Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
04-10-2009
Witte juffrouw
Witte Juffrouw
Een verlegen jongen die nooit ergens naartoe durfde te gaan, kreeg bezoek van een man over wie werd gezegd dat hij een weerwolf was.
De man vroeg: "Heb je al een meisje?", waarop de jongen antwoordde: "Neen, ik heb geen meisje nodig."
Desondanks beloofde de man dat hij de jongen een meisje zou brengen. Toen de jongen op een avond buiten kwam, wachtte er een mooi meisje op hem, helemaal in het wit gekleed.
Het meisje wandelde een stukje met hem mee, maar de jongen was te verlegen om tegen haar te spreken.
Na een tijdje zei het meisje dat ze weer verder moest. "Ze keek toch zo vriendelijk in mijn ogen...", vertelde de jongen achteraf.
Wie zijn ziel aan de duivel wilde verkopen, moest met een zwarte hen op een kruispunt gaan staan. De duivel zou dan langskomen en vragen: "Is die hen te koop?" Wanneer men op deze vraag "ja" antwoordde, zou de duivel vragen: "Is daar nog meer te koop, verkoop je je ziel niet?" Op die manier kon men een pact sluiten met de duivel.
Met een dierenvel dat de duivel verschafte, moest men enkele uren van de nacht als weerwolf rondlopen, in ruil voor een vergoeding van tien frank.
Zo stond er op een dag een man met een zwarte hen op een kruispunt. Na enige tijd kwam de duivel aangereden op een bok, en hij zei: "Spring er maar op!". Toen de man een tijdje met de duivel had meegereden, riep hij plots: "Och God, och God!", waarop de bok hevig schrok en de man op de grond wierp.
Keizer Karel was niet tevreden over de paters van Westvleteren omdat ze geen belastingen betaalden. Daarom ging de keizer een keer op bezoek bij de paters.
Omdat de keizer zeer goed werd ontvangen, besloot hij wat milder te zijn voor hen. "Het is goed", zei de keizer, "jullie hoeven geen belastingen te betalen. Maar dan moeten jullie wel kunnen antwoorden op deze drie vragen: - Waar is het middelpunt van de wereld? - Hoeveel ben ik waard? - Aan wie denk ik op dit ogenblik? Jullie hoeven niet onmiddellijk een antwoord te geven; over veertien dagen kom ik terug".
Acht dagen later had nog niemand van de kloosterlingen de antwoorden op de vragen gevonden.
Op een dag liep vader abt zenuwachtig rond in zijn tuin, toen de tuinier vroeg wat er aan de hand was. Vader abt vertelde over de drie vragen, waarop de tuinier zei: "Maar dat is toch eenvoudig. Op de eerste vraag moet je antwoorden dat het middelpunt van de aarde hier is. En als hij het niet gelooft, moet hij het maar meten! Op die tweede vraag moet je antwoorden: Men heeft voor Onze Lieve Heer dertig zilverlingen gegeven, en als we er nu voor jou negentig moeten geven, dan zal het toch wel goed zijn zeker! En de derde vraag.... Wacht, vader abt, geef jouw kleren aan mij en dan zal ik wel in jouw plaats antwoorden".
Zo gezegd, zo gedaan. Toen de veertien dagen verstreken waren, kwam Keizer Karel weer naar het klooster. De tuinier stond daar in de kleren van vader abt en antwoordde op de eerste en de tweede vraag wat hij had besproken met vader abt. Daarna vervolgde hij: "Sire, ik zal zeggen wat u nu denkt. U denkt dat u staat te praten met vader abt, maar dat is niet waar, u spreekt met de tuinier van het klooster!"
Keizer Karel stond verslagen op en moest de paters laten blijven.
Regio : Oostvleteren Verzamelaar - M.Deschrijver -
Men vertelde dat de witte juffrouw in het bos van Nieuwerkerken verscheen. In een klein vijvertje daar in de buurt, heeft men ooit ook een wit paard zien springen.
Op de weg naar Binderveld kwam een man op een avond drie vrouwen tegen, die helemaal in het wit waren gekleed.
De vrouwen vielen de man lastig en zeiden: "Je vrouw houdt niet meer van je, want ze heeft haar trouwring uitgedaan."
Wat de vrouwen nog tegen de man zeiden, heeft hij nooit willen vertellen, omdat een geestelijke het hem had verboden.
De echtgenote van de man had inderdaad haar ring uitgedaan omdat ze die dag kleren moest wassen.
Men vertelde dat de bokkenrijders met de duivel omgingen.
Op een dag had één van de bokkenrijders zich vergist bij het uitspreken van de toverformule; hij zei "door heg en struik" in plaats van "over heg en struik".
De man was zwaargewond toen hij in de wijnkelder van Keulen aankwam.
Bij een gezin in Stamprooi was een kindje geboren dat de hele tijd lag te huilen.
Aangezien de dokter geen raad wist, geloofden sommigen dat het kind behekst was. Omdat de ouders ten einde raad waren, gingen ze een pater om hulp vragen. De pater deelde echter mee dat het kindje al te lang in de greep van de kwade hand was.
De familie Broekwillekens vertelde aan een pater dat er altijd een vreemd licht scheen boven een balk in hun huis. De pater raadde hen aan om op die plaats eens goed te zoeken wanneer het licht er nog eens scheen.
In de balk vond de familie Broekwillekens een beurs gevuld met goud.
Een man die naar de brouwerij in Vreren ging, zag in de Kellesteeg een grote zwarte hond, die met zijn staart in het gezicht van de man kwispelde.
Een jongen die het verhaal van de man had gehoord, wilde de hond zelf ook wel eens zien. Toen de jongen bij de hond was, sprak hij tot het dier: "Kom niet naar hier hoor, mannetje!" Omdat de hond de jongen toch volgde, gooide de jongen een rode zakdoek naar het dier.
Daarop ging de hond lopen. De duivel is immers bang voor een rode zakdoek.
Twee mannen die in het leger van Napoleon hadden gevochten, gingen in Niel paarden halen. Toen de mannen de paarden hadden, moesten ze terug naar Opglabbeek reizen. 's Nachts klopten de mannen aan bij een vroom gezin dat de rozenkrans zat te bidden.
De vader van een vriend van de vrome man woonde zes uur ten noorden van Maastricht. De vrome man vroeg aan de twee bezoekers of ze bereid waren om die vader op te zoeken en hem drie paarden te brengen.
De twee mannen stemden in en gingen de volgende dag op pad. Diezelfde avond bereikten de mannen hun bestemming, waar ze twee weken bleven logeren. Daarna trok één van hen terug naar Opglabbeek, waar hij zich gedurende zes weken als deserteur verschool in zijn eigen huis.
Omdat Napoleon kort daarop werd gevangen genomen na de slag bij Waterloo, moest de man niet terug gaan vechten. De andere man, die al zeven jaar voor Napoleon had gevochten, werd gevangen genomen door de Engelsen, met wie hij nog zes jaar heeft moeten meevechten.
Toen de man terug in Opglabbeek kwam, herkende niemand hem meer omdat hij dertien jaar was weggeweest.