De boze weefster (slot) - Een Indonesisch sprookje over hoe een lief meisje verbitterd raakt - |
Bij het aanbreken van de dag kwam de vorst kijken, of de graftempel werkelijk in één nacht was opgebouwd, en de arme jongeman wees hem met een treurig gebaar op de ruïne. Hij sprak met zachte stem: "U ziet het, o vorst, hij ligt in puin, en toch had ik hem bijna klaar... Nu zal ik de lieve prinses Sakira wel nooit meer terugzien..." Toen boog hij diep voor de vorst en wilde weggaan. Maar met een bevelend: "Blijf," hield de vorst hem tegen: "Je wil was goed en daarom zal ik je nog één kans geven. Vertrek morgen voor zonsopgang, als bedelaar vermomd, naar Tjelaga. Zodra je daar bent ga je naar het verblijf van de prinses, je vraagt er een onderkomen en bespied haar dan zeven dagen en zeven nachten, en als je haar daarna nog tot vrouw wilt, dan kan je haar hier terugbrengen..."
Verheugd dat hij prinses Sakira zo spoedig zou terugzien, kon Djaka Bandoeng nauwelijks wachten tot de dag was aangebroken; nog lang voor zonsopgang steeg hij te paard en begaf zich op weg naar het verbanningsoord. Maar toen hij daar was aangekomen en prinses Sakira de bedelaar zag, die heel nederig een onderkomen vroeg, joeg ze hem met boze woorden weg. Toen de bedelaar zei, dat hij een lange weg had afgelegd en sinds de vorige dag niet gegeten had, wierp ze hem de weefspoel naar het hoofd en schold hem uit voor 'onreine hond'. Hierdoor zag Djaka Bandoeng hoe kwaadaardig het prinsesje was geworden, en toen hij haar daarna nog twee dagen en nachten in het geheim had bespied, begreep hij dat zo'n boze heks nooit zijn vrouw kon worden. Maar nog gaf Djaka Bandoeng de moed niet op; hij wilde haar nog eenmaal bespieden. Daarom klom hij de volgende dag, terwijl prinses Sakira in de tuin van haar verblijf wandelde, in een hoge boom, juist tegenover het vertrek waar Sakira's bedienden zaten te weven. Toen een poosje later de prinses dit vertrek binnentrad, zag Djaka Bandoeng door de openstaande deur juist haar gezicht, dat nog bozer en wreder leek dan de twee vorige dagen. Dit gelaat was als dat van een afschuwelijke, oude heks met van boosheid uitpuilende ogen, terwijl haar vingers, die zij gekromd hield, op de klauwen van een roofdier leken. Met deze klauwen greep ze nu ook de weefspoel uit de hand van een van de vrouwen en sloeg haar daarmee zo hard, dat de arme vrouw het uitschreeuwde van pijn.
"Nee, haar wil ik niet trouwen," dacht Djaka Bandoeng en hij keerde nog diezelfde dag terug naar het betelwoud. Hij vertelde aan zijn moeder, hoe wreed prinses Sakira was geworden. Hij durfde niet meer naar de vorst te gaan, die hem misschien zou doden, als hij wist dat hij al op de derde dag was teruggekomen.
Maar de vorst, die twee dagen later van Djaka Bandoeng's terugkeer hoorde, liet hem bij zich komen. Bevend van angst was toen de jongeman naar het paleis gegaan, maar toen hij voor de vorst was neergehurkt en deze hem vroeg: "Wel, waarom ben je nu al teruggekomen?" durfde hij, hoewel met bevende stem, te antwoorden: "Ik kon de prinses niet bij u brengen, o vorst, want uw voorheen zo schone, lieve dochter is nu een afschuwelijke, wrede heks geworden. U, mijn vorst, zou uw eigen dochter niet meer herkennen, en ik... ik kan niet met een heks trouwen! Dood mij, mijn vorst, want prinses Sakira zal nooit mijn vrouw worden..."
De vorst had zijn woorden zonder enige boosheid aangehoord. Heel kalm vroeg hij de jongeman: "Welzo, is mijn dochter een heks geworden? Nou, dan zal ze niet alleen bij haar leven, maar ook nog na haar dood heksenwerk verrichten. Zelfs in haar graf zal ze spinrag weven, niets dan spinrag en daarna een kleed van alang-alang."
En zo gebeurde het werkelijk. De prinses stierf aan een vreselijke ziekte - melaatsheid - en juist toen ze, even voor haar dood, een van haar trouwe bedienden met de weefspoel wilde slaan, drong die spoel in de wonden van haar hand en zo stierf ze. Met de weefspoel werd ze toen begraven, maar toen kon ze zelfs nog geen rust in het graf vinden; bij dag moet ze nu de spinrag weven, en 's nachts het kleed van alang-alang, dat nimmer gereed kan komen, omdat het alang-alang scherp is en weer afsnijdt, wat eens geweven is. En daarom zal de prinses eeuwig blijven weven...
* * * einde * * * |
Bron : - "Nieuwe Indonesische Sprookjes" samengesteld door Bert Oosterhout. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1993. ISBN: 90-389-01461 - www.beleven.org |
|