De geur van voedsel - Een verhaal uit Indonesië over een zonderling rechtsgeding - |
Er was eens een weduwe. Haar overleden man was heel rijk geweest en heel beroemd. Hij voerde de eretitel van Dambong en had het meeste aanzien in het hele dorp. Ze hadden maar één dochter. Die was nog heel jong toen Dambong stierf, en daarom was men haar Nola gaan noemen, wat 'wees' betekent, en zo was men haar blijven noemen.
Omdat Dambong zoveel achting en aanzien genoot in het dorp, waren de mensen met hun meningsverschillen altijd bij hem gekomen, en zijn huis was dan ook nooit leeg. Maar toen hij gestorven was, werd het stil en eenzaam in zijn huis.
Op een dag werd Nola's moeder ziek. Het ging hoe langer hoe slechter met haar. Haar eetlust verdween en zij werd zo mager dat zij nog maar vel over been was. Haar dochter Nola waakte dag en nacht bij haar. Wat ze maar aan eten te pakken kon krijgen, varkensvlees, kip en buffel, alles maakte ze voor haar moeder klaar, maar deze had nergens trek in. Nola was erg bezorgd en dikwijls vroeg ze aan haar moeder wat ze toch zou willen eten, en op een keer antwoordde haar moeder: "Ik zou wel wat willen, gedroogde balanak (gedroogde vis)."
Nola ging dadelijk op weg en vroeg in het hele dorp naar gedroogde balanak, maar die was nergens te vinden. Toevallig kwam juist om die tijd een vader van zes meisjes terug van de visvangst op het meer. Hij had ook veel balanak gevangen en gedroogd.
Nola vroeg hem haar daarvan wat te verkopen, maar de zes meisjes fluisterden hun vader in Nola de vis niet te geven. De zes meisjes wilden heel graag dat Nola's moeder zou sterven, want ze hoopten dat Nola dan van verdriet ook zou sterven. Zij hoopten dat, omdat ze jaloers waren op Nola omdat ze rijk was en ook heel mooi. De vader van de zes meisjes was een broer van Nola's moeder, maar hij was niet rijk zoals de overleden Dambong geweest was. Daar hij zes dochters had en geen zoon, noemde men hem altijd 'de vader van de zes meisjes'. Zijn zes dochters waren helemaal niet lelijk, alleen, Nola was veel mooier.
Op een morgen, toen het hevig waaide, werd er eten bereid in het huis van de vader van de zes meisjes en daarbij werd gedroogde balanak geroosterd. De geur ervan drong door tot in het huis van Nola's moeder. Zodra zij het rook zei ze: "Wat een heerlijke geur van balanak komt er uit het huis van de vader van de zes."
Door de geur werd haar eetlust zo opgewekt, dat ze Nola vroeg, wat witte rijst voor haar te koken, misschien kon ze die eten bij de heerlijke geur van de balanak. En inderdaad, ze gebruikte een schoteltje rijst.
Vanaf dat ogenblik voelde zij zich dagelijks wat beter, haar eetlust keerde terug en het duurde niet lang of Nola's moeder stond weer op en kon naar buiten. Toen de zes meisjes dat zagen waren ze zeer verwonderd, en ze kwamen naar Nola toe om te vragen hoe het kwam dat haar moeder zoveel beter was. Nola vertelde hun dat de geur van de vis die zij geroosterd hadden, haar moeder weer beter had gemaakt. Toen ze dat hoorden, keerden de zes meisjes snel naar huis terug, vertelden het aan hun vader en besloten: "We moeten natuurlijk eisen dat Nola en haar moeder voor de geur van de gebakken vis betalen, want zonder die geur was zij vast en zeker gestorven."
"Jullie hebben gelijk," zei de vader en hij ging er meteen op uit om iemand te vinden die zijn vordering aan Nola's moeder zou willen overbrengen. Maar het duurde lang voordat hij iemand had gevonden, want iedereen had het gevoel dat het onterecht was om zoiets te eisen.
Tenslotte kwam hij ook in het huis van de Tonggal, en deze verklaarde zich bereid de zaak op zich te nemen. Tonggal wist heel goed dat de vader op aandringen van zijn dochters zo handelde, en daarom sprak hij: "Dat is in orde, oom, ik zal het doen, u zult uw recht hebben en ik denk dat Nola en haar moeder vervolgd kunnen worden in deze zaak."
De zes dochters waren zeer verheugd, toen hun vader vertelde wat Tonggal had gezegd. En Tonggal opende de onderhandelingen. Eerst riep hij de oude en wijze mannen van het dorp bijeen. Daarop ging hij zelf naar het huis van Nola's moeder en vroeg haar om haar allermooiste garontong, een koperen trommel.
Schoorvoetend en noodgedwongen gaf ze hem het muziekinstrument. En Tonggal nam de trommel mee naar het gemeentehuis.
Toen zond hij een bode naar de vader en de zes dochters met het bericht dat de betaling al binnen was, en verzocht hen meteen te komen luisteren naar de tonen van de mooie garontong, die hij had meegekregen.
Verheugd hoorden zij Tonggals woorden aan en gingen naar het gemeentehuis. Toen iedereen daar was, sloeg Tonggal op de grote trommel en vroeg aan de vader van de zes dochters: "Is het geen mooie en welluidende klank?"
"Heel mooi," zeiden ze allemaal.
Nu vervolgde Tonggal: "Dan is de heerlijke geur van de geroosterde vis betaald met de prachtige klank van deze trommel."
En hij gaf de trommel aan Nola terug. "Dat is volkomen juist," zeiden de oude en wijze mannen tegen elkaar. Maar de vader en de zes dochters werden verlegen, krabden zich achter het oor en gingen stilletjes naar huis! * * * EINDE * * * |
Bron : - Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. List & bedrog. Verhalen over eerlijkheid, gastvrijheid, list en bedrog uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie Lemniscaat, Rotterdam, 1990. ISBN: 90-6069-717 www.beleven.org |
|