Gekke Hiske - Een Fries sprookje over een stelend aardmannetje - |
Er was eens een boer, die had drie zonen. Een daarvan was niet erg snugger, daarom noemden ze hem Gekke Hiske. Nu was het al een paar keer voorgekomen dat de boer, als hij 's ochtends achter in de schuur kwam, een bos stro miste. Ze konden maar niet begrijpen, wie dat toch altijd deed. Op een avond zei Hiske tegen zijn vader: "Nu moeten jullie mij helemaal in een bos stro rollen, dan zal ik vannacht wel oppassen om te zien wie ons stro steelt."
Dat leek hen een goed idee, en Gekke Hiske kroop in het stro. En toen, die nacht, sloop er heel stil een aardmannetje naar binnen. En die pakte een bos stro, juist die bos, waar Hiske in zat.
Het aardmannetje dacht: "Dat is een dik bos, net wat voor mij!" Toen nam hij het bos stro met Hiske erin op zijn schouders en ging weg. Hij liep al maar verder en verder, een heel eind. Ze kwamen in een bos, maar het aardmannetje liep maar door. Maar tenslotte, heel diep in het bos, kwamen ze bij zijn huis, een mooi kasteel.
Het aardmannetje ging door de achterdeur naar binnen en smeet het bos stro op de bodem. Toen ging hij het kasteel in. Gekke Hiske zat vanzelf nog altijd in het stro, maar dat begon hem danig te vervelen. Het was zo zoetjes aan al aardig licht geworden en Hiske vond, hij moest het mooie kasteel maar eens bekijken.
Hiske hoorde of zag niets meer van het aardmannetje. Hij kroop uit het stro, en ging door een deur. Wat keek hij verbaasd op, toen daar allemaal mooie koetsen en paarden stonden. Dat spul was ook door het aardmannetje gestolen.
Toen maar door een andere deur. Daar zat een mooie juffrouw te spinnen, met een gouden spinnewiel. Wat schrok ze, toen Hiske zo plotseling voor haar stond. "Stil, stil," zei ze tegen hem, "het aardmannetje mag je niet horen, want dan slaat hij je dood."
"Waar is hij dan?" vroeg Hiske.
"Hij ligt op bed en slaapt," was het antwoord.
"Dan zal ik hem wel krijgen," zei Hiske. Hij pakte een bijl, die aan de beddeur hing, en pats, daar sloeg hij het aardmannetje het hoofd af. Toen was hij meteen dood.
Wat was de juffrouw blij; het aardmannetje had haar ook gestolen. Nu waren die mooie dingen natuurlijk ook van hen. Ze moesten ook maar trouwen, vonden ze. Maar Hiske wilde eerst nog één keer naar zijn ouders. Maar hij zou ze dan maar niet vertellen wat hij allemaal meegemaakt had. En op een mooie dag zou de juffrouw onverwachts ook komen. Nu zo gebeurde het ook.
Gekke Hiske ging naar zijn vader. Daar vroegen ze hem natuurlijk, waar hij zolang gebleven was. "Och," zei hij, "ik was in het bos verdwaald." Toen Hiske een paar dagen thuis was, kwam er op een morgen een mooie koets aanrijden met twee zwarte paarden ervoor. "Wat zullen we nu hebben," zeiden de ouders van Hiske, want zo iets waren ze helemaal niet gewend. En warempel, daar stopte hij precies voor hun deur. Een mooie dame stapte eruit, en ging bij hen naar binnen. Die mensen wisten niet hoe ze het hadden. Toen kwam Hiske binnen. Nou, toen vertelde hij het ook maar. Wat hoorden ze vreemd op, dat Gekke Hiske met die mooie juffrouw trouwen zou.
Een paar dagen later trouwden ze. Natuurlijk hielden ze een groot feest. En toen gingen ze naar het kasteel in het bos. Daar bleven ze, en leefden gelukkig. Zo was Gekke Hiske in een klap rijk geworden.
* * * einde * * * |
Bron : "De opgeverfde haan. Bekende & onbekende verhalen over schelmen & vagebonden, tovenaars & heksen, boze moeders & ontaarde zonen, ezels & schapen, reuzen & dwergen, kluizenaars & molenaars, tempeliers & wonderdokters, spoken & weerwolven, juffers & bruiden, zeemeerminnen & nachtmerries, bokken & egels, soldaten & jagers, katers & eksters, knechten & meesters, kooplieden & dieven & vele andere eeuwige stuiverzoekers" samengesteld door Willem de Blécourt. vertaald door Ef Leonard, keuze en eindredactie Karla Reiss. Uitgeverij Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1982. ISBN: 90-274-7115-0 |
|