Beowulf (1/5) Een Engelse sage over de strijd van Beowulf met het monster van Heorot |
Vele oude liederen verhalen van lang vervlogen tijden daar in het noorden, van het geslacht der Skylden, een geslacht van Deense heersers.
Zo was er eens een Skyldenkoning, Hrothgar, onverschrokken in oorlogs- en mild in vredestijd, die met Gods hulp het prachtige Heorot bouwde, dat van heinde en ver edelen aantrok die de prachtige gebouwen wilden zien en die zich in de feestzaal wilden verzadigen aan spijs en drank.
Naam en faam van Heorot verbreidden zich niet alleen over heel het Denenland, maar zelfs tot ver over de grenzen, evenals de gastvrijheid en wijsheid van de koning. Maar op een dag viel over de met kostbare houtsoorten betimmerde en met geweien versierde feestzaal de schaduw van ontzetting en rouw. Het was geen vijandelijk leger dat gekomen was om te plunderen, neer te branden en te moorden; de dood kwam met de avondschemering uit een nabijgelegen meer.
De zon neigde zich ter kimme, de dag liep ten einde, de harpen en de stemmen van de barden, die de schepping der wereld hadden bezongen, verstomden. In de feestzaal heerste een diepe stilte die alleen onderbroken werd door het ademen van de slapenden. Daar dook uit de diepte van het meer de reusachtige, afschuwelijke Grendel op die onder dekking van de duisternis ongehinderd doordrong in Hrothgars slot. Zijn gloeiende ogen ontdekten daar dertig weerloze slachtoffers - dertig slapende krijgers. En nauwelijks had het ondier zijn klauwen in zijn eerste slachtoffer geslagen of het werd door bloeddorst bezeten: Grendel verscheurde en doodde als een dol geworden roofdier zolang er zich in de feestzaal nog iets bewoog en hij zich aan bloed te goed kon doen. Het doodsgeschrei der slachtoffers wakkerde zijn moordlust nog meer aan. Daarna veegde hij de dertig levenloze ongelukkigen met één greep als een gruwelijk boeket bij elkaar en sleepte hen nog voor de ochtendschemer naar zijn hol op de bodem van het meer. Alleen het scharlaken bloedspoor, dat bij het aanbreken van de dag zichtbaar werd, getuigde van zijn wandaad.
In één nacht veranderde Hrothgars gelukkige land in een jammerdal. Van zorgen vervuld, trachtte de koning zijn onderdanen te troosten en te kalmeren; hij zag de toekomst donker in.
En met recht - de volgende nacht al kwam de verschrikking terug. Niemand zag kans Grendels wandaden te voorkomen en wie hem in de weg liep, ontkwam hem niet. Overdag zocht men hem tevergeefs, het diepe meer hield het afgrijselijke geheim goed verborgen.
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : "Van gouden tijden zingen de harpen: Europese sagen en legenden" door Vladimír Hulpach, Emanuel Frynta en Václav Cibula. Met illustraties van Miloslav Troup.Nederlandse vertaling door Han de Boer. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1970. |
|