Waarom de zee zout is - Een verklarend sprookje uit Nederland over de zoute zee - |
Lang, lang geleden leefden er eens twee broers. De ene was rijk en de andere arm. Het was rondom kerst en de arme broer ging naar de rijke broer om wat eten te vragen. Toen hij bij zijn rijke broer aankwam en hem om eten te smeken zei zijn broer: "Je mag een hele koe hebben als je daarna doet wat ik zeg." De arme broer wou graag een koe en beloofde dat hij zou doen wat zijn broer zei. De arme broer kreeg zijn koe en de rijke broer zei: "Loop naar de hel". Als een lelijk iemand dit tegenwoordig tegen je zegt dan weet je dat de ander vindt dat je moet ophoepelen en nooit meer terug komt, maar in die tijd was schelden helemaal niet gewoon.
De arme broer deed dus letterlijk wat zijn broer gezegd had en liep dus echt naar de hel. Hij had alleen geen idee waar de hel was en liep een groot donker bos door. Hij zag opeens een heel helder licht en dacht, daar moet de hel zijn. Hij zag de poortwachter met een grijze baard staan en vroeg aan de man of daar de hel was. De man zei: "Jazeker, hier is de hel. Ik zie dat je een koe mee hebt genomen, koeien zijn heel erg zeldzaam in de hel. Als je binnen komt zal iedereen naar je toe komen om de koe te kopen. Ik raad je aan om hem niet te verkopen voor geld, maar de oude handmolen te vragen. Als je daarna weer naar buiten loopt zal ik je uitleggen wat je ermee kan en hoe hij werkt."
De arme broer bedankte de man voor de raad en liep de hel in. En zoals de man al voorspeld had, kwamen alle duivels op hem af om te vragen of hij de koe wilde verkopen. De arme broer legde uit dat hij alleen de oude handmolen wilde hebben. De duivels probeerden om de arme broer over te halen om hem toch gewoon voor geld te verkopen, maar de arme broer bleef zeggen dat hij de handmolen wilde. Uiteindelijk kreeg de arme broer de handmolen en hij liep de hel uit naar de poortwachter.
De man legde uit hoe hij de handmolen moest gebruiken. De molen maalde alles wat de arme broer zei. Toen de broer thuiskwam riep zijn vrouw kwaad: "Waarom ben je zo laat? Het is toch niet zo moeilijk om even heen en weer te lopen? Ik maakte me erg ongerust!" De broer zei rustig: "Moet je dit eens zien," en hij maalde eerst eten en drinken, toen een tafelkleed en wat kaarsjes. De vrouw keek sprakeloos toe en ze vroeg: "Hoe kom je daar aan?" De broer antwoordde: "Het is niet belangrijk waar het vandaan komt, het helpt ons uit de armoede!"
Een paar dagen later gaven ze een feestmaal, ze hadden alles wat ze wilden en gingen dat vieren. De rijke broer was ook uitgenodigd en was erg jaloers. Hij gunde het zijn broer niet om nog rijker dan hem te zijn. Hij vroeg daarom ook: "Waarom ben je opeens zo rijk?" De broer verklapte zijn geheim niet, maar later op de avond, toen iedereen een beetje dronken werd verklapte hij het toch. Zijn rijke broer smeekte om de molen aan hem te verkopen, maar de broer wilde dat niet. Toen stelde de rijke broer voor dat hij de molen in het voorjaar zou kopen. Dit vond hij, de ooit arme broer, goed.
In het voorjaar kocht de broer het handmolentje voor 300 geldstukken. Hij dacht, ik zal eens lekkere soep voor mijn vrouw maken. Hij zei tegen de molen 'maak soep' en de molen maakte het. Zijn broer had hem alleen niet verteld hoe hij hem moest stoppen. De molen begon met het maken van soep en toen de borden vol waren, ging de molen door met het maken van soep! Hij rende snel naar zijn broer en smeekte hem het ding weer terug te nemen. Zijn broer zei: "Ik neem hem alleen terug voor nog weer 300 geldstukken." Weer betaalde hij 300 geldstukken en zijn broer nam de handmolen terug.
Hij leefde lang van de molen en was schatrijk. Op een dag kwam er een schipper naar de broer toe. De schipper vroeg of hij de molen over kon kopen omdat hij dan nooit meer zout hoefde te verzamelen. Na lang aarzelen verkocht de broer hem toch maar voor 1000 geldstukken. De broer was toch rijk genoeg voor zijn hele leven.
De schipper liep snel weg, omdat hij bang was dat de broer hem toch weer terug wilde hebben. De schipper wist niet hoe hij de molen in moest stellen, maar riep toch tegen de molen dat hij zout moest malen. Toen het schip vol zat met zout, stopte de molen niet, en ging maar door met malen. De schipper gooide de molen boos in de zee.
De molen maalt nog steeds, en zo komt het dat de zee zo zout is.
* * * einde * * * |
Bron : - Lotte - www.beleven.org |
|