Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
20-12-2009
Hert
Hert - sprookjes -
Een man die een vooraanstaande functie bekleedde in het leger, gaf zijn landheer de opdracht om tijdens de oorlog voor zijn echtgenote te zorgen. De landheer probeerde de vrouw meermaals te verleiden, maar zij bleef haar echtgenoot trouw.
Uit frustratie maakte de landheer de vrouw zwart bij de knechten die op de boerderij werkten. Op een dag gaf de landheer de knechten de opdracht om de vrouw naar het bos te brengen en haar daar te vermoorden.
In het bos gekomen kregen de knechten echter medelijden met de vrouw, die bovendien zwanger was. De knechten hadden de opdracht gekregen om na de moord de tong van het slachtoffer mee te brengen voor de landheer. De knechten konden het echter niet over hun hart krijgen de vrouw te vermoorden en ze doodden een hond in de plaats. Vervolgens sneden ze het dier de tong uit de mond.
Toen de veldheer terugkwam van de oorlog, stelde hij vast dat zijn vrouw spoorloos verdwenen was. De knechten mochten van de landheer niets verklappen over het lot van de arme vrouw. De in het bos achtergelaten vrouw bracht haar kind ter wereld en werd in haar strijd om te overleven geholpen door een hert.
Toen de veldheer op een dag ging jagen, merkte hij het hert op, dat hem naar een spelonk leidde. In die spelonk trof de veldheer zijn vrouw aan.
Nadat de vrouw had verteld wat haar was overkomen, wilde de veldheer zijn landheer en zijn knechten folteren door hen met hun handen aan een os te binden en met hun voeten aan een andere os, tot die twee ossen de slachtoffers uit elkaar hadden gerukt. De vrouw wist haar man echter te overtuigen niet over te gaan tot zulke wreedheden.
De misdadigers werden verbannen en moesten de rest van hun leven werken tot ze erbij neervielen. De vrouw heeft nog vier jaar geleefd.
Toen ze gestorven was, kwam het hert naar haar graf en stootte met zijn kop tegen het kruis.
Een ijverige man die geen kinderen had, moest hard werken om rond te komen. Zijn luie broer die zeven kinderen had, werkte helemaal niet.
Toen de man op een dag zijn beklag deed bij zijn broer, sprak die: "Waarom doe je niet hetzelfde als ik? Ik rijd 's nachts op een bok naar verre landen om daar te gaan stelen. Als je wil meegaan, dan moet je donderdagavond komen. Voor één ding moet ik je wel waarschuwen: spreek onderweg niet over O.L. Vrouw of O.L. Heer, want dan loopt het verkeerd af!"
De volgende donderdag ging de man naar zijn broer, die om half twaalf de bokken uit de stal ging halen. De twee mannen gingen elk op een bok zitten, terwijl de luie broer sprak: "Over bos en struik! Door de wolken uit!" Daarop vlogen de bokken hoog in de lucht. Na een tijdje sprak de ijverige broer: "Ik hoop dat het niet ver meer is. Jezus, Maria, wat doet mijn achterwerk toch pijn op die scherpe rug!"
Zijn woorden waren nog niet koud, of de bok gooide de arme man op de grond. Toen de man bekomen was van de schok, zocht hij de weg naar huis.
Op de plaats waar hij was aanbeland, zeiden de mensen: "België ligt ver van hier. Je kan het best altijd rechtdoor gaan in die richting; dan kom je er wel."
De man reisde zeven jaar, zeven weken en vier dagen vooraleer hij weer bij zijn huis kwam. Toen hij aanklopte, vroeg zijn vrouw: "Wie is daar?" De man antwoordde: "Ik ben het, je man!", waarop de vrouw uitriep: "Dat kan niet, want mijn man ligt naast mij in bed."
De vrouw was ervan overtuigd dat haar man dood was, en ze was hertrouwd.
De verschrikte bokkenrijder liep weg en men heeft hem nooit meer gezien.
Drie broers die al hun geld hadden uitgegeven, kwamen op een avond een heer te paard tegen, die vroeg waarom ze zo bedroefd keken. Daarop antwoordden de broers: "We hebben geen geld meer en we willen onze ziel aan de duivel verkopen. Daarop antwoordde de heer: "Wel, verkoop jullie ziel aan mij. Jullie moeten dan alledrie iets zeggen. De ene moet altijd zeggen: 'Alle drie', de tweede: 'Voor het geld' en de derde: 'Zoals het redelijk is'".
De broers stemden toe en verkochten hun ziel. Op een dag waren de broers in een hotel waar een rijke heer aanwezig was. De hotelbaas sprak tot zijn vrouw: "We gaan die heer doden en de schuld geven aan die drie gekken die altijd zeggen: 'Voor het geld, alle drie, zoals het redelijk is'".
Toen de drie broers voor de rechter moesten verschijnen, zeiden ze dat de hotelbaas de moord had gepleegd. In geval van nood mochten de broers namelijk wel iets anders zeggen.
In Pittem stond vroeger een kasteel dat verzonken is. In de buurt van dat kasteel liep altijd een hond rond. Dat was een waterduivel. Een man die op pad was in de buurt van Bekkem, werd door de hond in het water gegooid. Telkens wanneer de man uit het water probeerde te kruipen, stond de hond hem aan te kijken. Het gebeurde vaak dat mensen een hele nacht moesten rondlopen omdat ze niet thuis geraakten.
Een man kreeg bezoek van een jongen, die zei: "Ik zal de toekomst van alle bewoners van dit huis voorspellen. Gaat het hier goed in huis? Is er soms iemand ziek?" "Neen, er is niemand ziek", antwoordde de man.
Daarop zei de jongen: "Je vergist je, want je hebt één persoon in huis, die ernstig ziek is", en hij klopte driemaal met zijn vuist op tafel.
De man en zijn vrouw lachten de jongen uit. Enkele dagen later moest de vrouw haar dochter Eline in het klooster in Velm gaan halen.
Het ging niet goed met de gezondheid van het meisje. Hoewel ze nog maar zestien jaar was, woog ze al zesennegentig kilo. Men liet verschillende dokters komen, maar Eline was reeds ten dode opgeschreven.
Enkele dagen na de dood van het meisje, kwam de man bij de tramhalte de helderziende jongen weer tegen. "Zal ik je de waarheid eens zeggen?", vroeg de jongen, waarop de man antwoordde: "Neen, je moet mij de waarheid nooit meer zeggen!"
Van een pastoor vernam de man dat er inderdaad mensen bestonden, die over bijzondere krachten beschikten omdat ze met de duivel omgingen.
De knecht van Xander maakte altijd vreemde zaken mee. Zo vlogen de teugels van zijn paarden op een dag stuk. Ook was het eens gebeurd dat de knecht plots in het midden van een groot vuur stond.
Op zekere dag kwam er een hond zo groot als een veulen, naar de kar van de knecht gelopen. Het dier liep langs de zijkant van de kar omhoog. De knecht riep verschrikt uit: "Jezus, Maria, Jozef, sta me bij!" Het volgende ogenblik stond de heks in haar menselijke gedaante vóór hem, en hij herkende haar.
"Durf dit niet aan iemand te vertellen!", dreigde ze.
De knecht heeft de naam van de heks nooit genoemd.
Een man die zijn vader had vermoord, was gestorven zonder ooit zijn misdaad te hebben opgebiecht.
Omdat de dode geen rust kon vinden, kwam hij op de plaats waar hij zijn misdaad had gepleegd elke nacht om twaalf uur spoken. De mensen hoorden dan een hels lawaai en zagen even later een zwarte hond weglopen.
Op een dag liet men er een pater komen, die de hele dag zat te bidden. Toen de hond die nacht om twaalf uur tevoorschijn kwam, pakte de pater het dier vast en sleurde het met een strop tot in de biechtstoel.
Vervolgens riep de pater de familie van de man bij elkaar om samen te bidden.
Daarna ging de pater met de familie en de hond het bos in en sprak tot het dier: "Hier verban ik u voor negenennegentig jaar en voor de tijd die daarop volgt."
Een man die stond toe te kijken hoe enkele knechten bezig waren met het binnenhalen van de oogst, riep: "Kijk die kwajongens eens spelen!"
De knechten wisten aanvankelijk niet waar de man het over had, maar toen ze naar boven keken, zagen ze inderdaad enkele kwajongens spelen.
Die man had een toverboek gekregen van een Waal aan wie hij de weg had gevraagd. De man had al vaak geprobeerd om het toverboek weer kwijt te raken, maar dat lukte niet.
Wanneer de man het boek verbrandde, had hij het de volgende dag weer in zijn zak.
Een jongen die al veel over de alvermannetjes had gehoord, ging naar de dwergjes op zoek tussen de rotsen. Bij een spelonk riep de jongen: "Woont hier iemand?"
Het volgende ogenblik hoorde de jongen iemand roepen: "Blaas hem zijn licht uit!"