Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
30-01-2011
De granaatappels(slot)
De granaatappels (slot) - Een Italiaans sprookje over een sombere jongen en een heks -
De twee meisjes vertelden dat er een koningszoon langs was gekomen die Caterina had verlost. Daarop werd de oude heks zo ziedend, dat ze onmiddellijk de achtervolging inzette. Caterina was een schrander kind en had allang in de gaten dat ze achterna werden gezeten door de oude kol. Toen ze de heks dichterbij zag komen, wierp ze de walnoot weg. Op de plek waar de noot viel verrees prompt een kapel, terwijl het meisje in een priester veranderde en de prins in een geestelijke.
De oude vrouw ging de kapel binnen.
"Hebt u een meisje en een jongeling langs zien lopen?"
"U wenst?" antwoordde de geestelijke. "Wilt u misschien de mis bijwonen? De klokken luiden al."
"Onzin! Ik wil alleen maar weten of u een meisje en een jongeling hebt gezien," zei de oude heks.
"Wilt u de zegen ontvangen? Het zal u goed doen. Of wilt u misschien biechten?"
De geestelijke maakte de oude heks zo in de war, dat ze vertrok. Het meisje en de prins stapten weer in de koets en reden door. De oude vrouw keerde terug naar de twee meisjes.
Toen ze zag dat het derde meisje ook de hazelnoot had meegenomen die ze voor haar had moeten bewaren, gaf de oude kol een gil van verbijstering en riep: "Heilige Maria! Heeft Caterina ook de hazelnoot meegenomen?"
"Natuurlijk," antwoordden de twee meisjes.
Opnieuw zette de oude vrouw de achtervolging in. Toen ze op het punt stond om Caterina in te halen, gooide Caterina de hazelnoot weg. Op de plek waar de hazelnoot was terechtgekomen, schoot een prachtige tuin uit de grond. Caterina was in een tuinierster veranderd en de prins in een tuinder.
"Hebt u misschien een meisje en een jongeling gezien?" vroeg de heks aan de tuinierster.
"U wenst?" zei de tuinierster. "Wilt u een bos rozen? Ik kan ze meteen voor u plukken."
"Rozen, onzin! Ik wil..."
"Nu weet ik het. U wilt een bos acaciabloemen. Ik haal ze wel even..."
Kortom, ook de tuinierster maakte de oude heks zo in de war, dat ze rechtsomkeer maakte en de twee hun reis voort konden zetten. De oude vrouw wilde van de twee meisjes weten: "Heeft Caterina ook de amandel meegenomen?"
"Ja, ze heeft alles meegenomen, zelfs het toverzweepje."
"O jee, wat ben ik stom. Als ik haar te pakken krijg, dan zwaait er wat!"
En weer begon ze te rennen. Ze rende zo hard ze kon en omdat ze een heks was, haalde ze Caterina natuurlijk spoedig in. Maar Caterina was niet dom en zodra ze de oude tovenares aan zag komen, wierp ze de amandel weg. Plotsklaps verscheen er een woeste rivier die net als andere rivieren vol water was. Maar zodra iemand een voet in het water zette, werd hem de pas afgesneden, want het water van deze rivier was zo scherp als een mes. De heks kon dus niet verder. Uiteindelijk besloot ze het toch te wagen en sprong in het water. Het duurde niet lang of ze was in kleine stukjes gesneden. Zo was het water haar dood geworden. De rivier verdween zoals hij was gekomen en de betoveringen verloren hun kracht. De prins keerde met Caterina terug om de andere meisjes op te halen en samen reden ze naar het paleis.
De prins huwde met Caterina, de jongste van de drie meisjes, en huwelijkte de andere meisjes uit aan twee prinsen. Zo werd een zwaarmoedige prins toch nog vrolijk.
* * * EINDE * * *
Bron : - "Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen" vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal. Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8 - www.beleven.org
De granaatappels - Een Italiaans sprookje over een sombere jongen en een heks -
Een koning had een zwaarmoedige zoon. Was hij niet depressief, dan was hij wel gedeprimeerd. Hoe dan ook, nog nooit had iemand hem zien lachen. Eigenlijk kon hij nergens om lachen; geen vermaak, geen afleiding vond hij de moeite waard. De koning wist zich allang geen raad meer. Om zijn zoon aan het lachen te krijgen had hij al van alles geprobeerd. Er waren tovenaars aan het hof verschenen, de beste en beroemdste artsen uit alle delen van de wereld hadden de zoon onderzocht en adviezen gegeven, talloze hofnarren hadden hun kunsten vertoond.
Op zekere dag had de koning toch nog een idee: op het plein voor het paleis liet hij drie klaterende fonteinen aanleggen: één met wijn, één met olie en één met azijn. Hij nodigde de mensen in de stad uit om te komen halen wat ze konden gebruiken. En dat gebeurde ook. De mensen dromden naar het plein en haalden wat ze konden krijgen. Er werd geduwd en geslagen. Het leek wel een gekkenhuis. De mensen waren door het dolle heen.
De prins bekeek het tafereel door een raam van het paleis zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. Zeven dagen later waren de voorraden vrijwel op. Alleen de oliefontein druppelde nog wat toen een oud vrouwtje met een grote fles kwam aanzetten. Ze liet de fles druppeltje voor druppeltje vollopen Maar omdat het nogal lang duurde en ze al die tijd in een ongemakkelijke houding moest staan, begon ze ongeduldig te worden. De prins, die nog steeds uit het raam stond te kijken, nam een steen, wachtte tot de fles van het vrouwtje bijna vol was en mikte toen zo precies dat de fles uiteenspatte.
Hij lachte zich kapot.
Het oude vrouwtje werd woedend op hem en zei: "Ha! Je bent het lachen dus toch nog niet verleerd, vlegel dat je bent. Maar weet wel dat je nooit gelukkig zult zijn zonder een meisje van melk en bloed."
Deze woorden maakten de prins zwaarmoediger dan ooit. Hij zei tegen zijn vader dat hij de wereld in wilde trekken om een meisje te vinden van melk en bloed. Met een gevulde beurs trok hij eropuit. Hij wandelde en wandelde, zag veel steden en veel landen, maar het meisje dat hij zocht, vond hij niet.
Op zekere ochtend kwam hij in een bos. Het bleek zo ongelooflijk groot dat de koningszoon dagenlang liep zonder iemand tegen te komen. Lopen maakt dorstig, maar nergens was water te vinden. Er was zelfs geen huis waar hij om water had kunnen aankloppen. Hij besloot erbij te gaan zitten, want hij was te moe om nog door te lopen. Nadat hij enigszins was uitgerust, zag hij opeens een boom met drie granaatappels. Ha, dacht de prins, daar lust ik er wel een van: een appeltje tegen de dorst!
Hij plukte een appel, sneed hem door en ziedaar, er sprong een meisje uit. Wit en rood van melk en bloed. De prins zei tegen haar:"Ga je met me mee en wil je bij me blijven?"
"Heb je te eten en te drinken voor mij?"
"Nee."
"Dan blijf ik niet bij jou."
Ze keerde terug in de granaatappel en de appel verdween tussen de bladeren. De prins plukte een andere appel, sneed hem door en ook dit keer sprong er een meisje uit. Ook zij vroeg aan hem of hij te eten en te drinken had, en ook dit keer moest hij nee verkopen. Net als het eerste meisje wilde ook dit meisje niet bij de prins blijven. Vervolgens plukte hij de derde appel. Alweer kwam er een meisje uit van melk en bloed, maar dit keer beantwoordde hij haar vraag met ja.
"Dan blijf ik bij jou," zei het meisje.
Ze vertelde dat ze was betoverd door een boze tovenares die alle meisjes in granaatappels had opgesloten. Ze hadden een toverzweepje, een hazelnoot, een amandel en een walnoot voor de heks moeten bewaren, wat haar nu goed van pas kwam. Ze sloeg met het zweepje en sprak: "Geef me een koets met paarden." En meteen verscheen er een prachtige koets met vier witte paarden ervoor. Het meisje en de prins stapten in en reden weg. De heks, een oude vrouw, keerde even later bij de boom terug en zag dat er nog maar twee granaatappels aan hingen. Ze liet de twee andere meisjes eruit en vroeg heel grimmig: "Waar is Caterina?"
* * * wordt vervolgd * * *
Bron : - "Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen" vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal. Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8 - www.beleven.org
Het verhaal van Isi (slot) - Een legende uit Colombia -
Isi haalde nu uit de zak een kleine pot en zette hem op het vuur, om het ongeluk uit te koken. Toen hij begonnen was met het koken, kwamen er uit de rook vleermuizen tevoorschijn. Daarna kwamen er nachtzwaluws, uilen, nachtvlinders en andere nachtvogels. Daarop kwamen er andere vogels uit, zoals een zwaluwtje, daarna een kleine gier. Toen de koningsgier eruit kwam, pakte Isi hem en sprak tot hem: "Breng mij naar het Gebergte van de Maansikkel, en als je me terugbrengt, zal ik je vrijlaten." De gier bracht Isi naar het Maangebergte. Toen hij aan de top van de berg gekomen was, vond hij de maan daar zittende. Deze sprak tot hem: "Neem je steen! Begin je woorden, met dat je vorst van je volk zult zijn. Roep je volk bijeen en laat het vasten. Ik wil jou leren, hoe je het volk moet regeren. Wie niet naar je luistert, krijgt de doodstraf! Ga nu weg!" Isi ging weg, en toen hij weer teruggekomen was, liet hij de gier gaan.
Men zegt, dat hij na zijn terugkeer de ouden en de tovenaars bijeenriep en hun alles vertelde, wat de maan hem gezegd had, en hen vroeg, niets rond te vertellen. Toen verliet hij hen.
De vrouwen wilden graag weten, wat Isi gezegd had en zochten de ouden op om hen te verleiden. Bij het vallen van de nacht gingen de mooiste meisjes bij de ouden in de hangmatten liggen en vrijden met hen, opdat zij alles vertelden. De ouden sliepen vast, en toen zij 's morgens wakker werden, zagen zij niemand. "Ik heb gedroomd!" zei er één. "Ik ook! Ik ook!" riepen de anderen. Toen nu de vrouwen alles wisten, wat Isi gezegd had, stonden zij op het punt om naar het opperhoofd te gaan. De mannen verlangden het eveneens. Van de ouden, die het rondverteld hadden, verbrandde Isi er één en strooide zijn as in de wind. Toen ontstonden daaruit schorpioenen, Tokandyra-mieren en andere dingen die pijn bezorgden, ook giftige planten, zoals curare. Een ander veranderde hij in een kikker, een andere in een slang. Isi verscheen weer, zei dat er gevast moest worden, geselde mannen en vrouwen en liep achter een vrouw aan die het geheim onthulde.
Hij eiste van haar dat zij zijn woorden niet verder zou verbreiden, verenigde zich met haar en doodde haar toen. Daarop gaf hij zijn grote feest, verzamelde vier ouden en verbood de vrouwen er iets van te zien en te horen. Hij gaf nieuwe bevelen en zei tegen hen: "Alle vrouwen die mijn geheim begeren te weten, zullen sterven. Alle mannen die het rondkletsen, zullen sterven. Jullie kunnen het aan de jongelingen vertellen, maar niet aan de kinderen." Nadat hij dit had gezegd, weende hij. De nieuwsgierigen onder de vrouwen wilden het geheim horen en gingen naar hem luisteren. Toen hij uitgesproken was, stierven ze allemaal en veranderden in stenen.
Isi huilde, omdat zijn moeder ook had geluisterd en was gestorven. Daarop danste hij om zijn opperhoofdschap en zijn nieuwe waardigheid te vieren. Daarna ging hij naar de hemel nadat hij een paar keer door het bos was gelopen. Jaren verliepen.
Op een dag waren een paar jongelingen onder de Uaka-boom gezeten, toen een tovenaar kwam en tot hen sprak: "Jongelingen, jullie moeten vasten! Als jullie dat niet doen, vreet ik jullie op!" Er wordt verteld dat ze niet wilden vasten. Toen verscheen er op een dag de tovenaar die hen pakte en allemaal verslond. De ouders van de jongelingen waren woest op de tovenaar. Ze lieten kaschiri bereiden en nodigden de tovenaar daartoe uit. De tovenaar kwam en ze dronken die dag. Hij bedronk zich tot hij bewusteloos was. Toen de ouden zagen dat hij dronken was, zeiden ze: "We zullen vuur maken en hem verbranden, opdat wij ons wreken!" Daarop, zo wordt verteld, wierpen zij de toverdokter in het vuur. Hij verbrandde en viel uiteen in as.
's Nachts ontstond uit zijn as de Paschiuba-palm, en toen ze 's morgens kwamen, zagen ze de opstanding uit de as, en ze riepen uit: "Hoe is uit de as van de tovenaar de Paschiuba ontstaan?" De palm groeide, en de bladeren ervan beroerden de hemel, en door het merg steeg de ziel van de tovenaar in de gedaante van een eekhoorn omhoog. De ouden die wisten dat de ziel van de tovenaar door de Paschiuba omhoog was gestegen, hakten de boom om, en toen hij tegen de grond viel, zeiden ze: "Nu komt zijn ziel niet meer!"
* * * Einde * * *
Bron : - "Volkssprookjes en legenden uit Zuid-Amerika" door Felix Karlinger. Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk. ISBN: 90-6120-433-X - www.beleven.org
De ouden vertellen, dat er in het begin van onze tijd bij de Rio Caisary een grote menigte vrouwen verscheen, vergezeld van mannen zwak van ouderdom, waardoor zij geen kinderen konden krijgen. Zij waren bedroefd, omdat zij voorzagen, dat de mensheid op deze manier zou uitsterven.
Op een dag verscheen er een tovenaar bij hen en sprak: "Zijn jullie bedroefd?" - "Ja, wij zijn bedroefd, omdat de mannen zwak van ouderdom zijn. Zij zijn voor niets geschikt, hoewel zij Kangeruku gedronken hebben." - "Wees niet meer bedroefd! Jullie zullen nog nalatenschap hebben!" - "Hoe dan? Hoe dan?" riepen ze. Zij werden vrolijk. "Jullie zullen het wel merken," antwoordde de tovenaar. "Neem nu eerst een bad!" Zingend haastten zij zich naar de rivier en begonnen te baden.
Toen zij het water uitkwamen, sprak de tovenaar tot hen: "Nu zullen jullie kinderen krijgen, want de grote slang heeft jullie al allemaal zwanger gemaakt." Maanden verliepen, en alle kinderen verschenen tegelijk. De jongste vrouw kreeg de mooiste dochter. Het kind groeide op en werd steeds mooier, en alle jongens wilden met haar trouwen.
Op een dag liep zij door het bos en kwam enige apen tegen, die Uaka-vruchten aten. "Deze vruchten zijn heel goed om te eten," zei ze. "Wil jij ervan hebben?" vroeg een van de apen haar. "Ja," antwoordde zij. De apen wierpen haar vruchten toe, en zij proefde er één. "Dat smaakt goed!" Zij verzamelde er een hoop en at er vele; zodat het sap uit haar mond over haar borst liep, tot zij bij de 'Weg van de Kinderen' kwam.
Er verliepen maanden zonder tekenen van haar maagdelijkheid, maar haar buik werd dikker. Toen vroegen zij aan haar: "Met wie heb jij je ingelaten?" Zij vroegen dit, omdat zij de vader van haar kind wilden doden. "Jij hebt ons niet gewild, maar nu zullen wij jou doden, als je ons niet vertelt wie jou in deze toestand heeft gebracht!" Het meisje antwoordde: "Ik weet niet wie het was. Ik heb alleen Uaka-vruchten gegeten." - "Werkelijk? Wat doen we nu?"
Na enige maanden baarde zij een zoon. Op een nacht, toen zij sliep, verdween haar zoon. Zij huilde erg en zocht overal naar hem, maar kon hem niet vinden. Toen kwam zij ook bij de stam van Uaka en hoorde een kind huilen. Zij zocht het, maar vond het niet. Ze bracht de nacht slapend door bij de stam van de Uaka. Toen zij de volgende morgen ontwaakte, vond zij haar borsten leeg. Het kind had heel de nacht bij haar gedronken, terwijl zij sliep. Iedere dag hoorde zij het kind huilen, tot de nacht kwam en iedere morgen waren haar borsten leeg, omdat het kind alles uit haar gedronken had. Zo ging het dag na dag. Een jaar later huilde het kind niet meer, en haar borsten droogden uit. In plaats daarvan hoorde zij het kind praten, lachen en heen en weer lopen, zonder dat zij zag wie daar speelde.
De tijd ging voorbij. Op een dag verscheen haar zoon, die reeds een man geworden was. En er kwamen vlammen uit zijn handen en haren. "Moeder, hier ben ik! Laten we naar huis gaan!" Alle mensen waren blij en liepen op hem af, en de ouden kwamen om hem te zien. De tovenaars kwamen, blusten hem en gaven hem de naam Isi, d.w.z. 'Jij bent uit de vrucht ontstaan'. Het volk sprak: "Dit zal ons opperhoofd zijn! Wij willen hem als opperhoofd hebben!" Hij antwoordde: "Ik kan jullie opperhoofd niet zijn, omdat ik de steen Nanacy nog niet heb. Hij bevindt zich op de berg van de maansikkel."
Men zegt dat de zon hem een zakje vol met toverzaken gaf. Zij zei tegen hem: "Daar heb je het, mijn zoon! Alles, wat je wilt maken, zul je hier binnen vinden. Waar ik heenga, daar zul jij ook heengaan, en allen zullen naar jou luisteren." Er wordt verteld dat de vrouwen naar de berg wilden gaan om naar de steen van het opperhoofd te zoeken. De mannen wilden het eveneens. Toen zeiden de tovenaars: "De vrouwen kunnen deze steen niet optillen." Toen begonnen ze te strijden.
* * * wordt vervolgd * * *
Bron : - "Volkssprookjes en legenden uit Zuid-Amerika" door Felix Karlinger. Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk. ISBN: 90-6120-433-X - www.beleven.org
De landschildpad reist naar de wolken - Een Afro-Amerikaanse fabel over een mopperende zeurpietschildpad -
Hebben ze jullie al eens over meneer Grumble, de landschildpad verteld? Wel, op een dag was de landschildpad er zeer slecht aan toe. Hij trok met zijn mond, en schold en mopperde, omdat hij altijd over de grond moest kruipen. Toen hij broer konijn tegenkwam, schold hij, omdat die kon rennen, en toen hij broer buizerd tegenkwam, schold hij nog harder, omdat die tot hoog in de wolken kon vliegen, en zo ging het aan een stuk door.
De anderen verdroegen het, tot ze er echt niet meer tegen konden. Toen kwamen ze bij elkaar en besloten, dat ze broer landschildpad omhoog naar de wolken zouden laten vliegen en hem dan gewoon naar beneden zouden laten vallen.
Op een dag, toen broer landschildpad weer eens tegen juffrouw Kraai aan het mopperen was, omdat hij niet tot aan de wolken kon vliegen, zei ze tegen hem: "Goed, broer landschildpad, klim maar op mijn rug. Dan zal ik je naar de wolken brengen."
Broer landschildpad was reuze opgewonden, maar hij deed, wat hem bevolen werd, en de kraai vloog met hem weg. Ze vlogen en vlogen, en broer landschildpad keek op zijn vrienden neer en voelde zich geweldig trots. Maar juffrouw Kraai werd langzamerhand moe, dus zei ze:
"Hoger kan ik niet vliegen. Maar daar komt broer buizerd net aan. Hij vliegt hoger dan ik. Hij kan je wel op zijn rug nemen, en dan kun je hoger komen."
Broer landschildpad stapte dus op de rug van broer buizerd, en ze vlogen hoger en hoger, totdat broer landschildpad niet eens meer kon zien, hoe zijn vrienden hun hoed afnamen. "Dit is de mooiste dag van mijn leven," dacht broer landschildpad, en hij begon te fluiten: "Zo'n dag zo mooi als vandaag...!" Ze vlogen over bossen. Ze vlogen over meren. Ze vlogen en vlogen.
Maar toen kreeg broer buizerd er genoeg van om broer landschildpad steeds op zijn rug te moeten dragen en hij zei: "Nog hoger kan ik nu niet vliegen, maar daar komt juffrouw Valk net aan. Zij kan veel hoger stijgen dan ik."
En juffrouw Valk zei, dat het haar een genoegen zou zijn om broer landschildpad voor een vluchtje mee te nemen. Dus stapte hij op haar rug over, en ze vlogen nog verder omhoog. Broer landschildpad had er echt plezier in. Hij zei bij zichzelf: "Nu zijn we gauw in de wolken."
Maar toen kwam koning Adelaar voorbij en die zei: "Ho, ho, noem je dat vliegen, broer landschildpad? Zusje valk, als broer landschildpad een keer wil vliegen, waarom draag je hem dan niet zo ver omhoog, dat hij echt een mooi uitzicht heeft." Maar juffrouw Valk legde uit, dat ze niet hoger meer kon.
Toen zei koning Adelaar: "Nou, stap dan maar op mijn rug. Ik zal er wel voor zorgen, dat je wat meemaakt." Broer landschildpad deed, wat er van hem verlangd werd, maar al gauw waren ze zo hoog, dat hij bang werd. De adelaar lachte alleen maar en steeg hoger en hoger, totdat broer landschildpad zwoer, dat de wolken hem gestolen konden worden, en riep: "Oh, alstublieft, koning Adelaar, breng me toch weer naar beneden!"
Hij zwoer heilige eden, nooit meer te zullen klagen, als hij maar weer op zijn eigen benen mocht staan, maar koning Adelaar deed net alsof hij nog steeds verder omhoog vloog, en de arme broer landschildpad was al zo bang, dat hij bijna vergat om zich vast te houden en zich verbeeldde, dat hij het volgende moment beslist naar beneden zou vallen.
Maar toen herinnerde hij zich, dat hij een rolletje garen op zak droeg. Hij bond de draad aan de poot van koning Adelaar, liet het rolletje vallen, hield zich aan de draad vast en gleed naar beneden, naar de aarde. Sinds die tijd heeft men broer landschildpad er nooit meer over horen klagen, dat hij niet kan rennen en vliegen, want op die dag heeft hij voor altijd genoeg van het vliegen gekregen.
* * * EINDE * * *
Bron : - "Volkssprookjes en legenden uit Zwart Amerika"verzameld door Frederik Hetmann. Uitgeverij Elmar, z.j. verzameld door Frederik Hetmann. Uitgeverij Elmar, z.j. - www.beleven.org
De nachtmerrie - Een Bunschoter volksverhaal over een vrouwelijke nachtgeest -
Niet alleen een mens, maar ook een paard kon bezocht worden door de nachtmerrie. Zoiets was altijd duidelijk te zien. Als de nachtmerrie op de rug van een paard had gezeten, zaten altijd de manen de volgende morgen dooreen gevlochten, en hingen de zweetdruppels nog op de glanzende vacht. Voor de boer, die dat paard 's morgens voor z'n kar wilde spannen, was dat bepaald lastig.
Een Bunschoter boer had er op een gegeven moment genoeg van. Voor het vallen van de schemering sloot hij zorgvuldig de staldeur en de raampjes. Daarna dichtte hij de spleten en besteedde extra aandacht aan het geutgat, want hij had horen vertellen dat dat de plek was waarlangs nachtmerries het liefst binnen kwamen.
Hoopvol ontsloot hij de volgende morgen zijn stal. Een warme, broeiende atmosfeer sloeg hem tegemoet. Zijn ogen moesten even aan het duister wennen, maar toen zag hij het goed. De manen van zijn paard waren weer volledig verward. Met zijn hand streek hij over de rug van het dier. Deze was kletsnat. Het stond vast, de nachtmerrie was toch binnengedrongen.
De boer besloot het laatste middel toe te passen. De nachtelijke bezoekster zou gevangen worden. Die avond bleef hij op. Nauwkeurig telde hij de slagen van de torenklok. Toen het twaalf had geklonken naderde hij zonder licht te maken de stal. Af en toe hoorde hij het paard schuiven en stampen. Hij was alleen, zijn vrouw had allang de bedstee opgezocht. Bang voor de nachtmerrie hoefde hij niet te zijn; als er licht gemaakt werd, zou zij onmiddellijk de benen nemen. Maar er konden nog andere spoken rondwaren. Had hij het al niet twee uur geleden tien uur horen slaan...?
Met een ruk opende hij de staldeur en zette zijn paard in het volle licht van de stallantaarn. Daar stond het dier, dampend van het zweet, de flanken bedekt met grote vlokken schuim. Weer was de nachtmerrie hem te vlug afgeweest.
Toch is het een enkele boer gelukt de mare te betrappen, wanneer ze nog te paard zat. Toen hij naderbij kwam, merkte hij dat hij haar gezicht vaker had gezien. Naakt en bevend stond zij voor hem, de schone deerne uit de omgeving. Smekend drong ze er op aan om vooral haar naam niet bekend te maken. Nooit zou ze meer naar zijn erf terugkeren. Alleen moest hij haar beloven om voortaan het stalraam open te laten, als teken van hun afspraak. En zo gebeurde het. Maar bij hen die haar willen weren, spookt de nachtmerrie nog steeds.
* * * EINDE * * *
Bron : - "Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9 - www.beleven.org
Platte Thijs dobbelt met de duivel - Een Noord-Hollandse sage over de Nederlandse Robin Hood -
Overdag werkte Platte Thijs bij een boer in het polderland, maar 's avonds had hij vrij af, en dan kon hij roven en stelen naar hartelust. De boer wist wel wat voor vlees hij in de kuip had, maar hij hield zijn mond, want het mes van Thijs zat los in de schede, en menigeen die te veel wist van zijn bende, werd 's morgens aan het uiteinde van een koord in zijn eigen schouw gevonden.
Platte Thijs deed dan ook wat hem goeddacht. Zo nu en dan spande hij de sjees in en reed, knallend met de lange zweep, naar Hoorn om er in de herbergen te dobbelen en te drinken.
Als zovele rovers wist Thijs ook meer van de zwarte kunst dan goed voor hem was: dat kon je merken wanneer hij de dobbelstenen wierp, want hij gooide altijd de meeste ogen. Op den duur gaf iedereen het op om tegen hem te spelen en dan zat hij, kwaadaardig vloekend, aan de tafel met de beker in de hand en wierp aan een stuk door dubbel zes.
"Zelfs de duivel kan het niet van mij winnen," dacht hij. "Dat weet hij en daarom verschijnt hij niet, al roep ik nog zo hard om hem."
Opeens zat er een mannetje tegenover hem met een gerimpeld gezicht en van ouderdom bevende handen.
"Mag ik eens met u spelen?" vroeg hij. "Dobbelen is een spel dat mij ligt."
"Wat zet je op?"
"Dat wat ik het mijne noemen kan, hier en elders. En wat zet u op, heer rover?"
"Alles."
"Goed."
Thijs nam de stenen, schudde ze in de beker, en wierp: "Twaalf ogen. Daar kom je niet boven."
"O, maar ik heb duivelsgeluk," antwoordde de oude man. "Er uit, dertien!" De dobbelstenen vielen en sloegen tegen elkaar en van een der stenen sprong een stuk af: dertien ogen lagen op het bord.
Op dat ogenblik zakte Thijs achterover en terwijl allen zich om hem heen verdrongen, verdween de oude duivel met zijn winst, een onzichtbare, onsterfelijke ziel.
* * *einde* * *
Bron : - "Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe. Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961. - www.beleven.org