Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
18-04-2005
ZAAILINGEN
Onder een boom waren een tiental pitten ontkiemd. Dat had ik nog nooit gezien. Ik heb ze op een kweekbedje overgeplant
De boom waaronder ze stonden heeft zeer donkerrode vruchten, middelmatig groot en onzegelmatig van vorm. Het is een late appel. Bewaart wellicht tot februari. Toen ik de eetrijpe vrucht proefde was ik een beetje verwonderd over de beter dan gemiddeld goede smaak. De naam van het ras ken ik niet. Waarschijnlijk komt de boom van Bart Dequidt, een fameuze boomkweker uit Kemmel. Ik meen mij te herinneren dat hij het ras van uit de omtrek betrokken had als een soort Keuleman, maar het was er geen. We zijn ondertussen 15 jaar verder. De onderstam lijkt mij een M 26, een voor de liefhebber zeer geschikte onderstam, omdat de bomen niet te groot worden, maar toch steviger groeien dan een M9. Na enkele jaren kunnen ze zonder steunpaal, terwijl M9 die meestal blijvend nodig heeft.
Dit ras heeft niet te veel last van schurft. Ook van kanker heeft hij weinig last.
Vorig jaar was de vruchtbaarheid goed, maar ik denk dat de vruchtbaarheid eerder matig is. Vroeger had ik al gemerkt dat het een lekkere appel is, maar verder was hij mij niet speciaal opgevallen.
Ik ben nu van plan de plantjes verder op te kweken. Je weet maar nooit!
Het is niet moeilijk om een nieuwe appelboom te kweken, doch het is werkelijk een duizendste luk een waardevol ras te bekomen. In de proeftuinen rekent men op 1 op 10.000 zaailingen.
Met Guido en Louis was ik onlangs bij Marc Vandewall in Eckelrade (Nederlands Limburg).
Hij had mij 10 jaar geleden verteld dat hij een vroeg ras bekomen had. Intussen is het ras geregistreerd als Collina (kruising tussen Priscilla en Elstar). Boomkwekerij Fleuren heeft de vermeerderingsrechten. Het ras wordt op diverse proeftuinen in de omliggende landen verder beoordeeld. Enkele biologische fruittelers hebben het ras staan.
Het is een schurftresistent ras, met een goede smaak, rijp eind juli,begin augustus, bewaart een goede week (wat al lang is voor een zeer vroege appel).
Gemiddeld grote appel (7 stuks/kg), knapperig, sappig; frisse smaak met speciaal aroma.
Hij liet ons ook een nieuwe, nog onbenoemde appel proeven met een uitmuntende smaak.
Nu weet ik niet meer of het deze was; maar hij had een boompje, dat als zaailing al na 3 jaar droeg.
Normaal moet men veel langer wachten.
Ik heb ook nog een zaailing gevonden onder het Franse ras Collapuis, door een Frans soldaat uit Rusland meegebracht ras. Ik heb maar een klein boompje. Vorig jaar zijn een aantal takken afgekraakt onder de enorme dracht. Het is een rode, langwerpige appel, geschikt voor sap, voor de keuken en als eetappel,met uitstekende bewaarbaarheid. We zijn midden april en ik heb er nog. Ze zien er wel allesbehalve smakelijk uit. Ze zitten erg onder een zwarte laag, precies roet, veroorzaakt door de regenvlekkenziekte. Het meeste is er wel af te wassen. Gelukkig is de President van Dievoet (Cabarette in Frankrijk) er een stuk minder gevoelig voor.We hebben die vanmorgen nog gegeten. Alhoewel gerimpeld, is het nog steeds een lekkere appel!
Ik heb al aangehaald dat de schimmels de laatste jaren agressiever geworden zijn. Regenvlekkenziekte is er een van. Een tiental jaar terug hadden we er nog geen last van.
Het nadeel van de Collapuis is de beurtjaargevoeligheid. (ook met President van Dievoet is dit het geval, maar duidelijk minder erg.) 2 Jaar terug stond er geen enkele appel aan en dit jaar verwacht ik hetzelfde. Je zou dit een beetje kunnen tegengaan door uitdunnen. Daar begin ik niet aan, maar raad wel aan dit te doen.
Vinken en ...
In mijn Kalmthoutse pruim (*) zit het kunstvol gedrapeerde nestje van de vink.
Al een tijdje zit ze te broeden. Binnenkort zijn er jongen en dan is het de gevaarlijkste periode, want Vlaamse gaaien en eksters zijn gehaaide rovers. Deze tijd hebben zij ook hongerige magen te vullen. Gelukkig wonen zij niet in de onmiddellijke omgeving, voor zover ik kon zien.
Mijn kozijns destijds, in West-Vlaanderen waren verwoede vinkenzetters en sluwe vogelvangers. Voor onze deur waren er vinkenzettingen. Heel bekoedzaam en zwijgzaam mocht men toekijken en luisteren. De kooien stonden allemaal op een rij en op een bepaalde afstand van elkaar (1,5 m?). Voor de kooien zaten de vinkeniers op een krukje, elk met een zwarte, vierkantige notitiestok en een krijtje. Men zat voor het kooitje van iemand anders te noteren. Telkens de vink suskewiet zong kwam er een turfstreepje. Een vink die wel een mooi refreintje zong, maar niet besloot met suskewiet, bracht geen streepjes op. Waalse kwamen dus niet aan de bak.
Ik heb in Schaarbeek Aleide leren kennen. We zijn er getrouwd en hebben er nog een tijdje gewoond. Dikwijls trokken we naar het Zonieënwoud. Voor de vinken was dat wellicht de taalgrens? Ik hoorde er Vlaamse suskewiets en en Waalse vinken, waarvan de zang niet eindigde op suskewiet. Ik heb ooit nog een plaatje gekocht van een kampioenvink met een duizendtal liedjes. Allemaal enkel een soort vlug uitgebraakte suskewiets. Niks mooi meer aan! Als dat het summum is!
Pas na het afschaffen van de vogelvangst hadden we hier in Zoersel elk jaar een vinkenpaar, zelfs soms 2 paar. Welk territorium ze juist hadden weet ik niet. Bij de buren op 300m zat er nog een ander koppel.
Ook in deze streek waren er vroeger straffe vogelvangers, vandaar het gebrek aan vinken toen.
Een van hen vertelde mij dat hij 54 goudvinken gevangen had, een vogel die ik bij mij hier nog nooit opgemerkt heb. Wel komen distelvinken in de winter af en toe fourageren op de zaden van de klis of klit , zoals de nieuwe naam zou luiden.
In 1966 was ik medeoprichter van de afdeling De Voorkempen van De Wielewaal, nu met De Belgische Vogelreservaten versmolten tot Natuurpunt.
Ik herinner mij een avond waarop vogelvangers kwamen storen. Ik heb hen toen gezegd : Dat ik hen volkomen begreep. Als men mij destijds niet naar t college had gestuurd, om pastoor te worden, dan was ik waarschijnlijk ook vogelvanger geworden. Dat het de Noordse landen waren, die aandrongen op afschaffing van de vogelvangst, was toch heel normaal: Ze hadden al twee generaties voor ons algemene leerplicht. Het is alleen en kwestie van beschaving.
Zouden er in West-Vlaanderen nu nog achterlijke gebieden zijn? Of zijn het sommige achterlijke politiekers?
(*) Pruim gekregen van Marcel Cools , uit een haag in Kalmthout. Een eerder kleine, langwerpig pruimke, maar bijzonder zoet en lekker. Helaas slechts matig vruchtbaar. Om het ras te vermenigvuldigen heb je enkel een uitloper uit te planten. Van enten is hier geen sprake. Maar men zou het kunnen en wie weet misschien is er een onderstam waarop dit ras beter zou floreren?
Saint Julien
Ik heb al verteld over ons Antwerps fruitgroepje. Leo was de man die gewoonlijk voor de onderstammen zorgde. Voor pruimen werkten we gewoonlijk met Saint Julien. Deze onderstam geeft een gemiddelde boom. Men kan er praktisch alles op enten. ( In technische termen : er is een goede verenigbaarheid van onderstam en ent. Een slechte verenigbaarheid geeft een beperkte tot matige vergroeiing, met later afbreken van de stam op de entplaats.)
We verdeelden ook enten. Zo had iemand enten bij van een reine claude.
Ik heb die geënt op een Saint Julien. Maar ik had ook een Saint Julien laten uitgroeien. En wat bleek: tweemaal dezelfde vruchten, die inderdaad veel weg hebben van echte reine clauden: eveneens groen-geel, maar beduidend kleiner, en ook minder van smaak.
Ik heb nog fel gediskussieerd met beroepspruimenkwekers, die mordicus beweerden dat een Saint Julien blauwe vruchten had. Ze maakten heel waarschijnlijk de verwarring met een andere onderstam: de Brompton, die net als de appelstam M VII, al een hele tijd verlaten werd omdat deze bomen te groot werden.
Onze Generatieboom
Vanmorgen heb ik eindelijk tijd gemaakt om op de generatieboom met 14 appelrassen, naar de 14 kleinderen, nog 3 rassen bij te enten.
Mijn gescheiden zoon Peter, zelf vader van twee kinderen heeft een tijd terug Marie, een weduwe met drie kinderen leren kennen en ze vormen een nieuw gezin. Haar kinderen zien we als onze nieuwe kleinkinderen.
De bovenste tak, een Princesse Noble, nog van Herwig Vereyken, leende zich er uitstekend voor: 4 takken. Een tak kon blijven staan om het ras te behouden. Een tak heb ik omgeënt met Ecolette, het door het Onderzoeksinstituut van Wageningen in Nederland ontwikkelde resistent ras, dat niet goed genoeg bevonden werd voor de commerciële teelt, maar voor de liefhebber hoogst interessant is: eerder grote, prachtig rode appelen met een vrij goede smaak en daarbij elk jaar rijk dragend. Als tweede ras heb ik er Reinette Marbrée opgezet.
De enten werden mij welwillend bezorgd door Michel Ponchaux, president van de afdeling Nord-Pas de Calais van de Croqueurs de Pommes, waarvan ik ook lid ben.
De vruchten spraken mij aan op de grote fruittentoonstelling (Europom, wordt om de 4-5 jaar in Vlaanderen gehouden; de andere jaren in een van de buurlanden) te Alden Biezen vorig jaar.
Op de derde tak heb ik Veurnse Reinette op geënt. Ik ben benieuwd naar de resultaten op mijn Kempische zandgrond. Als ze het evengoed zal doen als Reinette de Flandre, van de zware gronden in Frans Vlaanderen, zal ik zeer tevreden zijn.
Hoe die generatieboom tot stand is gekomen, is een heel verhaal.
Toen de kinderen nog klein waren hadden we melkgeiten. Ik zei altijd dat die dieren dezelfde intersse hadden als ik: ze snoepten zeer graag van de fruitboompjes, zij van de bast , ik van de vruchten! Niet dat we ze zo maar lieten doen, maar een jaar is lang en in één onbewaakt ogenblik kan er veel gebeuren. Dat maakte dat ik een zeer regelmatige klant was bij de boomkweker en mijn fruitkennis kon vergroten.
Eén boom was aan mijn aandacht ontsnapt. Na verloop van vele jaren kwamen er vruchten op, maar totaal niet te genieten.
Het was in het begin der tachtiger jaren en we waren in het Antwerpse net gestart met een groep fruitgeïnteresseerden. We wisselden o.a. enten uit. Tussen haakjes : toen ik Veltsecretaris was, heb ik precies 20 jaar naeen een entles georganizeerd met Leo Peeters, de laatste jaren aangevuld met Louis Eelen, die zich ontpopt tot entkunstenaar.
Ik had dus een prachtig ontwikkelde boom, een type VII onderstam, een type dat een gemiddeld hoge boom geeft en het zeer goed doet op zandgrond. Louis Mampaey van Viersel gebruikte die in de zestiger en zeventiger jaren nog voor de liefhebbers.
In de commerciële teelt is die onderstam al minstens een halve eeuw verlaten omdat men daar bomen nodig heeft die zwak groeien. Een zwak groeiende onderstam is bijvoorbeeld Type IX of de laatste tijd nog minder sterk groeiende onderstammen.
De eerste maal zette ik er 12 enten op, en een tijdje nadien nog een ent van een zaailing, verwant met sterappel, van de Oude Landen, het kazerneterrein te Ekeren, gekregen van Piet Neelen, de voedstervader van het Veltterrein De Heuvels te Stabroek.
Die boom werd onze generatieboom.
Toen er nog een 14 de kleinkind geboren werd heb ik de topscheut afgezaagd en er een Engelse bewaarappel voor de keuken: Dumelows Seedling opgeënt. Vorig jaar kon ik al de eerste vruchten oogsten. Deze ent kreeg ik van Howard Stringer, een nu 83 jarige fruitspecialist uit Surrey, Engeland.
Ik had hem leren kennen op de fruitreizen naar Engeland met de Nationale Boomgaarden Stichting. Voordien had ik hem al eens gesproken op een vorige Europom te Alden Biezen, waar hij de stand van de Friends of Brogdale verzorgde. Howard is mijn voorbeeld. Begin februari zijn we nog bij hem thuis geweest in Engeland. Zowel hij als zijn even oude vrouw verkeren nog in goede gezondheid en zijn nog sterk geïnteresserd.
Hij heeft zijn bomen meer naar zijn hand gezet. Dit wil zeggen hij heeft er de toppen uitgezaagd, zodat hij niet te hoog in de bomen moet klimmen, want dat is gevaarlijker als je bejaard wordt. Hij is in de eerste plaats een kersenspecialist.
Zelf ben ik nog maar zeventig. Aldus hoop ik nog op een aantal goede jaren.
Dat is ook wel nodig om een tuin van 1 Ha met zon rijkdom aan vruchtensoorten en rassen min of meer te onderhouden. Ik zeg Ik doe het als amusement, maar ik moet er toch soms hard voor werken.
BLAUWE BESSEN (Vaccinium corymbosum)
Gisteren heb ik bij mijn zoon twee blauwe bessen uitgedaan. De omgevende struiken waren na verloop van jaren zo hoog gegroeid dat ze volledig in de schaduw moesten groeien. Wegens gebrek aan licht waren ze gestopt met vruchten voortbrengen. Als je dan vergelijkt met de massas vruchten aan een struik in volle zon en die het voor de rest naar zijn zin heeft: een zure zandgrond en afgedekt met dennennaalden en dergelijke, voorgecomposteerde houtsnippers.
Die afdekking is nodig om de verdamping tegen te gaan.
Het zijn bij mij de enige planten die tijdens een erge droogteperiode in de zomer water krijgen.
Mijn oudste plant staat hier 42 jaar. Vroeger stond hij ergens in een verlaten hoekje. Tijdens de superhete en droge zomer van 1976 was hij zonder verzorging op sterven na dood: voor 90 % verdroogd.
Af en toe had ik nog wel een andere struik geplant, zonder acht te slaan op de vereisten van een zure grond. Na enkele jaren treuren was de plant dood. Mijn tuingrond was absoluut niet zuur genoeg. Toen werd veel meer zeealgenkalk gebruikt.
In 1970 had ik van mevrouw De Belder van het Arboretum in Kalmthout een paar hamamelissen gekregen. Die legden om dezelfde reden hun hoofdje. Als je maar leert van je stommiteiten , zeg ik altijd.
Het is wel laat om nu nog te verplanten, maar blauwe bessen hebben een grote wortelklomp. Ik heb ze ook flink teruggesnoeid.
Toen ik 13 jaar terug planten ging halen op De Wei, nu een biologische Blauwbessenkwekerij te Lanaken, kreeg ik planten die weg moesten op de hoogste kant. Die planten hadden zich aangepast door een supergrote wortelkluit te vormen. Ik vroeg naar een speciaal ras. Dit hadden ze in de laagte staan, tegen de beek. De wortelkluit hier was iets van niemendal. Enkele wortels volstonden om water te zuigen. Het was er toch in overvloed!
Intussen heb ik een uitgebreide collectie rassen, geplant in turf. Ze doen het allemaal voortreffelijk. Nog nooit is een plant uitgevallen.
Het is de bessensoort waar mijn kleinkinderen het meest verzot op zijn. De meeste bessen groeien op hun handhoogte. Van zodra ze nog maar goed konden lopen, gingen ze zelf plukken.
Ik herinner mij een anecdote met Robin. In volle oogstperiode, de derde week van juli, vertrok hij met zijn ouders naar het buitenland. Hij was toen vier en half. Hij kwam in februari terug en het eerste wat hij mij vroeg: Vake, mag ik in de tuin besjes gaan plukken?
Pruimen
De gevreesde nachtvorst van zaterdagmorgen (9/4) is er gelukkig niet gekomen. Temperatuur rond het vriespunt.
De stampers van de pruimenbloesem zagen er vanmiddag op het eerste gezicht nog goed uit.
De myrobolanen of kerspruimen (Prunus cerasifera) zijn volledig uitgebloeid en vormen al groene vruchtknopjes. Hetzelfde voor de sleepruimen (Prunus spinosa).
De eerste bloeiers van de gewone pruimen staan in volle bloei: de rassen Avalon, Prune de Prince, Jubileum , Jojo, Keerbergse, Belle de Thuin en mijn Kempische Pruimen.
Hebben ook al wat open bloemen: Bleu de Belgique, Czar, Vroege Tolse.
Andere hebben hun eerste bloemen: Anna Späth, Early Prolific, Opal (mijn favoriet: altijd lekker , ook als er heel veel vruchten aan staan en daarenboven een jaarlijkse drager).
Reine Claude dAlthan.
Andere hebben nog geen enkele bloem: altesse simple en double, Belle de Louvain.
Reine Claude dOuillins. (Een boom op een beschutte standplaats anderzijds heeft wel zijn eerste bloemen open) en Top.
Ik heb nog hoop op een goede oogst dit jaar, want de beide voorgaande jaren had ik niet veel pruimen. Vorig jaar zag het er een tijd nog goed uit. Er werden nogal wat vruchten gevormd, maar die vielen massaal af als gevolg van de door het natte en kille weer onvolledige bestuiving. Enkel de vroegste bloeiers hadden nog goed weer getroffen.
Zo stonden er veel vruchten op de Prune de Prince, maar die gingen dan weer kompleet ten onder aan de zware moniliaaantasting (een schimmelziekte). Zoiets had ik met dat ras nog nooit meegemaakt.
De schimmelziektes zijn de laatste tijd sterk toegenomen. Ik heb al mijn krieken (zure kersen) moeten rooien omdat de bomen kompleet ten onder gingen aan de takmonilia, een danig agressieve schimmel die de takken zelf aantast. Ik probeer het nu opnieuw met een nieuw Duits ras, Gerema dat een hogere resistentie zou bezitten. Dit jaar zou ik de eerste vruchten kunnen hebben. De bloemen moeten nog open komen.
Gisteren (7/4) al de aardbeibedden afgedekt met dubbelgevouwen vliesdoek. Men voorspelt nachtvorst.
Sinds enkele jaren teel ik mijn aardbeien op voorgeponst antiworteldoek van 1,14 m.
Op de witte naden, die 25 cm van elkaar liggen, heeft men om de 25 cm een gat geponst.
Ik benut nu de 3 binnenrijen (vroeger slechts 2).
In biologische teelt is er immers minder bladgroei en, ook op drie rijen staan de planten, in elke richting op 25 cm van elkaar, voldoende open.
De buitenste rijen gaten liggen slechts op 7 cm van de rand en worden mee ingegraven.
Ik leg verhoogde bedden aan; maak aan weerszijden een rechte geul en leg de boorden strak in.
Verhoogde bedden zorgen ervoor dat de planten niet met hun wortels in het water zitten. De waterspiegel hier in de Kempen staat 's winters praktisch gelijk met de grond.
Het grootste voordeel van het geweven antiworteldoek is het verhinderen van onkruidgroei en dus geen wiedwerk.
Anderzijds vergroot het het effect van lentenachtvorst. Bloemen kunnen in de knop bevriezen en bij het ontluiken verschijnen bloempjes met een zwart hartje.
Ik heb geleerd iets waalzamer te zijn.
Vanmiddag, als ik tussen de vlagen door in de tuin was, hoorde ik eerst iets verder en dan dichtbij de koekoek herhaaldelijk roepen. Mijn vroegste waarneming was vorig jaar: al op 5 april.
Vroeger klonk de roep pas rond half april.
Als kind in West-Vlaanderen mochten we op blote voeten gaan lopen nadat we de koekoek hadden gehoord.
Ik wil dit mijn kleinkinderen niet aandoen in dit gure aprilse grillenweer.
Daantje