, die cholesterolverlagend werken. (De slechte LDL gaat omlaagen de goede HDL wordt behouden).
De vetzuurverhouding evenaart deze van olijfolie.
Wetenschappelijk is vastgesteld dat het gebruik van
olijfolie de belangrijkste verklarende factor is voor het gering aantal
hartaandoeningen bij de bevolking rond de Middellandse Zee.
Volgens studies zou de bes 10 tot 33 keer meer
antioxidanten bevatten dan rode wijn. In vergelijking met Blauwbessen is dit 2
keer meer. Blauwbessen zijn dus eveneens
uitstekende bessen.
Daardoor zou ze een anti-verouderingseffect hebben.
Ze zou de huid verjongen en meer energie, vitaliteit
en uithoudingsvermogen geven.
De essentiële aminozuren, samen met de mineralen zijn
vitaal voor de spierwerking en de spierregeneratie.
Acaibessen bevatten plantsterolen als beta-sisterol.
Sterolen worden gebruikt bij prostaataandoeningen.
Ze zijn rijk aan vegetarische proteïnen: geen
cholesterol, gemakkelijke vertering en transport naar de spieren. Dit in
tegenstelling tot dierlijke proteïnen (melk, vlees).
Mijn conclusie: alhoewel de Acai-bessen wellicht de
allerbeste zijn, (ook van smaak?) hebben wij ook een zeer grote rijkdom aan
bessen, die eveneens uitstekend zijn voor de gezondheid.
Dit ben ik pas de laatste jaren gaan
beseffen.
Ik word nog het meest aangesproken door de
bekoorlijkheid van de bessen en de geweldige uitgebreidheid aan smaken.
De acaiproducten worden straks in ingeblikte,
gebottelde en in pillenvorm op ons losgelaten.
Geef mij maar verse vruchten, die ikzelf
kan oogsten.
Sinds 1995 draagt zijn 1
Ha grote wijngaard De Hageling te
Tienen het biolabel.
Zondagvoormiddag hadden we
het genoegen hem te horen in de Steenovens, een archeologische site te St
Amands, vlak tegen de Schelde.
Veel druivenliefhebbers
waren er op afgekomen. We kregen een uitgebreide teeltcursus te horen.
Mij trof bijvoorbeeld dat
Hugo de dieven, de scheuten die in de bladoksels ontstaan, niet helemaal
wegbreekt, maar één blad laat staan. Bij hem gaat het om wijnproductie. Van Valère
Allonsius hoorde ik dat er voor eetdruiven best meer bladeren blijven staan.
(Blog van 8 okt. 2006)
Voor St. Jozef (19 maart)
zou de buitensnoei moeten beëindigd zijn. Met de vervroeging van het
lenteseizoen zou dit tijdstip wellicht ook mogen vervroegd worden?
De officieel verhandelde
rassen moeten op een onderstam van Amerikaanse druiven staan, die niet gevoelig
zijn voor de druivenluis (Phyloxera), die destijds de europese druiven
verwoestte. Liefhebbers houden het gewoonlijk bij stekken. Bij druiven lukt dir
tamelijk gemakkelijk.
Er zijn 5 gebruikelijke
onderstammen, elk geschikt voor een bepaalde grond
5BB is de meest
groeikrachtige, geschikt voor een magere grond en een zwakgroeiend ras.
125AA voor zandgrond. De
meest gebruikte onderstam.
Binova (een verbeterde
SO4).
SO4is het meest geschikt voor niet te droge,
kalkachtige gronden.
Aanbevolen resistente
rassen:Wit:Sirius, Johanniter
(kleine bessen), Merzling, de resistente vervanger voor Müller-Thürgau en Rivaner.
Bianca. Palatina, Phoenix.
Orion ( iets gevoelig aan
meeldauw).
Rood:Regent,
Rondo, Marechal Geoffre en Foch.,
Dornfelder is een niet
resistent ras.
EETDRUIVEN:
Wit: Sirius, Primavera,
Jacobsberger, Lakemont (de beste druivenconfituur), Ramdes, de late Bianca (de
vroege is minder zoet).
Rood: Muscat Bleu,
Traminet, Boskoop Glorie.
Mijn ontdekking van de dag
was de resistenteSirius.
Zowel Aleide en ik waren
verrukt over de wijn die Hugo er in 2005 van creëerde.
Bij ons gaat
het om de eetkwaliteit van de druiven. Sirius is niet alleen
een prima wijndruif, maar ook een goede eetdruif met mooie, grotere bessen.
Daar al mijn muren
intussen ingenomen zijn door druiven, ben ik aan het overwegen waar de
meegebrachte plant een geschikt plaatsje zal krijgen.
Nog een andere aanbevolen resistente druif is Muscat Bleu.
Je kan bij Hugo niet allen
wijn, maar ook een gans gamma van druivenplanten en - materiaal aanschaffen.
Van Leo Peeters kreeg ik feedback over de 2 rode
kerspruimen.
De kerspruimen die je bedoelt, zijn oorspronkelijk zaailingen die werden opgekweekt
uit toevallig ontdekte kerspruimvruchten. Ze kwamen van
een struik die aan de rand van Schotenvaart was
opgeschoten. Bij de bestuiving was er zeker stuifmeel van de bekende
laanheester Prunus pissardii betrokken geweest, want ik kreeg naast
zaailingen met groene bladeren ook heel wat nazaten met rood-aangelopen
bladeren (doch niet zo donkerrood als een "echte"
pissardii). Omdat ze allemaal tamelijk goed stekbaar waren, heb
ik een tijdje vegetatief nageslacht van mijn zaailingen als
pruimenonderstam gebruikt, maar daar ben ik ondertussen mee gestopt.
Vele entcombinaties gaven immers meestal na een vijftal jaren plots
de geest (dus juist tegen de tijd dat je fruit verwacht), vermoedelijk wegens
onvoldoende compatibiliteit. De vruchten van mijn zaailingen heb ik zelf
nooit echt lekker gevonden: er waren er met knalgele pruimen, en er waren er
evengoed met donkerblauwe vruchten, maar veel smaak zat er volgens mij niet
op. Doch uiteraard blijft ook als het pruimen betreft het adagium
"De gustibus non disputandum est" onverminderd van kracht...
Vanmorgen haalde ik nog een potje confituur uit de
kelder van de gele myrobolanen die vorig jaar emmers vruchten voortbrachten.
Als eetpruim vind ik deze gele vruchten maar matig, maar met de warme juli van
vorig jaar toch beter. Al drie jaar draagt deze boom veel vruchten, doch vorig
jaar echt uitzonderlijk veel. Ik kijk dit jaar uit naar een beurtjaareffect.
Aleide verwerkte een gedeelte tot confituur en die is overheerlijk, zelfs met
weinig toegevoegde suiker.
( Een correctie: ik zou moeten spreken van fruitbeleg. Want Confituur bevat per definitie minstens 60 % suiker. Men neemt de helft vruchten en voegt er nog eens de helft suiker bij. Zoveel suiker bijvoegen zal bij ons nooit gebeuren !)
Deze boom staat momenteel nog niet in bloei.
De vroegste kerspruim ontvouwde zijn witte bloempjes al
begin februari. Vorig jaar vond ik dat deze variëteit eigenlijk
dessertkwaliteit had.
Nog 5 andere zijn intussen aan het bloeien. Met het
donker en nat weer van de laatste dagen valt dat minder op. Straks als de zon
weer schijnt zijn wij altijd verrukt door de geweldige bloemplekken.
Vanavond werd ik verrast door de roze bloei van een
nieuw boompje in een uithoek. Dat is daar heel waarschijnlijk uitgezaaid door
een vogel. Dertig meter verder staat de waarschijnlijke moederboom. Ook deze is
beginnen bloeien. De zusterboom van dit exemplaar bloeit verwonderlijk nog
niet.
In oorsprong werden deze 2 struikjes 25 jaar
geleden verzameld door Leo Peeters, een van de actieve leden van onze
Veltwerkgroep Fruit.
Leo ontdekte deze roodbladige kerspruimen met rode,
kersvormige vruchten langs het Kempisch Kanaal in Brecht en in eerste instantie
dacht hij echt aan kersen!
Zelfs in deze roodbladige kerspruimen zit
er dus variabiliteit in bloeitijdstip.
Howard
Stringer had mij begin februari in Engeland enkele appelen meegegeven om later
te proeven.
Het
bezoek van Vincent enkele dagen geleden was een uitstekende gelegenheid. Fijne
herinneringen aan de Veltwerkgroep fruit borrelden terug op. Vanaf de
beginjaren tachtig kwamen we met een groep van een twintigtal geïnteresseerden
geregeld samen om velerlei themas betreffende fruit te behandelen. Ik ben nog
dankbaar om de leerschool die ik toen kon doormaken. Al doende leert men veel.
Achtereenvolgend
proefden we met zijn drieën (Vincent, Aleide en ik):
1. Otava : een ras afkomstig uit
Tjechië.8 / 10nr 2
Geel, zeer lichte blos, zacht maar nog
krokant. Iets over zijn
hoogtepunt. Mooie pitten.
2. Lady Williams: een Australische
appel.7 / 10nr 3
hard, wit vlees, knapperig, zuurzoet,
speciaal aroma. Kan nog lang
bewaren.
3. Yellow Newtown: USA1759.7 / 10nr3
Geel als golden, nog hard, zoet, speciaal
aroma.
4. Fremy: Frankrijk(1830-1840)6,5 / 10 nr5
Nog vast, zoet, oude smaak, zoet.
5. Sturmer Pippin: Engelandrond 1800.8,2 / 10nr1
Lekker, fijne nasmaak, aangenaam zuur. Vit.
C.
Al deze vruchten kregen hoge scores. De
late vruchten profiteerden vorige herfst extra van de prachtige nazomer.
Dit zijn allemaal vruchten waarvan een
liefhebber, zonder koeling, lang kan van genieten: extra interessant.
Het
huidige, meest geplante ras Glen Moy
is echter zeer onderhevig aan vele wortel en stengelziektes en de
vruchtkwaliteit is inferieur aan de hoofdrassen van het middenseizoen als Tulameen en Glen Ample.
Malling Juno begint op
hetzelfde tijdstip te rijpen als Glen Moy, maar de rijpingsperiode is meer
gebald.
De 50%
pluk valt 2 weken voor Glen Ample.
De fruitkwaliteit van Juno overtreft Glen
Moy.
De bessen met hun helder rode kleur hebben meer glans en zijn
vaster dan Glen Moy en hebben een goede smaak.
Malling
Juno werd hoog gekwoteerd voor uitzicht, textuur
en smaak (Zelfs beter dan Glen Ample) . De stengels zijn stekelloos.
De
vruchtscheuten staan goed zijdelings ingeplant. De bovenste scheuten staan
sterk opwaarts, terwijl de lagere praktisch horizontaal staan met bessen die
zich goed presenteren aan de plukkers; dus minder plukkosten.
Malling
Juno is een robuuste variëteit met
resistentie tegen de biotypes 1 tot 4 van de grote frambozenbladluizen. Deze
bladluizenbrengen de besmetting met
virussen mee.
Sinds
1995 staat Juno op het veld uitgeplant en werd nog niet geïnfecteerd met het
raspberry bussy dwarf virus (heksenbezemziekte).
Juno is
eveneens resistent tegen stengelbotrytis, spur blight en cane spot
(stengelziektes).
Het vroeg
uitlopen van de bladeren zou schade door voorjaarsvorst kunnen meebrengen.
Ik
herinner mij zon zeer vroeg uitlopen van de frambozenbladeren. Ze kregen het
hard te verduren van een flinke vorst in maart. Maar dat is al 20 jaar geleden.
Mallig Juno zal officieel
gelanceerd worden op de jaarlijkse Fruitfocus
in juli te East Malling.
Kwekers
in Engeland kunnen dit voorjaar in Engeland al proefmateriaal aanschaffen bij
MEIOSIS, dat in Engeland instaat voor de vermeerdering.
Licentierechten
voor Europa kunnen bij hen bekomen worden.
Binnen 1-2 jaar wordt Malling Juno ook bij ons een zeer
interessante, vroege framboos.
Het
kweekprogramma van nieuwe frambozen staat onder de leiding van mevr. Vicky
Knight.
Men stelt
zich tot doel nieuwe rassen te ontwikkelen met uitstekendevruchtkwaliteiten: een goede smaak, een attractief uiterlijk, dit in
combinatie met sterke weerstand tegen belagers en ziektes, een hoge productie
en andere landbouwkundige eigenschappen (Bv. gemakkelijk te cultiveren en te
plukken).
Eenmaal
had ik de kans om dit kweekprogramma te bezoeken met het Proefcentrum
Kleinfruit van Tongeren onder leiding van Patrick Meesters.
We
stapten door een ontsmettingsbad vooraleer het proefveld zelf te betreden. Het
was begin augustus en de beoordeling van planten en vruchten van de
zomerframbozen was al achter de rug. Wie wou mocht zelf een oordeel vormen. Er
was een grote diversiteit aan vruchten. Mooie vruchten, maar met weinig smaak;
maar ook lekkere vruchten. Gedrongen en hoge planten, allemaal behoorlijk
gezond (de minder goede zijn al in een vroeg stadium verwijderd), maar toch met
gradaties. Dit waren enkel de planten die overschoten van vele duizenden
zaailingen. Als onderzoeker moet je o.a. wel een engelengeduld hebben.
De
vruchten van Juno zullen er dan (begin aug. 1999) wellicht niet meer bij geweest
zijn aangezien dit een vroege framboos is.
Juno is de naam van de vroege
zomerframboos die een verbetering betekent ten opzichte van Glen Moy, die al decennia lang het
vroegste, commerciële ras is. (vervolgt)
19 procent van de
landbouwbedrijven heeft inmiddels een beheersovereenkomst gesloten. Nog eens
27 procent heeft concrete plannen en/of doet aan natuurvriendelijke landbouw zonder
beheersovereenkomst. De toegenomen interesse bij boeren geldt voor bijna alle
vormen van milieuvriendelijke landbouw: lagere bemestingsnormen, weide- en
akkerrandenbeheer, erosiebestrijding en de teelt van bedreigde variëteiten en
rassen. Kortom, de natuurvriendelijke landbouw breekt door. Met zoveel
woorden stond het onlangs te lezen in het ledenblad van Boerenbond.
Enkele weken later werd op het congres van diezelfde vakorganisatie een
resolutie goedgekeurd over een maximale scheiding tussen landbouw en natuur,
ook in verwevingsgebieden. In een poging om de ogenschijnlijke paradoxen te
ontwarren, gingen we ons licht opsteken bij professor Eckhart Kuijken, hoofd
van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), dat met 270
medewerkers in hoofdzaak beleidsvoorbereidend onderzoek presteert op het vlak
van natuur, bos en de duurzame ontwikkeling van onze biodiversiteit. Kuijken
noemt zichzelf graag gedreven en eigengereid, is uitvinder van de biologische
waarderingskaart, doceert onder meer aan de Gentse landbouwfaculteit en is al
meer dan twintig jaar een autoriteit in de natuursector.
Kuijken: Natuursector is geen correct begrip. De natuur is immers
geen sector, maar wel een facet van onze omgeving dat inherent verweven is
met alle sectoren. Niet alleen op het platteland. In de steden leven immers
ook gierzwaluwen en kerkuilen, en op stenen groeit mos.
Heeft u moeten slikken toen u de goedgekeurde resoluties van Boerenbond
onder ogen kreeg? De landbouwsector wil blijkbaar graag met het natuurbehoud
praten, maar dan wel liefst over een boedelscheiding op het platteland.
Dat stemt me bedroefd. Mijn motto is om landbouw en natuur te verweven waar
mogelijk en enkel te scheiden waar nodig. Het zou toch zonde zijn om ons
versnipperde platteland vol te bouwen met netjes gescheiden ivoren torentjes?
Landbouw en natuur zijn integendeel de grootste bondgenoten in de strijd voor
het behoud van de open ruimte tegen de oprukkende industrie en woningbouw.
Dat bondgenootschap is op het terrein niet altijd zichtbaar. Waar zijn
historisch de tegenstellingen gegroeid?
Met de biologische waarderingskaart is het INBO al twintig jaar bezig om een
objectieve beschrijving te geven van alle natuurwaarden in Vlaanderen. Hier
en daar heeft dat werk mee geholpen aan de inkleuring van natuur- en
reservaatgebieden op de gewestplannen. Hoewel de waarderingskaart aangeeft
dat 19,2 procent van Vlaanderen bestaat uit waardevolle tot zeer waardevolle
natuur, zijn die gebieden lang niet allemaal planologisch beveiligd.
Bovendien stel ik vast dat de autonome ontwikkeling van veel sectoren ook in
de ingekleurde groengebieden gewoon is doorgegaan. Logische conclusie is dat
het beleid inzake ruimtelijke ordening niet streng genoeg is om zachte
bestemmingen te handhaven, laat staan om de natuur op peil te houden. Daaruit
blijkt een gebrek aan respect, mede te wijten aan slechte of verkeerd
begrepen communicatie. Of misschien bewuste onwil.
Kan u hiervan een voorbeeld geven?
Toen het dossier van de Groene Hoofdstructuur begin jaren negentig op de
politieke tafel lag, vierde de desinformatie hoogtij. Dat initiatief is in
Nederland nog altijd de ruggengraat voor het beleid, maar werd hier
verkeerdelijk als een nieuw gewestplan voorgesteld, terwijl het gewoon een
poging was om aan te tonen waar ecologische netwerken in Vlaanderen konden
uitgewerkt worden. Waarbij rekening gehouden werd met actuele situaties en
onderscheid gemaakt werd tussen hoofd- en nevenfuncties. Helaas heeft
Vlaanderen toen een Europese trend gemist.
Iets recenter was er de betoging in Gent tegen de groene betutteling. Op
dat ogenblik zat de frustratie ook bij duizenden boeren erg diep
Laat me die betoging een spijtige uitschuiver noemen, een som van
misverstanden, complexe wetgeving allerhande. Ooit heb ik samen met de Boerenbond
de nuchtere cijfers over de achteruitgang van het landbouwareaal in de
periode 1970-1989 naast die van de opmars van natuurreservaten gelegd. Toen
bleek dat het landbouwgebied jaarlijks 9.210 hectare moest prijsgeven,
terwijl de beschermde gebieden met welgeteld 274 hectare aangroeiden. Kom dan
niet zeggen dat de landbouwgrond weggevreten werd door natuurbehoud.
Blijkbaar vonden stoorzenders er baat bij de natuur ten onrechte met de
vinger te wijzen voor al wat minder goed loopt in de landbouw. Toegegeven, na
1990 ging de aanwijzing van beschermde gebieden iets sneller vooruit, met 902
ha per jaar. Maar dat verklaart zeker niet de veel snellere inkrimping van
het landbouwareaal.
Heeft u dan geen begrip voor boeren die geconfronteerd worden met beperkende
beheersmaatregelen?
Natuurlijk wel. Van thuis uit ben ik verbonden met het platteland, en begrijp
me goed: het laatste wat het natuurbehoud wil, is een polarisatie van het
debat. Wat ik wel onbegrijpelijk vind, is dat landeigenaars tien hectare
landbouwgrond zonder slag of stoot kunnen verkopen aan welgestelde burgers,
die op dat terrein een villa of soms een half pretpark bouwen met exotische
parkvogels en streekvreemde beplantingen. Vaak komen er ook paarden aan te
pas, waardoor vele duizenden hectare in Vlaanderen overgaan in de handen van
hobbyboeren, wat dan weer leidt tot de verdere vertuining van de open
ruimte. Maar wanneer diezelfde grond voor dezelfde prijs wordt gekocht met
het oog op natuurherstel hoor je vaak protest in landbouwmiddens. Moeten
vakorganisaties aan dergelijke kreten gehoor geven? Gelukkig groeit het besef
dat in diverse natuurgebieden vaak nog aantrekkelijke landbouwactiviteiten
mogelijk blijven, wat zelden het geval is op privé-domeinen. Als boer zou ik
trouwens harder geprotesteerd hebben tegen de ontwikkeling van havengebieden
of suburbanisatie. Wat ik evenmin goed kan vatten, is dat de landbouw
vragende partij is om goede gronden langs de wegen te verkopen als bouwgrond,
terwijl tegelijkertijd de daling van het areaal wordt aangeklaagd.
Er klinkt verbittering in uw woorden
Geen verbittering, wel een teleurstelling dat er weinig verandert aan de
lintbebouwing en andere aanslagen op de open ruimte. En toch ben ik
tegelijkertijd hoopvol, gezien de gestage toename van natuur- en bosgebieden.
Er is het decreet op het natuurbehoud en ook vanuit de ruimtelijke ordening
hebben we instrumenten om er iets van te maken. En kijk naar het snel
groeiend aantal leden van de natuur-en milieubeweging of naar de talloze
recreanten die via de nieuwe fietsroutenetwerken de weg vinden naar
opengestelde natuurgebieden. Deze blijken van publiek draagvlak betekenen een
positief keerpunt.
19 procent van de landbouwbedrijven heeft een beheersovereenkomst
gesloten. Dan moet je toegeven dat ook de landbouwsector op de trein springt.
Ik ben voorzichtig optimistisch wanneer ik zie hoe de landbouw de natuur
nodig heeft als grondvest voor zijn maatschappelijke aanvaarding. Maar wie
onze natuur van dichtbij opvolgt, beseft dat veel kostbare tijd verloren
gaat, en sommige verliezen zijn onomkeerbaar. Gelukkig helpt Europa ons om
aan een evenwichtige omgevingskwaliteit te werken, denk aan de kwetsbare
gebieden. Mede hierdoor groeit bij landbouwers de aanvaarding voor verweving
en voor het bestaan van hoofd- en nevenfuncties op het platteland.
Kan je de natuur in Vlaanderen kwantitatief omschrijven?
Begin 2006 waren er 31.707 hectare natuur- en bosreservaat, verspreid over
926 gebieden. De gemiddelde oppervlakte van een beschermd gebied bedraagt dus
34,2 hectare. Als ik dat getal in het buitenland noem, kijkt men meewarig. De
gezamenlijke oppervlakte natuur- en bosreservaat bedraagt bij ons nauwelijks
meer dan twee procent, terwijl dit in het even dichtbevolkte
Nordrhein-Westfalen vijf procent is en in Nederland zelfs bijna tien procent.
De natuur in Vlaanderen is het toonbeeld van habitatverlies en versnippering.
Juist daarom zijn instrumenten zoals ecologische netwerken,
verwevingsgebieden en verbindingsgebieden als corridors broodnodig. De
overheid is er zich van bewust, nu moeten we nog de boer op.
Vlaanderen telt ook nog vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden. En
tegelijkertijd is de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) aan
de gang
De vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden worden opgelegd door Europa en
gebundeld in het Natura 2000-netwerk. In Vlaanderen gaat het om 163.500
hectare, wat nog altijd significant minder is dan de 265.000 hectare
biologisch waardevolle oppervlakte natuur die onze waarderingskaart aangeeft.
Slechts vijftien procent van die speciale beschermingszones bestaat uit
reservaatgebied. Daarnaast wachten we in het kader van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen al tien jaar op de inkleuring van de natuurlijke
structuur, maar tot hiertoe is slechts 87.000 van de vastgestelde 125.000
hectare afgebakend. Het INBO werkt aan de wetenschappelijke argumentatie om
ook de resterende 38.000 hectare ingevuld te krijgen. Verder zou er nog
10.000 hectare bos moeten bijkomen, maar dat is een erg moeizaam proces. Als
aanvulling naast de meest kwetsbare zones werd ook voorzien in 150.000
hectare verwevingsgebied, waarvan 70.000 hectare verweving met landbouw.
Helaas staan we hier nog zo goed als nergens. Maar ik neem aan dat onze
rechtsstaat ervoor zal zorgen dat de opgelopen achterstand ingehaald wordt.
Is er in de voorbije legislatuur niet veel tijd voorbijgegaan door de
eenzijdige afbakening van het VEN?
Eenzijdig? Er is altijd uitvoerig overleg geweest. Ik zou de redenering
eerder omdraaien: de gelijktijdige afbakening van gele en groene zones
bemoeilijkt het proces aangezien uit statistieken blijkt dat de geëiste
750.000 ha agrarische structuur in feite al lang niet meer als dusdanig af te
bakenen valt. Bovendien werd steevast op de verkeerde pianisten geschoten: het
is niet Vera Dua die in de vorige regering verantwoordelijk was voor de
ruimtelijke ordening.
Wat zijn naast versnippering de grootste problemen waar onze natuur mee
kampt?
De povere waterkwaliteit, verzuring, vermesting en verdroging, de
klimaatswijziging niet te vergeten. We moeten het water zolang mogelijk
vasthouden vooraleer het wegvloeit. Maar de klepstuwen in het vermaarde
Krekengebied liggen bijna permanent plat waardor rietlanden verdrogen en
vervolgens tot akkers omgeploegd worden. In de IJzervallei is er na ruim
twintig jaar nog altijd geen overeenstemming over het waterpeil. Naast de
bestemde natuurkernen moest dat gebied al lang één groot verwevingsgebied
geweest zijn, omdat er voor landbouw en natuur zóveel mogelijkheden zijn om
samen te werken. In bijvoorbeeld de Dijlevallei lukt dat wel en ook de
overstromingsgebieden langs de Schelde krijgen een gemengd gebruik. Het is
echter opvallend dat de landbouw zich vooral in West-Vlaanderen de laatste
jaren nog sterker dan vroeger vastklampt aan iedere hectare grond, zelfs aan
marginale gronden, en dat vooral voor mestafzet en intensivering.
Moeten er meer en beter vergoede beheersovereenkomsten komen?
Naar analogie met Nederland heb ik vroeger steeds gepleit om
inkomenscompensaties voor valleiboeren in te voeren, maar men heeft er
blijkbaar voor gekozen om gebieden zoals de IJzervallei snel droog te
trekken. Er zal dus veel méér nodig zijn dan alleen beheersovereenkomsten om
de onevenwichten weer recht te trekken. Al hoor je me uiteraard niet zeggen
dat de zorg voor kleine landschapselementen, perceelrandenbeheer en
maatregelen voor akkervogels niet nuttig zouden zijn. Maar dan moeten die
beheerspakketten wel grondig getoetst worden op hun effectiviteit. Een grote
handicap blijft natuurlijk het feit dat ze na vijf jaar aflopen, een termijn
die veel te kort is om aan duurzame natuurontwikkeling te doen. Bovendien kan
de optelsom van beheersovereenkomsten nooit gebiedsdekkend worden omdat ze
vrijblijvend zijn. Op dat vlak blijft dit instrument in gebreke. Aanvullend
moeten er dus wellicht bijkomende beheerspakketten komen. Maar in bepaalde
grote of kwetsbare gebieden moet tegelijk geaccepteerd worden dat het
precaire herstel van de biodiversiteit absolute voorrang krijgt en dat dit
het werkterrein is van ecologische organisaties.
Hoe is het met onze biodiversiteit gesteld?
Er is een mondiale consensus dat het huidige verlies van biodiversiteit de
kansen van de toekomstige generaties ondermijnt, en dat het zo niet verder
kan. Fietstoeristen kunnen genieten van mooie landschappen, zonder te
beseffen dat ze op het vlak van biodiversiteit soms niet meer zijn dan een
lege doos. De groene leegte bestaat wel degelijk. Op die plaatsen moeten we
samen naar win-win situaties zoeken, waarbij de boer zijn boterham blijft
verdienen, de bosbouwer, de jager en de visser zijn plaats vindt en de
overheid zich niet blauw betaalt aan subsidies. Dat kan voor een deel door
het herstel van waterpeilen aangezien veel gebieden droger gemaakt zijn dan
nodig, in die mate dat er vandaag zelfs beregend moet worden. Daardoor wordt
de maatschappij twee keer met een kost opgezadeld. Grondwaterputten verdrogen
immers vaak de verderop gelegen natte natuurgebieden, wat bijkomende
beheeruitgaven meebrengt. Dat is allesbehalve eco-logisch.
Wat kan de landbouw nog meer doen om kwetsbare natuurgebieden te
beschermen?
Naast de samenwerking voor het behoud van de open ruimte moet de landbouw ook
trachten de druk op kwetsbare natuurgebieden minimaal te houden door de
inperking van doorspoelende bestrijdingsmiddelen en een duurzaam beheer van
het watersysteem, met prioritaire aandacht voor de eutrofiëring van grond- en
oppervlaktewater. Positief is dat minister Peeters aan maatregelen werkt
zodat de landbouw kansen geeft aan diersoorten zoals ganzen en hamsters.
Daarnaast blijven belangrijke delen van het platteland een dagelijkse
ontmoetingsplaats tussen landbouw en natuur. Het INBO zorgt voor ecologische
onderbouwing, bijvoorbeeld via de monitoring van akkervogels, kartering van
habitats, indicatoren voor verdroging en adviezen over wenselijke
waterpeilen. Door dit veldwerk weten wij dat de mogelijkheden om samen te
werken toenemen, en dat samenwerking met natuurverenigingen voor landbouwers
vaak economisch interessant blijkt te zijn. Zo doen bijvoorbeeld veertig
landbouwers aan begrazingsbeheer in de beschermde Uitkerkse polder.
Bij het huidige afbakeningsproces is er in verwevingsgebieden alleen maar
sprake van agrarisch natuurbeheer indien de boer er op vrijwillige basis mee
instemt. Boerenbond vreest dat aan dit principe in toekomstige
natuurrichtplannen weer zou getornd worden. Terecht?
Ik weet niet wat achter de vrees van Boerenbond schuilgaat, maar inzake
ruimtebeslag zullen de zes bestaande natuurrichtplannen die ter studie
voorliggen nauwelijks impact hebben. Uiteraard zijn er wel veel
natuurbeheerplannen aangezien alle erkende reservaten er verplicht eentje
moeten hebben. Op basis van ecologische metingen worden hierover door de Hoge
Raad voor Natuurbehoud adviezen verstrekt. Als het gaat om natuurverweving
weten we dat in sommige gebieden een aantal autonome ontwikkelingen op het
vlak van bosbouw, landbouw, recreatie en ruimtelijke ordening in tegenspraak
zijn met de aanwezige natuurwaarden. Ik ben misschien wat ongeduldig, maar
als er niet snel ingegrepen wordt, zal het in veel gevallen ook achteraf niet
meer nodig zijn (sic). De landbouwsector heeft voor het duurzaam behoud van
dit soort gebieden wel degelijk een grote verantwoordelijkheid.
In 1975 heeft u een doctoraatsstudie gemaakt over kolganzen en kleine
rietganzen. Die vogels staan meer dan ooit in de schijnwerpers door hun
groeiende populatie.
Vergeet niet dat overwinterende ganzen tot het internationaal patrimonium
behoren. Tot tien jaar geleden namen hun aantallen toe. Omdat die intussen
gestabiliseerd zijn en tegelijk de spreiding toeneemt, daalt de gemiddelde
begrazingsdruk en dus ook de landbouwschade. Samen met het ILVO zoeken we
niettemin uit via welke procedure en op welke plaatsen het billijk is om
gewasschade te vergoeden. Voorts moeten we de mensen met een goede
communicatie overtuigen dat ganzen niet zozeer gasten met lasten zijn, maar
wel een natuurfenomeen dat nu eenmaal gebeurt. Net zoals het regent en
sneeuwt. Bijen en lieveheersbeestjes zijn toevallig nuttig voor de landbouw,
voor ganzen geldt dat jammer genoeg niet. Maar je kan toch niet alle
economische voordelen van de natuur dankbaar aannemen en de rest achteloos
negeren of zelfs bestrijden?
Is het gras van het natuurbehoud in het buitenland wel zoveel groener?
Wanneer je goed kijkt naar de manier waarop Nederlanders, Engelsen, Duitsers
of Denen het natuurbehoud al decennialang aanpakken, dan stel je toch grote
verschillen vast. Deels heeft dat allicht te maken met onze gelatiniseerde
volksaard. Na de oorlogsjaren werd ons land heropgebouwd zonder wet op de
stedenbouw. De golden sixties, met daarna Mansholt en zijn schaalvergroting
deden de rest. Dit is geen verwijt, maar een oproep om het roer om te gooien.
Binnen enkele maanden gaat u met pensioen. Uw boodschap aan de
landbouwsector is er een van verzoening?
Verzoening waar nodig, samenwerking waar mogelijk. Landbouw en natuurbehoud
moeten samen streven naar een nieuw evenwicht, een nieuwe orde. Een creatieve
en milieubewuste beleidsvoering moet langetermijnplanningen durven maken
waarbij de rol van de landbouw net zoals in het buitenland sterk zal
hertekend worden. Onze generatie ervaart de teloorgang van de veldleeuwerik,
het symbool bij uitstek van het platteland, als een groot verlies. Hopelijk kan
ik er nog actief toe bijdragen dat de lat voldoende hoog wordt gelegd om het
tij te keren.
Jeanne de nieuwe stekelbes is bij ons al te bekomen.
Net van
Marc Geens Feedback gekregen.
Zopas jouw artikeltje ten gronde gelezen.
In feite gaat het om het ras dat wij al enkele jaren van de US genenbank hebben
gekregen en dat wij verkopen onder de selectienaam OT126.
We zullen onze volgende catalogus dan ook aanpassen en de naam Jeanne gaan
hanteren.
In onze collectietuin worden de bessen wel wat groter (6,5 - 8 gram), is de
productie redelijk, maar valt hij op door zijn stekelloosheid, late rijptijd (de laatste) en goede smaak. Op een
schaduwrijke plek hebben we er in september pas rijpe bessen aan, op een
zonnige plek is dit begin augustus.
Magna Glauca. Voor
confituur zijn allerbeste pruim. ( Bij mij is dat de Belle de Louvain.)
Mirabelle dorée
Sultan
1 *
Victoria. Waarschijnlijk
omdat er bij Herman altijd te veel vruchten op staan. Sterkgedund zijn dit best lekkere pruimen.
Zijn
slechtste pruim ooit was de Stoneless
prune: uitgekapt.
Hij wacht
nog op vruchten van RC sanguine de
Wismes, Rode Japansepruim, Jubileum
: grote, blauwe vrucht. (In 2006 was dit mijn beste.) en Coes golden Drop.
Het is
Herman opgevallen, dat telkens wanneer hij 2 bomen van verschillende herkomst
heeft, deze afkomstig uit de zware klei van Bart Dequidt in Kemmel, dat deze
ook steeds de beste smaak hebben,niettegenstaande de vruchten van een andere herkomst er iets mooier en
groter uitzagen.
Nadat we
de enten geknipt hadden was het interessant te zien hoe het hout van de
verschillende rassen eigen kenmerken (verschil in lenticellen of huidmondjes)
en tinten heeft. Voordien had Herman al gewezen op het donzen uitzicht van de
jonge scheuten van Priesse Double.
De uitnodiging van Herman om in de zomer de proef op de som
te komen nemen, zullen we niet vergeten!
Mijn
goede vriend Louis Eelen, pruimenenthoesiast en ik treinden voor 4 naar Herman
Van De Poele te Torhout met het oog op entmateriaal.
Op 1000
m² bezit Herman een formidabele
pruimencollectie , op gedraineerde zandleemgrond. De pruimen doen het er
uitstekend en elk jaar is er een goede tot uitstekende oogst.
In de
Kempen bij Louis en mij is dat heel wat minder.
Herman
heeft een paar vrienden die het wijnmaken tot in de puntjes kennen. Een goed
deel van de pruimen wordt aldus verwerkt.
Bij een
superieure rabarber-pruimenwijn hadden we een lange babbel.
Ik was
blij enkele zaken uit zijn rijke ervaring te kunnen noteren.
Voor een
liefhebber is de eetkwaliteit het voornaamste.
Herman
heeft zijn pruimen in 4 reeksen ingedeeld.
Hij geeft
zijn topreeks **** sterren.
Meritare is op Early
Laxton na, zijn vroegstrijpende pruim. (Soms al begin juli). Het is een vaste
pruim die haar kwaliteit een week behoudt.
In een
vroeg stadium, mits de nodige kleur is de vrucht al te genieten.
Zeer te
spreken is Herman ook over Opal,
eveneens een vroege pruim vanaf de derde week van juli. Voor de gewone handel
is deze pruim niet groot genoeg. Het is een regelmatige drager. En wat
bijzonder is: zelfs bij te grote dracht blijven de pruimen lekker. Ik vind dit ook de pruim nr. 1 voor de liefhebber.
Monsieur Hâtif, een pruim
die rijpt tegen midden augustus krijgt eveneens 4 sterren. Het is de pruim die
mijn kindertijd verblijd heeft. In Ichtegem noemden we ze eierpruimen.
Reine Claude dOuillins,
een grote gele pruim, is bij hem een regelmatige drager. Zo is het niet bij mij (Onderstam Myrobolaan).
Bleu de Belgique is een
andere kwaliteitspruim.
Kirkes Plum, geeft grote
uitstekende vruchten, maar met mate.
Mirabelle de Nancy heeft
elk jaar zon zware dracht dat hij de takken moet opbinden.
En
tenslotte is er Priesse Double,2 de helft aug., draagt over een lange
periode. De vruchtbaarheid laat echter heel lang op zich wachten.
Deze
pruim heeft een formidabel aroma. Een
paar vruchten op de schaal en de ganse ruimte is er van vervuld.
Reine Claude Dorée, Jefferson, grote, gele pruim, eind
aug., moniliagevoelig.
Prune de Prince en de zeer
late, gele SteCatherine sluiten de rij. (Bij mij is deze helemaal niet
vruchtbaar.)