Van de reddingbrengende oever - Een Griekse sage over de Zwarte Zee - |
Pontos Euxeinos - ongastvrije zee - dat was de naam die de Grieken aan de Zwarte Zee hadden gegeven.
Veel van hun boten waren hier vastgelopen. Het leek wel, alsof het water op die manier het land wilde beschermen dat erachter lag. Dat land was het sprookjesachtige Taurië, tegenwoordig de Krim geheten, waar de winter onbekend is en de lucht zo zuiver en prikkelend, dat ieder hier voor zijn kwalen genezing vindt.
Hoe gevaarlijk het ook was, steeds vaker voeren de Grieken uit om dit heerlijke land te kunnen bereiken.
Hun schepen, Triremen genaamd, waren erop gebouwd om zware stormen te weerstaan. Zo'n schip had drie rijen roeibanken boven elkaar, en was bemand door 144 roeiers en 50 soldaten en zeelui. Bij gunstige wind werd er nog een mast met zeil op bevestigd.
Op een mooie morgen kozen opnieuw enkele van zulke schepen, afkomstig uit Byzantië, zee. De hemel was strak en wolkeloos en op het water was geen rimpeltje te zien. Daarbij stond er nog een zacht briesje, zodat de roeiers op hun houten banken zich niet erg hoefden in te spannen, en de zeilen hun doel tegemoet dreven.
Maar dit was allemaal schijn. De kalme zee gaf de mannen een bedrieglijk gevoel van veiligheid en deed hun waakzaamheid verslappen. Op de tweede dag van hun reis stak er plotseling een hevige storm op, gepaard gaande met zulke donkere wolken, dat de dag overging in schemering en de eerst zo rustige waterspiegel veranderde in een woedende en onstuimige massa, die de schepen als een notendop heen en weer wierp.
Een bliksemstraal doorkliefde de donkere hemel en een hevig onweer brak los.
Met hun laatste krachten hielden de zeelui hun boot in toom, om niet aan de schuimende watermassa te worden prijsgegeven.
Maar de scheepsmasten waren tegen dit geweld niet bestand en stortten met een oorverdovend geraas naar beneden.
De Grieken vochten met de moed der wanhoop tegen de overweldigende natuurkrachten - ze vochten voor hun leven. Maar de wil der goden was ook dit maal sterker dan het menselijk streven. Van de vijf boten, die waren uitgevaren doorstond slechts één het vreselijke noodweer. De overigen vonden voor altijd een rustplaats in de genadeloze zee.
Maar ook de bemanning van die ene boot was zijn leven nog niet zeker. Toen in de vroege ochtend de storm ging liggen en de grootste schade zo goed en zo kwaad als het ging was hersteld, wist niemand welke richting ze moesten varen. Over de zee lag namelijk een ondoordringbare nevel, en een kompas of sextant, met behulp waarvan ze de richting konden bepalen, kende men toen nog niet. De stand van de zon of van de sterren was hun enige wegwijzer.
Doelloos drong de boot door de witte en dichte nevel, en de opmerkelijke stilte die na de storm was ingetreden, werd slechts door de slagen der roeiers verbroken.
Een dag ging er voorbij, een tweede en een derde...
In de kruiken waren nog maar een paar druppels fris water achtergebleven en met het voedsel was het al niet veel beter gesteld. Bovendien werd de verzwakte bemanning door hevige koortsen geplaagd.
En de boot dwaalde nog altijd door de geheimzinnige nevel, zonder hoop op redding.
Pas op de zevende dag, toen bijna niemand meer op zijn benen kon staan, begon de nevel op te klaren. Het leek, alsof er vanaf het wateroppervlak een rosé gordijn omhoogsteeg, waarachter zich een schitterend schouwspel verborg.
In de verte ontwaarden de mannen de blauwachtige kustlijn van Taurië.
"Ialos, ialos. Oever!" schreeuwden ze, en wie er nog toe in staat was richtte zijn ogen op de reddingbrengende oever.
Met hun laatste krachten grepen ze naar de riemen en als een vogel scheerde het schip over het water.
Nog voor de zon op de zevende dag aan de hemel was verschenen, dronken de dorstige Grieken het koele water uit een rivier, die dicht bij de plaats lag waar ze geland waren en die daar in zee uitmondde.
Op deze plaats stichtten ze een nederzetting, die later tot een bloeiende stad werd, en die, naar het Griekse woord "Ialos" - oever, de naam Jalta kreeg. * * * EINDE * * * |
Bron : - "Sagen van Europese steden" verteld door Vladimír Hulpach. Holland, Haarlem, 1980. ISBN: 90-251-0412-6 - www.beleven.org |
|