Art . Nr . 44 .
DE THEORIE
Vergelijkende anatomie
Het lijkt ons overbodig om er nogmaals op te wijzen dat de specialist en in de eerste plaats de leerling een zo groot mogelijk kennis dient te bezitten van de anatomie van de dieren . Dit is inderdaad een grondbeginsel . Hoe is het immers mogelijk om een paard of een koe te construeren indien men , in de geest , niet zijn skelet , zijn " bewapening " , weer te zien ? Zeker , beenderen treden op enkele plaatsen aan de oppervlakte , maar welk nut zouden deze " aanknopingspunten " kunnen hebben , wanneer men niet eerst het beenderstelsel bestudeerd zou hebben ? Degene daarentegen , die zich de moeite gegeven heeft om eerst de bouw van dit beenderstelsel goed in zich op te nemen , heeft daarmee een onvervangbaar hulpmiddel om te komen tot een hechte contructie van de vormen , zowel als van de volumes . Men zal dan in staat zijn om goed geproportioneerde dieren te verwezenlijken en zelf de snelst uitgevoerde schetsen zullen blijk geven van de kennis , die met voorafgaande studies werd opgedaan . Men kan , natuurlijk , niet alles weten en het dierenrijk is nu eenmaal zeer uitgestrekt , om welke reden de dierkunstenaars zich dan ook plegen te specialiseren . Maar niettemin ontkomt men niet aan de noodzaak een algemene feitenkennis te bezitten , die men dan naar eigen voorkeur kan aanvullen , naar gelang uw bijzondere belangstelling voor één of ander dier , zodat je op uw beurt ook weer een specialist zoudt kunnen worden . Voor alles lijkt het ons in bijzondere mate nuttig om je enig inzicht te verschaffen in de " vergelijkende anatomie " . Alleen al daardoor zult je de bouw van de dieren beter gaan begrijpen . Op fig . 20 ziet je op zeer vereenvoudigde maar begrijpende wijze het skelet van de mens , de aap en het paard afgebeeld . Een vluchtige vergelijking maakt het je mogelijk om eigenaardige overeenkomsten te constateren tussen de mens en de opgerichte aap . Enige verschillen in de verhoudingen daargelaten , is de plaatsing van de beenderen , het spel der ledematen en zelf de houding vrijwel gelijk . Kijk dan eens naar het skelet van het steigerend paard en vergelijk dat met de mens en de aap . De verschillen zijn hier toch meer schijn dan werkelijkheid . Wij vinden er zelfs dezelfde beenderen in terug , in weliswaar meer of minder gewijzigde vorm , maar niettemin gemakkelijk herkenbaar . De nek is langer geworden en heeft een karakteristieke welving gekregen ; de schedel is van aanzien veranderd , de hersenpan is heel klein geworden ten opzichte van het gezicht . Maar het is vooral wanneer wij de ledematen van het dier vergelijken met die van de mens , dat wij verbluffende dingen constateren . Bekijken wij eens gelijktijdig de arm van de mens en het voorbeen van het paard . Bij deze laatste zien wij na het schouderblad een zeer korte " bovenarm " , die geheel is ingesloten in de spiermassa's van de schouder . Dit been zal dus niet op het levend dier te zien zijn en zal zich slechts naar voren en naar achteren kunnen bewegen , dus zonder zijdelingse bewegingen , zoals de mens die maken kan door zijn armen te kruisen . Dit been verklaart de vorm van zijn borst en van de bewegingen van het gehele voorbeen . Zijn aanhechting ter hoogte van de buik ( die , om juist te zijn , hier de borst is ) komt dus overeen met de elleboog en de beweging komt niet alleen van deze geleding maar van het gehele er boven gelegen gedeelte waarbij het schouderblad zelf onbeweeglijk blijft . Het lange been dat op de elleboog volgt en bij het paard onderarm ( of pijp ) genoemd wordt , is hetzelfde dat bij de mens het spaakbeen is op de onderarm en zijn geleding met het volgende been , knie genaamd , komt overeen met de menselijke pols . Het been , dat hierop aansluit wordt ook knie genoemd en is vergelijkbaar met het skelet van het midden van de hand , maar dan buitensporig verlengd en verdikt , eindigend in een hoef , die de plaats inneemt van de nagels : het paard loopt dus op de uiteinden van vier samengegroeide vingers . Bekijken wij thans het achterbeen . Ook hier is het dijbeen vrijwel onzichtbaar , want het wordt geheel omgeven door zeer omvangrijke spiermassa's van het kruis . De knie - althans datgene wat met onze knie overeenkomt - is daarentegen heel goed zichtbaar en is zeer dicht bij de buik gelegen . De belangrijke geleding die lager gelegen is , is niet de knie , maar de hiel en geheel beneden wordt het achterbeen gevormd door de zeer verlengde voetbeenderen , die verticaal geplaatst zijn volgens een samenstelling die gelijk is aan die van het voorbeen . Als men het systeem van de beenderen goed kent , bezit men de sleutel tot beweging van de ledematen en begrijpt men beter , welke bewegingen mogelijk en welke niet mogelijk zijn bij het dier . Zo kan een paard zijn achterbeen niet achterwaarts buigen , een beweging die zou overenkomen bij de mens met het ten opzichte van het been naar achteren buigen van de voet , hetgeen nu eenmaal niet kan . De olifant daarentegen kan zijn achterpoot wel naar achteren vouwen maar , wanneer men zijn skelet bestudeert , ziet men dat deze dikhuid niet loopt op de uiteinden van samengebundelde vingers , zoals het paard , maar op overeenkomstige beenderen van de handen en voeten van de mensen . Zijn knie bevindt zich dus ongeveer op dezelfde plaats als bij de mens en , evenals hij , kan hij de poot naar achteren buigen (fig . 23 ) . Het is door verschillende of overeenkomsten van deze aard maar te nemen , dat men het " karakter " van ieder dier vermag te omschrijven . Wij zouden dus wensen dat je de skeletten van verscheidene dieren gaat bestuderen en vergelijken . Evenals bij de mens , vormen deze skeletten uiteraard de ondersteuning van de verschillende volumes van het lichaam . Het paard , de kat , de hond , de geit , het schaap , het rund en in het algemeen alle viervoeters vertonen grote overenkomsten in hun skelet en de opmerkingen , die wij maakten naar aanleiding van het paard zijn ook van toepassing op vele andere dieren . Om op nog treffender wijze de samenstelling te tonen de beenderen van de dieren vergeleken bij die van het menselijk skelet , hebben wij een hert en een voorhistorische man in kruiphouding naast elkaar afgebeeld . In deze stand is de overeenkomst namelijk nog duidelijker ( fig . 22 ) . Wanneer wij thans overgaan tot de vogel zullen de afwijkingen ons veel belangrijker voorkomen . Laar ons echter tot de kern van de dingen doordringen door nauwlettend het skelet van de vogel te vergelijken met dat van viervoeters of de mens . Zowel bij de een als bij de ander vinden wij een belangrijk anatomisch onderdeel , dat bijna levende wezens gemeen hebben , dat het uitgangspunt schijnt te zijn en de stevige bewapening , waarvan de natuur zich bedient om alle andere zo uiteenlopende , onderdelen aan vast te hechten . Dat is de wervelkolom , die wij even goed zien bij de slang als bij de mens bij de vogel als bij de vis . Aan de ene zijde de schedel dragend , zwelt hij in het midden om de borstkas te vormen en dunt hij aan de andere zijde uit in een meer of minder lange staart . Sommige dieren , zoals de slang , hebben van de verschillende onderdelen slechts de wervelkolom en de kop behouden . Anderen bezitten slechts een embryonale borstkas , zoals de vissen , wier graten vrij aardig de ribben imiteren . Weer andere tenslotte hebben daarenboven ook ledematen , zoals de vogel , de mens en de viervoeters . Terugkomend op de vogel zien wij dat zijn skelet , wanneer wij dit goed bekijken , veel minder dan men zou denken , verschilt van dat van de mens ( fig . 42 ) . Zijn kop is , als die van de mens , in twee onderdelen onderscheiden : het ene , groot en onbeweeglijk , bevat de hersenschedel , de ogen , de oren en het boven kaakbeen of bovenhelft van de snavel ; het andere bevat slechts een beweeglijk onderdeel dat het openen en sluiten van de mond of bek mogelijk maakt . Dat is dus het onderkaakbeen . De wervelkolom vertoont geen grote verschillen , met uitzondering van de buiging in de hals , die zo typisch is voor de vogel . De borstkas , die bij hem zeer solide is , is versterkt door een groot borstbeen , dat noodzakelijk is om de grote druk te weerstaan , die op de borstkas wordt uitgeoefend tijdens de vliegbewegingen ; in zekere zin is dat zijn windscherm of , als je wilt , zijn voorsteven . Tenslotte geleden zijn ledematen zich op ongeveer dezelfde wijze als bij de mens en de viervoeter . De poten hechten zich aan de werverkolom door middel van het bekken , dat belangrijk is bij de mens en wat ingekrompen bij de vogel , maar door middel van geledingen die ongeveer gelijksoortig zijn ; ieder van deze ledematen eindigt in een echte voet met vier of vijf tenen . De bovenste ledematen worden vleugels bij de vogel , maar , ondanks de totaal verschillende rol die zij spelen , zijn zij toch weer geleed en geplaatst zoals bij de mens : schouderblad , bovenarm , onderarm , en hand ( fig . 45 ) , het geheel verbonden door vliezen , die , met veren bedekt , de dragende oppervlakte van de vleugels vormen . Zonder zich te verliezen in een al te diepgaande studie van ieder beest , is het toch raadzaam om musea te bezoeken , als er die tenminste in uw omgeving te vinden zijn . Gespecialiseerde boeken op dit gebied zijn waardevol , maar helaas ook zeldzaam . Maar je zult ongetwijfeld in het bezit zijn van een meer of minder uitgebreide encyclopedie en hier bieden wij je in ieder geval heel wat documentaire afbeeldingen . Je zult daarvan een denkbeeld krijgen van een of ander skelet , het getimmerte , dat men moet kennen om een deugdelijke constructie tot stand te kunnen brengen , iets , dat wij niet genoeg zouden kunnen herhalen . Het is nuttig dat je deze figuurtjes natekent , dat je zich goed in het hoofd prent , welke de algemene kenmerken zijn , zodat je bij het zien van de beenpunten op het levend dier , zijn " innerlijk " kunt aanvullen . Alvorens dit onderwerp te verlaten vestigen wij uw aandacht op de geleding van de onderkaak . Zij , die geen enkele duidelijke anatomische kennis bezitten , laten de bek van hun dieren zo opengaan , alsof de scharnier samenvalt met de mondhoeken , maar deze ligt veel verder naar achteren . Bekijk eens goed de plaats van deze geleding op het skelet ; je zult dan in staat zijn om de juiste vorm en beweging van de geopende bek te beoordelen (fig . 32 ) . Evenzo is bij de vogel de " scharnier " niet onmiddelijk achter de eigenlijke snavel gelegen , maar nog veel verder naar achteren ( fig . 43 ) en bijna geheel in het achterste gedeelte van de schedel . De bek van een kraaiende haan moet dus weergegeven worden als een geopende passer , waarvan men slechts de uiteinden van de benen te zien krijgt aangezien ongeveer de helft van het instrument bedekt blijft , want de vogel heeft op die plaats een elastisch vlies , gevormd door de wangen . Een goede kennis van het skelet stelt de tekenaar dus in staat om het spel van de ledematen , dat de bewegingen verklaart , goed te begrijpen en derhalve ook goed weer te geven . Dit zal ons tekenfouten doen vermijden , maar men kan daarmee ook weer niet volstaan . Men moet namelijk ook goed het levende en in actie zijnde dier beschouwen om goed doordrongen te geraken van zijn aard , zijn verschijning en bewegingsmogelijkheden . Vinden wij in het skelet van een groot aantal dieren veel overeenkomsten met dat van de mens , dan is dit , vanzelfsprekend , ook het geval met de spieren . Sommige van hen hebben een verschillend volume naar gelang de bouw van de betreffende diersoort , maar het is voldoende om de afbeeldingen van spieren in het lesdeel Het Naakt te vergelijken met degenen , die wij hier geven , om opmerkelijke overeenkomsten aan te treffen in het spierstelsel van de mens en bijvoorbeeld het paard of de leeuw . Wat deze laatst betreft , beelden wij hier overigens twee vergelijkende figuren af ( fig . 47 ) . Zoals bij de mens bestaan bij de dieren ook opervlakkige spieren , z.g. huidspieren . Dank zij hun samentrekking plooit het paard zijn huid om zich van lastige vliegen te verlossen . De kat kan zijn haren oprichten en de raaf maakt een verenhelm op zijn kop , wanneer beide dieren kwaad worden ... Het zal je in de meeste gevallen niet mogelijk zijn om op het levende dier het spierenstelsel te bestuderen . Men vindt echter vaak goede spierbeelden , van het paard bijvoorbeeld , of van andere beesten en het is dus mogelijk om nuttige studies te maken met behulp van deze verkleinde spierbeelden , die goede arstistieke kwaliteiten bezitten . Handelaars in kunstschilderartikelen kunnen je deze spierenbeelden leveren . Profiteert ook van een onverwachte gelegenheid , die zich kan voordoen en wanneer een afgestroopte haas of konijn hun verblijf in de braadoven afwachten , kunnen zij je als model dienen alvoren je ze als maaltijd gaat gebruiken . Voor het overige ziet men vaak spierpartijen onder de gladde huid van bepaalde dieren Aarzelt dan niet om , met het skelet in gedachten , zijn omtrekken en plans te volgen en met de ogen hun samenstelling na te gaan . Je zult daarna hun vormen beter kunnen uitbeelden je zult met meer waarheid en plastiek kunnen modelleren en uw tekeningen zullen niet " leeg " meer zijn .
|