De maagd van de Lorelei - Een Duitse legende van de zingende sirene langs de Rijn - |
Stroomafwaarts van Kaub aan de Rijn, aan de voet van de hoog oprijzende rotsmassa van de Lorelei, hadden in oude tijden de waternimfen hun koninkrijk. In het ruisende water stonden glinsterende paleizen, omgeven door groene weiden en statige wouden.
Naarmate er meer en meer mensen op de rivieroever kwamen wonen en de rivier drukker bevaren werd door vrachtboten en grote schepen, verlieten de waternimfen droevig hun plek. Slechts een van hen bleef achter, want zij kon geen afscheid nemen van haar geliefde rivier. Vaak zat zij boven op de rots, haar gouden haren kammend in het maanlicht, terwijl zij met haar betoverende stem wonderschone melodieën zong, die iedereen die ze hoorde beheksten.
Menige schipper die naar haar zoete gezang luisterde kon de drang niet weerstaan naar de maagd op te kijken, en raakte dan zo in de ban van haar schoonheid dat hij de gevaren die zijn boot bedreigden niet bemerkte. En zo gebeurde het vaak dat boot en schipper gegrepen werden door de verraderlijke maalstroom, en verzwolgen werden in diens diepten.
Gedurende de middeleeuwen, toen de trotse kastelen langs de Rijn weerklonken van wapengekletter, zang en vrolijk gelach, besloot een jonge ridder - de zoon van graaf Palatinus - de steile rots te beklimmen en de mooie nimf van dichtbij te bezien.
Hij voer de Rijn af in een kleine boot, slechts vergezeld door zijn schildknaap. Toen hij de voet van de rots naderde, zag hij de maagd op de top zitten, in de laatste stralen van de avondzon. Het geluid van haar stem behekste hem zo volledig dat hij alles vergat, en de machtige rivier smeet zijn lichte schip tegen de scherpe rotsen, waar het zonk, en de ridder ging mee ten onder. De schildknaap, die kans zag zichzelf te redden, bracht de graaf het droevige nieuws.
Vol verdriet en woede gaf de graaf Palatinus zijn dienaren opdracht de maagd gevangen te nemen, en haar vanaf haar hoge rots in de rivier te smijten. Terwijl de mannen haar naderden maakte zij een parelketting van haar hals los en wierp deze in de Rijn, zingende:
Vader die in het water huist, red mij van die mannen, zij zijn niet pluis! Stuur de witte paarden naar mij nader, opdat ik rijden mag op wind en water! Terstond rezen twee golven op uit de rivier, als grote, glanzende paarden. Ze klommen tot bovenaan de rots en namen de nimf met zich mee in het water, waar zij voor eeuwig verdween.
* * * EINDE * * * |
Bron : "Heksenstreken. Betoverende verhalen uit de hele wereld" door Shahrukh Husain. Uitgeverij BZZTôH, 's-Gravenhage, 1994. ISBN: 90-5501-056-1 |
|