" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
21-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 303
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C27  

ALBRECHTSTRASSE, 15B...

 

Steglitz, 20 april '45.

Eergisteren was de verhuizing van Joseph en Phil uit hun ruïne in Dahlem naar de woonst van de familie De Bens in Steglitz al bij al heel vreemd verlopen. De Italiaanse krijgsgevangenen hadden de weinige bezittingen van het koppel, plus twee matrassen en wat geredde kleinmeubelen uit de bouwval, wel in een mum van tijd op de boerenkar geladen. En de rit naar de Albrechtstrasse had een beetje geleken op de uittocht van Egypte, met 'Maria' onwennig op de bok naast een stijve omzwachtelde Joseph. Deze had zelfs met drie cigarillo's de verhuizers kunnen omkopen om het hele zootje binnen te dragen in het opengebroken atelier van de blijkbaar failliete 'Radioreparaturanstallt Dahlmann', op het gelijkvloers van huisnummer 15B. Wat die mannen ook luid zingend deden... Dus: klaar was Kees, zou je zo denken! ...

Joseph kon hen op de koop toe zelfs met een fles wijn en 15 Reichsmark overhalen 's namiddags nog rap drie kamers vrij te maken, en de ordeloze massa van opeen gestapelde radiowrakken naar het achterkoertje te versjouwen. Ze werden wél tijdens de hele operatie driemaal door een vliegeralarm onderbroken, maar de Italianen 'werkten' op hun duizend gemakken voort. Schuilen in een donkere kelder scheen hen te macaber: als ze toch moesten sterven, dan liever in de volle zon, lachten ze!

Maar - en nù komt de kat op de koord - juist toen Phil en Miel, het jonge broertje van Françoise, met een brede sneeuwschop plus twee emmers de hopen glasscherven en pleisterkalk in de voorplaats te lijf wilden gaan, stapte een achterdochtige Schupo - zeg maar wijkagent - brutaal de kamer binnen.

" Wel, wat moet dat hier? Wie gaf u toelating om hier in te breken? Hebt gij al deze dure radiomeubels op de koer gesmeten? Zijn die uw eigendom, soms? En wat voeren die Schijt-Macaroni's hier verdomme uit? Die horen in een strafkamp! "

Phil was even uit haar lood geslagen maar counterde de scheldende Duitser op haar beproefde Feldwebel-manier: door 'unverschämt' (schaamteloos) nog harder te roepen.

"Zeg Agent, kan het wat rustiger?!...Ik ben buitenlandse medewerker van het SS-Hauptamt op de Ferhbelliner Platz. Ja? Goed verstaan?... Wij werden vorige week volledig 'ausgebombt' en het 'SS-Nothilfeamt' heeft ons dit afschuwelijke krot toegewezen...Ja, u verstaat toch Duits: SS-Hauptamt op de Fehrbelliner Platz ! Als u met deze toewijzing soms problemen heeft, agent, zal ik u met alle plezier het telefoonnummer van mijn dienstoverste SS-Sturmbannführer in kwestie geven. De Heer Majoor zal u met genoegen de bak volladen, als u daar werkelijk aan houdt. Zoniet hadden wij graag voort gewerkt, ja?!... Pardon, u staat in de weg! "

De oude boeman was door dat SS-gedoe reeds zichtbaar van zijn melk gebracht, toen op dat cruciale ogenblik twee storingen hem helemaal van zijn voetstuk deden donderen: Joseph kwam op zijn krukken de kamer in - weliswaar in burgerkleren maar met een hoog opgespelde broekspijp en de minerve rond de hals - en vroeg met luide kazernestem wat dàt verdomme te betekenen had. En terzelfder tijd begonnen de alarmsirenes weer te huilen om het volgende luchtbombardement aan te kondigen. De grijze agent wist zich eventjes met zijn houding geen raad, wees dan maar betekenisvol naar de denkbeeldige vliegtuigen op het plafond, salueerde zelfs en verdween.

 

In de kelder werd het incident eerst nog schroomvallig besproken door de andere huurders van het gebouw, maar toen het alarm blééf duren en de bommen blijkbaar ver weg vielen kwamen de tongen los. De oude dame van het eerste verwittigde hen: de eigenaar van het gebouw - en ook van de radiowerkplaats op het gelijkvloers - was een zekere Herr Dahlmann: een vrijgezel van tegen de zestig. Sinds '42 was die gemobiliseerd als d.d. officier in de politiekazerne van Spandau. Het lag voor de hand dat deze meneer zijn mannetje gestuurd had, toen hij - waarschijnlijk via de bloktoezichter - vernam dat er een wildvreemd buitenlands koppel zijn stilgelegde herstelwerkplaats met de grove borstel aan 't omvormen was tot een paar leefbare kamers...

De oude dame, die blijkbaar van Phils SS-intimidatie niets had gehoord, gaf Joseph maar weinig kans om de kamers op het gelijkvloers ook effectief in huur te krijgen van deze politieofficier. En gezien onze vriend voortaan onder zijn nieuwe identiteit als 'Fremdarbeiter Jean-Marie Peeters' door het leven wenste te gaan, kon hijzelf bij zijn huisbaas en zijn medebewoners moeilijk met zijn oud militair statuut staan zwaaien... Dat Phil, en vooral haar collega Françoise, daarentegen wél kwistig met hun SS-relaties pronkten, maakte hen in deze onzekere tijden met een rotvaart steeds minder populair bij de bange vergrijsde keldergemeenschap van huisnummer 15B... 

 Françoise zag rap klaar in Josephs dilemma en opperde dat 'Herr und Frau Peeters' - gezien de doorlopende bombardementen - voorlopig misschien toch beter in de kelder zouden leven en slapen, net zoals de rest van de bewoners...En als woonruimte konden ze op de flat van De Bens gerust over de gemeubelde living-met-canapé beschikken, al ware het enkel maar om er hun garderobe uit te hangen...De drie Italianen konden morgen de radiomeubels van het koertje op hun gemak weer binnen opstapelen in de achterkamer van de werkplaats, kwestie van Herr Dahlmann niet nodeloos te krenken. Hij was tenslotte toch ook een officier, nietwaar...

Phil voelde wel dat ze daarmee teruggefloten werd en haar scheldpartij met de Schupo niet in goede aarde was gevallen. Maar aangezien tot ieders verwondering Ma De Bens akkoord ging met het voorstel van haar dochter en Joseph onmiddellijk dankbaar knikte, besloot ze enerzijds haar trots maar in te slikken en anderzijds haar geil-kwispelende vriend voortaan kort aan de lijn te houden...

Diezelfde avond nog moesten - als klap op de vuurpijl - de Petré's en heel de voltallige keldergemeenschap vaststellen dat de huisbaas zich niet door de SS had laten intimideren. Want ditmaal stuurde hij niet één maar twéé Schupos plus een oude slotenmaker om de deur van het gelijkvloers officieel te verzegelen en met een zwaar hangslot te vergrendelen. Punt, aan de lijn! Voor Joseph en Phil was dàt het einde van hun eigen 'nieuwe woonst'. Voortaan mochten ze zich gelukkig achten met de canapé in de living van de familie De Bens...Wel te verstaan énkel als er overdag eens een paar uur géén vliegeralarm werd gegeven. Want de rusteloze nachten brachten ze vanaf die dag sowieso door op hun klamme kapokmatras in een donker kolenkeldertje...

Françoise en Phil waren de laatste dagen enkel nog om beurten even gaan 'werken', kwestie van voeling met het frontgebeuren te houden en mee te profiteren van de speciale bedelingen uit kantine en refter. Want voor de rest lag de activiteit in de 'Kulturstellen' praktisch stil en de personeelsbezetting liep sterk achteruit. Maar in alle afdelingen viel er doorlopend wel iets te vieren als uitloper van 20 april: 'Führergeburtstag'...Er werd ook veel getoost op de gezondheid van 'Onze-Jongens-Aan-De-Oder', want die zaten daar in slechte papieren. Een lugubere 'Plakpot Martens' hield nog steeds - en blijkbaar met een sardonisch genoegen - zijn bevlagde frontlijnen bij, zowel die van oost als van west, en volgens hém bleef er van het Derde Rijk maar weinig meer over. Berlijn was al tot vesting uitgeroepen en zou ten laatste tegen 25 à 26 april omsingeld zijn. Maar vreemd genoeg nam iedereen dat nogal filosofisch op: Leningrad had het zo 900 dagen vol gehouden, Duinkerke en de Franse Atlantische havens al zeven-acht maanden. Als ze het hiér nog dertig dagen konden uitzingen, was tegen dàn de oorlog al lang gedaan!

 

Op zaterdag 21 april had Joseph zijn SS-verleden letterlijk onder het puin van zijn mini-vilaatje in Dahlem begraven en liet zich verder op het werk niet meer zien. Verre verplaatsingen waren ten andere door het uitvallen van het openbaar vervoer toch praktisch onmogelijk geworden. Veel volk liep er niet meer op straat, en dan énkel nog slechts vrouwen. Alle mannen van 14 tot 65 jaar waren gisteren opgeroepen voor de Volkssturm, zodat hij als invalide flink in de kijker zou lopen. Hij maakte zich dan maar nuttig door voor de schaarse winkels in de buurt 'slang' te gaan staan, tot Ma of Pa De Bens hem kwam aflossen. Om een weinig feestelijke 'Führergeburtstag' te vieren, hadden de Berlijners een speciale toewijzing gekregen van 1 pond vlees, 1/2 pond peulvruchten, 1 pond suiker, 1 blik conserven, 100 gram moutkoffie en 30 gram échte bonenkoffie. Op papier althans, want ondanks urenlang geduldig aanschuiven voor achtereenvolgens drie-vier verschillende winkels kreeg hij nog dikwijls het deksel op de neus: voorraad uitgeput! En als ze dan tóch iets hadden veroverd, was er meestal geen stroom of gas meer in de leidingen om het klaar te maken.  

Die nacht kregen ze in hun kolenkelder geen bomalarm meer te horen. Pa De Bens beweerde fluisterend dat de Britse RAF waarschijnlijk bang was de Russen te treffen, die - afgaand op het kanongedonder in de verte - inderdaad de Rijkshoofdstad al beangstigend dicht genaderd waren. Af en toe daverden door de nacht ook zwaardere explosies, die Joseph herkende als het opblazen van bruggen en viaducten door de genietroepen...

 

Ook zondagmorgen liet de Amerikaanse luchtmacht het afweten, ondanks het prachtige weer en de heldere voorjaarslucht. Het zag er werkelijk naar uit dat Pa De Bens nog gelijk zou krijgen. Na de middag besloot Joseph het erop te wagen en op nieuwsjacht te trekken.

 Buiten klonk het kanonvuur ook veel duidelijker, en de Franse krijgsgevangenen die aan de waterleiding werkten keken raar op toen die 'éénpoot' hen in tamelijk vloeiend Frans vroeg wanneer in de 15B opnieuw de kraantjes zouden werken.

"Pas avant la fin de la guerre, fiston! " spotte de graver in de put brutaal, en zijn maat die aan de schep hing deed met "Faut demander ça aux Russes! " ook zijn défaitistische duit in het zakje. Maar de 'ploegbaas' was diplomatischer  en legde kort uit dat de hoofdleiding voor de Albrechtstrasse op zeven plaatsen kapot was en dat de herstellingen met een beetje chance toch nog een volle week konden duren...Ja, dacht Joseph na een neutraal afscheidsknikje, dan kan ik het inderdaad beter aan de Russen vragen!

Onder de viaduct van het U-bahnstation 'Steglitz Rathaus' werkte een ploeg grijsaards van de Volkssturm zich flink uit de naad. Zuiver met mankracht wilden ze daar een zware tankversperring inéén knutselen met verroeste metalen balken en baksteenpuin van de uitgebrande hoekhuizen. Zo te zien zouden zij daarmee nog wel een drietal dagen zoet zijn. Joseph bleef er een uurtje staan kijken. Een rij berooide vluchtelingen uit de oostelijke voorsteden moest er aanschuiven om met hun karretjes huisraad door de steeds nauwere doorgang te glippen. Joseph verwachtte ieder ogenblik een opstootje met de kippige vrouwen, die dat bazig gedoe van de bouwheren en hun manier om er eigenmachtig het vluchtverkeer te regelen alles behalve konden waarderen!

Op de grond vond hij een nog proper exemplaar van 'Der Pantzerbär', het noodkrantje van het Berlijnse Partijbestuur, gedateerd op 20 april. Hij raapte het op en overliep vluchtig het heel beknopt - en blijkbaar ook héél uitgezuiverd - nieuws van de krijgsverrichtingen. Oud nieuws, merkte hij al vlug, want het laatste 'Wehrmachtsbericht' sprak nog van de harde afweergevechten bij Frankfurt a.d.Oder, dat ondertussen al twee dagen gevallen was. En van het rampzalige succesvolle Russisch offensief in Neubrandenburg, waar - voor zover hij wist -  ondertussen de Langemarck in mootjes werd gehakt, was nog helemaal geen sprake...Wél interessant vond Joseph de uittreksels van Goebbels' radioredevoering bij 'Führergeburtstag', zuiver en alleen omdat die vent - als geen enkele àndere volkstribuun vóór hem - gebakken lucht kon verkopen!

Hier, bij voorbeeld: "...Nu strijdt Berlijn en aanvaardt alle consequenties die deze veldslag, om het zijn of niét-zijn van ons volk, van ons vereist! Nu regeert enkel nog HET BEVEL! Het gebod voor vandaag, voor morgen en voor alle komende dagen luidt, zónder uitvluchten en met de meest verbeten hartstocht: vécht! !"...

En dan bedenken dat nog tienduizenden pubers van de Hitlerjeugd daarin zouden trappen en zich voor die misvormde dwerg zouden laten doodschieten... Walgelijk, vond Joseph!

Terug thuis merkte hij dat iedereen verdwenen was om water te halen bij de pomp van de beschermde volkstuintjes. De werkploeg Franse krijgsgevangenen was er dus tóch in geslaagd om paniek te zaaien. En toen de huisgenoten twee uur later terugkeerden van hun expeditie wisten ze te vertellen dat de Russische artillerie zich had ingeschoten op de Tiergarten, in het centrum van de stad. Wat betekende dat het front al tot maximum vijftien kilometer van de oostelijke voorsteden was genaderd. Of, als 'Plakpot Martens' gelijk had met zijn voorspelling dat de Rus bezig was Vesting Berlijn te omsingelen, kon het sovjetgeschut net zo goed uit het zuiden komen, en nu vóór Steglitz staan. Aan het brede Teltowkanaal daar konden ze misschien nog één-twee dagen opgehouden worden...Maar hoe dan ook: binnen de week zouden ze hier voor de deur staan, tenzij...Ja, tenzij het gerucht bewaarheid werd en ze van plan waren Berlijn enkel te omsingelen om het uit te hongeren, zoals de Wehrmacht destijds met Leningrad had gedaan...

Na het avondeten in de gezamenlijke kelder werd nog wat voort geleuterd over de verslechtende situatie waarbij elkeen zijn cent in 't zakje deed. Maar voor de vrouwen mondden alle rampscenario's uit op één dilemma: waren ze in een grootstad niet beter tegen de 'uitspattingen' van de Rus beschermd dan in een plattelandsdorp?...De vreselijke beelden in de laatste 'Wochenschau' van al die geschoffeerde meisjes leken meestal opgenomen in de vrije natuur of op boerenhoven. Hopelijk zouden die Rode beesten zich hier, door de sociale controle, wel wat inhouden. En hoogst waarschijnlijk zullen die steppetroepen, na de maandenlange uitspattingen in al hun opeenvolgende veroverde steden, ondertussen seksueel wel een beetje verzadigd zijn zeker, de varkens!

Joseph vreesde al dat de dames er hém ,als deskundige ,zouden bij roepen en voelde zich, als enige geslachtsrijpe man van de keldergemeenschap, fameus geviseerd door al die feministische pruderieën. "Ach ,alle Männer sind ja gleich  ,die Schweinehunde !" Hij trok zich met Phil dan ook vroeg terug in hun kolenkelder maar bleef nog uren klaar wakker voort piekeren over wat onverbiddelijk komen zou. De dreigende daver van het geschut was dwars door de kapokmatras reeds duidelijk voelbaar...

 

 De volgende morgen was maandag en zowel Phil als Françoise besloten het 'buro' maar te vergeten. Miel, die sinds zes uur bij de bakker had aangeschoven voor brood, kwam met het nieuws dat de barricades van de drie verdedigingsgordels rond Berlijn rond de middag gesloten zouden worden. Dus ook die onder de viaduct van het station, waar de Hitlerjongens reeds volop bezig waren hun weerstandsnest uit te bouwen.

Joseph had de pest in dat hij door toedoen van die stomme huisbaas niet meer over een eigen privé woonst kon beschikken, zelfs niet over een eigen W.C.: hij kreeg de indruk dat Ma De Bens aanhoudend op zijn vingers stond te kijken. Uit wraakzucht en verveling brak hij in 'zijn' living dan maar de grote boekenkast van Herr Dahlmann open. En zoals verwacht vond hij daarin hoofdzakelijk de klassieke nazi-literatuur over Hitler en de partijbonzen , plus de luxueuze platenboeken van de 'Olympiade Berlin 1936' en de tentoonstelling over arische beeldhouwwerken. Met nogal veel blote helden, vond Joseph. Verder een paar fotoalbums van zijn huisbaas zélf over diens naaktstrandvakanties met vrienden aan de Oostzeekust en de hoge wandeltochten in de Beierse Alpen...Plus drie boeken met oude postzegels en een duur fototoestel...

Als de binnenrukkende Russen deze nazi-literatuur zouden vinden, dan staken ze vast het kot in brand! Dat was toch wat hijzelf in Rusland had gedaan als ze in een bepaald huis veel sovjetpropaganda ontdekten. Mits wat gekleurde toelichting zou Ma De Bens wel akkoord gaan om daar de keukenstoof mee te voeden: dat waren weer zoveel briketten uitgespaard. De postzegels en de Pentax verborg hij in de springveerbak van de canapé, als appeltje voor de dorst. Een dorst die nu vast héél vlug zou komen...Hoé vlug, dat had hij natuurlijk wel graag geweten.

Nu Phil en Françoise niet van plan waren nog te gaan werken, verloor hij natuurlijk zijn enige geloofwaardige contact met de wereld buiten deze vier muren. In de hoek van de living stond wel een prachtig radiomeubel, maar erg gesofisticeerd, en zonder elektriciteit was daar natuurlijk niets mee aan te vangen. Hij besloot daarom zo vlug mogelijk een galènepost inéén te knutselen, zoals hij vóór de oorlog had gedaan samen met Arthur Birnbaum. Op de koer zou hij zeker spoelen, condensatoren en koptelefoons bij de vleet vinden in de afgedankte radiotoestellen die daar nog steeds opgestapeld lagen. De antenne van Dahlmanns meubel had hij maar aan te schakelen en een platte batterij van 4,5 volt zou hij wel vinden tussen al die kisten rommel van het atelier.

Juist toen hij aan de slag wou gaan, kwam Rika, de jongste zus van Françoise binnengestormd. Ze had een gerucht opgevangen bij de rij 'aanschuivers' voor de slager dat op Steglitz-Bahnhof een goederentrein in brand stond en de politie er een 'Notausreichung' aan de bevolking organiseerde. Wat in feite neer kwam op een toegelaten plundering van een levensmiddelendepot.

Onmiddellijk trok de Plunderploeg Petré-De Bens er op uit met boodschappentassen, emmers en rugzakken, en Joseph had op zijn krukken alle moeite om zijn losgeslagen kudde bergafwaarts te volgen. Want er liep aardig wat volk de Albrechtstrasse mee af naar het station, waar niemand nog oog had voor de heldhaftige jonge verdedigers van de viaductversperring. Wat verderop, de rechter zijstraat in, kon je, via een bomtrechter in de steunmuur, zonder al te veel moeite op de spoordijk geraken...als je jong van leden was, tenminste! Maar een paar oudere vrouwen geraakten slechts halfweg de klim en versperden met hun geklungel de doorgang van de opgehitste plunderaars-in-spee. Met brutaal trek- en duwwerk én wat haartje-pluk werden deze hindernissen vlug, maar zeer onelegant 'beseitigd'...

Boven op de dijk, midden een mierennest van vechtende plunderaars, stond inderdaad een lange goederentrein die al op twee plaatsen laaiend brandde. En terwijl nog geen kilometer verder het Russisch geschut een hele stadswijk in vuur en vlam schoot, sjouwden vittende vrouwen tussen de sporen hun kostbare buit naar huis. Oudere mannen, die toch nog spierkracht genoeg hadden om zich trekkend en stompend door het gewriemel naar voor te worstelen, gaven geen pardon als ze bij een wagondeur een halfvolle doos margarine kunnen bemachtigen. Men vloog elkaar in de haren voor een blik vlees of een bus bietensiroop, en vocht onvervaard om uit een aan duigen geslagen vat varkensvet met de blote hand zijn deel te graaien. Vlak naast de citerne slaolie die walmend leegbrandde, trachtte een politieman, midden de verpestende rookwolken, met getrokken revolver vergeefs wat orde te brengen bij het leegroven van een wagon vol dozen suikerklontjes...

Joseph kon in dat reusachtig handgemeen op zijn krukken weinig uitrichten, en bleef dan maar wat op de achtergrond de bizarre buit bewaken van alles wat zijn huisgenoten gejaagd uit de brand konden slepen. Maar tegen twee uur in de middag sloegen een paar granaten reeds tussen de sporen in en Joseph verwittigde zijn huisgenoten dat dit proefschoten waren en dat de Rus nu vlug met een moordende barrage zou vervolgen. Hoogtijd dus om alle schatten thuis in veiligheid te brengen!

Beladen als pakezels - Joseph met een zware rugzak op de schoft - vluchtte de ploeg terug naar de kelder. De vrouwen verdeelden er onder elkaar wat pinnig de veroverde schatten. Maar toen Françoise tegen haar moeder fluisterde dat ze de Weimars, het oude koppel van de eerste verdieping, had zien wenen van spijt over de gemiste kans, besloot Ma grootmoedig heel de keldergemeenschap als avondeten op een vette goulashsoep te trakteren.

Dat was geheel in de lijn van de vigerende volkswijsheid: "Laten we liever nu nog éénmaal goed dóór eten tot we barsten, want morgen zijn we misschien allemaal wel dood..." En dat ze voor een deftig kookvuur op de koer ook een paar houten radiomeubels van Dahlmann aan spaanders moesten slaan, scheen iedereen er met plezier bij te nemen: de vernislaag brandde schitterend.

Françoise en haar zuster Rika waren na de raid op het goederenstation nog vlug de deur uitgegaan: de eerste om twee emmers water te halen aan de pomp bij de volkstuintjes, de jongste om aan te schuiven bij de kruidenier. Daar werd zonder bon ranzige boter verkocht, een pond per klant. Juist vóór 'Sperrstunde' kwamen ze beiden terug thuis, fier op hun buit en hun hoofd vol gonzende geruchten. Bij de pomp had men het met gemengde gevoelens over de 'Jonge Divisies' die de Amerikanen aan de Elbe de rug hadden toegekeerd en naar hier oprukten om de verdediging van Berlijn tegen de Russen te versterken. En ook uit het noorden kwam het Derde Pantzerleger toegesneld, zeiden ze. Maar toen een vrouw het uitschreeuwde dat die zwijnerij beter zo vlug mogelijk moest eindigen werd ze door een Schupo uit de rij gesleurd en afgeranseld tot ze bleef liggen. De andere vrouwen keken onderwijl enkel apathisch toe. En Rika vertelde dat ze tijdens het aanschuiven voor de boter wel gemerkt had dat er achter de hoek een opstootje was, maar pas bij het huiswaarts keren merkte dat ze daar een deserteur hadden opgehangen...

De blokoverste kwam ook even op de reuk van de vette goulashsoep af, maar kreeg niéts. Joseph kon Ma De Bens tijdig in plat Vlaams verwittigen dat dié vent hoogst waarschijnlijk de bezetting van het gelijkvloers verraden had aan Herr Dahlmann en ook nu weer vies naar de brandende radiokasten had gekeken. Bij het afdruipen zei de man kortaf dat de doorgangen in de verdedigingsgordels, zoals de versperde viaduct van de Albrechtstrasse onder het Bahnhof, om 22.00 uur definitief gesloten zouden worden. Nog verder voor de Rus uit vluchten naar het stadscentrum konden ze dus vergeten: ze zaten voortaan geblokkeerd tussen de lijnen...Iedere vrouw die dan nog zonder speciale 'Schein' en ver van huis op straat aangetroffen werd ,kon als spionne neergeschoten worden, en iedere strijdbare man onder verdenking van desertie onmiddellijk opgehangen...

Als om iedereen te overtuigen dat het nu ernst werd sloegen die nacht de eerste zware artilleriegranaten in op de huizen van de Albrechtstrasse.  Eén zelfs in de mansarde van 15C, bij hun buren. Frau Witwe Schinski en haar oude moeder waren daar in hun zolderflatje blijven rommelen, omdat er tóch geen vliegeralarm meer gegeven werd dat hen normaal naar de kelder had gedwongen. Ze lagen alle twee naast elkaar dood in bed, vertelde de blokoverste later, en hadden niet geleden... Mooie dood voor een alleenstaande weduwe en haar seniele moeder, die in betere tijden in een gesticht gestorven zou zijn...Of noem het "platgespoten" ,zoals je verkiest...En al bij al nog een geluk dat er door de inslag geen brand was uitgebroken in dat rommelkot...

Midden in de nacht schrok Joseph uit zijn zoveelste hazenslaapje wakker en merkte dat een Officier met een sterke zaklamp zich fluisterend met de oude Herr Weimar van het eerste verdiep onderhield en kort daarop nogal luidruchtig weer vertrok. 's Morgens hoorde Joseph dat de late bezoeker 'Herr Oberleutnant Zahlmeister Dahlmann' in hoogsteigen persoon was geweest. Vroeger woonde die heer op de tweede verdieping, maar sinds de familie De Bens daar verplicht was ingekwartierd, betrok hij nu nog enkel een kleine krottige 'garçonnière' op de zolder. Veel zagen ze hem hier niet meer: hij verbleef permanent in de Polizeikazerne in Spandau en kwam hier slechts uiterst zelden nog eens slapen. Volgens Herr Weimar was de huisbaas enkel komen kijken in hoever de granaatinslag bij de buren zijn eigen dakkamertje had beschadigd. En dat bleek nogal mee te vallen...Dat blitzbezoek van Dahlmann had dus niets te maken met de inbraak op het gelijkvloers... Joseph kon gerust zijn: hij zou van Herr Dahlmann niets meer horen, suste Vati Weimar...

Maar Joseph vertrouwde al lang geen voorspellingen meer, en dat hij volkomen gelijk had zou vlug blijken.

 

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
21-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
20-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 302 bis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C26. 

VLUCHT naar RAVENSBRÜCK.

 

Neubrandenburg, 22 april 1945.

Hoe lang hij buiten westen had gelegen, kon Leon zelfs niet bij benadering zeggen, en in feite interesseerde het hem ook niet. Wél waar hij voor het ogenblik ergens làg, hier in het donker en met die barstende koppijn! In elk geval niét meer in het frisse natte gras naast de polderdijk bij de Autobahn, daar moest hij niet aan twijfelen... Eerder ergens binnenskamers, op de vreemde stank af te gaan: een mengsel van pis, stront en lysol dat deed denken aan de soldatenlatrines in 'Adlershorst' op de Lüneburger Heide. Hij lag op een tegelvloer, voelde hij: ijskoud, de paardendeken onder hem kon daar niets aan verhelpen. En voor de rest hoorde hij geen blaas door het hoge fluiten in zijn oren, maar voelde wél dat rondom hem veel lawaai moest zijn...Vreemd...Het was er ook pikkedonker, zó donker dat hij wel leek of hij in een doodskist lag.

"Toch niet levend begraven, zeker!?" flitste een angstschicht door zijn pijnlijke hersenen, maar zijn tastend zwaaiende arm botste nergens tegen een planken wand. Wél tegen iets dat deed denken aan een kuit. Een kuit in een wollen kous...juist onder de rand van een vrouwenrok. Maar een verdere verkenning werd fiks de kop ingedrukt door een tik op zijn pols. En hij meende even later een warme schaduw te voelen op zijn gezicht toen een voorzichtige vrouwenhand een verband over zijn pijnlijke ogen herschikte...Een verband voor zijn ogen? Ja natuurlijk, dààrom zag hij verdomme geen blaas! Opgesloten in een doodskist: belachelijk zeg!

" Bon " vatte hij opgelucht samen: " Ik lig ergens geblinddoekt - maar niét blind! - in een bevriende verbandplaats - en dus niét bij de Russen, want die schoppen in plaats van preuts te tikken! Daarbij lig ik bínnen, dus hopen ze mij nog te repareren..."

 Want iemand die het kon weten - Schwester Monika, als hij zich goed herinnerde - had hem vroeger eens verteld dat de frontlazaretten, in crisissituaties, de afgeschreven gevallen maar bùiten lieten liggen, om daar zachtjes dood te bloeden of te bevriezen, al naar gelang. Dus al bij al mocht hij hier niet klagen, vond hij: hij lag binnen! En wàt er bij hem stukgeschoten mocht zijn zouden de dokters wel weer repareren...Die barstende koppijn zou hij met ter tijd wel overleven,ook als hij voor het ogenblik door dat harde piepen in zijn oren zelfs zijn eigen stem niet kon horen...

Toch eens voorzichtig testend riep hij, ondanks de pijnscheuten in zijn hersenpan, zangerig de eerste naam die in hem opkwam: " Mo-nííí-ka, Mo-nííí-ka...". Waarschijnlijk een instinctieve associatie met de ziekenhuislucht in de kamer...En schrok zich een aap toen hij een zachte vrouwenhand kalmerend op zijn lippen voelde! ...

Okee, lief zustertje, knikte hij dankbaar: ik zal braaf zijn en m'n manieren houden...Al zou bijvoorbeeld een bakharing met ajuinsaus daartoe veel kunnen bijdragen, want hij had honger als een paard...Voor zover hij zich vaag herinnerde was die schep soep in de vroege morgen van de twintigste zowat het laatste wat hij in zijn maag had gekregen. Welke dag het nù was wist hij niet, maar schatte, afgaand op dat holle gevoel in zijn buik, toch dat hij ondertussen al achtenveertig uur op zijn kin had geklopt... Dus graag een volledige menu met gebakken haring, als het enigszins kan...Of liever nog de bloedpens met appelmoes en 'Bratkartoffel', die Phil op tafel toverde toen hij bij haar logeerde. Man-man! ...Er bestond dus nog zoiets als het paradijs, ergens, vér weg...En in afwachting van nog meer hemelse visioenen besloot hij éérst maar zijn tekort aan slaap van de laatste dagen wat in te halen...

 

Hij werd wakker van het drukke gedruis rond hem. En onmiddellijk stelde hij vast dat hij nù het rumoer wél kon hóren, wat hem het gelukzalige gevoel bezorgde dat hij aardig aan beterhand moest zijn en een flinke trek geslapen had. Ook het geschut buiten kon hij nu al veel duidelijker waarnemen dan, laat ons zeggen, gisteren...Gedreven door zijn optimisme lichtte hij voorzichtig de windel voor zijn ogen wat op. Maar dat viel lelijk tegen: zijn oogleden leken wel vastgeplakt en al turend kon hij enkel vage schimmen in zijn gezichtsveld zien bewegen. Zuchtend berustte hij er dan maar in dat hij op het herwinnen van de arendsblik, waarmee hij nog geen jaar geleden als scheepsmaat de verre horizon afspeurde, nog even zou  moeten wachten. Dat zijn kop nog flink pijn deed nam hij er dan ook maar bij: hij lag daar zalig en als ze nu eens met wat eten wilden komen, had hij voor de rest sinds maanden zeeën van tijd...

Dacht hij toch...Maar naarmate hij zich meer op het lawaai om zich heen concentreerde, kwam hij tot de conclusie dat de verplegers veel van zijn lotgenoten haastig wegdroegen en ànderen - voorlopig? - lieten liggen. Dat deed erg denken aan een spoedevacuatie van het lazaret, vond hij, en dat stonk! Negen kansen op tien was de Rus dus verder doorgebroken - wat hem helemaal niet verwonderde en hem, zolang hij mobiel was en mee achteruit kon wijken, ook nooit speciaal in paniek had gebracht...Maar nu hij hier weerloos als een mummie verpletterd dreigde te worden onder de rupsen van hun oprukkende tanks, kreeg hij het toch wat warm!

In feite mankeerde hem niets aan armen of benen, bedacht hij vlug, toch niets dat hem zou kunnen beletten om er samen met zijn lotgenoten vanonder te muizen. En reeds rolde hij zich op handen en knieën, als een eerste stap om weer de status van Homo Erectus te bereiken. Maar als een zwaar doorzopen zatlap zakte hij weer in elkaar: er was blijkbaar ook met zijn vroeger evenwichtsgevoel iets niet helemaal in orde...

Juist toen hij verbeten aan zijn tweede poging wilde beginnen, voelde hij zich door helpende armen recht getrokken. De verpleegster - waarschijnlijk die met de mollige kuiten - schreeuwde in zijn oor: " Petré, gij zijt tankchauffeur hé!? Zegt dat ge een camion kunt besturen, als ze u iets vragen! Opgepast, ik zal het verband voor uw ogen weg doen, maar ziet niet naar het licht! Uw kop naar beneden hé! "...Zij trok zijn rechter arm over haar schouder en leidde hem strompelend naar buiten. Maar al na een paar passen viel zij geprikkeld uit: "Zeg, potverdorie Leon, als ge niet achtergelaten wilt worden, moet ge rechtop lopen, hé vent, op uw eigen benen! Komaan! En hierzie: doet uw koppelriem om en neemt uw ransel mee, dat presenteert beter! "

Aan de tafel waar, in volle tumult maar toch met echte 'Deutsche Grundlichkeit', de uitschrijvingen nauwkeurig werden genoteerd, maakte de bewaking toch geen opmerking dat een halve blinde een vrachtwagen met zestien zwaargewonden ergens ver weg naar het hinterland zou rijden. Toen de verpleegster hem een minuut later bij de stuurcabine loste en hij zich aan de linker deurkruk moest vastklampen om niet te vallen, trof het absurde van heel die toestand hem als een vuistslag tussen de ogen. Het zweet brak hem uit bij het idee alleen al blindelings een wildvreemde vrachtwagen te moeten besturen...Maar plots leek de zuster hem te omhelzen en sprak duidelijk naast zijn oor: " Instappen en doorschuiven: IK rij! En doet dat verband maar weer rap voor uw ogen! "

Het gedonder van het front klonk hierbuiten veel scherper door en zelfs het gerakketak van de mitrailleuses was helder te horen. Leon schatte dat de gevechten inderdaad al tot op een drie-vier kilometer waren genaderd: hoogtijd dus voor de lazaretten om hun personeel en de gewonden uit de aanstormende vuurlijn te evacueren.

"Waar zijn we hier ergens?" vroeg Leon, toen ze de tegensputterende motor na de derde poging had gestart.

"Penkun" antwoordde de verpleegster: " In vogel-vlucht een vijftien kilometer achter de Oder. Maar de Russen zijn sinds gisterenmiddag sterk doorgebroken en er is nog maar weinig om hen tegen te houden..." Dat de meeste trostroepen dat ook niet van plan waren, kon hij afleiden uit het drukke heen- en weergeloop in de straat voor hem. En het kerkplein leek wel een verstrooid mierennest met al die evacuerende diensten...

Ze hobbelden voorzichtig de rokerige dorpsstraat uit tussen twee brandende gevels door, toen plots drie Rata's over de daken scheerden. Leon lette er nauwelijks op.

"En waar gaan we naartoe?"

" Prenzlau, op dertig kilometer, als 't God belieft" schreeuwde ze boven het kabaal uit: " Maar moest het verkeer goed vlotten: voor mijn part een heel pak vérder. Naar Ravensbrück bij voorbeeld, nóg zestig kilometer voorbij Prenzlau op dezelfde baan. Daar zal de Rus ons de eerste veertien dagen wel gerust laten en die tijd zullen onze zestien gekwetsten vanachter in de bak goed kunnen gebruiken op weer min of meer op adem te komen...Maar dan moet het wél goed vooruit gaan, want zo nog vele uren in die laadbak liggen schudden houden ze niet uit..."

" En wat mankeert er aan mij?"

" Aan u? Niks...Wel veel geluk gehad, vooral: een schampschot langs uw schedel en een lichte hersenschudding die u een tijdje doof en blind heeft gemaakt. Al bij al iets om te lachen, ware het niet dat ge veel bloed hebt verloren, lijk dat ge wel aan uwen tenue kunt zien."

Hij knikte, en plots schoot hem iets te binnen: " Ge hebt mij daarjuist 'Leon' genoemd, hé?! Hoe zijt ge achter mijn naam gekomen? Ik heb die toch niet gezegd..."

Hij meende haar stil te horen lachen: " Onnozelaar! Hebt ge mijn stem dan nóg niet herkend? Uit het lazaret 'Adlershorst' op de Lüneburger Heide? Als ge nu eens efkens niét aan die barmeid Hélène zoudt denken, die tenandere veel te oud is voor u..."

Twijfelend wierp hij een balletje op: " Monika?... Schwester Monika?..."

Ze aapte het bazuingeschal van een prijsuitreiking op de foor na: " Tarattada! Ieste praajs vo dieje schele kloeffer neffest de chauffeur! Proficiat fiston! Enne kus van de juffra! " Ze zuchtte als uitgeput: " Ge zijt mij dus nog niet vergeten?"

Hij moest even bekomen, maar verdook toen zijn ontroering achter een bombastische uitroep die hij onthouden had uit één van zijn 'Ricardo's Liefderomans': " O, gij bloem van mijn leven! Hoe zou ik u kunnen vergeten! " Om dan ernstiger te vervolgen: " En zijt ge nog altijd kwaad op mij?... Want toen ik vertrok uit Adlershorst hebt gij mij aardig de broek uit geveegd, weet ge nog?..."

"Ach zot! Dat doen wij, zusters, toch met iedereen, zuiver om wat afstand te bewaren... Beroepsmisvorming, zeg maar. Maar nu moet ge zwijgen: met al dat volk te voet of op karren en camions rond mij, doen ik strak nog een ferm accident! Pakt liever een stuk commiesbrood, daar uit dat karton en drink wat koffie uit de container..."

Dat moest ze geen twee keer zeggen, ook al was het dan geen bakharing met ajuinsaus!

 

De eerste vijftien kilometer tot het viaduct onder de Autobahn moesten ze bijna stapvoets rijden. En telkens de Rata's in scheervlucht vooraan een wagen in brand hadden geschoten duurde het soms een eeuwigheid vóór de weg opnieuw was vrijgemaakt en de colonne weer in beweging kwam. De gekwetsten in de laadbak leken bij de andere vluchtende auto's veel eerder schaamte op te wekken dan echt medelijden, en Monika profiteerde daar dan ook ongegeneerd van, om bij iedere opgedrongen stop, rondom rond wat eten en drinken af te persen. Het commiesbrood en de maltkoffie in de cabine hield ze voorlopig achter, als een soort appeltje voor de dorst.

Eens de oprit van de Autobahn voorbij ging het vlotter, omdat hele delen van de colonne blijkbaar dachten op die moderne dubbelbaanse macadam rapper vooruit te komen, richting Berlijn. Maar Monika had een reisbevel naar het Kreisspital van Prenzlau en hield zich koppig aan de rechtstreekse provincieweg daarheen.

Doch toen ze tegen valavond eindelijk in het brandende Prenzlau aankwamen bleek het gebombardeerde Kreisspital al lang geëvacueerd naar Ravensbrück, zoals gezegd zestig kilometer meer naar het westen. Monika moest uitgeput even de tranen bedwingen en Leon kon haar zachtjes overhalen, na een vluchtige verzorging van de gekwetsten in de laadbak, tóch tot middernacht in het hospitaal uit te rusten: er waren immers nog onbeschadigde bedden genoeg. Twee zaaltjes 'werkten' nog: burgerslachtoffers verzorgd door een afgepeigerde dokter en twee overjarige verpleegsters. Ook een paar 'ausgebombte' gezinnen hadden hier hun toevlucht gezocht en een zaaltje ingepalmd. Maar al de rest lag leeg, zij het in de grootste wanorde.

Alhoewel nog zwak te been, kreeg Leon in het donker al een beetje zijn zicht terug... En gedreven door zijn trots besloot hij van morgen af zijn 'appelflauwte' maar te vergeten...

Na een hazenslaapje schoot Schwester Monika tegen één uur 's morgens weer in gang. Navraag bij haar twee 'burgercollega's' leidde haar naar de apotheek van het hospitaal, waar ze een flinke voorraad medicijnen en verbandrollen insloeg zogenaamd voor de rest van de rit... De verzorging van haar zestien gewonde passagiers nam ruim een uur in beslag en voor twee onder hen kwam deze hulp een beetje te laat. Voor ze die sukkels met de hulp van Leon en een oude dominee deftig geïdentificeerd in het overvolle dodenhuisje hadden gedeponeerd, was het al drie uur geworden. Hoogste tijd dus om hun biezen te pakken!

Buiten had het rond die tijd nog pikkedonker moeten zijn, ware het niet dat de vuile gele mist van de verwaaide brandwolken Monika toch een wazig beeld liet van de weg vóór haar afgeschermde koplampen. Vlugger dan 15 per uur durfde ze voorlopig niet te rijden. Hoe dan ook: de hoop om vóór dageraad in het hospitaal in Ravensbrück aan te komen, konden ze dus al vergeten.

Er liepen weinig vluchtelingen langs de straten en ook het verkeer van boerenkarren was praktisch stilgevallen. Maar wegens de puinhopen vóór de ingestorte gevels konden ze er zelden méér dan een pover slakkengangetje op na houden. Nog steeds stonden er langs hun weg hier en daar huizen uit te branden, zonder dat iemand zich daarom serieus bekommerde. De vuurhaarden waren in zoverre zelfs welkom omdat ze tenminste de rijbaan wat verlichtten en Monika toelieten tijdig de vele bomtrechters te vermijden.

Doch eenmaal buiten de stad ging het stukken beter omdat de baan afgezoomd was met bomen waarop met fluorescerende witte verf een dikke ring was geschilderd. Ook bomtrechters kwamen ze nog maar uiterst zelden tegen. Van colonnerijden was nu geen sprake meer: het schoot wel vlugger op, maar daardoor was ze ook de houvast kwijt die het rode achterlicht van haar voorganger haar tot nu toe had geboden. Daardoor moest Monika af en toe op de rem springen om de wrakken van vernielde voertuigen te vermijden die plots midden op de rijbaan uit het donker opdoken of schots en scheef in de zijberm waren geduwd. En daarbij hard op de tanden bijten om de pijnlijke gillen van haar menselijke lading niet te horen.

Maar ze hadden geluk. Alhoewel het rond vijf uur licht begon te worden hingen de wolken zó laag dat ze van Rata's geen last hadden. Tegen zevenen klaarde het wat op maar toen doken ze uit het zicht van de eerste vliegtuigen weg in de 'beschermende' zijstraten van Ravensbrück.

In de stad heerste een vreemde stemming. Bij een controlepost op een kruispunt wilde Monika de weg vragen aan een Feldgendarme, maar die liet haar niet uitspreken.

"Al de ziekenwagens en gewondertransporten naar het verzamelpunt! " snauwde hij haar af: " De wegwijzers 'D.R.K.-Sammellager' volgen! " En hij wees haar gebiedend de eerste pijl aan.

Nadien was het even weifelend zoeken naar het volgende plakkaat, maar met de hulp van Leon liep dat steeds vlotter. Hij stelde tot zijn grote vreugde vast dat zijn zicht er zodanig op vooruit was gegaan, dat hij sommige wegwijzers nog vóór Monika ontdekte! En hij merkte eveneens dat die pijlen hen verdomme ùit de stad leiden, récht de bossen in! Was dat dan soms een valstrik om van hen àf te geraken?...

Een heel eind buiten de stad zaten ze plots, midden in een bos, muurvast in een opstopping. En eindeloze rij autobussen stond langszij geparkeerd, zichtbaar in alle haasten volledig wit gespoten, zélfs de ruiten! Een kado voor de Rata's om zo'n opvallend doel op een dienstbord aangeboden te krijgen, ware het niet dat op de flanken in koeien van letters geschilderd stond 'Red Cross Sweden'!

Sweden? Zweden, verdomme?! Die waren toch neutraal in de oorlog? Het Rode Kruis van Zweden, kwam dat hier meehelpen de duizenden gekwetsten verzorgen? Of hen met die bussen ophalen om ze in Zweden te hospitaliseren? Leon voelde de hoop in zich opwellen, want voor ieder die ze meenamen was de oorlog definitief gedaan! Misschien kreeg hij hier de kans zijn militair avontuur zonder verdere kleerscheuren af te sluiten? ALS ze hem meenamen, natuurlijk, want hier waren zeker duizend kameraden die er veel erger aan toe waren dan hij...

Monika was al uit de camion gesprongen: " Ik gaan is zien of ik geen hulp kan krijgen voor mijn gekwetsten... Een dokter die eens wil komen kijken... Misschien kan ik mijn gastjes wel met de Zweden meegeven, dan maken ze tenminste nog een kans... Kruipt gij maar alvast achter het stuur tegen dat ik u roep: ik zal eens testen of het nog iets uithaalt als ik wat knoopkens van mijn bloes losmaak", besloot ze bitter.

Hij schoof door en van op de chauffeurszetel kreeg hij een mooi overzicht op het mierennest rond de eerste bussen in de verte, aan de kop van de colonne. En inderdaad, het leek wel of er een lange grijze rij mensen, geflankeerd en ondersteund door medisch personeel in witte hospitaaljassen in de voorste bussen werd geholpen. Geleidelijk, maar uiterst langzaam, naderde de schijnbaar eindeloze troep instijgende buspassagiers de uitkijkpost van Leon en hij kreeg steeds érger de indruk dat het géén militairen waren die naar binnen geholpen werden. Tóch leken ze allemaal een soort Feldgrau uniform te dragen...

Plots stond Monika weer naast de camion, zichtbaar uitgeblust en met tranen in de ogen. Leon begreep direct dat hij zijn uitstapje naar het vredige Zweden op zijn buik kon schrijven.

" Wel wat is 't Monika? Geen doktoor gevonden?" vroeg hij ,meer om haar te troosten: " Ge hebt misschien geen knoopkens genoeg losgedaan aan uw bloes, hé! ," Ze glimlachte door haar tranen heen.

" En ons ook niet aan de Zweden kunnen verpatsen?"

Ze schraapte haar keel en herpakte zich: " Ze nemen geen militairen mee...Alleen een paar duizend doodzieke buitenlandse vrouwen uit het concentratiekamp wat verderop: ze zijn wel uitgeput maar tóch nog sterk genoeg om de lange busreis te overleven...De rest van de gevangenen - maar naar het schijnt toch nóg een paar duizend - heeft tyfus en dysenterie en moet voorlopig achterblijven...Waarschijnlijk definitief, door de epidemie. Al bij al is het hier dus niet erg gezond, maar we gaan pas uit de verkeersknoop geraken als eerst al die bussen vertrokken zijn."

" En waar rijden we dan naartoe? Ligt dat hospitaal dat we zoeken hier ergens in de bossen?"

" Neen, in de stad, maar dat is ook al geëvacueerd, naar ze zeggen... Verder naar westen rijden heeft ook geen zin, omdat de Amerikanen op de Elbe blijven staan en niemand uit het oosten over de stroom laten komen... Een officier van de Medische Dienst raadde mij dan maar aan naar Berlijn te rijden: dat wordt binnen kort tot vesting verklaard en zal de belegering wel uithouden tot de oorlog gedaan is. Hij sprak van maximum een drie-vier weken: dan is al dat zinloos moorden eindelijk gedaan en vallen we onder de bescherming van het Internationale Rode Kruis. Dat zal er wel voor zorgen dat de Russen met hun bandeloze wreedheden stoppen... Ik denk dus serieus dat wij ons het best in Vesting Berlijn opsluiten: dààr zijn er goed gespecialiseerde hospitalen bij de vleet, en nadien zien we wel weer... Ondertussen zal ik eens zien of onze gasten in de bak nog leven en, wie weet, soms honger hebben"...Uit haar sarcasme maakte Leon op dat ze over haar inzinking heen was.

De rij gevangenen kwam steeds dichter bij, en de ene bus na de àndere werd nauwkeurig gevuld met een groep van veertig vrouwen. Hij kon de gezichten al goed onderscheiden, ook al waren de meesten uniform kaalgeschoren of droegen een zelfde grauwe bandera op het hoofd. Het waren vooral de ogen die hen van elkaar onderscheidden: moedeloze, apathische blikken hiér, koortsachtige, hongerende dààr... Leon kon al in gedachten meetellen en als God de Vader beslissen wie de laatste passagier voor bus 27 zou zijn en wie als eerste op de 28 moest...

Vlak voor zijn neus ontstond er wat heibel omdat twee sukkels niet gescheiden wilden worden en zich pathetisch aan elkaar vastklampten om samen in bus 32 te geraken. Vooral de langste van het koppel trok zijn aandacht, omdat het mens haar vriendin zo innig omarmde. En plots kwam dat gespannen gezicht hem bijna bekend voor. Aan wie kon deze afgepeigerde kop hem in godsnaam doen denken...

Juist toen het incident over de scheiding van het koppel beslecht leek, schoot het hem te binnen. Een laatste indringende blik nam alle twijfel weg, en reeds deed hij de deur open om op de grond te springen.

" Rachel! Hey, Rachel! " schreeuwde hij zo hard hij kon om boven het omringende geroep uit te komen.

Traag leek de vrouw rond te kijken om te ontdekken wie wàt van haar wilde..." Rachel! ! Hier verdomme! !" En zonder nadenken liep hij door het volk naar haar toe.

" Rachel! Herkent ge me niet? Leon, Leon Petré uit de Bassevillestraat! De gebuur van Jetje! " 

Twee sterke witte jassen hielden hem tegen, en éven waren hun blikken zó intens in elkaar verweven dat het leek alsof ze heel alleen op de wereld stonden. Maar toen sloeg de verbazing in haar ogen om in ergernis en haat. Hij zag haar lippen vol minachting vertrekken en het volgende ogenblik spuwde ze een vette rochel op de grond voor zijn voeten.

Zonder één woord liet ze zich door de verpleger in de bus helpen en zag niet meer om.

" Wie was dàt?" vroeg Monika verbaasd toen hij weer in de cabine klom: " Dat zijn toch gevangenen van het concentratiekamp verder op?! Ként gij daar zo iemand? Ge weet toch dat het voor een buitenstaander strengst verboden is met zo'n crapuul contact te hebben! Zij, in elk geval, was er blijkbaar niét op uit om met ù contact op te nemen! Lijk dat vuil wijf op uw uniform spuwde! Chance dat er geen kampbewaker bij stond... En gij ként zo iemand? Daar ben ik nu écht van verschoten, zie! "

Leon trok de schouders op: " Ik ook...Want ik dacht mijn vroegere buurvrouw te herkennen die veroordeeld werd voor belediging van de Kriegsmarine, en een dik jaar geleden naar Duitsland werd gedeporteerd...Maar op de vijandige manier waarop ze reageerde, ben ik al zo zeker niet meer. Want toen ze naast ons deur ondergedoken zat hebben wij haar altijd beschermd en te eten gegeven...Ze zou mij eerder dankbaar moeten zijn...Daarom twijfel ik of zij het wel was: míjn Rachel was vroeger een stijf schoon mokkel, ferm geschminkt...magnifiek zwart bekhaar, goed in 't vlees en fier als een gieter...Déze hier had dat allemaal niet. Ze trok eerder op een struikelende kapstok, een wandelend geraamte vol ontsmettingspoeder zonder de minste charme...Maar die hevige blik uit die zwarte ogen zou ik nochtans uit de duizend herkend hebben..." Leon schudde twijfelend het hoofd.

"Bon, " besloot Monika ongeduldig: "Best niet meer aan denken! En houdt u gereed om het stuur van tijd eens over te nemen, want naar Berlijn is het nog een hele trek met waarschijnlijk veel hindernissen, en ik ben ver kapot!"   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
20-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
18-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 302
Klik op de afbeelding om de link te volgen

DE ODERBRUG.

Maar er kwamen geen volgende golven meer...

Als een machtige maaier op het einde van zijn korenveld, wierp Pietje-de-Dood zijn zeis over de schouder en stapte naar zijn volgend pand. Dat leek een heel stukje meer naar links te liggen van de 'Kompanie Dillinger', zelfs buiten de frontlijn van de Langemarck. Terwijl Leon het aantal inslagen vóór zich rap zag afnemen, verdubbelde dààr links de vuurwals in alle hevigheid. Nu ook de vuile carbidwolken voor zijn ogen verwaaiden en hij weer wat opgelucht kon ademhalen kreeg hij ook een beter zicht op de verwoesting in zijn schootsveld. De dwaze vreugdekriebels over zijn eigen redding werden al vlug overweldigd door zijn afgrijzen voor de slachting die het trommelvuur onder de soldaten van de strafcompagnie had aangericht. Nu hoorde hij ook het huilen van de gewonden, en zag tussen de bomtrechters hier en daar een arm vertwijfeld naar de hemel grijpen...

Strikt volgens het boekje mochten buitenstaanders zich niet met het wel en wee van de gestraften bemoeien, en ook hun gekwetsten moesten niet op veel vreemde hulp rekenen. Maar nu de kanonnade definitief was overgedreven en er blijkbaar in hun sector geen Russisch voetvolk oprukte, sprongen hoe langer hoe meer Langemarckers het slagveld in om deze verdoemden te helpen. Het moest echter zeer vlug gaan, en reeds strompelden een paar anciens terug met, in pompiersgreep, een kreunende gekwetste dwars over de schoft. Hier en daar sleurde ook een groepje van vier een zwaargewonde in een tentzeil tot achter de schuur naast de stelling van Leon, waar ze voorlopig veilig lagen. Doch daar snerpten reeds de fluitjes van het kader om iedereen tot de orde te roepen...

Blijkbaar was de Rus doorgebroken bij de linker buur en moest Langemarck front maken naar daar om de doorbraak af te grendelen. Jachtige bevelen blaften door de morgenmist en reeds trokken de eerste groepjes weg naar links, hun noodlot tegemoet. En terwijl ook Leon zijn rupswagen brullend keerde, knalden in het omploegde walmende niemandsland de eerste genadeschoten voor de stervende gestraften die het tóch niet gehaald zouden hebben...

 

Onder een mager lentezonnetje had Chef Dillinger tegen tien uur de 2cm kanonnen van zijn beide pelotons verdeeld over de nieuwe verdedigingslinie van de 'Kampf-gruppe Langemarck'. Die liep nu vanaf de Oder pal west, met front naar het noorden. Op hun horizon lag nu niet meer de stroom, maar de dijk van de Autobahn die rechts plots eindigde bij de gesprongen Oderbrug. Op deze plek hadden de Russen vannacht massaal het Duitse front doorbroken en stootten nu via de Autobahn langzaam maar zeker het hinterland in. De eenheid die ter plekke de vreselijke schok van deze Russische doorbraak had moeten opvangen bleek later de 'Kampfgruppe Wallonie' te zijn. Het centrum van dit regiment was evenwel tijdens de Rode artilleriebarrage totaal verpulverd, terwijl de linker- en rechtervleugel van de Waalse frontlijn onder druk van de doorbraak als een parkpoort was opengedraaid. De opgelapte Langemarck lag dus àchter de Walen in tweede lijn om de zuidelijke vleugel te verankeren en verder oprollen van het front in deze sector te beletten.

Dillinger had met de verdeling - om niet te zeggen 'versnippering' - van zijn pantserwagens over het volledige Vlaamse front in feite zijn eigen eenheid ontbonden en elk kanon vrijheid van handelen gegeven. En dat zou Leon vlug fataal worden. Want zijn stukoverste Uschaf Devreese, die wél correct gegeven bevelen kon uitvoeren, bezat niet de minste zin voor initiatief om deze gekregen vrijheid in daden om te zetten. Tot overmaat van ramp kwam de strenge richtlijn, om uiterst spaarzaam met de munitie om te springen, goed van pas om hem helemaal te verlammen. Leon zag de nabije toekomst dan ook zéér donker in, want van Rik en Stan, die twee bange Limburgse parkieten in de bak bij het kanon, moest hij ook al niet veel heil verwachten...

Tegen de middag lanceerde de Rus met veel kabaal van Katjoesja's zijn zoveelste aanval op de 'Wallonie' om de bres rond de Autobahn te verbreden. Leon had de pantserwagen achter een vernielde stal in stelling gebracht en de bemanning bekeek in bange afwachting vol afgrijzen de afslachting van hun landgenoten op nog geen kilometer vóór hun neus. En ditmaal scheen het de Russen ook te lukken. Want uit het verwaaiende nevelgordijn van de zwarte carbidwolken kwamen op den duur steeds meer soldaten in groepjes van twee-drie op de Vlaamse tweede linie toe gestrompeld. Velen ondersteunden blijkbaar een gewonde kameraad, aan het vallen en weer opstaan te zien...Aangrijpende, tragische vlucht van moegevochten, uitgeputte soldeniers "die het christelijke Europa tegen het Rode Beest hadden willen beschermen."  Deze bombastische zinsnede uit het laatste frontblaadje van 'De Vlaamse SS-Man' dat hij gisteren op de latrine had gelezen - en hoogst waarschijnlijk nog geproduceerd door zijn broer Joseph - schoot Leon plots door de geest. En ondanks zijn angst voor zijn eigen naderende dood liepen tranen van deernis hem over de wangen.

Een struise gast liep, zijn gewonde makker ondersteunend, zwaar hijgend recht op de pantserwagen van Leon af. Hij legde zijn maat voorzichtig naast de rupsketting neer en zeeg toen kreunend ineen, het diepgebogen hoofd schokkend van het wenen. Leon kroop rap uit zijn stuurcabine, zonder op Uschaf Devreese te letten, en boog zich over de gekwetste Waal: roos schuim op de lippen, borstschot, duidelijk een vogel voor de kat...In deze omstandigheden zeker de moeite niet om daar nog veel tijd aan te verspillen...

In de volgende tien minuten zou het leven van Leon een totaal nieuwe wending krijgen. De Waal met zijn longschot stierf nog vóór de 'Sani' (brancardiers) zich over hem konden ontfermen. Maar toen ze er dan tóch doorkwamen mochten ze meteen Uschaf Devreese meenemen met minstens twee granaatscherven in zijn lijf: schouder en bovenarm, bloedend lijk een rund...In een opwelling van leiderschap was die onnozelaar even aan de àndere zijgevel van de stal poolshoogte gaan nemen of hij geen betere schietstelling voor het 2cm kanon kon vinden. Akkoord om zoiets te verkennen tijdens een rustpauze van het gevecht, maar toch niét als de Rus zich begint in te schieten om met een artilleriebarrage de verwachte schuchtere Vlaamse tegenaanval af te blokken! Juist toen onze herboren Napoleon het slagveld bij de brugoprit met de verrekijker afspeurde sloeg het proefschot van het nieuwe Russische spervuur in op nog geen twintig meter van de stal. Met het gevolg dat SS-Sturmmann Petré plots de oudste in graad was van zijn pantserwagen 'Astrid'.

Inderdaad, Astrid, want zó had hij in gedachten zijn stalen 'lief' gedoopt, na zijn waanzinnig visioen van deze morgen waarin hij de aanstormende vuurwals van het sovjetgeschut één ogenblik verwarde met de overslaande golven op de voorplecht van zijn vissersbootje. Maar het zilte vocht dat hij nu weer van zijn lippen likte, bleek geen buiswater te zijn, maar wel puur angstzweet.

Toen de Sani's Devreese afvoerden, greep de paniek Leon even bij de strot: was hij hier nu de baas? Over een vleugellamme pantserwagen zonder munitie (of zo goed àls) en naast het kanon twee angsthazen die verlamd waren van de schrik? Terwijl hijzelf slechts een flauw idee had hoe je met zo'n kar op het slagveld omsprong! Met dat logge gevaarte van de ene naar de andere dekking spurten - stoppen, vuren en weer wég - dat speelde hij in z'n ééntje nooit klaar! ...

De struise Waal, die voordien het 'longschot' uit de vuurlijn tot bij de 'Astrid' had gedragen, klopte op zijn schouder: " Warte, Freund, ikke kommen met joen mee! ", in een mengelmoes van Duits en Westvlaams: " Ikke kennen de weg nor voren! "

Leon had geen tijd om achterover te slaan van verbazing, want de Waal kroop reeds kordaat op de plaats van Devreese, terwijl een tweekoppige M.G.-ploeg van de 5de Compagnie op bevel van een oudere Oschaf wat moeizaam in de gepantserde kuip naast het kanon klauterde.

"Zo"dacht Leon plots kalm:"We zijn weer compleet..."

Vijf minuten later startte de eerste tegenaanval van de Divisie Langemarck aan het Oderfront. En zo zouden er tijdens de afweergevechten van de twee laatste oorlogsweken, nog tientallen volgen, alsmaar zwakker en wanhopiger, tegen een steeds grotere overmacht... Maar ze geloofden al lang niet meer dat ze met hun inzet de vlucht van de plaatselijke bevolking dekten: die hadden ondertussen tijd genoeg gekregen om zich uit de voeten te maken. De koppige boeren die nu nog achterbleven hadden het zelf gezocht!

Tijdens die laatste vijf minuten vóór het startschot kon Leon vluchtig kennis maken met die geflipte Waal, die mordicus met hen terug in de vuurlijn wilde. Hij kwam uit de streek van Duinkerke, Frans-Vlaanderen, zei hij, wat zijn kennis van het plaatselijke dialect verklaarde. Hoe hij als Fransman bij de "Kampfgruppe Wallonie" verzeild was geraakt lag aan de toelating die het Duits militair bestuur "für Belgien und Nord-Frankreich" aan Degrelle verleende om voor zijn Waalse SS-Divisie ook in de Franse  departementen 'Nord' en 'Pas-de-Calais' te recruteren.

En toen hij zich voorstelde: " Ik 'eten Gustave... Gustave Dieudonné...", dacht Leon plots: " Verdomme zeg, Dieudonné: wààr heb ik die naam nóg gehoord?"...

Waarom hij terug naar voren wilde, verklaarde hij pas nà het startschot van de tegenaanval: zijn kozijn lag daar ook ergens gekwetst achter een polderdijk. En onze Gustave had hem beloofd, na het afvoeren van dat serieuze 'longschot', terug te keren om ook hém te redden.

"Met de contr'attaque passeren wieder tóch langst ginder. As g'n momentje stopt, to da'k Gaston op de char kan slepen, dan ist èm gered! 'k Meugen al iét doen veur de famiele hé !"

En inderdaad, terwijl de stormgrenadiers sprongsgewijs in het niemandsland oprukten achter een symbolische  Duitse vuurbarrage aan, loodste de 'Waal'(?) Leon met zijn 'char' achter de bescherming van de polderdijken mee naar voor. Als bij wonder liet de Russische artillerie het voorlopig afweten. Maar naarmate ze de brugoprit van de Autobahn naderden, die tussen haakjes minstens tien meter bóven het omliggende polderlandschap uitstak, vielen ze steeds heviger onder het vuur van de lichte wapens en mitrailleurs die in dat hoge talud waren ingegraven. Af en toe kreeg de 'Astrid' bevel vanuit de 5de compagnie om daarboven een hinderlijk weerstandsnest te liquideren. En wonder boven wonder: de twee parkieten bleken met hun 2cm kanon daarin flink hun mannetje te staan! Maximum drie korte salvo's en de Rus was om zeep...

Plots kreeg Leon een slag op zijn helm: de Waal wees hem een grote granaattrechter aan naast een polderdijk. "Allee, mets-toi là, copain! M'n kozze ligt wa wijders achter den diek, dao! Attends-moi une minute, hein!?" Soepel als een gymnast sprong hij in één wip uit de stuurcabine en sloop kordaat naar de kruin van de dijk. Even in volle dekking de vlakte aan de overkant bestuderen en, hop, weg was hij!

Nu scheen de Russische artillerie het welletjes te vinden en begon zich in te schieten op het niemandsland. Leon zag vanuit de 'Astrid' de gebukte Langemarckers van de 5de compagnie aarzelen om de wild opspuitende vuurfonteinen nog dichter te naderen. En ook de onderofficieren die hen tot nu toe naar voor gedreven hadden, bleken plots heel wat minder zeker van hun stuk... Na nog tien seconden van zichtbare twijfel dook iedereen plots in de dichtst bijzijnde granaattrechter, in de waanzinnige hoop daar de aanzwellende Russische vuurwals te overleven. Leon wist ook wel dat de stalen wanden van de 'Astrid' zijn bemanning maar gedeeltelijk tegen de sissende granaatscherven kon beschermen, en al helemaal niet tegen een directe inslag. Als de bliksem wegwezen leek hem dus het enige alternatief, ware het niet dat die verdomde Waal op hem rekende voor een retour-ritje.

Zenuwachtig beval hij de Limburgers rap eens over de dijk te gaan loeren waar 'monsieur' godverdomme bleef! Na even twijfelen klauterden de parkieten dan toch over de stalen borstwering en liepen op een sukkeldrafje de berm op. Het leek weer een eeuwigheid te duren voor ze beiden opnieuw over de kam verschenen en in één ruk door hun veilige laadbak indoken. Dieudonné was gewond, hijgden ze beiden door elkaar, en lag een twintig meter van de dijk verwijderd halfbewusteloos in het aardappelveld.

" En waarom hebt ge hem dan godverdomme niet terug meegesleurd?!" vloog Leon uit.

" Het ging niet: hij was te zwaar...En ze schoten op ons, zodat we niet konden rechtstaan..."

Plots steeg het rode waas van woede in zijn ogen en voor hij het zich realiseerde lag Leon zélf te loeren op de kam van de dijk. Hij moest niet lang rondspeuren want Gustave lag inderdaad maar op een steenworp verwijderd tussen het opschietend aardappelloof. Hij sprong op en twee seconden later landde hij op zijn buik naast de zwijmende 'Waal'. Een bloedplas op de schouder en op de rechter broekspijp, stelt hij in de vlucht vast: dat was nog te repareren !

In een wip sleurt 'Beerke' de jongen recht, gooit hem in pompiersgreep over de schouder en is al halverwege de berm op als de eerste kogels als horzels rond zijn oren fluiten. In één adem bereikt hij de kam en doet zijn eerste stap bergaf als een projectiel zijn helm inslaat.

Even wankelt Leon. En dan stuiken de twee helden, onder de verbijsterde blikken van de bemanning, samen voor dood de berm af.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
18-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 301
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C25.    

TRAGISCHE HELDEN.

 

   14 april 1945.

"Roosevelt is dood! Roosevelt is dood! "

Het gerucht was gisteren tijdens het morgenappèl als een vuurslang door de gelederen gevlogen. Onbewust vonden ze de dood van 'die grootste oorlogsstoker' eindelijk goed nieuws, al had niemand van de troep ook maar het minste benul wat dit overlijden zoal als gunstige nasleep zou kunnen hebben. Het kader, dat regelmatig naar het nieuwscommentaar op de radio luisterde, wist te vertellen dat zijn opvolger, een zekere "Truman", in feite drogist was van beroep en dorpspredikant van uitzicht. Een slappe figuur en een nietszeggend ventje dat op internationaal vlak niets voorstelde en onder druk van de publieke opinie waarschijnlijk zo rap als hij kon de Verenigde Staten uit de oorlog zou terugtrekken. Gisteren reeds waren de eerste Amerikaanse tankspitsen aan de Elbe tot stilstand gekomen, en deden geen verdere moeite om naar Berlijn op te rukken. Dit zou de Führer toelaten onze troepen uit West-Duitsland naar het Oderfront te verplaatsen, waar ze - tussen haakjes gezegd - méér dan welkom waren !

 

Want drie dagen geleden waren de laatste versterkingen voor de 'Langemarck' uit het basisopleidingskamp van de Lüneburger Heide in de rustzone van Stöven toegekomen. En daar was niéts bij om over naar huis te schrijven! Het gros bestond uit het 'Vlaamse Hitlerjeugdbataljon', een triestige troep onvolwassen ventjes van 15-16 jaar die moeite hadden om onder het vizier van hun staalhelm uit te kijken. Door deze 'Kindergarten' - zoals de anciens hen noemden - voor gewapende dienst in eerste lijn op te roepen, bewees de Vlaamse Landsleiding enkel dat de allerlaatste reserves totaal waren opgebruikt en de situatie aan het zogenaamde Oder-front compleet hopeloos was geworden.

Oschaf Penjaert hoorde daarover de openlijke kritiek van zijn mannen. Tegen beter weten in trachtte hij dat te weerleggen, want hij kon zogenaamd uit goede bron verzekeren dat die gastjes nooit ofte nimmer in de vuurlijn zouden worden geworpen. Leon en zijn kameraden wisten evenwel uit ondervinding dat, met de vele doorbraken van Russische tanks en de diepe omsingelingen, die vuurlijn plots tot twintig kilometer àchter het oorspronkelijke front kon springen. Deze kinderen opzettelijk aan een verpletterende vuurdoop blootstellen vonden de anciens van de Langemarck effenaf misdadig én heel slecht voor het moreel van de troepen.

In het heruitrustingskamp van Stöven hadden de mannen méér vrije tijd gekregen dan goed was voor de tucht, waardoor het gemor makkelijker tot het kader doordrong. Leon vermeldde een paar van die roddels slechts heel vluchtig in zijn dagboek, omdat hij zoveel àndere avonturen te vertellen had. Immers, sinds hij Ilse en Gut Witzleberhof in de vlucht had moeten verlaten had hij geen kans meer gekregen om nog iets deftigs neer te pennen.

Die drie weken rust in Stöven hadden hem echt deugd gedaan. Ten eerste had Penjaert hem laten bevorderen tot SS-Sturmmann, zeg maar korporaal: een hogere soldij is altijd goed meegenomen. Daar bovenop had hij er tweemaal een warm bad gekregen en een grondige 'Frisur'. Al zijn uitrusting werd gestoomd en de kleren ontluisd, en wat te erg versleten was werd door 'nieuw' vervangen... Tweedehands nieuw, beter gezegd, en waarschijnlijk gerecupereerd op gesneuvelde kameraden. Zo kreeg hij de broodtas van een zekere 'Van Rennen' die, naar hij vernam, in het lazaret van Stettin aan zijn verwondingen was bezweken... Altijd beter dan niets natuurlijk. Want zijn eigen broodtas had hij dringend moeten dumpen omdat het vol rottende bloedklonten en vleesmaden zat. Immers, al zijn drukke bezigheden nà de vlucht uit de 'Galgenhoeve' hadden hem niet toegelaten de reep biefstuk, die hij er uit de koeienbil had gesneden, op tijd volledig te degusteren. Na vijf dagen was de helft van het stoffelijk overschot dermate opnieuw gaan 'leven' dat hij het, ondanks zijn gezonde honger en de diepe roostering, niet meer naar binnen kreeg...De 'nieuwe' broodzak van wijlen 'Van Rennen' kwam dus goed van pas. De valse identiteitspapieren, die hij destijds bij Ilse op de dode Waalse krijgsgevangene had gerecupereerd, verborg hij veilig achter de dubbele voering...Een appeltje voor de dorst, je weet maar nooit.

Penjaert was zijn zenuwinzinking van vorige maand schijnbaar helemaal te boven gekomen en had tijdens de (waarschijnlijk allerlaatste) gemeenschapsavond in Stöven zelfs flink de Jolige Jan uitgehangen. De bedoeling van zo'n 'korpsfeest' op de vooravond van een frontinzet was, met veel gezuip en gezang, de zogenaamde kameraadschapsbanden tussen alle leden van een gevechtseenheid - van hoog tot laag - nauwer aan te halen. Meestal met een vervelend staartje, als 's anderendaags, na al dat zatte 'verbroederen', de koppige katers het hernemen van de kadaverdiscipline dubbel zo pijnlijk maakten.       

 

In een lange colonne met hun 'nieuwe' wapens en uitrusting verlieten ze op 14 april het gemoedelijke Stöven. Terug naar de Oder, want 'Oostfront' durfde men het niet meer noemen, nu de Russen al midden in Duitsland stonden. Het viel Leon direct op dat de 'Langemarck' van nù fel gekrompen was in vergelijking met hun oprukkende divisie voor het Stargard-offensief, twee maanden geleden. Ook de eigen 'Kompanie Dillinger' had veel van zijn pluimen verloren en was van 90 man teruggevallen op 50. Het peloton van Penjaert bezat nog wel vijf 2cm kanonnen, maar drie daarvan stonden 'bloot' gemonteerd in de laadbak van een gewone vrachtwagen. Het tweede peloton onder bevel van Oschaf Weber zag er net even pover uit, en van een derde peloton was er al helemààl geen sprake meer...

Leon stuurde een zelfde type gepantserde rupswagen als het exemplaar dat hij begin maart op de 'Galgenhoeve' had moeten achterlaten. Buiten wat sleet op de directie en de overbrenging viel zijn nieuwe 'lief' - zoals Rottenführer Serteyn van de garage de rupswagens destijds noemde - aardig mee. Het 2cm kanon in de gepantserde kuip achterin was nu een Zwitserse Oërlikon. Die hadden ze, samen met een hele vracht bijhorende munitie, kunnen recupereren op U-bootwrakken in een verlaten dok van de Kriegsmarine noordelijk van Stettin.

Naast hem zat nu stukoverste Uschaf Stefaan Devreese, een onderwijzer uit Roeselare die drie vingers miste aan zijn linker hand en er plezier in scheen te scheppen om aanhoudend zware winden te lossen. Maar voor de rest op eerste zicht geen slechte kerel, al was het afwachten hoe hij het er in het gevecht zou vanaf brengen. Dat hij vorig jaar de veldtocht in de Oekraïne had meegemaakt - en zo te zien ook zonder veel kleerscheuren had overleefd - was toch een kleine geruststelling.

Achter hem, naast het 2cmkanon in de gepantserde bak, zaten schutter Constant Van Elsacker en lader Rik De Vroe met de koppen tegeneen te dommelen, net twee schriele parkieten op een stokje. Ze waren ongeveer van dezelfde leeftijd als Leon, die hen vaag kende uit zijn opleidingsperiode in 'Adlershorst'. Beide ventjes, van hun kant, noemden hem onmiddellijk 'Den Beer' of 'Beerke', de lovende roepnaam die hij van de rekruten in Lüneburg had gekregen wegens zijn krachtpatserijen in het peloton. Die hadden blijkbaar op de twee magere sprinkhanen diepe indruk gemaakt destijds, en zijn verstuikte enkel deed daar geen afbreuk aan, wel in tegendeel. De jongens kwamen alle twee uit de koolmijn van Winterslag, de ene was leerling ijzerbewerker in het atelier en de andere typist bij de directie, en zodanig onafscheidelijk dat Leon nog steeds niet wist wie wie was. Of ze met ons nieuw kanon in het doodschieten van Russen hun mannetje zouden staan was zeer de vraag. Want ze hadden pas vorige maand hun vuurdoop gekregen bij de Oderbrug, en daar vooral zo diep mogelijk weggekropen in trechters en putten om zélf niet aan flarden te vliegen...

 Of dit viertal in de komende Apocalyps écht op elkaar zou kunnen rekenen, zou de volgende dagen vlug moeten blijken. Onderweg naar hun opvangstelling achter de Oder liep al het gerucht dat de Russen zopas met hun groot eindoffensief naar Berlijn en Zuid-Duitsland waren gestart. En Leon zag geen enkele reden waarom ze ook hier in de noordelijke vlakte van Neubrandenburg niet binnen een paar uren hetzelfde zouden doen.

Maar het bleef in het heidelandschap vóór hen, met in de verte de zwarte streep van de stroom, nog steeds relatief rustig. Ze profiteerden van elk ogenblik respijt om hun schutterskuilen wat dieper uit te graven, van elke wacht om de borstwering te versterken, en de eerste nacht werkten ze als bezeten om de volledige frontlijn met omgekapt groen te verduiken...

Allemaal verloren moeite.

Want toen de kille mist van de volgende dageraad optrok scheerden plots een paar Rata's als donderende schichten laag over hun stellingen. Leon was overtuigd dat het Peloton Penjaert er met hun Oërlikons minstens één hadden kunnen neerhalen, maar ze hadden een streng schietverbod gekregen om hun positie in het landschap niet te verraden... Ongepaste discretie, want twee minuten later kwamen diezelfde branieschoppers terug gevlogen, wierpen drie bommetjes uit en verdwenen in een brede bocht over de stroom. Enfin, dat veronderstelde Leon toch, als niet een krakende donderslag hem verschrikt achterom had doen kijken. Zonder twijfel een pure gelukstreffer van die 'blagueurs', dat één van hun prutsbommetjes juist op de munitiecamion van het peloton Penjaert was ingeslagen...Jammer genoeg was die in hoofdzaak geladen met de totale voorraad 2cm-patronen voor de Oërlikons...Van de oudere chauffeur was nadien niets meer terug te vinden, maar dàt tot dààr toe: iederéén kon een vrachtwagen sturen! Dat echter de 'Kompanie Dillinger' daarmee in één klap driekwart van zijn vuurkracht verloor, was niets minder dan een complete ramp! En een ramp die de lamentabele afloop van hun Oder-veldtocht reeds bepaalde nog vóór de zogenaamd vernieuwde Langemarck één enkel schot had afgevuurd.

Radeloosheid t' allen kant, natuurlijk: de Rus kon nu ieder ogenblik voor hun neus staan! En buiten de tien trommels patroonbanden, die elke 2cm-pantserwagen als begindotatie aan boord had voor het eerste etmaal van de slag, gaapte een enorme leegte! Penjaert hoopte dat door de ontploffing van hun munitiecamion misschien een paar kisten met kogelbanden onbeschadigd waren weggeslingerd. En na een koortsachtige speurtocht van alle manschappen in het omringende struikgewas bleek dat ook zo, maar veel aarde bracht dat niet aan de dijk. Na twee uur krijgsraad, en op voorzet van Penjaert, besloot chef Dillinger één vrachtwagen op te offeren voor een nieuwe expeditie naar het munitiedepot van de Kriegsmarine in de dokken van Stettin om er alles te halen wat maar enigszins op 2cm-patronen leek...

De rest van de dag werd bang gewacht op het Russisch offensief, maar buiten af en toe wat aftastend artillerie vuur en nog twee verkenningsvluchten met de Rata's bleef het kalm. In het achterland werd hun keukenwagen, of zoals de mannen het noemden: hun 'Gulashkanone', getroffen en konden ze alvast voor dié avond hun klassieke warme uiensoep op hun buik schrijven...

Midden in de nacht zag Leon tijdens zijn wachtbeurt als eerste de camion uit Stettin terugkomen, licht beschadigd door mitraillerende diepvliegers maar voor de rest zo leeg als zijn eigen maag. De Marine had, lang voor de Vlaamse vrachtwagen er aankwam, het dok in kwestie reeds verlaten en het depot waarschijnlijk vooraf zélf in de fik gestoken. Of mogelijk was het getroffen door de Russische artillerie die heel het havengebied zwaar onder vuur had gelegd. Hoe dan ook, de expeditie veranderde geen snars aan het dramatisch munitietekort van de 'Kompanie Dillinger'...De Chef probeerde de volgende morgen nog bij de geburen, ondermeer de 'Kampfgruppe Wallonie', wat kisten af te bedelen, maar zonder veel resultaat...Wél kreeg hij een honderd man versterking van een strafcompagnie én een peloton oude mannen van de 'Volksturm' om de gaatjes in de lijn te vullen...

 

Ook de twee volgende dagen brachten geen soelaas, wel integendeel. Want de grote strategen van de staf vonden op 18 april dat de 'Langemarck' beter een dikke vijfhonderd meter meer naar vóór moest schuiven, nu haar stellingen tóch door de Russen verkend waren. Dit betekende voor de mannen wéér een nacht nieuwe schutterskuilen graven en in de grijze dageraad wéér groen hakken op het hele geval te verduiken. Want natuurlijk was het verboden de takken van de oude stelling te recupereren om te verhinderen dat de Rus de voorwaartse verschuiving van de frontlijn zou bemerken, nietwaar...Wat niet belette dat tegen de middag de zogenoemde 'blinde debiel aan de overkant' het lumineuze hoogstandje van onze geniale veldheren letterlijk in de grond boorde met een paar salvo's Katjoesja-raketten vlak op de nieuwe eerste lijn van de Vlamingen. Resultaat: twee doden en zeven zwaargewonden.

"Gevallen voor hun Vlaamse Heimat in hun heroïsche strijd tegen het Bolsjevisme", aldus de korte nachtelijke grafrede van de Chef Dillinger op het kerkhof. Toch een aardige man, die Duitser, om voor het declameren van een paar holle frasen helemaal van zijn gevechtsstand naar het kerkje van Rosov te lopen. En alsof ze een kwaad voorgevoel hadden dropen ook diezelfde nacht de oude mannen van de plaatselijke 'Volksturm' één voor één af,om de laatste nacht van hun harde boerenbestaan minstens naast Mutti door te brengen. Niemand hield de grijsaards tegen...

Het was nog donker toen de keukenwagen de warme soep bracht, waarschijnlijk de laatste geordende voedselbedeling die de mannen van de Langemarck vóór het einde van de oorlog zouden krijgen. En te zien aan de snelheid waarmee het 'gulashkanon' nadien terug naar achter vertrok, moeten de keukenpieten geweten hebben dat het bij Dillinger binnen de kortste keren fameus zou gaan stinken. Werkelijk een opdoffer voor het moreel van de jongens die verweesd achterbleven met wat lauwe uiensoep...

Een uur later, juist voor de dageraad van 20 april, barstte dan over de volledige frontlengte het gevreesde trommelvuur van de Russen los. Alsof ze speciaal de verjaardag van de Führer hadden uitgekozen om ons dat vergiftigd cadeau te sturen! Vooral de eerste lijn op de Oderoever kreeg er van langs, maar die was maar héél dun bezet door een paar observatieposten. Die overigens bij leven slechts héél kort hebben kunnen observeren, want de Russische artillerie ploegde elke meter oever in de kortste keren minstens driemaal om en bedekte het slagveld al vlug met een dik pak zwarte carbidwolken. Overdonderd door dit hels kabaal spelde Chef Dillinger in zijn eigen gevechtsstand, verbeten zwijgend, nog rap-rap op een paar borsten het Ijzeren Kruis en benoemde in de vlucht een tiental kersverse onderofficieren. Toen deze gelukkigen na een bombastisch "Heil Hitler", terug naar hun schutterskuilen renden, kwam van de Oder de kunstmatige mist al aangedreven waarmee de Rus zijn overstekende troepen beschermde.

Leon zag door de spleet van zijn gepantserd windscherm verbijsterd de vurige pletwals van het Russische spervuur met de minuut sprongsgewijs naderen. Een oorverdovende paternoster van donderende bliksems maakte zelfs het schreeuwen in de stuurcabine onverstaanbaar en zinloos. De verstikkende kruitstank greep naar de keel en ondanks de aanhoudende mokerslagen van de zware ontploffingen besefte hij toch - in een uiterste inspanning om zijn verstand niet te verliezen - dat het binnen het uur met hem gedaan zou zijn. Geen enkel levend wezen kon aan deze helse moordmachine ontsnappen. Tenzij, dacht hij in paniek, door te vluchten, nu!

Maar als vastgenageld bleef hij, verlamd van schrik, verkrampt op zijn chauffeursstoel zitten. Het hellevuur was reeds tot op een driehonderd meter genaderd, en lag nu vlak voor de stelling van de strafcompagnie. Hij zag gebiologeerd hoe de eerste ongelukkigen uit hun putten kropen en in paniek wegvluchtten van de wildborrelende lavastroom, terwijl een paar treuzelaars werden neergemaaid door flitsend uiteenspattende shrapnels.

Na een korte vertraging op de verdedigingslijn van de strafcompagnie leek het of dit moordend inferno zich even inhield om de 'Kompanie Dillinger' met de volgende machtige golfslag onweerstaanbaar met zijn laaiend vuur te overspoelen. Krampachtig wachtend op de fatale inslag kreeg Leon plots een visioen alsof hij bij stormweer druipend op de voorplecht van de 'Astrid' stond, schrap geblokt tegen de volgende reeks overslaande baren.

"Nog efkens ",dacht hij: "en dan is het voorbij..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
18-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
17-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 300
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C24.   KELDERRATTEN.

 

                            Steglitz, eind maart '45.

Joseph achtte zich sluiks gelukkig dat hij , de eerste veertien dagen na de koffieklats bij Françoise , haar vader niet onder ogen moest komen. Want niets van alles wat hij daar met zoveel branie uit zijn nek had gezwetst was uitgekomen. Het zogenaamde 'ware Duitsland' tussen Rijn en Oder bleek dan tóch geen heilige grond waar de geallieerden eerbiedvol of uit angst voor terugschrokken, wel integendeel. Alles wat de Anglo-Amerikanen aan troepen, tanks en geschut op de westelijke Rijnoever hadden verzameld, tussen de Nederlandse grens en Bazel, was in één week tijd triomfantelijk de stroom overgestoken en rukte nu op zijn gemak dieper het Derde Rijk in. De radio bracht de opeenvolgende onheilsmaren wat vaagjes en omfloerst ter kennis van een apathische bevolking, maar toch met een verwijtende ondertoon: hadden ze in het verleden de Führer beter gesteund, dan was het allemaal zover niet gekomen...Al wist iedereen nu wel dat de uitgeputte wijkende Wehrmacht-soldaten aan het westelijk front slechts op één gouden gelegenheid wachtten om zich veilig te kunnen overgeven. En te smullen van die heerlijke vette 'Eintopf' in de gevangenkampen van de Amerikanen...Al zou dat laatste de eerstvolgende maanden lelijk tegenvallen !

Joseph wipte nu iedere dag even binnen bij de inlichtingendienst in de S.D.-kelder om er de naakte feiten te horen. De Russen hadden vorige week eerst heel de Oost-zeekust tussen de Odermonding en de oude Poolse grens 'gezuiverd',zoals dat heette...En vervolgens Danzig en Gotenhafen helemaal plat geschoten - maar dan voor alle zekerheid ook totààl-compleet plat! - vooraleer deze mythische bolwerken van het nazisme met een massale overmacht aan tanks te bestormen en in te nemen.

"Dat belooft voor Berlijn! " kon Joseph niet nalaten hardop te mediteren. De sergeant van de inlichtingendienst zuchtte enkel wat moedeloos.

Andere steden, vertelde hij, ook die ver buiten het Ruhrgebied, werden door de westelijke geallieerde bommenwerpers dag in dag uit systematisch van de kaart geveegd, tot daar werkelijk niets ànders van overbleef dan hopen rokend puin. En waar bleef de fameuze Duitse straaljager, die binnen de kortste keren de duizenden 'Vliegende Forten' zou neerschieten, zoals Joseph Pa De Bens geruststellend had voorgespiegeld? Daar was nu geen voldoende brandstof meer voor, antwoordde de S.D.-sergeant laconiek, alsof het hem allemaal niets meer kon schelen...Toch had de goede man nog één blij nieuwtje, namelijk...

" Kolberg?!"  Joseph sloeg haast achterover: " Hoezo Kolberg?! Dat was toch volledig omsingeld door de Russen, of niet soms?"

" Jazeker! En de Sovjets hebben het vorige week ook bestormd en ingenomen..."

" Maar collega! Wat is daar verdomme aan dat ons zo moet verblijden?!"

" Wel, dat er geen levende kat meer in de vesting was! De Kriegsmarine had op tijd de totale bevolking - toch ruim een tachtigduizend zielen! - over zee geëvacueerd! En de laatste zesduizend verdedigers zijn op het nippertje in één nacht met een torpedoboot kunnen ontsnappen. Mét hun wapens hé! Daar zouden de Britten van Duinkerke in '40 nog een fijn puntje aan kunnen zuigen!"

" Inderdaad ",dacht Joseph: " Ge doet er goed aan alles als overwinning uit te roepen wat niet flagrant een ramp blijkt te zijn. Kwestie van het aantal wanhoopsdaden een beetje te beperken...

 

Toen hij deze triestige klucht 's avonds aan Phil vertelde, reageerde ze met een uitgestreken gezicht: " Gij die alles weet: hoe zit het feitelijk met de Führer? Zou  die zich nog wel met de oorlog bezig houden, of is hij ziek, lijk dat ze fluisteren: zot of half in de coma?"

" Hoe komt ge dààr verdorie aan?! In de coma! "

" Wel, er is geen kat die hem nog gezien heeft, de laatste tijd! Sinds die aanslag, verleden jaar, stond hij aanhoudend te bibberen: een ongeneeslijke ziekte van de zenuwen, naar dat het schijnt, die met de dag erger wordt. En sinds Nieuwjaar is hem nergens meer in 't openbaar verschenen...

"Dat zal dan wel toeval zijn zeker ?

"Toeval?! Ja-gij ! 't Is ondertussen in de 'Wochenschau' àl Goebbels wat de klok slaat: Doktor Goebbels brengt een troostend bezoek aan 'ausgebombte' burgers of prijst de uitgeputte brandweer, Gauleiter Goebbels neemt de parade af van de opgetrommelde Volksturm, Doktor Goebbels pept de arbeidsters op bij de opening van een ondergrondse wapenfabriek! En ga zo maar voort: 't is altijd de Mankepoot in het nieuws...Van de Führer niks meer. Alsof die van de aardbodem verdwenen is! "

" Allee zeg, kom! Geen week geleden heeft 'Onze Kleine Gauleiter' nog een hoofdartikel geschreven in de 'Völkischer Beobachter': een echte ode op zijn beminde Führer, vol lovende superlatieven! "

" Was dat niet eerder een lijkrede? En heeft ons volk  Hitler sindsdien ergens op film of in levende lijve écht gezién? Ja-ja, ik weet het: in de 'Wochenschau' van een week of drie geleden ziet ge hem in zijn hoofdkwartier samen met een paar generaals de kaart bestuderen... Maar dat stukje film is niet gedateerd en werd misschien véél vroeger opgenomen, waarschijnlijk zelfs vóór de aanslag van 20 juli! Gij hebt het misschien niet gezien, maar al onze dactylo's zijn het erover eens: op dat filmpje bibberde zijn hand niet! Terwijl zijn arm sinds de aanslag vol trillende zenuwsnokken zit! Dat zegt toch genoeg! Dat waren beelden van vóór de aanslag van 20 juli! "

" Na acht maanden zal hij wel hersteld zijn van die schok, zeker! Als wij aan 't front al eens de bibber kregen, was dat na twee dagen rust helemaal over! "

" Ja-ja, maar gijder waart jong en van roestvrij staal, terwijl hij zesenvijftig is en rats versleten. Bij ouwe venten geneest die bibber niet meer, wel 'au contraire': die worden op den duur compléét seniel! "

" Compleet seniel?" sneerde hij: " Een mens vraagt zich af waar die dactylo's toch al die medische kennis vandaan halen, hé!"

Gelukkig onderbraken de sirenes op dat ogenblik hun eeuwig gekibbel voor een aanzwellend vóór-alarm: negen uur dertig, juist op tijd...In de verte begonnen de Flak-kanonnen zich al in te schieten op de geschatte hoogte van de aanvliegende eskaders Britse Mosquitos. Phil en Joseph stonden gelaten als automaten van tafel op, knoopten hun klaarliggende bundel kleren dicht en zakten af naar hun minuscuul schuilhol onder de keldertrap dat zij zo knus mogelijk als een reserve slaapkamer hadden ingericht. Want ondanks zijn hachelijk avontuur, begin dit jaar, waar hij in dat 'vrij vochtige' Luftschutzraum bijna verzopen was, had hij toch geleerd dat je al bij al bij een bominslag méér kans op overleven had ónder, dan wel óp het gelijkvloers...

 

Vreemd genoeg, maar de nacht vóór Sinksen lieten de Mosquitos het om halftien afweten. In spanning bleven Phil en Joseph in het salon op de gebruikelijke éérste aanval van de R.A.F. wachten. Maar uur na uur verstreek zónder alarm en tenslotte legden ze zich rond middernacht  toch maar in hun keldertje te slapen, geheel van slag...

Ook van de gebruikelijke aanval om drie uur merkten ze niets. 's Morgens dachten ze eerst dat ze dwars door het kabaal van het tweede bombardement hadden heen geslapen, maar de radio vermelde om tien uur laconiek dat er die nacht helemaal geen aanvallen op de regio Berlijn hadden plaatsgevonden. Als 'non-event' kon dat tellen! Toch voelden de mensen dat deze onderbreking van de vaste reeks nachtelijke aanvallen, waarmee ze nu al maanden hadden leren léven en óverleven, enkel de voorbode kon zijn van nog een grotere verschrikking...Maar vreemd genoeg: in de loop van deze Pinksterzondag gebeurde er verder niets...Niks, nichts, rien, nada...En ook die nacht bleef alles rustig...Ze begrepen er geen jota meer van.

Maandagmorgen op het werk deden de wildste geruchten de ronde: het was gisteren één april, en de Britten hielden er in dit verband een speciale soort humor op na... Eén dame beweerde zelfs dat 'ze' in Hannover géén bommen maar wél papieren aprilvissen hadden uitgegooid...Ha-ha zeg! Neen, het had vast iets met de Angelsaksische godsdienst te maken. Of Churchill toonde misschien een gebaar van goede wil om tot een staakt-het-vuren te komen... Enfin het zotste 't eerst!

Om 13.30 uur hielpen de Amerikanen hen uit hun droom met een van de zwaarste bombardementen tot nu toe op de fabriekengordel rond het vliegveld van Tempelhof.

Françoise De Bens was heel ongerust over haar vader, die als kok in de keukens werkte van een der grootste bedrijven daar: de 'Fritz Werner Elektro A.G.' in Marienfelde. Daar had Joseph een tijdje geleden sluiks de hand kunnen leggen op de identiteitspapieren van de overleden koksmaat van Pa De Bens, de jonge dwangarbeider Jean-Marie Peeters. Hij liet Françoise maar naar huis gaan om poolshoogte te nemen, want van werken kwam er toch niets meer. Zo haast ze iets wist zou ze terugbellen.

Maar tegen halfzes gingen de burelen dicht zonder ze iets van Françoise vernomen hadden en ze keerden met een raar gevoel in de pendelbus terug naar huis. Rond de halte waar ze er af moesten heerste er een ongewone drukte van brandweer en hulpdiensten, en toen voelde Joseph de bui al hangen. Midden in het gewoel hield hij een jongetje van de Hitlerjeugd staande, die met zijn vuile knuist een veel te grote helm achterover moest houden om er onderuit te kunnen zien. Die sprong in de houding met een manhaftig 'Heil Hitler' en was zo fier als een gieter dat hij de SS-Oberscharführer uit het ongewisse kon helpen.

" Een aangeschoten bommenwerper, die later in de Wannsee is neergestort, heeft tijdens zijn val nog vlug heel zijn dodelijke lading gelost. Zesentwintig inslagen in totaal, tussen Thielplatz en Krumme Lanke, allemaal bommen van 250 kilo..."

" En de Sophie-Charlotte Strasse?"

" Nur drei oder vier Häuser zerstört, Oberscharführer! "

Godvermiljaarde, dacht Joseph, "slechts" vier huizen kapot voor een straatje van nog geen tweehonderd meter! ... Phil liep al vooruit en hij kreeg, er vlug achteraan pikkelend met zijn stijf been en zijn wandelstok, een wrang gevoel van 'déja-vu'... Zijn uniform hielp hem zonder moeite voorbij de versperringen rond de twee eerste inslagen. De straat maakte dan een lichte bocht waardoor de derde inslag ergens achterin de tuin tussen de bomen lag.

De vierde krater lag vlak naast hun eigen huis, maar de hulpdiensten waren vooral in de weer bij de buurvrouw die vermoedelijk nog ergens onder het puin lag...

Enfin, hùn huisje stónd er nog, en in de vallende duisternis leek het niet eens erg beschadigd...Maar bij nader toezicht waren alle dakpannen weg en hingen de glasloze ramen uit hun hengsels, de gescheurde gordijnen wiegend in de wind. En tot overmaat van ramp lag de kruin van buurmans kastanjeboom diep in het naakte dakgebinte gedrukt.

" Onze slaapkamer kunnen we al vergeten! " flitste het door zijn hoofd. Hij stapte voorzichtig over de hoop kapotte dakpannen en loerde door het gebroken salonraam. Phil was langs de achterdeur binnengeraakt en stond te grienen midden de woestenij van de zitkamer. "Daar is ook niet veel héél gebleven, zeker?" wilde hij vragen, maar werd opgeschrikt door een geroffel op het dak. En vooraleer hij zich van op de hoop scherven uit de voeten kon maken, schoof er een nieuwe rij dakpannen over de goot naar beneden, recht op zijn gebukte hoofd en schouders.

 

Hoe hij zijn hersens ook pijnigde, hij had geen flauw idee waar hij in godsnaam terecht was gekomen. De acetyleenlamp tegen het witgekalkte gewelf deed pijn aan de ogen en instinctmatig kneep hij die hard dicht. Maar dàt gaf hem dan weer zo'n felle elektrische schok door zijn voorhoofd, dat hij met moeite een kreun kon onderdrukken. Zijn schedel bonkte onder een klef verband - bloed waarschijnlijk - en om de hals voelde hij de vaste beklemming van de minerve die zijn hoofd stijf rechtop hield. Ook zijn linker schouder deed flink pijn, terwijl zijn rechter arm en been vol mieren leek te zitten... Met zijn àndere hand, die wel tegen zijn lijf leek gebonden, herkende hij tastend naast zijn heup het zeildoek en het houten raam van een brancard...

Met flitsen schoot nu de herinnering aan de laatste uren bewustzijn door zijn geest... Françoise die niet meer terug had gebeld... De Hitlerjongen met de te grote staalhelm op zijn verwilderde blonde kop die hem model verslag uit kwam brengen..."Drei oder vier Häuser zerstört Oberscharführer! "...Phil die van de bushalte weggevlucht was naar huis...En hun huis dat ver op instorten stond en de rits pannen die naar beneden schoven, récht op zijn nek.. En dan héél helder die man met zijn hoofd op het kapblok en de beul die zijn bijl krachtig naar beneden zwaaide:

"TCHAKKK! !"

Dàt was het natuurlijk: die reeks dakpannen die op zijn nek vielen...Onthoofd was hij blijkbaar niét en die nekslag had hem ook niet gedood, zo te zien, al had hij vroeger op die manier menig konijn geslacht...Als zijn halswervels geen te zware klappen hadden gekregen kon dat dus al bij al nog meevallen...Die tinteling in de rechter helft van zijn lijf wees er alvast op dat hij dààr niet verlamd was, en de pijnscheuten links bewezen duidelijk dat hij ook langs die kant nog flink wat gevoel had! Die felle lichtschuwheid in de ogen duidden vast op een hersenschudding of zoiets. Niets ergs, wist hij: binnen de week zou dat wel genezen.

Zijn doofheid leek ook al weg te trekken, want allerlei gefluister en gekreun onder het witte gewelf deed vermoeden dat hij hier niet alleen lag. Ook vlug even zijn stem testen: " Sanitäter! " Althans dàt was de bedoeling, om met deze uitroep een verpleger in zijn beperkte gezichtsveld te krijgen, maar in zijn eigen oren klonk het eerder als het gekras van een oude kraai...

" Ach Mensch, halt's Maul! " klonk het naast hem. En daarop volgde hijgend nog een hele rits aanmaningen om als SS-er wat minder last te verkopen: of hadden die misschien nog niet genoeg onheil aangericht?! Aan de stem te horen duidelijk een wat oudere man. Misschien een zwaargewonde die door de pijn zijn angst voor de nazi-repressie had verloren. Of een sukkel die àlles kwijt was: familie, have en goed en er op aanstuurde met opgeheven hoofd dit tranendal te verlaten... Inderdaad een nu vlug uitstervende soort Duitser!

Een zwart-wit gekapte non boog zich in zijn gezichtsveld en zei nogal afstandelijk: "Ha, schön, wieder da! ". Wat Joseph vertaalde als 'je leeft dus nog' ,en of hij verder nog iets moest, want ze had nog ànder werk! Zijn voorstelling van Florence Nightingale zag er helemaal ànders uit, maar hij kon wel begrip opbrengen voor dat overwerkte mens! Waarschijnlijk kon ze hem toch niet van die pijnen afhelpen, dus liet hij haar maar gaan...

 

Iemand schudde hem wakker. De acetyleenlamp brandde maar op halve kracht en het duurde even vóór hij in het neerbuigende silhouet met de loshangende haren Phil herkende: bleek, met het opgedrongen gezicht van een oude vrouw. 'Florence', die haar waarschijnlijk tot hier had gegidst, verdween knorrend uit beeld, maar kwam even later terug met een stoel. Hoe hij het stelde? Goed natuurlijk: wat kon hij ànders zeggen met zijn murw geramde kop en zijn half gebroken nekwervels. Goed dus: het zag er zelfs naar uit dat hij binnen een paar dagen naar huis zou mogen, fantaseerde hij hardop...Stilte...

Toen brak ze los: naar huis, vent? Vergeet het! Er is helemaal geen huis meer! Dat van óns staat op instorten, ikzelf mag er niet in: enkel de brandweer kan er op mijn aanwijzingen onze kleren en eetwaren uithalen. Maar die gasten hebben voor het ogenblik blijkbaar àndere zorgen aan hun hoofd en ik heb er op die twee dagen nog geen énkele kunnen  meelokken!

" Twee dagen?! Lig ik hier al twéé dagen?!"

" Ja, sinds maandagnacht; het is nu bijna donderdag... Het is ten andere hoogtijd dat ik eens wat deftig kan gaan slapen."

"Slapen? Maar wààr in godsnaam?!"

"Wel, hier in het Sankta Waltraudis Kloster. Al deze ruime kelders met de dikke muren dienen als noodlazaret, maar in de rest worden de geteisterden opgevangen. Op het tweede verdiep heb ik van de nonnen voorlopig een matras gekregen: we slapen met z'n vieren in een soort cel, maar 't is in elk geval beter dan onder de blote hemel. Voor de rest moeten we afwachten of de 'Nothilfe' of de 'N.S.Voorzorge' ons ergens bij de burgers op kamers kan kaseren... Ik ben zélf al op zoek geweest naar een deftige inkwartiering, maar dat is onbegonnen werk. Op onze dienst in het SS-Hauptamt raadde een plezante mij aan het ook eens bij 'Onze Grote Vlaamse Voorman' Ward Hermans te proberen, hier juist achter de hoek in de Riemeisterstrasse. Die vent bezet daar een pronte villa, helemaal in z'n eentje. Maar hij liet mij zelfs niet over den dorpel komen: al die kamers had hij zogenaamd van doen om hooggeplaatste gasten op 't onverwachts te logeren. Allee, in élk geval geen volk gelijk wij, liet hij goed verstaan, en ik kreeg de deur op m'n neus van die blaaskaak. Daar was ik toch efkes niet goed van... Nu weet ge tenminste voor welk volk ge uw poot hebt laten afschieten, hé onnozelaar! "

Joseph had weinig zin om op haar sneer in te gaan.

"En op 't werk, kan de kazerneringsdienst ons niet voorthelpen met een kamertje in die grote kelders? Die Italiaanse krijgsgevangenen logeren daar toch ook..."

"Ha, nù wordt ge warm, zie! Langs daar heb ik inderdaad het begin van een oplossing gevonden. Niet dat ik in de kelders van het Hauptamt zou willen logeren, want dat ligt teveel in 't centrum. Maar die dienst stuurt alvast één Italiaan om ons huis permanent te bewaken: hij slaapt in ons kamertje onder de keldertrap, ook al staat heel dat kot ver op instuiken. En ze sturen ook twee man met een paardenkar om onze boel te verhuizen, van als ik iets gevonden heb dat op een onderdak trekt en waar we droog zitten..."

"Zou dat lukken tegen volgende week, denkt ge? Als ik hier binnenkort ontslagen wordt, moet ik toch érgens mijn karkas te ruste kunnen leggen..."

" Ge ligt gij hier anders héél goed, vind ik" spotte Phil: " Maar ook aan dàt probleem wordt gewerkt. Françoise heeft mij namelijk aangeboden bij hen in de kelder te komen slapen. Voor het moment leven alle inwoners van hun huis daar ook bijna permanent onder de grond: twee meer of minder zou het verschil niet maken. En op hun gelijkvloers staat een herstelplaats voor oude radio's leeg. Enfin, het staat er wel vol radio's maar 't is gesloten en onbewoond: met onze drie Italianen zouden we daar al rap wat 'Lebensraum' in kunnen vrijmaken door al die afgedankte rommel in een hoek te stapelen. De SS zal mij wel zo'n danig straf opeisingsbevel bezorgen, waartegen geen enkele plaatselijke snotaap van de 'Partei' zal durven reclameren! Morgen in de namiddag ga ik er met Françoise eens op inspectie. Wie weet hoe plezant we het gaan vinden als kelderratten! Gij met uw twee hete rattinnen in één donker hol, dicht bijeen! "

Joseph snoof eens misprijzend en leek plots aan iets te denken: "Tiens, weet ge soms waarom Françoise niet teruggebeld heeft, nadat ik haar maandagmiddag naar huis liet gaan voor dat bombardement op Marienfelde? Haar vader werkte daar en ze was doodsbang dat hem iets was overkomen, zei ze..."

" En heeft dat schatteke niet teruggebeld naar het baasje?" spotte Phil: "En ligt hem dààr van wakker?... Luistert, sukkelaar, en onthoudt het goed: als Françoise ons in haar huis toelaat, is het omdat ze zéker verwacht van ons geen last te hebben! Van mij niet, maar ook niet van ons Jefke, verstaan! "

Joseph klemde de kaken opeen maar zweeg als vermoord.

" En weet ge waarom ze niet terugbelde, Casanova? Heel simpel: de telefooncentrale van Marienfelde had een voltreffer gekregen en heel het net in die Kreis lag plat...Kunt ge nu gerust slapen, m'n arm ventje?... Allee, tot morgen ..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
17-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
16-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 299
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C23: LEUGENS EN BEDROG.

 

Berlijn, midden maart 1945.

"Wel, ge zijt zo stil! Vondt ge de film niet goed, misschien? Die felle kleuren, het was lijk nog schoner dan in 't echt! Hoe ze het kùnnen: een mens verstaat het niet! Magnefiek! Ik zou haast zeggen: zelfs beter dan 'Die Goldene Stadt' van verleden jaar..."

Phil trachtte een sombere Joseph wat op te peppen toen hun groepje bij het uitgaan van de Kino 'Titania Palast' weer opgeslokt werd door de grauwe druilerige drukte van de Schlossstrasse. De driftig bottende Japanse kerselaars langs de voetpaden volstonden niet om een schijn van  voorjaarsvreugde te spreiden over al de ordelijke stapels baksteenpuin vóór de her en der uitgebrande gevels.Maar omdat Joseph nog steeds nukkig bleef zwijgen, kwam Françoise er tussen:

"Allee Phil, deze hier is toch bijlange zo romantisch niet, hé! Met de film van Christina Söderbaum heb ik in der tijd tranen met tuiten geblèt, toen ze " Die Goldene Stadt" bij ons in Oostende speelden. Maar nu met 'Kolberg' wordt heel die liefdeshistorie werkelijk overdonderd door al dat chargeren met die paarden ,dat schieten en kanongebulder...Akkoord, de kleuren zijn prachtig, maar toch: voor de rest lag het er allemaal een beetje te dik op, vond ik"...

" Wat bedoelt ge?" sneerde Joseph:" De propaganda? Natuurlijk ligt die er dik op! Of dacht ge dat Goebbels twintig miljoen mark gaat versmijten omdat gij een verliefd kalf zoudt zien kussen met een gepommadeerde luitenant van de Burgerwacht? Natuurlijk :'Kolberg' is inderdaad een propagandafilm van het zuiverste water, en daar is in princiep niets verkeerds aan als ze dàt erbij zeggen: bij voorbeeld met 'Vaderlandse Film' of zoiets. Dan weet ge op voorhand dat ze u een overroepen heldenepos door de strot gaan duwen met veel lawaai erbij om u wakker te houden... Maar deze opgeblazen 'Kolberg' hebben ze aangekondigd als - hoe was het weer? - 'Historisches Epos einer unmöglicher Liebe'! En wat krijgt ge te zien? Een bombastisch verhaaltje over hoe de moedige vastberaden bevolking van die Pruisische havenstad weerstaat aan de belegering door de beestachtige troepen van Napoleon, hé...Dat alles bijeen gehouden  door een resem smachtende blikken en welgeteld één kus! Zo'n scherpe wit-zwart situatie voor een kleurenfilm: ge moet het maar kunnen! En hoe slim de dappere Duitse blonderikken die verfoeilijke Franse imbecielen uiteindelijk verjagen: hoera mensen, komt dat zien! Dat moet dan blijkbaar een lichtend voorbeeld zijn voor de bedreigde Duitse bevolking van vandaag, niet waar, en met slechts één parool: doorbijten, mensen!"...

Phil schudde verveeld het hoofd: " Amai, wat zijt gij een muggenzifter, ventje! Voor mij is het een prachtfilm en ik heb daarin geen énkel verband gezien met de bekakte situatie van vandaag! "

Joseph wuifde haar verwijt weg: "Dat is het juist, stomme geit! In werkelijkheid is er inderdaad geen énkel verband met vandaag, al was dat wél héél duidelijk de bedoeling van Herr Dokter Goebbels! Maar het kleinste kind ziet dat ge de situatie van toén niet meer kunt vergelijken met nù! En juist daarom is heel die film in feite onnozel weggesmeten geld, en op gebied van oorlogspropaganda een dure plaaster op een houten been! Heel dat spel zijn vijgen na Pasen! Die film komt minstens twee jaar te laat! Ge moet niet met een aspirine komen aandraven als het lijk al in de put ligt hé! En wij krijgen dat monster daarenboven nog te zien op een zéér ongelukkig moment nietwaar! Want een week geleden hebben de Russen op hùn beurt Kolberg omsingeld, een dikke honderdveertig jaar nà die bloeddorstige Napoleon: weet ge dat? En - neem het van mij aan - in tegenstelling tot de film zal den Ivan het daar binnen een paar dagen volledig opgekuist hebben! Zonder 'Happy End', deze keer! Geen kussende maagden en jubelende figuranten! ...Al wie vandaag niet op tijd overzee geëvacueerd geraakt, wordt morgen gekeeld en verkracht, of omgekeerd! Garantie! Begrijpt ge nù misschien waarom ik zo stil ben na het zien van deze leugenachtige komedie, Phil?! Dat is een belediging voor het intellect van ieder weldenkend mens! Of moet ik het nóg eens uitleggen, misschien?!"

Met deze sneren was de stemming grondig verpest en ze stapten gedrieën verder zwijgend voort naar Françoise thuis, op tien minuten van het 'Titania Palast'. Daar hadden ze een mooie afsluiting van hun éérste vrije zaterdagnamiddag gepland met een feestelijke 'Kaffee und Kuchen'. Immers, op het werk had het SS-personeel een speciale bedeling van 50 gram bonenkoffie, een klein busje zoete condensmelk en een zakje met twintig kümmelkoekjes gekregen om de kou en de ongemakken door de gebroken ruiten in de burelen te compenseren. Plus een vrijkaart voor de laatste UFA-kleurenfilm 'Kolberg', de duurste en hoogstwaarschijnlijk ook de aller-allerlaatste superproductie van Herr Doktor Goebbels' 'Kulturministerium'.

Françoise had Phil en Joseph bij haar thuis uitgenodigd om met hun samengevoegde speciale 'feestrantsoenen' onmiddellijk een soort gezellige 'After-party' te bouwen, en niet te wachten tot ze een bom op hun kop kregen. Dat er waarschijnlijk weer geen gas was om het water te koken kon hen ditmaal niet tegenhouden, want De Bens bezat een koffiezetapparaat met een spiritusvuurtje. Plus voldoende spiritus, die de jongste zuster Rika - als winkeldochter in de bakkerij om de hoek - sluiks 'getauscht' had met de buurvrouw van de apotheek! En moest er geen stadswater meer uit de kraan komen, konden ze nog altijd putten uit hun voorraad in de badkuip. Dus kon niets hen ditmaal nog beletten om volgens de huidige leefgewoonte een feestje te bouwen: van de hand in de tand! Want geen weldenkend mens durfde nog iets eetbaars bewaren voor làter, uit schrik het door een bombardement ongenuttigd kwijt te spelen. En van drie 'feestrantsoenen' samen kon ook de rest van de familie De Bens wat meesnoepen...

Maar erg gezellig werd het toch niet, hoofdzakelijk uit nijpende tijdnood. Het eerste bombardement van de avond verwachtten ze zoals gewoonlijk tegen negen, halftien, en een half uur daarvoor stopte het openbaar vervoer...of wat daarvan nog overbleef. Te voet naar hun villaatje in de bosrand van Dahlem duurde een dik uur. Dus moesten ze hoe dan ook ten laatste tegen achten vertrekken, want Joseph had geen zin nogmaals verplicht te worden onderweg in een vreemde kelder te schuilen en riskeren daar te verzuipen. Met het gevolg dat iedereen tijdens de koffieklats als bij een galgenmaal met de regelmaat van een klok naar de keukenwekker keek en een ongebonden keuvel maar moeilijk van de grond geraakte...Daarbij stond de Politiezender aan en Ma DeBens zat klaar om naar de kelder te vluchten zohaast deze de versleten waarschuwing zou uitzenden:

"Achtung,achtung: Raum Berlin ! Sämmtliche Amerikanische  Bomberverbände im Anflug auf Raum Brandenburg..." Dan was het weer van dàt, en kon heel het gezin haar met pak en zak volgen naar beneden.

Pa De Bens legde wél vlug beslag op Joseph om nu eens het fijne te weten over die zogezegde brug die de Amerikanen over de Rijn veroverd zouden hebben. Was dat allemaal wel waar, wat daarover gefluisterd werd? En waarom hoorde je dan niets van een offensief vanuit dit zogezegde bruggenhoofd?

" Ik heb het altijd gezegd." oreerde Joseph, die de ouwe voor geen cent vertrouwde en geen zin had om wegens defaitistische uitspraken te worden opgehangen:" Het ware Duitsland ligt hier, tussen de Rijn en de Oder: in dat wespennest zullen de geallieerden nooit durven binnendringen. Dat zogezegde bruggenhoofd dient enkel om de Führer aan te porren nu eindelijk eens serieus werk te maken van vredesonderhandelingen... De Amerikanen houden ondertussen de druk wat op de ketel met hun massale bombardementen op de steden. Maar ook dààr is er een goede kentering in zicht. Want onze nieuwe straaljagers richten in hun eskaders zo'n enorme slachtingen aan dat er binnenkort geen enkele Amerikaanse piloot nog een raid boven Duitsland zal durven riskeren." En bla-bla-bla, en bla-bla-bla...Hij overdreef wel een beetje, maar de ouwe slikte het als peperkoek. Dat Joseph gisteren in de S.D.-kelder van de inlichtingendienst vernomen had dat de geallieerden zowel ver te noorden als te zuiden Köln massaal de Rijn waren overgestoken, hield hij voorlopig nog achter de hand...

De vrouwen hadden het ondertussen over de heerlijk vette gerechten die ze vroeger losjes uit hun mouw toverden. Maar toen ze zélf bleek en misselijk werden van al die kissende klompen boter, schakelden ze over op de knappe Italianen die in de getroffen huizen vensters, deuren en daken kwamen herstellen. En zich naar het schijnt daarvoor door alleenstaande dames 'in natura' flink lieten betalen...Ma De Bens deed daarover wat nuffig en ook Phil durfde zich niet à fond te laten gaan. Maar Françoise kende op het werk wel zo'n paar knappe Zuiderse gasten die haar toch iets zouden zeggen...

 Doch over haar afgesprongen vrijage met die namaak-Italiaan Arthur Birnbaum zweeg ze als vermoord... En Phil, die begreep dat Ma De Bens niets mocht vernemen over de scheve schaats van haar maagdelijke dochter, dekte dit verzuim toe met de mantel der liefde.

Dus werd er nog wat geleuterd over de vreselijke gevolgen van de drie voltreffers op het Julius Spital en hoe jammer het was dat een gekend grootwarenhuis was uitgebrand. En hoe dat tenslotte was ingestort op de tientallen plunderaars die nog iets uit de vuurpoel wilden 'redden'. Maar dergelijke allerdaagse fait-divers konden tenslotte niemand meer boeien en de bezoekers hielden het een halfuur vóór de afgesproken tijd werkelijk voor bekeken...Oef!

 

Een paar dagen later ontving Joseph eindelijk een nieuw teken van leven van zijn broer. De brief was zo deftig opgesteld dat hij twijfelde of Leon hem wel zélf geschreven had, maar deze schoonheidsfout kon enkel de leesbaarheid ten goede komen. Wat niet gezegd mocht worden van de vette zwarte penseelstreken waarmee de censuur nogal kwistig met Chinese inkt de 'gevoelige' passages doorstreept had. Maar hoe dan ook: broertje leefde dus nog. Althans op 16 maart was dit het geval, volgens de datum bovenaan: "...een wonder dat ik zekerlijk niet aan u te danken heb, eerder contraire! " Als eerste sneer kon dat al tellen...Hij lag nu in XXX op een XXX kilometer achter de XXX in rust om opnieuw bewapend te worden. In zijn peloton verwachtten ze een versterking van XX man -twee cijfergetal, dus meer dan tien, dacht Joseph - en X volledig nieuwe 2cm's - in het meervoud, dus dat kon gaan van twee tot alle vijf. Penny was lichtelijk XXX geworden door de zenuwspanning (zot, dus) en was al vervangen door een Duits. Een echt vet XXX (varken)! Ook Schwester Monika moest daar ergens in het Lazaret werken maar hij had haar sinds zijn vuurdoop niet meer gezien. Als compensatie was hij tijdens de gevechten van eind februari op een kasteelhoeve goed verzorgd geweest door een adellijke dochter, maar die stierf toen we haar moesten achterlaten...

 " Goed verzorgd...",spotte Joseph tegen Phil: " Dan heeft hij waarschijnlijk nog maar weinig last van zijn druiper! "

" Dat het arme meisje waarschijnlijk van pure miserie haar eigen verdaan heeft, schijnt u niet te interesseren hé... Poepen en nog eens poepen!" smaalde ze bitter: "Da's ook altijd het eerste waar de venten aan denken! "

" Zekerlijk madam! Vooral als ge in eerste lijn, midden tussen de ontploffende granaten door, vijf minuten tijd hebt en ge twijfelt of ge het volgende uur nog wel gaat halen! Niks zo gezond als een malse maagd om de paniekgedachten van de Sturmgrenadier weer op een rij te zetten! Effekes de dood vergeten en uw zaad spuiten lijk een beest in de instinctieve hoop dat er misschien toch nog iets van u zal overblijven... Ik denk dat dié reflex de diepere reden is waarvoor wij leven! Een wildvreemde vrouw zwanger maken, dat is het begin en het einde! Vooral als ge daarna niet voor het onderhoud van al die kinderen moet opdraaien...En laat het poepen daarenboven ook nog plezant zijn: da's toch gratis meegenomen, hé?! Ons Heertje heeft dat verdomd goed gezien en uitgewerkt! "

Phil snoof verachtelijk. De rest van de brief ging grotendeels aan haar voorbij: dat het veel minder koud was geworden en alle oude sneeuwtapijten langzaamaan veranderd waren in modderpoelen. Zij was een geboren en getogen stadskind en kon zich moeilijk inbeelden wat het was om kilometers aan één stuk tot aan de enkels door het slijk te waden. Al wat zij begreep was dat hij het moeilijk had, zélfs in zijn rustkantonnement en ze besloot in stilte hem vlug een 'opbeurend' briefje te schrijven.

Al voelde het wel vreemd aan een intieme correspondentie te beginnen met een man die ondertussen misschien al niet meer bestond...En daarin zwoele gevoelens te gaan suggereren die in feite óók al niet bestonden. Allemaal leugens en verzinsels, in de grond...

Of beter gezegd: leugens en bedrog! Zoals àlles tegenwoordig ...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
16-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
15-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 298
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C22  DE VLUCHT NAAR DE ODER.

 

                          Stargard, begin maart '45.

Tijdens drie dagen van helse gevechten hadden Leon en zijn maats zich verbeten in de hoven en dorpen rond 'Gut Witzleberhof' kunnen handhaven, doch telkens slechts voor een paar eindeloos lijkende uren. Maar de Russen waren werkelijk té oppermachtig, en stap voor stap moest ook de SS-Langemarck tenslotte voor de Rode vuurwals wijken. Ze trachtten de vele gewonden, dikwijls op gevaar van eigen leven, mee naar achter te nemen, maar de gesneuvelden bleven liggen waar ze neerstuikten. De munitie voor het 2cm-kanon raakte op en de uitgeputte mannen vielen in slaap waar ze stonden.

Op 1 maart moesten ze het dorpje Zachan op de Autobahn onder de geweldige druk van de Russische overmacht prijsgeven en van toen af wist ieder voor zich dat ze er nooit meer in zouden slagen de Ivans nog tot staan te brengen...Zéker niet vóór de Oder, maar ook niet er achter...Nooit meer...Je kon beter niet liggen prakkezeren waarop dit drama onafwendbaar zou uitmonden. En ook je vrees voor de toekomst liet je best onuitgesproken, zelfs in je nauwe vriendenkring...

 Die nacht trokken ze zich in één sprong ruim 10 km naar het noordwesten terug tot Gross Schlatikow. Tenminste, dàt was de bedoeling, vooral om er even op adem te kunnen komen. Maar halverwege dommelde Leon één oogknip weg op zijn stuur en schrok wakker toen zijn rupswagen al schuin in de gracht stak. Gelukkig reed Ochaf Penjaert vlak achter hem en kon deze met zijn twee overblijvende pantserwagens, mits een uur wroeten, Leon weer op de baan trekken. Met dat incident haalde hij zich wél de wrok van heel het peloton op de hals, omdat de makkers door zijn schuld in Gross Schlatikow hun hazenslaapje misliepen.

Nadat ze in dat dorp in stelling waren gegaan liet de Russische artillerie hen toch een paar uur met rust en kon Leon even van de voorbije emoties bekomen. Ilse was nog slechts een verre herinnering, al vrat het wel aan zijn eergevoel dat hij zijn opgelegde rol in haar luguber scenario niet had kunnen vervullen. Akkoord, de Rus had het van hem overgenomen: hun voltreffer op de portierswoning zal wel minstens zo effectief gewerkt hebben als het voorziene genadeschot uit Leons stormgeweer. En de daaropvolgende uitslaande brand minstens even verschroeiend als de door haar geplande zelfcrematie. Maar toch...

Op de nieuwe stelling naast het schooltje van Gross-Schlatikow viel hij werkelijk als een blok in slaap, maar niet voor lang. Een kleine twee uur later deed een laag overscherende Rata hem met een paar uitgeworpen bommen uit zijn verwarde dromen opschrikken. Nog verdwaasd besliste hij toch maar vlug zijn ànder, min of meer proper hemd aan te trekken, dat de Poolse meid van Ilse de laatste dag van zijn inkwartiering voor hem nog vlug-vlug had gewassen. En al gravend in zijn ransel stootte hij op het platte bruine pakje met het rode lint. Ook zonder het gotisch schrift op de voorkant te ontcijferen wist hij onmiddellijk dat dit van hààr kwam. Waarschijnlijk had ze dit in zijn ransel weggemoffeld toen ze het gewassen hemd kwam teruggeven...

Binnenin stak een feestelijk dichtgeknoopt gemslederen zakje, met - op het gevoel - een stuk of vijf medailles of munten ten grote van een vijfmarkstuk...Plus een brief op roze papier, beschreven met wéér dat verdomde gotische schrift van haar. De paarse inkt maakte het epistel nog moeilijker leesbaar, maar in de aanhef kon hij toch iets ontcijferen dat kon doorgaan voor "Mein lieber Leo, meine treue Flämische Löwe! "...Dat begreep hij, omdat ze hem soms zo genoemd had tijdens het vrijen: haar hondstrouwe Vlaamse Leeuw...Maar hij besloot zich pas later door de lange moeilijke tekst van haar afscheidsbrief te worstelen, zohaast hij daarvoor wat meer tijd kreeg. Want buiten begon het weer te rommelen: de korte speeltijd was alweer voorbij...En aangezien Ilse toch dood was zal ze in haar roze epistel wel niets van levensbelang meer te vertellen hebben, dacht hij. Hij schaamde zich wel een beetje voor dit gevoelloze besluit, maar gezien de Russische granaten weer dichter begonnen in te slaan, was het nu niet het geschikte moment om sentimenteel te gaan doen.

Het zag er slecht uit: terwijl de stalinorgels onophoudelijk hun huilende rakettenregen over de Vlamingen uitgoten, meldde de tamtam t'allenkante inbraken van sovjettanks. De chaos brak uit. Gekwetsten riepen wanhopig om hulp, de doden bleven verwrongen liggen waar het bloedig noodlot hen toevallig had neergebliksemd. Het vee loeide in de stallen hun doodsangst uit, of werd vluchtend op de straat uiteen gereten door Iwans granaten. Leon voelde het aan zijn klompen: ze moesten dringend achteruit, als ze niet omsingeld wilden worden en in de pan gehakt. Al wie nog meekon op een vluchtende camion of een pantserwagen mocht van geluk spreken, en moest niet flauw gaan doen over een zwaargewonde kameraad die daar half onder het puin bedolven hulpeloos achterbleef.

Leon stormde nog vlug diep gebukt het nu vervaarlijk walmende schooltje binnen om uit het getroffen depot twee jerrycans brandstof te redden voor de verre terugtocht. Een minuut later liep hij zwaarbeladen weer naar buiten, juist op tijd om te zien hoe zijn 2cm-kanon vlak voor de deur een inslag kreeg van een pantsergranaat. Als in een vertraagde film verdwenen voor zijn ogen Van Nitsem en Philips in de withete steekvlam. Voor eeuwig en altijd, dat was wel duidelijk...

Pirijns had gehurkt naast de pantserwagen op Leon gewacht en dat was zijn geluk geweest. Toen de rook verwaaide merkten ze samen in één oogopslag dat,buiten het vernielde kanon, de wagen zélf bijna geen schade had geleden: zelfs de motor draaide nog! Onmiddellijk doken ze in de stuurcabine, Leon schakelde in eerste en - wonder boven wonder - het ding rééd werkelijk! En vóór ze de straat uit waren zat de staalplaten bak rond het verwrongen kanon plots al weer vol wriemelende stormgrenadiers, die alle moeite deden de verminkte lijken van Philips en Van Nitsem overboord te kieperen om zodoende vlug wat meer 'Lebensraum' voor zichzelf te scheppen. Pirijns moeide er zich niet mee: hij had voorlopig de handen vol om Leon schreeuwend de goede richting te wijzen tussen de rondom inslaande reeks mortiergranaten en de vele rokende bomtrechters in de hoofdstraat.

Een heel stuk buiten dat rampzalige dorp ontsnapten ze eindelijk uit het vuurgordijn van de sovjets en konden ze even op adem komen. Om dan na een paniekerige studie van de kaart vast te moeten stellen dat ze de verkeerde uitvalsweg genomen hadden en veel te veel naar links waren afgeweken. Maar naar de wegsplitsing teruggaan om de fout te herstellen, tégen het vluchtende frontverkeer in, was nu eenmaal totaal uitgesloten. Komaan, misschien vonden ze verderop wel een zijwegel naar rechts, dwars door de velden, die hen weer bij de vertrouwde 'Kompanie Dillinger' zou doen belanden...En tot grote opluchting van hun menselijke lading blinde passagiers reden ze op goed geluk verder door, wég van het front, pal west...

Mede door de schuld van een Feldgendarme die op het volgende kruispunt de terugtrekkende troepen in 'goede banen' trachtte te leiden, belandden ze tegen de avond midden in de aftochtstroom van de 'SS-Division Wallonie'. Ondertussen had Pirijns onder zijn zes passagiers een driekoppige MG ploeg ontdekt - schutter, lader én munitiedrager - en die een beetje manhaftiger met hun wapen in aanslag naast het vernielde kanon laten postvatten. Kwestie van bij de Walen als Vlamingen geen rotfiguur te slaan. Maar die landgenoten interesseerden zich enkel voor hun eigen benarde toestand en hadden geen ogen voor de show van hun noorderburen.

Leon die zich zorgen begon te maken over het lawaai in zijn transmissie, kon Pirijns overhalen, nog voor het pikkedonker werd, af te wijken naar een boerenhof rechts van de weg en daar te overnachten. Want helemaal alleen met die rammelkast in het duister verder rijden in de richting van de terugtrekkende Langemarck was vràgen om zware moeilijkheden. De zenuwachtige wachtpost van de Vlaamse flankbeveiliging zou hen vast en zeker éérst op een Pantzerfaust trakteren en dàn pas willen weten waarom ze zich in 't holst van de nacht absoluut als doorbrekende sovjettank wilden voordoen...

Het boerenhof zag er verdacht verlaten uit: geen levende ziel te zien, maar ook geen koeiengebrul uit de bijgebouwen. Eindelijk een landsman die er tijdig met zijn hele hebben en houden van onder was getrokken dacht Leon...Pirijns stuurde twee van zijn blinde passagiers op strooptocht in het hoenderhok en de stallen om vlug voor het 'avondeten' van de groep te zorgen: eieren of een paar kippen, en als het kon vers boerenbrood. De malse biefstuk waar iedereen al een paar dagen van droomde zou wel weer voor een volgende keer zijn.

De drie man van zijn MG-ploeg stuurde hij naar de zolder, vanwaar ze ondanks het duister een mooi uitzicht hadden naar alle brandhaarden in de verre omtrek. De flakkerende weerkaatsing tegen het lage nachtelijk wolkendek verlichtte de omliggende nog besneeuwde landerijen met zo'n felle rosse gloed dat ze met hun machinegeweer een duidelijk schootsveld kregen met zeker vier-vijfhonderd meter dieptezicht.

Leon was nog maar pas onder zijn rupswagen gekropen om samen met Pirijns de reden van de lawaaierige transmissie en de eventuele schade van de inslag aan de motor op te nemen, toen de vreemde MG-schutter hen luidkeels kwam zoeken: " Uschaf! Uschaf! Waar zit ge? !"

" Zeg, vent! Ge ziet toch dat we bezig zijn! Staat uw broek in brand, soms? ! Of is de Rus op komst?  Kunt ge u misschien éérst eens deftig voorstellen? !"

"Sturmmann Verbeke, Uschaf! 't Is maar om te melden Uschaf:  héél dat boerengezin hangt op zolder aan de nokbalk! De oude pachter in S.A.uniform, minstens drie-vier vrouwen en nog een paar kinderen! Schoon op een rij naast elkander, lijk aan de dorpsgalgen in de Ukraïne..."

" Man, als ze dood zijn, zullen ze niet meer bijten, hé! " snauwde Pirijns: " En als ze in de weg hangen om het MG op te stellen, snij ze dan los en leg ze bijeen in den hoek! Of wilt ge soms eerst een rouwmis bestellen?  Kom, marsch-marsch! Laat 't vooruit gaan, Sturmmann!"

Maar toen hij zag hoe aangedaan en uitgeput de jonge schutter daar voor hem in de houding stond, besloot hij wat zalvend: " We zullen u wel verwittigen als het avondeten klaar is...Ge kunt zelfs nog kiezen: gebraden kieken of vette Gentse Waterzooi "

De bleke Sturmmann boog plots verkrampt dubbel en kotste kreunend zijn gal voor de laarzen van Pirijns.                   

 

Na het opruimen van de gehangenen was het tenslotte tóch nog geroosterde biefstuk geworden, want in de stal lag het vol koeien met overgesneden keel. De boer had blijkbaar niet enkel zijn vrouwvolk maar ook zijn beesten een leven onder de Rode knoet willen besparen. Met, wat je kan noemen:  Echte Duitse 'Gründlichkeit'!

 

In Berlijn leefde Joseph ondertussen hoe langer hoe meer in twee volledig tegengestelde werelden. Op het werk draaide de propaganda machine nog op volle toeren om naar buitenuit het volste vertrouwen op te houden in het genie van de Führer en de goede afloop van de oorlog. Natuurlijk niet meer de totale 'Endsieg' door de vernietiging van alle vijanden: neen, ze waren tenslotte niet gek! Maar onder die 'goede afloop' zagen ze het einde van de oorlog eerder in een vaag fata morgana dat - mede door de dreiging van de verschrikkelijke Duitse V-wapens - wel zou uitlopen op een soort 'paix des braves'...

Dat ondertussen de Amerikanen Keulen hadden veroverd en duidelijk klaar stonden om de Rijn over te steken - en de Russen de Oder - leek verder niemand erg te verontrusten. Als op bevel staarde iedereen gespannen in de richting van de Balkan, waar de Führer zojuist een reusachtig lenteoffensief gelanceerd had bij het Balatonmeer. Doel:  kost wat kost de Hongaarse olievelden heroveren. Een geniale strategische zet van onze Adolf! Hoera, driewerf hoera! Dat hij daarvoor een paar pantserdivisies uit Pommeren had weggetrokken ,waar voor het ogenblik de eigen jongens van de SS-Division Langemarck samen met de àndere Germaanse legioenen in de pan werden gehakt, kwam nergens meer ter sprake. En nog veel belangrijker was de inzet van een revolutionair type straaljager bij de Luftwaffe dat sneller vloog dan het geluid! Dit betekende vast het einde van de Amerikaanse bommenoorlog op de Duitse steden, of wat dacht je! Méér nog: nu binnenkort de US-vliegtuigen met bosjes uit de lucht geschoten zouden worden, zou de seniele president Roosevelt zeker afgezet worden en zou zijn opvolger wel een einde willen maken aan deze slachting! ...Driemaal 'zou' vond Joseph eerlijk gezegd nogal veel...Maar bij geen enkele van zijn collega's kon hij in vertrouwen zijn twijfels kwijt over deze naïeve wensdromen en daarom speelde hij zonder verpinken verder mee in deze bizarre 'Fabeltjeskrant'.

Maar innerlijk wist hij wel beter: vroeg of laat zou de onafwendbare catastrofe boven hun hoofden losbarsten en al deze hoogmoedige bruine paljassen rond hem meesleuren in de totale vernieling. Hij gaf het Derde Rijk nog hoogstens een jaar vooraleer heel Duitsland letterlijk tot één puinhoop zou vervallen en van het nationaal-socialistische staatsapparaat geen spaander meer héél zou blijven. Mocht hij als bij wonder deze ineenstorting al overleven, stelde hij zich toch steeds dringender de vraag of dit overleven voor hem - een gemutileerd stuk wrakhout zonder toekomst - nog wel zin had...

Ook sentimenteel leefde hij in twee verschillende werelden. 'Officieel' hing hij nog aan Phil vast en deden ze beiden naar buitenuit nog goed hun best om de schone schijn op te houden. Maar beiden wisten ze ook dat Joseph smoor verliefd was op Françoise De Bens en dat deze maar met haar vinger moest knippen om het wankele kaartenhuis van Phils brave burgergezinnetje te laten instorten. Hoe hijzelf op dit puin in de praktijk een nieuw geluk moest opbouwen, daar waar alles om hem heen in scherven viel,  was hem nog niet erg duidelijk. En dit was in feite ook niet zijn eerste zorg, omdat zijn toekomstplannen veel eerder ontsproten uit zijn onderbuik dan uit zijn bovenkamer. Maar Josephs scheve schaats was, vreemd genoeg, ook Phils eerste zorg niet, omdat ze er op vertrouwde dat Françoise - voorlopig althans - niet serieus op de vele avances van 'haar vent' zou ingaan. Ze kende de sluwe tactiek van de dactylo's, die door een slijmende baas onder druk werden gezet, op haar duimpje: een béétje geven en véél nemen, zonder evenwel die kerel voor het hoofd te stoten. De tijden waren immers té onzeker om zotte dingen te gaan doen. En laat onderwijl de hengst maar hinniken!

Dat 'hun' Joseph met deze halfslachtige toestand niet onverdeeld gelukkig was, konden de twee 'vriendinnen' zich blijkbaar niet erg aantrekken. In tegenstelling tot de 'bazen', bekommerden zij zich wel degelijk om het tragische verloop van de harde strijd in Pommeren, zoals trouwens de meeste dactylo's van het SS-Hauptamt, die familie of vrijers aan het Oostfront hadden staan. Door de vertrouwelijke tamtam onder het vrouwvolk, die alle nieuwsflarden en uittreksels van frontbrieven aan elkaar doorvertelden, waren ze zelfs beter op de hoogte dan Joseph die van zijn wekelijkse nieuwsbron in de S.D.-kelder afhing. 'Plakpot' Martens hield in zijn hoek met een duivels genoegen zelfs doorlopend een stafkaart van deze frontsector bij, met dezelfde vlaggenspeldjes die vroeger voor de terugtocht uit de Ukraïne hadden gediend...En iedere dag moesten deze speldjes een centimetertje achteruit. Na Stargard viel Wachlin, na Wachlin viel Speck en Lüttgenagen. Op 9 maart Gollnow, de 10e Lübzin en ook Hornskrug. Twintig kilometer in vier dagen...

" Dat kunt ge geen vertragend gevecht meer noemen, hé boerke " sneerde de Plakpot: " da's een wilde vlucht naar de Oder, enkel om hun vel te redden! "

Hoe Martens deze catastrofe ook wilde noemen kon Phil écht niet schelen. Enkel hoe Leon dit te boven zou komen ging haar naar het hart. Als er tenminste überhaupt van 'te-boven-komen' nog sprake kon zijn, want Leon was ondertussen misschien al lang dood en begraven. Of mogelijk zelfs niét begraven, en lag hij ergens langs de wegkant, tot spijs gereden door de Russische tanks...

"Menschen toch! Waar moet dat eindigen! " Ze mocht er écht niet aan denken.

 

Maar er waren op den duur zoveel rampen waar ze niet aan durfde denken en die ze ondanks alles tóch over zich heen kreeg. Berlijn werd nu al ruim drie weken aan een stuk iedere nacht door reusachtige eskaders zwaar gebombardeerd en geleidelijk aan vielen alle structuren in puin. Het openbaar vervoer, de voedselbedeling, het distributienet van water, gas en elektriciteit liet het iedere dag steeds meer afweten. Zoals na het vernietigende bombardement van 7 maart: twee uur aan één stuk hadden de Amerikanen vanaf de vroege morgen de binnenstad in vuur en vlam gezet. Gelukkig waren Phil en Joseph nog niet naar hun werk op de Fehrbelliner Platz vertrokken toen de hel losbarstte, ànders hadden ze het zeker niet naverteld! Alle wegen en spoorverbindingen van Dahlem naar 'Mitte' waren versperd, en Joseph kon zelfs geen telefonische verbinding krijgen met zijn bureel om te horen hoe het daar gesteld was. Later op de dag werd duidelijk dat een brede strook van de stad, tussen Wilmersdorf tot de Tiergarten, volledig in puin lag.

 En de volgende morgen konden zij met eigen ogen zien dat ook hùn blokken van het SS-Hauptamt rond de Fehrbelliner Platz er aardig van langs hadden gekregen. Een zware bom had op de hoek van de Hohenzollerndamm een gat van vier-hoog in hun gebouw geslagen, net daar waar de burelen van de 'Goldfazanen' en de stafofficieren hadden gelegen. Een tweede bom was letterlijk langs de gevel afgeschampt, juist ter hoogte van hun 'Flämische Kulturstelle', en op de binnenkoer ingeslagen zónder te ontploffen! Een tijdbom of een blindganger?  Hoe dan ook dat betekende een week verlof voor het bureelpersoneel:  de tijd die de ontmijners nodig hadden om dat springtuig onschadelijk te maken. Maar eveneens dat ze een week lang niét in de refter konden gaan eten en Phil dus zélf voor hun fricot moest zorgen. En ze halve dagen lang in de kou met het gewone volk moest gaan aanschuiven bij de bakker, de beenhouwer en de kruidenier om de zotste zaken te kopen die toevallig bedeeld werden. En ondertussen maar hopen dat de Italiaanse krijgsgevangenen vlug zouden komen om de ramen voor de zoveelste maal opnieuw met kartonplaten dicht kloppen...Eindelijk begonnen zowel Phil als Joseph te beseffen dat het verdringen van de vrees voor de dreigende Apocalyps niet volstond om aan het hellevuur te ontsnappen.

 

Bij Leon drong deze pijnlijke waarheid nu ook door.  Want sinds ze een paar dagen geleden noodgedwongen beslist hadden, het wrak van hun rupswagen achter te laten en maar te voet naar de Oder af te zakken, waren ze alsmaar dieper in de gruwel van de afweergevechten weggezonken.

Het begon al toen ze - het leek ondertussen weeral een eeuw geleden - bij dageraad van de lugubere 'Galgen-hoeve' wilden wegrijden en Leon geen leven meer kreeg in de motor van hun pantserauto. Door de vele pogingen om tóch te starten was deze op den duur zelfs volledig vastgelopen. Bleek al gauw dat er geen druppel olie meer in het carter zat, omdat bij de granaatinslag op het kanon tóch een scherf het motorblok had doen barsten. Leon moest na een zenuwslopend uur zijn verwoede startpogingen opgeven en met bloedend hart zijn 'lief' - zoals destijds Rottenführer Serteyn van de chauffeursopleiding de 2cm-rupswagens had genoemd - bij de brandende hoeve achterlaten. Elkeen van de ploeg sneed voor zichzelf nog vlug een flinke lap biefstuk uit een van de koeienkadavers in de stal, terwijl ze van Pirijns daar bovenop als cadeau nog een lading munitie uit hun pantserauto te versjouwen kregen: "Vorwärts! "

Met de Uschaf op kop trok de sectie in de koude grijze dageraad naar de hoofdbaan waarlangs 'Kampfgruppe Wallonie' sinds de vorige avond ononderbroken zijn terugtocht naar de enige brug over de Oder voortzette, zij het in een steeds zenuwachtiger tempo. De Rus zat hen blijkbaar dicht op de hielen en er bleef Pirijns met zijn mannen niets anders over dan zich in de rommelige slipstroom van de vluchtende Waalse detachementen te laten mee drijven naar het westen. De havenstad Stettin met zijn reddende brug over de Oder lag nog op nauwelijks tien kilometer, dus moest dat makkelijk op één voormiddag te klaren zijn. Dachten ze...

Maar de grote strategen vonden dat ver vóór Stettin ten allen prijs een bruggenhoofd verdedigd moest worden rond Altdamm, een voorstad op de rechteroever. De reddende brug werd door de Feldgendarmerie gesloten voor de aftrekkende legerscharen waarvan elke strijdbare man allesbehalve vriendelijk verzocht werd rechtsomkeer te maken en de Rus het hoofd te bieden. Letterlijk dan, als op een kapblok.

Drie eindeloze dagen duurde de slachting. Als vanzelfsprekend werd de sectie Pirijns door een Duitse SS-Oberscharführer bij een groep van de 'Wallonie' ingedeeld om daar ergens in het open veld een onbenullige bosrand te verdedigen. De Walen waren al zover héén dat het hen blijkbaar niet kon schelen of ze nu hiér, of morgen ergens ànders moesten sneuvelen. Maar Leon merkte tot zijn opluchting dat Pirijns daar een lichtelijk afwijkende zienswijze op na hield.

"Petré ",fluisterde hij plechtig: " We gaan ons hier niet voor de Walen zinloos laten opofferen, hé...Zohaast de Rus zijn barragevuur op onze nek legt, plakt ge aan mijn gat en loopt ge waar ik loop, verstaan?  Ik heb onze zes kameraden al verwittigd om ook dicht bij ons te blijven! Algemene richting naar het westen: los door dat bos daar en dan de wegen mijden lijk de pest, akkoord? " Het was dan ook de eerste keer dat Uschaf Pirijns zijn mening vroeg, en het verdoken voorstel om te deserteren maakte dat dubbel uitzonderlijk.

Maar zover kwam het niet. Toen de Russische beschieting in alle hevigheid losbarstte bleken de Waalse SS-ers door een  gelijkaardige overlevingsdrang bezeten als hun Vlaamse wapenbroeders, en helemaal niet van plan zich zo maar voor niets te laten afslachten.

Daarbij, tegen doorbrekende tanks vechten met de blote handen is niet iedereen gegeven, en zonder 'Pantzerfaust' of ATK-geschut moet je er zelfs niet aan beginnen...De meeste Walen kozen zoals Leon en Co de wegels door het bos om dan groepsgewijs weer naar Stettin af te zakken. En driemaal werden ze door de Feldgendarmen weer in het vuur gestuurd, met steeds minder volk...

De tweede dag kreeg de driekoppige M.G.-ploeg van Pirijns een voltreffer. Drie doden waar Leon nauwelijks de namen van kende. Ja, de schutter heette Verbeke,  meende hij, en de anderen Lucien en Marcel. Maar op hun berkenkruis - als ze er al één kregen - zou waarschijnlijk "Unbekannt" komen te staan...

De vierde dag kreeg Pirijns vlak bij de Oderbrug een schot door de heup en kon Leon hem naar de andere oever slepen tot bij een verbandplaats, waar hijzelf uitgeput in slaap viel. Over de rest van zijn veldtocht in West-Pommeren kon hij met de beste wil niets voortvertellen . Hij herinnerde zich wél dat hij weer bij zinnen kwam in het opvangcentrum van de Langemarck in Stöven, een 20 kilometer achter de Oder, en er blij was toen Oschaf Penjaert hem op z'n brits kwam bezoeken. Maar véél zinnigs wist die ook niet te zeggen, tenzij wel vier keer te herhalen dat van zijn oorspronkelijke getalsterkte van 30 man er nog 11 over waren...

Vier keer! Leon wilde op den duur gaan gillen, maar Penjaert draaide zich juist op tijd abrupt om en stapte stijf weg.

" Zo zot als maatje! " dacht hij verbijsterd, of zoals ze bij de "Wallonie" zouden zeggen:

" Complètement maboule! "


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
15-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
10-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 297
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C21Bis   DOODSTUIP VAN HET DERDE RIJK.

                                                                       

Tegen het midden van februari '45 had de afgetakelde president Roosevelt zich laten overtuigen dat Hitler in zijn "Alpen-festung" waarschijnlijk over een kernraket beschikte waarmee hij heel de wereld in zijn eigen ondergang zou meesleuren. Eisenhower kreeg daarom toen het bevel voorrang te verlenen aan de verovering van dit mystieke bolwerk in Beieren ,en Berlijn aan de Russen te laten. Met tegenzin moest Ike, na een maand twijfelen, begin april zijn strategische aanvalsplannen wijzigen, tot grote woede van Churchill.                                

Tot een Duitse atoomraket zou het echter nooit meer komen: daar hadden de aanhoudende geallieerde bombardementen op de Duitse vitale oorlogsindustrie zijdelings voor gezorgd. Het testcentrum voor V-wapens in Peenemünde was vergruizeld ,en de meeste elektrische krachtcentrales, het spoorwegnet en de fabrieken voor kunstmatige benzine lagen in puin. De steden eveneens, maar dàt was bijzaak...Het bevoorradingssysteem van het Derde Rijk stortte ineen en fatalistisch wachtte de modale Duitser, ondanks een waanzinnige propaganda, enkel nog op de doodsteek.                  

Tijdens de maand februari '45 hadden de geallieerden met een zestal moeilijke en bloedige offensieven de volledige linker Rijnoever veroverd, van de Noordzee tot Bazel. Op 5/3 viel Keulen. Twee dagen later konden ze ,ondanks eigen ongeloof en tot ieders verrassing ,de spoorbrug over de Rijn in Remagen, een 30 km ten zuiden van Bonn, intact innemen en een beperkt bruggenhoofd op de rechteroever uitbouwen. De exploitatie van deze gelukstreffer werd opzettelijk afgedempt om Monty niet te kwetsen ,die  in een zwaarwichtige operatie met alles erop en eraan de show zijn eigen oversteek van de Rijn aan het voorbereiden was...Hitler liet de acht officieren ,die de brug met zwakke strijdkrachten hadden moeten verdedigen, onmiddellijk fusilleren...Koblenz viel op 9/3.

In de nacht van 22 maart slaagde Patton er in bij Oppenheim, 100 km zuidelijk van Remagen - opnieuw met stille trom - de Rijn over te steken. Op 23/3 tenslotte volgde Montgomery dit voorbeeld bij Wezel, juist onder de Nederlandse grens, en op 26/3 en 30/3 lukten eveneens de overtochten van Patch bij Worms en van de Franse generaal de Lattre de Tassigny bij Karlsruhe.                         

Nu trokken deze vijf legers samen het kreupele verwoeste Duitsland binnen. Patch en de Lattre rukten op naar Beieren, terwijl Montgomery naar het noordoosten oprukte in de richting van Groningen, Bremen en Hamburg,.De Amerikanen omsingelden op 2/4 in het Ruhrgebied Veldmaarschalk Models legergroep B ( 21 divisies of 325.000 man, die zich op 18/4 overgaven). Ze ondervonden verder slechts sporadische weerstand en veroverden op 12/4 een bruggenhoofd over de Elbe bij Magdeburg, op nauwelijks 90 km van Berlijn.       

Maar in plaats van verder op te rukken naar de Rijkshoofdstad, bundelde Eisenhower nu al zijn krachten om de geheime en gevreesde Alpenfestung te veroveren. In Amerika was op 12/4 president Roosevelt overleden en zijn opvolger Truman liet zich, zoals zijn voorganger, overtuigen dat Hitler in de ondergrondse fabrieken van de Alpen een reusachtige atoomlading zou laten ontploffen.

Daarom stormde de onstuimige generaal Patton zonder omzien naar het zuidoosten, nam op 14/4 bezit van Leipzig en op 18/4 van Pilzen, nauwelijks 90 km van Praag. Op hoger bevel moest hij echter uit het vroegere Tsjecho-Slovakije terugtrekken en dit gebied aan de Russen laten. Op 25/4, de dag waarop het Rode Leger zijn stalen ring rond Berlijn sloot, maakte Patton in Torgau op de Elbe, een dikke 100 km ten zuiden van de hoofdstad, dan toch contact met zijn toekomstige aartsvijand en rukte vervolgens verder op naar Oostenrijk. Patch en de Lattre namen het Zuiden voor hun rekening: op 19/4 viel Nürnberg en op 30/4 München. Maar de mythische 'Alpenfestung' bleef onvindbaar...

Vanaf medio april werd deze vlugge opmars vooral bevorderd door het ineenstorten van een centraal gecoördineerde tegenstand: hoogstens bij een brug of zo stootten de geallieerde tankspitsen hier en daar nog op een geïmproviseerd losstaand weerstandsnest van Hitlerjungens gewapend met Panzerfaust. Deze werden ofwel door een paar kanonschoten verpulverd, ofwel omtrokken. Soms werden de onberekenbare kindsoldaatjes tot ieders opluchting met hun gevaarlijk oorlogstuig gewoon door de dorpelingen wandelen gestuurd ("Ga maar elders spelen! "),of ontwapend voor de eerste Yank in zicht kwam. En zonder een schot werd gelost staken de kruiperige burgers ten teken van overgave overal witte lakens uit de vensters, terwijl ze de uitgeputte en moegestreden Duitse soldaten als schurftige honden van hun dorpel wegjaagden.                                                                              

In Noord-Italië werden de Duitsers door de partizanen en de opstandige bevolking uit alle grote steden verdreven, waardoor ze samen met de resterende fascisten  ijlings naar de Alpen moesten terugtrekken. De vanuit het zuiden naar de Po-vlakte oprukkende geallieerde legers slaagden er slechts met moeite in hen bij te houden. Op 27/4 werd Mussolini bij het Como-meer door de weerstanders  gevangen genomen en de volgende dag sluiks terechtgesteld. Juist op dat zelfde ogenblik gaven de Duitse troepen van Noord-Italië en Oostenrijk er de brui aan door op het geallieerde H.Q in Caserta bij Napels hun capitulatie te gaan ondertekenen.                                            

Het bleek al vlug dat de Amerikanen met hun offensief in Zuid-Duitsland een hersenschim hadden nagejaagd: de gevreesde "Alpenfestung" bestond niet! Heel hun machtsontplooiing was een slag in het water geweest...God zij dank! Al waren ze door deze misser natuurlijk de Rijkshoofdstad Berlijn kwijtgespeeld                                 

De Russen hadden het ondertussen niét zo gemakkelijk gehad om hùn (groot) deel van de overwinningkoek te veroveren. Want de Führer had beslist in de ultieme slag om Berlijn "te overwinnen of te sterven". Dit besluit om tot het uiterste voort te vechten verlengde de nutteloze strijd met nog drie infernale weken, gedurende dewelke nog een kwart miljoen Russen sneuvelden en dubbel zoveel Duitsers, militairen en burgers dooréén.                

Begin april had Stalin op de rechteroever van de Oder en de Neisse voor zijn laatste stormloop op Berlijn drie zwaargewapende fronten (t.t.z. legergroepen) opgesteld, respectievelijk van noord naar zuid onder bevel van de maarschalken Rokossovski, Zjoekov en Koniev. Dit was een vijftienvoudige overmacht voor de uitgeputte Duitse "Legergroep Weichsel" waarvan de gedecimeerde eenheden met mondjesmaat waren aangevuld met een schaarsbewapend samenraapsel uit de resten van Kriegsmarine, de Luftwaffe, de Hitlerjugend en de Volkssturm (burgermilitie van ex-vrijgestelden tussen 15 en 65 jaar).                                  

Na twee dagen aftastende aanvallen op divisieniveau brak Zjoekov op 16 april voor dageraad met de vijf legers van zijn rechtervleugel uit het bruggenhoofd van Küstrin a/d Oder, 50 km ten oosten van Berlijn, en begon aan zijn laatste moeizaamste offensief, een pure slachting die 14 dagen zou duren...Slechts na 48 uur onophoudelijk stormlopen konden zijn overmachtige tanklegers met bloedige verliezen de Selowheuvelrug op de linker Oderoever veroveren en pas op 21/4 slaagden zij er in de noordoostelijke buitenwijken van de brandende Rijkshoofdstad te bereiken.                                                          

Wegens deze moeizame vorderingen van Zjoekov kreeg zijn concurrent Konjev, die zonder al te veel weerstand op 16/4 de smalle Neisse was overgeraakt, op 18/4 de toelating van Stalin om naar het noord-westen in de richting van  Zuid-Berlijn door te stoten. Koniev trok in twee dagen om en achter de zuidflank van het Duitse 9.Leger heen - dat zich op bevel van Hitler nog steeds aan de Oder bezuiden Frankfurt vastklampte - en had deze strijdmacht volledig afgesneden toen hij op 22/4 oppermachtig het Teltowkanaal ten oosten van Potsdam bereikte.       

Vanaf 20/4 openden ook de vijf legers van Rokossovski het ultieme offensief op de benedenloop van de Oder en konden na drie dagen van zware gevechten een stevig bruggenhoofd van 16 km op de linkeroever veroveren.

Eveneens op 20/4, toen in Berlijn "Führergeburtstag" gevierd werd met een treurige troependefilé, sloegen de eerste granaten van Zjoekovs langeafstands-kanonnen in op de groene Tiergarten. De stoffelijke schade door die inslagen was - op een paar dode dieren na - verwaarloosbaar, de morele echter catastrofaal. Die avond namen kort na de stafbespreking in de Führerbunker de hoogste nazi-bonzen en Hitlers naaste militaire medewerkers van het O.K.W en het O.K.H. maar al te graag afscheid van hun waanzinnig onberekenbare en bloeddorstige leider, die nu overal verraad vermoedde ,en kwistig doodsvonnissen uitsprak.

Als de bliksem verdwenen Dönitz, Himmler en C° naar Kiel in het noorden, en Göring met von Ribbentrop naar het zuidelijke Berchtesgaden om er respectievelijk de z.g. wisselcommandoposten A en B te gaan oprichten. "Voor het geval het Berlijnse Hoofd zou uitvallen..." heette het eufemistisch. In werkelijkheid had ieder voor zich het geheim besluit genomen zo vlug mogelijk contact te zoeken met de Westerse geallieerden. De aankomst uit München, een week voordien, van Hitlers geheime hartsvriendin - de bevallige ongekunstelde en kleinburgerlijke Eva Braun - had de Führer tot het vaste besluit gebracht in Berlijn te overwinnen of te sterven. Van zijn getrouwe kompanen konden enkel Goebbels en Bormann dezelfde loyauteit opbrengen als Eva Braun om "in deze moeilijke dagen het lot van de Führer te delen"...Er zwijgend onder verstaan :met hém onder het puin te sterven...Zij bleven, met ongeveer 500 stafleden en SS lijfwachten in de bunker onder de Rijkskanselarij achter.

Op 23/4 knepen Zjoekov en Koniev met een forse gecoördineerde  tangbeweging langs de zuidrand van de stad de verbinding door tussen Berlijn en het 9.Leger, dat ondertussen tot op 40 km ten westen van de Oder was teruggeslagen. De volgende dag gaf Hitler dit nu ingesloten leger bevel om te keren, zijn verbinding met Berlijn te herstellen en zich bij haar verdedigers te voegen. Ook het 12.Leger, dat het Elbe-front hield tegen de Amerikanen, kreeg opdracht gedeeltelijk te keren om de omsingeling van het 9.Leger te helpen doorbreken. Vanuit Oraniënburg, ten noorden van Berlijn, bracht SS-generaal Steiner met zijn 3.SS Pz Korps eveneens op 24/4 moeizaam een weifelend tegenoffensief op gang om door te breken naar de hoofdstad.

      Na vier dagen van zware gevechten liepen deze drie ontzettingspogingen echter op niets uit bij gebrek aan overtuiging, munitie en brandstof. Daar moesten zelfs de meest fanatieke aanvoerders zich bij neerleggen. Vanaf 28/4 lieten hun soldaten Berlijn en de Führer stikken en poogden enkel nog het vege lijf te redden door naar de Amerikaanse lijnen uit te breken. Van deze door de Russen uiteengeslagen troepen slaagde slechts 30% erin veilig over de Elbe bij de Anglo-amerikanen te geraken, van de met hen meevluchtende burgers geen tiende: die moesten trachten op eigen kracht over de stroom te komen, zonder hulp van de geallieerden. Duizenden verdronken...het leek wel een tweede editie van de ramp met de "Wilhelm Gustloff", een maand voordien.

Maar ik loop teveel vooruit ! Al deze catastrofes stonden onze geplaagde hoofdpersonen nog te wachten : en dat het op nauwelijks drie maanden tijd zo slecht zou aflopen ,daar durfden ze toen ,in maart '45 ,nog niet aan dénken !...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
10-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
09-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 296
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C21:   ILSE von WITZLEBERHOF.

 

                  Pommeren, 20 februari 1945.

Leon dacht echt dat hij na de wanhopige gevechten voor het behoud van Petznick het zwaarste wel achter de rug had, maar dat was zonder de Russen gerekend. Die bleken helemaal niét opgezet met de Duitse inbraak in hun lijnen rond Arnswalde. Want nauwelijks hadden de SS-troepen op 17 februari met hun uitval de burgerbevolking en de lichtgewonden uit de stad kunnen evacueren of ze moesten reeds wijken voor de alles verpulverende beschietingen van de getergde Rus. In de nacht van 17 op 18 trokken de tanks van de 'Nordland' zich dan ook gedwongen weer terug uit de totaal verwoeste stad, met de zeer zwaar gehavende troepen van de Germaanse SS-divisies 'Langemarck' 'Wallonie', 'Danmark' en 'Nederland' in hun kielzog. Ze hadden dan wel ongeveer 7.000 burgers uit de klauwen van de Rode soldateska gered, maar bij dat grapje toch ongeveer het dubbele aan manschappen verloren, plus een kwart van hun tanks en zware wapens...

Nog gedurende achtenveertig zenuwslopende uren nà de Russische hérovering van Arnswalde bleef de dodelijke Rode vuurwals hen achtervolgen en dreef de Langemarckers sprongsgewijs terug naar de stellingen, van waaruit het fiere SS-leger op 15 februari zo onverschrokken aan het offensief was gestart. Eindelijk, op 20 februari leek de Rus zijn afstraffing van de Duitse overmoed langzaamaan welletjes te vinden en richtte zijn aandacht opnieuw naar zijn geplande doorbraak in de richting van de Oostzeekust.

Met groeiende opluchting merkte Leon in de loop van die gezegende dag dat zijn overburen hem éven op adem lieten komen. Vol blutsen en builen en gekraakt door het slaapgebrek van de laatste week, leek hij beetje bij beetje uit een vreselijke nachtmerrie te ontwaken. Met een ontluikend gevoel van veilige geborgenheid stelde hij vast dat hij nu met zijn ploeg in een soort portierswoning van een groot 'Junkershof' lag. En - heel verwonderlijk als hij de kaart van Pirijns mocht geloven - op nauwelijks een paar kilometer van de 'observatiepost' waar ze zich vorige week nog hun balg hadden volgestopt met opgelegde varkenskoteletten en pruimencompote...

Vorige week, zei je? Het leek eerder een eeuw geleden! En op die vijf-zes dagen waren ze, dankzij een ongekende verspilling van materiaal en mensenlevens, achtereenvolgens een twintig kilometer opgerukt en weer bloedig teruggedreven. Verdomme zeg, van een kostelijke fiasco gesproken! De kleine Anseeuw was onderwijl in het niets verdwenen, Van Temsche had kort daarop een scherf door zijn helm gekregen en was blind afgevoerd... Pirijns moest die twee uitvallers in de vlucht vervangen door een koppel verdwaalde en verdwaasde sturmgrenadieren van de uiteengeslagen 4.Kompanie. Van Nitsem en Philips heetten ze, en ze hadden nog nooit een '2cm-Fla' van dichtbij gezien...

Van de vijf pantserauto's die het peloton Penjaert vóór de start van het offensief naar Arnswalde bezat, schoten er nu nog drie over: die van de pelotons-commandant zélf, die van Leon en die van de tweede sectie. Die van de derde sectie had een voltreffer gekregen bij de bestorming van de Petznicker molen en was ontploft vlak voor Leon zijn ogen, terwijl de laatste de volgende morgen doorzeefd werd door een Katjusja-salvo toen ze als de bliksem terugtrokken uit dat vervloekte wespennest.

Oschaf Penjaert zei dat het met de àndere pelotons van de 'Kompanie Dillinger' al even erg was gesteld...wat inderdaad maar een magere troost was, moest hij toegeven. Enfin, voor het ogenblik leken ze hier op deze grote herenhoeve veilig te liggen en scheen voor de rest de oorlog aan hen voorbij te willen gaan. Werkelijk niks te vroeg, of Leon was er van de zenuwen onderdoor gezakt!

Al bij al nog een geluk dat hij nooit de tijd had gekregen om de bemanningen van de twee vernielde kanonnen , die nu plots uit zijn omgeving 'verdwenen' waren, écht te leren kennen. Onbekend is onbemind, moest hij maar gelaten overwegen...De verschillende 2cm rupswagens van het peloton  hadden tijdens de aanval op Petznick wel samen gemaneuvreerd en elkaar met hun vuur gedekt, maar met de mannen die er binnenin schuilden had hij nooit een vriendschappelijk contact gekregen. Met de kleine Anseeuw lag het wat pijnlijker: die maakte toch een beetje deel uit van zijn ploeg, ook al vond Leon hem van bij het begin wat te kinderachtig... Zéker geen gast waar hij zijn leven aan zou toevertrouwd hebben.

Terwijl Van Temsche, daarentegen, wél een waardevolle kameraad was gebleken...En nu blind voor de rest van zijn leven...

Ach, wat een verdomse miserie, hij mocht er niet aan denken! En waarom, in godsnaam?! Al die verhakkelde lijken die hij de laatste dagen had zien liggen: veel Russen, akkoord, maar ook héél veel mensen van bij óns, Scandinaven, Duitsers en Vlamingen dooréén! En waarschijnlijk ook nog een klad Walen en Nederlanders in de àndere sectoren van het front... En waarom?! Om die lamlendige burgers van Arnswalde uit hun huizen te gaan peuteren, die te lui of te laks waren geweest om op tijd te gaan lopen?! Merci zeg: je leven moeten riskeren voor zo'n bende koppige idioten: Leon had zich zijn inzet tegen het bolsjevisme een beetje zinvoller voorgesteld!

 

De imposante kasteelhoeve, waar 'Kompanie Dillinger' samen met een stootgroep Sturmgrenadieren nu in stelling lag, stond op de stafkaart van Pirijns vermeld als 'Gut Witzleberhof' en omvatte verschillende grote gebouwen. Vanuit de portierswoning aan de straatweg, waar Leon met zijn '2cm' hokte, liep een lange kaarsrechte oprijlaan van een 3 à 400 meter naar een binnenkoer waarvan het centrale wooncomplex zwaar beschadigd was. Duidelijk onbewoonbaar: dat zag je van ver. De adellijke eigenaars en een paar personeelsleden van het 'Gut' hadden zich waarschijnlijk om deze reden teruggetrokken in de portierswoning, waardoor er daar voor de bemanning van de '2cm' enkel nog plaats was in een aangebouwd schuurtje. Maar Leon hoorde je niet klagen: er lag hooi in overvloed om eens goed te maffen en met een roodgloeiende potkachel kregen ze het er zelfs wat te warm. Eten haalden ze bij de rijdende veldkeuken van de compagnie - in soldatenjargon kortweg 'Goulash-kanone' genoemd - die zich in de stallingen van het 'Kasteel' had geïnstalleerd. Stevige kost, dàt wel, maar vanaf de tweede dag aten de mannen van Pirijns toch liever mee van de gemeenschappelijke pot, gekookt door het volk van de portierswoning.

Dat volk vormde zacht gezegd maar een vreemd allegaartje! Leon merkte al vlug dat de z.g.'adellijke eigenaars' zich in feite beperkte tot een zeer oude wereldvreemde dame en haar kleindochter van een jaar of zeventien. Wat nuffig vrouwvolk, dat waarschijnlijk nog nooit van hun leven een poot had uitgestoken...Een forse Poolse meid, Tiana, zorgde voor hen.

Het landbouwbedrijf van 'Gut Witzleberhof' zélf werd tot voor kort gerund door een bejaard Duits boerenkoppel met een zestal knechten, allemaal Waalse krijgsgevangenen die er zich blijkbaar goed thuis voelden. Buiten het kokkerellen en wat werk in de keuken voerden die kerels voor het moment geen klop meer uit, maar dronken wél stevig door en stonden voor de rest in feite vol vertrouwen op hun Russische bevrijders te wachten... Om maar te zeggen dat ze die vier - Vlààmse nog wel! - SS-ers van de Langemarck hier onder hun dak véél liever zagen gààn dan komen...Leon, die graag iedereen te vriend hield, vond de latente vijandigheid van die mannen eerst wat genant. Maar gezien hij nu aan de kant van het 'Herenvolk' stond, kon dat geniepige Waalse onderkruipsel hem al vlug vierkant gestolen worden...

Hij interesseerde zich meer voor die 'Fräulein Ilse', de adellijke kleindochter, ook al zag hij haar die eerste dag van zijn inkwartiering maar zelden. De jonge juffer zat meestal bij de Boma op de kamers van het eerste verdiep en kwam enkel naar beneden om eens een luchtje te scheppen, buiten het zicht van haar oude grootmoeder stiekem een sigaretje te paffen of gewoon om van het gezanik boven af te zijn. Het viel Leon daarbij op dat zij nogal hautain tegen het boerenkoppel sprak, en tegen de Waalse knechten al helemaal niét. Die behoorden blijkbaar tot een andere wereld...Ein Unterweld.

's Anderendaags tegen de middag, na een heerlijke nachtrust, toen Leon juist onder de motorkap van zijn rupswagen wilde duiken voor een kleine afstelling, stond ze plots naast hem. Niet dat hij zich een aap schrok, maar het verraste hem wél, zo frêle en blond ze daar stond te huiveren onder haar geborduurde omslagdoek.

"Ha, das Fräulein! " was alles wat hij gegeneerd zo vlug kon bedenken. Maar zijzelf had blijkbaar helemaal geen moeite om haar gemoed te luchten. Vanaf haar eerste woorden merkte hij dat ze nogal dweepte met deze Vlaamse vrijwillige krijgers, die hun leven wilden geven om hààr kleine wereldje tegen het Rode Beest te beschermen. Ze noemde die Russen 'Besoffene Bestien' en sprak blijkbaar met kennis van zaken...

Leon dacht eerst dat ze zélf gedronken had, maar begreep al vlug dat de jongejuffrouw op het randje van een zenuwinzinking zweefde. Want terwijl hij met een vod omslachtig het vet van zijn handen wreef, ratelde ze onverpoosd voort. Hij kon uit die waterval opvangen dat zij hén Edele Witte Ridders vond. En als dusdanig weliswaar wat slonzig gekleed in hun groezelige sneeuwpakken, giechelde zij zenuwachtig. En zij moest zich ook zichtbaar geweld aandoen om niet over zijn pluizige stoppelbaard van een week te aaien! Maar voor de rest vond ze 'haar' Vlamingen échte manhaftige redders in de nood, die zich blijkbaar volledig ten dienste hadden gesteld van hun prinses Ilse. Of zoiets in dien aard, want ze sprak nogal jachtig en met een wat vreemd klinkend accent. Over de stank van zijn kleren zei ze voorlopig niks, maar twee nachten later, toen ze beiden over hun schroom heen waren, bekende ze hem op haar zolderkamer hijgend dat ze hem eerder lékker ruiken vond. Net zoals haar zwetende hengst 'Dorian' ,zei ze ,na een wilde rit door de heide van hun landgoed Zavarovski in Oost-Pruisen...Ja-watte! En dàt ,na hemzélf bovenop z'n schoot in een dolle liefdesrit te hebben afgereden ! Niet dat hij zich misbruikt voelde door de Freule ,of zo ,maar tóch GEbruikt ,en géén klein beetje !

Maar ik loop vooruit...

 

Toen Pirijns die eerste avond zijn ploeg indeelde voor de nacht en de alarmprocedure nog eens nadrukkelijk herhaald had ten behoeve van de twee nieuwelingen Van Nitsem en Philips, vermelde de schijnheilige Casanova Petré losjes zijn eerste 'touche' met 'de Juffrouw'...En kreeg meteen de wind op kop van de baas.

" Opgepast voor die contacten met de burgers, hé Leon! En zéker met de vrouwen! Het is al abnormaal dat die hier nog bij ons in de eerste lijn verblijven. Die hadden al lang op een 'Treck' naar het hinterland moeten zitten! Want als seffens de gevechten herpakken lopen die wijven fataal voor ons voeten en kunnen ze ons alleen maar tot last zijn. Zéker als het dan nog een nètte is, lijk die Fraulein Ilse ! "

Van Nitsem gniffelde: " En een zotte op de koop toe! Want bij dat kind zit er fameus een vijs los! "

Pirijns wees hem onmiddellijk terecht: " Ge zoudt voor minder uw zinnen verliezen, lijk dat zij de laatste maanden onder spanning moest leven en zware morele kloppen kreeg! Heeft ze u misschien haar rampen van het voorbije jaar nog niet verteld, Leon?"

"Hoe zou ze: ik versta maar de helft van wat ze zo ratelt?!...Aan u soms wél?"

"Neen, merci! Maar Ochaf Penjaert kwam daarmee af. Haar vader was Generaal Freiherr von Witzleberhof, divisiekommandeur aan het Oostfront en zoon van de gekende Veldmaarschalk. Hij werd nà de aanslag op de Führer in juli vorig jaar, juist lijk zijn vader, verdacht van ook in het moordcomplot te zitten. Maar vrienden verwittigden hem op tijd dat hij aangehouden zou worden. Hij heeft dan zijn beste uniform met al zijn medalles aangedaan, is rechtop het niemandsland vóór zijn frontlijn ingelopen en heeft zich daar, in het zicht van de Russen, koudweg door de kop geschoten. Zijn Poolse vrouw - de moeder van onze 'juffrouw' - was een zekere gravin Zavarovski of zoiets: die werd door de Gestapo uit haar kasteel in Oost-Pruisen geplukt en vloog recht naar het concentratiekamp. Een longontsteking , en na een week was het gedaan met madam...Het landgoed Zavarovski werd juist vóór de aankomst van de Russen op last van de Gauleiter plat gebrand, volgens de richtlijnen van de 'Politiek der Verbrande Aarde'. De boma, onze juffer Ilse en de meid Tiana konden met véél moeite een plaatsje op een treck naar het westen bevechten. Enfin, die drie zijn na twee maanden omzwervingen tot hier gesukkeld - hun familiaal 'Gut' -  maar ge moet niet vragen hoé..."

" Ja-ja, " spotte Philips met een schunnig lachje: "En één van de Walen wist mij te vertellen dat de vrouwen beslist hebben van niet meer verder te vluchten: ze hebben er de buik van vol ! Wat er ook voorts nog gebeurt, ze zijn naar hiér gekomen om hier te blijven. En ook vroeg of laat hiér te sterven, zeggen ze. Dat is dus voor binnen een paar dagen! De krijgsgevangenen en het ànder personeel kregen van Ilse al de vrijheid en moeten zich verder van haar totaal niets aantrekken. Ze heeft enkel aan de achterblijvers gevraagd, als de Russen tot hiér zouden doorstoten,  heel het 'Gut Witzleberhof' plat te branden en alle beesten te doden. Het is ook daarmee dat ons 'goulash-kanon' voor het ogenblik geen vlees tekort komt. Zo is heel die historie toch nog voor iéts goed..."

 

Ondanks deze verwittiging van de chef en de spot van zijn twee wapenbroeders, voelde Leon met zijn klompen aan dat hij niet aan zijn noodlot zou kunnen ontsnappen. En hij was eerlijk gezegd ook niet van plan daar veel moeite voor te doen. Als die arme Ilse werkelijk haar oog op hem had laten vallen, dan zou hij wel een lafaard zijn om haar nu in de steek te laten. Of een onnozelaar om haar af te stoten, indien ze zo'n verschrikkelijke behoefte had aan een sterke schouder. Om maar iets te noemen...

Ik ga heel de romance tussen de naïeve soldenier Leon Petré en de geëxalteerde freule Ilse von Witzdinges hier niet van naaldje tot draadje uit de doeken doen. Weet wel dat zij haar hunkering naar zijn 'schouder' voor het eerst serieus liet blijken gedurende zijn volgende wacht, nog dezelfde nacht nadat Pirijns zijn mannen voor haar had gewaarschuwd. Leon stond op de hooizolder van hun stal door het open dakvenster plichtsgetrouw naar buiten in de maanverlichte nacht te turen, toen hij haar achter zich hoorde aankomen. Hij schrok er niet van toen zij zwijgend haar arm onder de zijne haakte en zich met een trieste glimlach stevig tegen hem aanschurkte. Want dààr had hij in feite al heel de avond geniepig op gespeculeerd: wàt hij zou doen, als zij dàt deed, en wàt haar reactie dààrop dan weer zou zijn...Hij moest natuurlijk wél zorgen dat het héle scenario uiteindelijk op een ferme 'smak' zou uitdraaien. Minstens toch, hé...

Maar tijdens die eerste wacht merkte hij onmiddellijk dat zij haar éigen scenario al helemaal klaar had, en dat hij niets meer in de pap had te brokken. Er kwam geen woord bij te pas, maar vóór hij het wist zat haar ijskoude hand, onder dekking van een verontschuldigend en meelijwekkende glimlachje, al diep in zijn warme broekzak. Zelfs een beetje té diep, maar dat scheen haar allesbehalve af te schrikken. Toch minder dan Leon, die zich een beetje 'genomen' voelde ,om een kat een kat te noemen.... Het leek wel of in haar ogen de adel nog een soort 'droit de cuissage' op hun ondergeschikten kon uitoefenen, zo onbesuisd ging dat mens tekeer! En dat was nog geen achttien jaar!

Hij maakte haar in alle stilte wel wat schaapachtig diets dat hij voorlopig zijn volle aandacht aan de mogelijke vijand in het maanverlichte sneeuwlandschap moest wijden. En na nog wat trek- en duwwerk kon hij haar toch afschepen met de belofte haar direct na zijn wacht in haar 'Schlafstube' op te zoeken.

En aldus geschiedde, al was het maar van de rap-rap. Aan Philips, die hem op zijn uitkijkpost kwam aflossen, maakte hij wijs dat hij dringend in huis naar het toilet moest. En aangezien hun schuurtje tegen de portierswoning was aangebouwd, en er op hun zolder een lage deur rechtstreeks toegang gaf tot de eerste verdieping waar Ilse sliep, moet ik toch zeker geen tekening gaan maken, hé!

 

Bon, drie heerlijke nachten ging alles goed, ook al vond Philips zich op den duur moreel verplicht hem een soldatenremedie op te dringen tegen "'t vliegend schijt". Voor de rest scheen niemand iets van zijn romance te merken, vooral nu ook Ilse zich minder opdringerig gedroeg. Zij kwam nog éénmaal ter sprake, toen Pirijns liet uitschijnen dat zij, door al die rampen in haar familie, mentaal helemaal van de wijs was geraakt. Vroeger bleek zij in haar dorp in Oost-Pruisen een zeer voorbeeldige en overtuigde 'Führerin' geweest te zijn van de plaatselijke B.D.M.-afdeling (of voluit 'Bund der Deutsche Mädel', de vrouwelijke tegenpool van de mannelijke 'Hitlerjugend). Sportief en gedienstig, een écht voorbeeldig partijlid. Maar na de uitmoording van haar familie door de Gestapo had het kind haar vertrouwen in de Führer plots verloren en was volledig haar pedalen kwijt. Begrijpelijk ,ge zoudt voor minder hé !...Maar dus best niet teveel mee omgaan, waarschuwde Pirijns...

Op het front voor hun neus bleef het nog steeds onnatuurlijk rustig wat hen ruim de tijd gaf zich voor te bereiden op de slag die toch één dezer dagen móést losbarsten. De twee 'rekruten' Van Nitsem en Philips maakten zich in ijltempo vertrouwd met hun 2cm kanon, doch zónder een schot te lossen, uit angst een slapende hond wakker te maken. De pantserauto werd volgestouwd met eten plus een flinke reserve brandstof en munitie. Leon zorgde dat het mechanische deel van de rupswagen flink gesmeerd liep en de motor aansloeg op een kwart toer. Maar daarmee kon hij natuurlijk zijn dagen niet vullen en viel toen maar terug op het dagdromen over zijn nieuwe liefde en het bij-pennen van zijn dagboek.Gaandeweg kreeg de muze hem goed te pakken, en vond hij dat het boekenschrijven in feite fel overroepen werd...

Vervelend dat juist dié nacht een Russisch vliegtuig één bommetje vlak naast de portierswoning liet vallen. Veel stof, en een paar ruiten gebroken. Plus één van de Walen dood, omdat deze juist buiten tegen de getroffen  muur stond te wateren. En vooral vervelend voor Leon, die nà de ontploffing helemaal als laatste op het plotse alarm-appèl van een slechtgemutste Pirijns verscheen in een zéér losse tenue. Want de Uschaf leek het excuus van de diarree maar moeilijk te kunnen slikken. En voor zijn straf mocht Leon zich 's anderendaags volledig de begrafenis van die stomme Waalse Manneken-Pis aantrekken.

Enfin, het was zijn eerste keer en hij probeerde er een zeker cachet aan te geven. De Walen liet hij achter de schuur en buiten het zicht van de Russen in de hard bevroren grond een diep graf delven waarmee ze met vier man wel een paar uur zoet waren. De vijfde maakte een mooi kruis en brandde er met een gloeiende priem de naam en data in: "Maes J.E. Caporal 3Rgt. Art. 14.6.1919 - 24.4.1945". En tegen de avond liet hij iedereen, vriend of vijand plus de burgers, opdraven om de geïmproviseerde teraardebestelling-met-militaire-eer bij te wonen. Hij kreeg Pirijns zelfs zover om de Langemarckers een eresalvo te laten afvuren, wat een 'verbaasd' telefoontje van Oschaf Penjaert uitlokte. Om het helemaal officieel te maken wilde hij het overlijden nog laten noteren in het velddagboek, maar dàt ging Pirijns een beetje te ver.

Nadien wist hij een tijdje niet goed wat hij met al de persoonlijke papieren van die gast moest aanvangen, en borg ze dan maar voorlopig in zijn ransel. Maar met die plechtigheid verwierf hij wél de erkentelijkheid van de Walen én het respect van Ilse, die blijkbaar zijn vakmanschap als begrafenisondernemer erg op prijs stelde. Hij zou vlug begrijpen waarom.

 

De langdurige kalmte in hun frontsector begon iedereen wat irreëel voor te komen, temeer dat ze helemaal in de verte aan het kanongebulder merkten dat het Russisch offensief in de richting van de Oostzeekust nog op volle toeren draaide. Vroeg of laat moesten die Rooien zich toch realiseren dat ze, door naar het noorden op te rukken, hun linkerflank gevaarlijk bloot stelden, en daar iets aan doen. Dat 'iets' betekende dan onvermijdelijk dat ze de 'Langemarck' en consoorten met heel hun hebben en houden 50 Km achteruit tot over de Oder zouden drijven. En iedereen begreep ook dat ze niet bij machte waren om daar iets zinnigs tegen te ondernemen. De vraag was enkel wannéér hun overburen zouden wakker schieten, en hoe zijzelf zonder al te veel kleerscheuren tot achter de natuurlijke barrière van de Oderdelta zouden kunnen terugtrekken.

Zelfs Ilse scheen de hopeloze toestand van het eigen afweerfront duidelijk in te schatten, want de nacht nà de begrafenis vroeg ze hem fluisterend hoe lang hij volgens hém nog dacht op 'Gut Witzleberhof' te kunnen blijven.

De vraag overviel hem zozeer dat hij als versteend bleef zwijgen. Er zich met een pirouette spottend vanaf maken kwam al hélemaal niet in hem op. Toen zij verwonderd haar vraag wat dwingender herhaalde, antwoordde hij stomweg naar waarheid: " Nog een dag of twee... drie op z'n best... maar dat hangt niet van óns af..."

Ze incasseerde zwijgend, maar flapte er toen ijskoud uit: " Dan hebben we nog twee dagen te leven."

Hij schrok zich een aap: " Wat?! Hoe bedoel je?!" Hij rechtte zich op zijn elleboog: " Dat meen je niet! "

" Maar het is toch duidelijk: als hun aanval begint zullen jullie hen niet kunnen tegenhouden, of hoogstens twee-drie uur. En aangezien ik geen tweede maal in mijn leven het familiaal landgoed door die beesten overweldigd wil zien en anderzijds ook mijn huis niet voor hén wil verlaten of wéér op de vlucht wil slaan, zie ik maar één oplossing. Als zij komen, stap ik eruit. Ik heb ruim pillen genoeg "für mich und die Frau Oma"...Als de Russische aanval begint nemen wij die in, en zohaast wij slapen moet jij ons door het hart schieten en het hele huis in brand steken. Voor deze eretaak heb ik je van bij het begin uitverkoren, Leo mijn sterke leeuw, mijn Witte Ridder! " Ze lachte hem zowaar nog vriendelijk toe ook!

Met groeiende ontzetting had hij haar uitleg gevolgd en even stond hij met zijn mond vol tanden. Maar toen haalde het afgrijzen de bovenhand: " Ik, jou doodschieten zeg je?! Ben je nu helemaal zot geworden?"

" Neen, ik hoop lang genoeg bij mijn zinnen te blijven om zéker te zijn dat alles vlot verloopt. En van écht doodschieten is geen sprake, want wij zullen normaal al dood zijn als jij een uur of twee nà de pillen passeert. Jij moet er enkel voor zorgen dat het opzet niet mislukt, moesten per ongeluk de pillen onvoldoende giftig zijn... Want tegenwoordig verkopen ze voor die 'uitstap' allerlei rommel...Daarom heb ik voor alle zekerheid de mijne eerst getest op Krausi, mijn jachthond: tien van die pillen in zijn etensbak, en een uur later was hij naar het walhalla vertrokken, zonder problemen.

 

Zonder problemen, zei die koele kikker! Voor Leon was in elk geval de lol er ver af, en dat vond hij wél een probleem. De eerstvolgende nacht met haar geraakte hij maar moeilijk over de top. Maar ze scheen er alle begrip voor te hebben en moedigde hem stevig aan, wat hem zéér verwonderde voor een meisje van haar stand en leeftijd. Maar enfin, hij kon er maar goed mee zijn.En de laatste keer wilde hij zich juist uitkleden toen Philips plots op de tussendeur bonkte met een gesist "Leon, rap! Ze gaan komen! "

En inderdaad: daar kwamen de eerste zware Russische salvo's al fluitend over, om ergens halverwege de rechte oprijlaan krakend in te slaan.

" Verdomme Ilse, 't is voor ons! " riep hij gehaast: "Schnell-schnell zum Keller! "

Het énige beeld dat hij zich later van haar herinnerde was haar witte gezicht, en de grote opengesperde ogen, gloeiend van het kaarslicht.

De duivelse beschieting duurde drie uur, maar halverwege kreeg het huis al een voltreffer en vloog het in lichterlaaie. Even werd de rupswagen in het schuurtje geblokkeerd door het neerstortend puin, maar Leon kon door voor- en achteruit te wrikken zijn voertuig toch nog rap bevrijden. Pirijns wees een nieuwe stelling aan in de hoek van de tuinmuur, buiten het zicht van de portierswoning.

Maar toen Leon even later het brandende huis achter zich hoorde instorten, leek het hem of ook een heel pand van zijn jonge leven daarmee wegviel.

Enfin ,Freule Ilse had duidelijk gekregen wat zij wilde...

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
09-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
08-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 295
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C20 : KANONNENVLEES.

 

           10 februari 1945.

Oberscharführer Penjaert had hen verwittigd: als ze nog iéts wilden leren om hun vel met een beetje kans op slagen te verdedigen, dan moest het vandààg gebeuren. Vannacht zouden ze hun plaats in de eerste lijn aan het front innemen, en wie dàn nog zijn lesje niet had geleerd was onherroepelijk een vogel voor de kat.

"Want", zei hij zonder veel franje: "de Russen die wij nù op ons dak gaan krijgen kennen hùn lesje des te beter! Ze hebben normaal al maanden frontervaring en zijn drie-vier keer sterker als wij. Zij hebben kanonnen en munitie zàt: dat zult ge rap gewaar worden, lijk die mannen dat in 't wilde weg over heel het front uitkappen! Zonder zich daarbij iets aan te trekken of ze iets treffen of niet. En wees gerust: ze treffen niet veel! Terwijl wij doelgericht gaan schieten, schot per schot en allemaal in de roos, goed verstaan!? Want wij moéten en zùllen ze tegenhouden en wel voor twee redenen: wij verdedigen onze eigen bodem, onze eigen heemsteden, ons eigen volk. Wij hebben daar àlles voor over. Alles! En ten tweede: zij vechten in den vreemde en worden er niet beter van als ze nu dat dorp veroveren of niét. Het énige wat voor hen telt is die laatste maanden van de oorlog zonder vodden dóór te komen. Ze zullen géén risico's nemen: ge gaat dat zien. Zodra ze écht onder ons vuur komen te liggen, stuiven ze uiteen lijk bange hazen! "

Vooral de chauffeurs had hij de laatste dagen tot in den treure ingeprent dat het van hén afhing of het kanon en de bemanning de slag overleefden of niet. Leon had al uit de verhalen van Joseph begrepen dat de '2cm Fla op rupswagen' ontworpen was als aanvalswapen, zéér beweeglijk en vuurkrachtig, bedoeld op de vijand met een paar snelle charges uiteen te slaan en bij de moordende achtervolging al de wegvluchtende groepjes te vernietigen. 

"Lijk de Zwarte Ridder in de beroemde slag der gulden sporen! " spotte 'Ochaf' (verkort van Oberscharführer) Penjaert: "Van bij ons begin in Rusland - dik drie jaar geleden - was deze onverschrokken edelman ons lichtend voorbeeld... Maar tot mijn spijt moet ik bekennen dat ondertussen de krijgskansen gekeerd zijn en we nu in de verdediging gedwongen werden. En van een chargerende Zwarte Ridder zijn we gedegradeerd tot de rol van een sluipmoordenaar, die vanachter een hoek met één schot plots zijn slachtoffer neerknalt en rap weer wegduikt. Da's minder spectaculair, maar 't spaart aan onze kant wel heel wat levens en munitie !"

 Want door de munitieschaarste was het snel toeslaan en weer wegduiken tussen vooraf gekozen stellingen hun énige kans op overleven, en of dat zou lukken hing énkel af van een soepel draaiende motor en een koelbloedige chauffeur. Ze waren dus verwittigd...

 

Bij valavond, in volle sneeuwstorm, verlieten ze het stadje Stargard om tegen middernacht, twintig kilometer meer naar het oosten, in stelling te gaan rond het gehucht Zadelow. Onderweg kreeg Leon weinig gelegenheid om de rest van de kanonbemanning te leren kennen, want hij had al zijn aandacht nodig om zijn pantservoertuig, tussen de sneeuwvlagen door en dicht aangesloten tegen zijn voorganger, aan tien per uur min of meer op de baan te houden. Zijn enige richtpunt was de rode plaatverlichting onder de laadbak van de munitiecamion vóór hem. Alle koplampen in de colonne waren afgedimd, ook die van de tegenliggers, zodat het steeds even schrikken was als plots zo'n gevaarte uit het duister op je af leek te stormen. Het waren meestal zware zestonners die zogenaamd leeg terugkwamen van de nachtelijke frontbevoorrading, maar dikwijls een lift gaven naar het veilige hinterland aan kleine groepjes vluchtelingen-van-het-laatste-uur. Ook af en toe een ambulance...enfin, nogal véél ambulances vond Leon...Bezijden de weg doken ook regelmatig schimmige kampementen op van een paar bijeen schuilende huifkarren: boerentreks die énkel overdag hun vlucht naar het westen mochten voortzetten en bij valavond door het frontverkeer meedogenloos van de baan werden gereden.

In het centrum van Zadelov brandde de kerktoren als een toorts boven het geruïneerde dorpsplein waar Leon al aardig wat voetvolk van de 'Langemarck' zag lopen. Maar iets buiten deze lichtkring leek de nacht nog zwarter. Het front moest nu wel vlakbij zijn, afgaand op een eenzaam MG-salvo of een sissende wazige lichtkogel die af en toe de beangstigende stilte verscheurde. Maar met kanonnen of mortieren werd er godzijdank nog niet geschoten. Een paar uur lang zochten ze zenuwachtig - eerst voor héél de colonne Fla-2cm pantserwagens, maar uiteindelijk elk voor zijn eigen voertuig - in het donker een geschikte stelling aan de rand van het dorp. Maar aangezien ze geen flauw benul hadden wààr de Rus ergens kon zitten of uit welke richting hij zou kunnen aanvallen, vond Leon dat voortdurend maneuvreren met zijn pantserwagen in het pikkedonker van links naar rechts - 'Stellungwechsel' heette dat in het Duits - vlakaf zinloos.

Gelukkig brak er tegen de morgen brand uit op een hoeve vlakbij: waarschijnlijk aangestoken door de boer zélf, die tot het laatste ogenblik gehoopt had dat de Rus nooit zover zou doorstoten. Ochaf Penjaert stuurde er de Fla-2cm van Leon op af, samen met een kleine verkenningspatrouille om in het hof een vooruitgeschoven observatiepost in te richten. Het eerste wat ze er 'observeerden' was de goedgevulde proviandkast en een druk bevolkt hoenderhok waar heel de groep zich nog dagenlang aan zou volvreten.

Tot nu toe had Leon zich, samen met zijn naaste kameraden, willoos laten meedrijven, dàn naar hier, dàn naar daar, al naar gelang mannen met sterren en strepen of énkel met een grote bek hen een nieuwe verplaatsing opdrongen. Het leek wel of het steeds naderend trommelvuur van de Rus zijn denkvermogen had uitgeschakeld en hem in de beangstigende chaos van het komende gevecht als een kieken zonder kop zou verzwelgen.

Maar op de vooruitgeschoven observatiepost van het half afgebrande boerenhof trok langzaam de mist rond zijn hoofd op en daalde een vreemde rust over hem neer. In de velden rondom wees zijn stukoverste de schutter met luide stem op verschillende afstanden vaste merkpunten aan die een passende naam kregen, zoals 'vier dennen op 650 meter' of 'schuur op 1100 meter'. Dit gaf hem eindelijk, mede door de twee wegels die in de verte het besneeuwde landschap doorkruisten, een veiliger houvast in deze wattige wereld rondom. Langzaam kreeg hij ook wat meer inzicht over de plaats van zijn onbenullig persoontje tussen de stellingen van zijn buren in de nauwelijks zichtbare frontlijn van de machtige SS Sturmgrenadier Division 'Langemarck'. Een hele geruststelling: hij voelde zich op hun observatiepost al wat minder van god verlaten...

Op zijn eigen 2cm Fla pantserwagen zaten ze met vier man:  hijzelf als chauffeur, de stukoverste Ucha (Unterscharführer of sergeant) Pirijns en nog twee schachten. Pirijns was een rosse Gentenaar die - zoals broer Joseph - de vlucht uit de Oekraïne had overleefd en dus al voor hetere vuren had gestaan. De schutter heette Omer Van Temsche, een kalme Aalstenaar van tegen de dertig, ancien van de Vlaamse Wacht en oud-artilleur van het Belgisch leger. Op eerste zicht iemand die wel zijn mannetje zou staan. Probleem was de lader, Anseeuw, een bleek ventje van zeventien uit het Antwerpse die met zijn gekwebbel blijkbaar de angst voor de toekomst wilde verdrijven en daarmee iedereen aardig op de zenuwen werkte...Veel tijd had dit viermanschap nog niet gehad om op elkaar ingespeeld te geraken, maar Leon kon er enkel het beste van hopen.

Ook op hun plaats in de militaire piramide van de Div. 'Langemarck' kreeg hij nu al een wat klaardere kijk. Buiten henzelf ,waren er in het Eerste Peloton van Oschaf Penjaert nóg drie àndere 2cm-bemanningen en een drietonner voor de munitietransport: samen een dertig man, maar daar kende Leon nog niemand van. Evenmin als van het Tweede of het Derde peloton "2cm", die een heel eind verderop lagen. Wél wist hij dat deze twaalf 2cm-kanonnen-op-rups samen met nog wat steungroepen voor eten, munitie en medische verzorging de 'Kompanie Dillinger' vormden, zo genoemd naar hun wat afstandelijke commandant, Untersturmführer Dillinger. Overigens een brave bekwame officier, naar het scheen, wat niet gezegd kon worden van zijn Sergeant-majoor Lange, die niet de minste moeite deed om zijn reputatie van pestkop ook maar een béétje af te zwakken...En zich schijnbaar niéts herinnerde van dat valse "Fliegeralarm" dat Leon vier maanden geleden een gebroken enkel had opgeleverd...

Het had éven geduurd voor Leon door had dat hij niet naar de pijpen van iédere overste hoefde te dansen, en voor veel vreemde inmengingen gewoon onder de paraplu van zijn bazen Pirijns of Penjaert kon schuilen. Door al die vreemde windhanen met hun wispelturige bemoeizucht naar zijn eigen oversten te verwijzen kon hij op den duur ook veel stress afschudden. Wat zijn soldatenleven al stukken draaglijker maakte.

 

Heel de verdere dag was het op hun observatiepost tamelijk rustig gebleven. Tijdens de grijze dageraad had het er nochtans spannend uitgezien. De zwaar gehavende troepen van de Wehrmacht uit de eerste lijn, die nog een paar kilometer vóór de 'Langemarck' uit een brandend dorp hadden gehouden, werden door een afgrijselijk Russisch trommelvuur uit hun laatste stellingen verdreven. In talloze groepjes van vier-vijf man kwamen ze, volledig verwilderd en velen gewond, over de besneeuwde velden naar de nieuwe frontlijn van de SS-divisies toe gestrompeld. Omdat die mannen wegens de z.g. 'tranché-ziekte' - half waanzinnig van stress - als soldaat toch geen cent meer waard waren, werden ze door de 'Langemarck' gewoon opgevangen en zo vlug mogelijk naar achter gestuurd, kwestie van het eigen moreel niet te besmetten.

Iedereen op Leons observatiepost zat nu wel in hoogste alarm en versteven van de schrik op de stormloop van de Rus te wachten en op de verpletterende granaatregen die daaraan zou vooraf gaan...Maar buiten een paar verspreide inslagen langs heel de sector van de 'Kompanie Dillinger' viel er geen enkele Rooie te bespeuren. Wel werd er in de verte zwaar gebatterd, op misschien een tien-vijftien kilometer meer naar het oosten, een ferm stuk àchter de einder. Maar hiér: niks...De héle dag niks...

Tegen de avond kwam Ochaf Penjaert even kijken hoe ze het stelden en bracht meteen ook de oplossing voor het enigma van deze plotse frontstilte hiér en het kabaal dààr in de verte. De Rus had blijkbaar zijn offensief negentig graden gezwenkt naar rechts en trachtte nu door te stoten naar het noorden, richting de kust van de Baltische zee, in plaats van de "Langemarck-en-C°" verder naar het westen over de Oder te drijven. Voorlopig zaten ze hier dus veilig en konden qua waakzaamheid terugvallen op 50 % rust. Uit dank voor dit goede nieuws gaf Uschaf Pirijns zijn baas een grote weckpot opgelegde varkenskoteletten mee uit hun geheime rijke schatkamer.

Als tegengebaar stuurde Penjaert hen een loper met een bak fluitjesbier en toen kon het feest beginnen. Schutter Omer Van Temsche had niet veel moeite om de stoof in de keuken van het boerenhof aan de praat te krijgen en ontpopte zich als een prima chef-kok met twee andere potten koteletten en nog wat opgelegde pruimen. Pirijns had nadien wel wat moeite om zijn volgevreten bemanning terug in het gareel en op de wachtrol van hun observatiepost te krijgen, want voor vannacht verwachtte hij op z'n minst een sterke verkenningspatrouille van de nieuwe overburen.

Maar alles bleef rustig. Buiten af en toe wat sissende lichtkogels en in de verte soms een M.G.-salvo ,kon Leon, op zijn twee kalme wachtbeurten van tien tot elf en van twee tot drie, niet klagen van zijn eerste nacht aan het front. Temeer dat hij tussendoor kon slapen als een roos op één van de drie matrassen die de kleine Anseeuw naar het kleine schuurtje had gesleept, vlak naast de stelling van hun '2cm'rupswagen.

Het soldatenleven was al bij al zo slecht nog niet...

 

Die indruk werd nog versterkt toen Van Temsche hen de volgende middag op gebraden kip trakteerde. Hij was de hele morgen zoet geweest met het pluimen van de slachtoffers en zijn 'Tarnjacke' of camouflagevest kleefde van boven tot onder vol witte dons.

"Gij kunt ginder bij de vier dennen al rechtop in 't veld gaan staan als vooruitgeschoven verkenner! " gekte Oschaf Pirijns: " De Rus gaat u zekers voor een sneeuwvent pakken! "

Maar de Rus 'pakte' juist niks. Hij scheen alle interesse voor de 'Langemarck' verloren te hebben, maar zich zoals gisteren volledig en met veel gedruis ver achter de einder toe te leggen op zijn doorbraak naar de Oostzee. Heimelijk hoopte Leon dat het de Rus daar op de lange duur ook zou lukken, zodat hijzelf op deze herenhoeve verder zijn vredig dikke-luizen-leventje mocht slijten...

Want dat hadden ze al flink voor mekaar. Uschaf Pirijns speelde de kleine Napoleon, nu Ochaf Penjaert hem door een veldtelefoonlijn met zijn eigen gevechtsstand had verbonden. Ieder uur belde hij correct zijn melding dat er niets te melden viel en vulde de tussentijd met het nauwkeurig afspeuren door de verrekijker van de mistige einder. Van Temsche kwam nog maar zelden uit de keuken en had de kleine Anseeuw met goed gevolg tot hulpkok bevorderd. Leon had niets anders te doen dan ieder uur de motor van zijn rupswagen even te starten en de rest van de onbeschadigde bijgebouwen grondig te doorzoeken. Of naar de voortrollende donder in de verte te luisteren en - staande naast Pirijns - commentaar te geven op het mistige landschap vóór de vermoedelijke vijandelijke linies. Erg spannend kon hij dat allemaal niet vinden, om niet te zeggen dat hij zich bijna dood verveelde...

Tot het bij hem doordrong dat Pirijns er een soort velddagboek op nahield waarin deze alle gebeurtenissen (of het ontbreken daaraan) nauwkeurig bijhield. Plots dacht hij aan het schijfboek met ruitjespapier en de vier anilinepotloden die Françoise De Bens hem bij het afscheid cado had gedaan...Zou hij dat ook niet kunnen, zo'n dagboek houden? Waarom ook niét?...Want als hij later een brief wilde schrijven kon hij toch makkelijker uit deze nota's putten dan zich blauw te moeten peinzen om een blad gevuld te krijgen. Okee, morgen eerste werk!

Maar dat plannetje viel in 't water. Want even na middernacht kregen ze bevel zich klaar te maken om binnen het uur op te rukken. Op te rukken??!...Naar vóór dus?...Naar de Russen toe? De schrik sloeg om z'n hart. Maar veel tijd om te 'raisonieren' kreeg hij niet, want àchter hun stelling groeide reeds het golvend gebrom van minstens een honderdtal motoren.

" Tigerpantser! " zei Pirijns kort, en die had er al héél veel ondervinding mee: " De Skandinaafse SS-Pantser-division 'Nordland' zal van achter ons front als een pijl door onze lijnen naar de Russen stormen, en wij van de Langemarck moeten in hun zog mee om de flanken van de diepe doorbraak te beveiligen. Eerste doel voor vandaag is - op een twintig kilometer naar het zuid-oosten - de stad Arnswalde en omliggende te heroveren, en de burgerbevolking die daar nog zit opgesloten te bevrijden uit de klauwen van dat Rood Gespuis! " Dat Rood Gespuis zei hij nadrukkelijk met hoofdletters!

" En nadien, morgen en overmorgen?" vroeg de jonge Anseeuw gretig: "Op naar Moskou?!"

Maar Pirijns snauwde hem bestraffend toe: " Zwijgt, vent! Een soldaat op ons niveau mag nooit meer dan één uur vooruit denken! Méér brengt ongeluk! ...Maar laadt toch maar rap nog een dozijn weckpotten in! " zei hij vergoelijkend: "En terwijl ge bezig zijt wringt al gauw een paar kiekens de nek om! Weinig kans dat we de eerste week nog ne keer zo met ons gat in de boter gaan vallen..."

 

En inderdaad, in een paar uur tijd donderden ze die nacht van de hemel in de hel. De doorbraak zélf verliep weliswaar vlotjes: door het schrappen van het voorspel - onder de vorm van het gebruikelijke urenlange trommelvuur - verraste het SS-offensief de Russische grondtroepen totaal. Waarschijnlijk hadden de Sovjetstrategen door hun offensief richting kust slechts een zwakke flankbescherming in de streek van Arnswalde achtergelaten. De twee SS-divisies Nordland en Langemarck konden dan ook zonder veel moeite deze derderangstroepen oprollen en doorstoten tot de stad zélf, die op 16 februari effectief bevrijd werd. Onder de beschermende klok van een oorverdovend Duitse artilleriebarrage vluchtte de geteisterde bevolking als gek naar het bevriende achterland. Hun eerste kennismaking met het Rode Leger had ruimschoots volstaan om van deze miraculeuze bevrijding te profiteren en hals over kop de benen te nemen. Want ook al werd dit SS-offensief door de Duitse propaganda met veel bazuingeschal de hemel in geprezen, toch was eenieder er heimelijk van overtuigd dat het mooie sprookje niet lang zou duren.

En inderdaad, nog de eerste nacht begonnen de Sovjets zich te herpakken met een reeks, weliswaar zwakke, grondaanvallen in de flanken van de SS-doorbraak. Flanken, zoals gezegd, die beveiligd moesten worden door de Langemarck...

Maar dat wil zeggen dat élke stelling, élk huis en élk dorp op deze flank ook eerst door de Vlamingen op de Rus moesten worden veroverd. En dan is 'beveiligd' een té mooi woord voor de bloedige slachtpartij en de orgie van geweld waarin Leon toen werd meegesleurd. Achtenveertig uren aan één stuk met zijn rups kris-kras door de besneeuwde velden, tussen zwarte opspuitende slijkfonteinen van inslaande katjousja-raketten, het helse kabaal ,telkens Van Temsche met zijn snelvuurkanon een doel bestookte of zijzelf getroffen werden door een M.G.salvo op hun stalen doodskist. Maar ook zónder de oorverdovende keet van het gevecht was hun pantserauto een verschrikkelijk lawaaierige bak waarin je altijd moest schreeuwen of op elkaars helm kloppen om gehoord te worden. Leon verloor er elk besef van tijd bij: rijden, schieten, eten en slapen, het werd allemaal één soep. Ook elk benul van richting en ruimte ging hopeloos verloren. Vanaf het vertrek uit hun observatiepost zag Leon van op zijn chauffeursstoel door de spleet in de pantserklep bij daglicht vóór zich enkel een smalle streep van de buitenwereld, en 's nachts helemaal niets! Dan volgde hij blindelings en met wisselend succes de geblafte aanwijzingen van Pirijns en zijn corrigerende vloeken als het mis liep. En bij hun nachtelijk vertrek uit Zadelow liep het, zacht uitgedrukt, nogal dikwijls mis...

Maar al bij al, gedurende twee dagen rukte Langemarck vooruit. Leon herinnerde zich nadien vaag de namen van de uitgebrande dorpen waar zij slag leverden: Schwanebeck en Güntersberg, maar vooral Reichenbach, waar zij de eerste nacht, die van 16 februari, in een stevige hoeve even mochten uitblazen.De schuur stond in lichtelaaie waardoor alle verdachte bewegingen in de omliggende landerijen goed in 't oog konden gehouden worden. Maar de Rus was ook niet gek en hield zich koest.

Op het fornuis in die keuken stonden nog twee soldatengamellen te pruttelen van de vorige squatter die overhaast de benen had moeten nemen. Die Russische kost rook eerder vreemd en Van Temsche zwierde voor alle zekerheid heel het zooitje buiten op de mesthoop:  zij waren béter gewend! Met de opgelegde varkenskoteletten van onze vorige gastheer stoofde hij in een wip en een knip een persoonlijk goulashrecept klaar waar veel volk verlekkerd naar kwam kijken! Althans toch een koppel sturmgrenadieren die in een bijgebouw kwartier hadden gemaakt en uit pure compassie van de chefkok de overschot kregen en de ketel mochten uitlikken.

Na het eten trok kok Van Temsche op rooftocht door het gebouw om zijn voorraad aan te vullen. Verloren moeite, want wat de Russen niet opgekregen hadden, was ondertussen proper 'opgekuist' geworden door het peloton sturmgrenadieren van de Langemarck, die voor de nacht ook op de hoeve was komen schuilen. Na een kwartier kwam hij al terug naar de keuken, helemaal bleek weggetrokken. In de kelder was hij op een oude bompa met zijn kleinzoon gevallen, beiden door de borst geschoten, dood. In de ruimte daarachter lagen de bebloede lijken van twee verkrachte vrouwen waar duidelijk een hele sectie Russen over was 'gepasseerd'...

Een paar van de waarschijnlijke daders vonden ze de volgende morgen toen ze opbraken om de aanval te hervatten. Naast een keet in de kale boomgaard stond een stukgeschoten 'Rats-boem', een Russisch anti-tankkanon dat ze zo noemden wegens de typische vuurklank. In de sneeuw er naast lagen de bevroren lijken van twee bemanningsleden en het bebloede been van een derde. Er was dus nog gerechtigheid...Of toch reen beetje...

 

Vandaag werden ze verondersteld het dorp Petznick te veroveren, waarvan ze in de verte de windmolen zagen branden, en het een paar dagen te houden. Ze rukten in de vroege morgen ordelijk op volgens het boekje, netjes in lijn met twee compagnies sturmgrenadieren en gesteund door wat mortieren en anti-tankkanonnen. Maar van bij het begin lagen ze volop in de artilleriebarrage van de Russen en dan was het gedaan met lachen. Het hels gehuil en de massale inslagen van de katjoesja-raketten ontnam de grenadiers elke moed, en iedereen trachtte door zo diep mogelijk tussen de kleikluiten te kruipen zijn eigen hachje te redden. Slechts met de meeste moeite kon het kader die gasten af en toe nog tot een sprong van twintig meter bewegen, maar dan was het weer voor lang gedaan. Vooral als hier en daar een onderofficier uitviel, gekwetst of érger, geraakte zo'n aanvalssectie nog moeilijk in beweging. Voor zover Leon in zijn rammelende doodskist de slachting buiten kon volgen zag het er nog érger uit dan bij zijn eigen vuurdoop, gisteren. Maar dàt leek al een eeuwigheid geleden...

Pas tegen de middag bereikten ze met veel verliezen de eerste huizen van Petznick, en tegen de avond geraakten ze tot op het dorpsplein. Toen was het liedje uit. De munitie was op en het voetvolk uitgeput. Iedereen richtte zich in voor de nacht op de plaats waar hij toevallig lag, goed wetend dat de Rus ieder ogenblik een tegenaanval kon lanceren...Maar die bleef uit.

Tegen middernacht stuurde Pirijns de kleine Anseeuw naar achter om de camion met de 2cm-munitie aan te porren opnieuw hun voorraad te komen aanvullen. Ze hebben de jongen nooit meer teruggezien.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
08-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
07-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 294
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C19: DODEN HERRIJZEN...SOMS.

 

          Begin februari 1945.

 Na het avondeten herlas Leon voor de derde maal de brief van Phil met het relaas over de dagenlange opsluiting van Joseph in de kelder van het ingestorte flatgebouwtje.

" Ik dacht serieus dat ik hem kwijt was." schreef ze: " Maar doden herrijzen soms ,en nu hij er levend is uitgeraakt, spreken ze van zijn tweede been af te zetten wegens mogelijk koudvuur. Wat we dàn moeten gaan doen, weet ik ook niet meer..." Volgde dan een opsomming van alle grote en kleine rampen die uit deze amputatie zouden kunnen voortspruiten: zo te zien inderdaad niet erg bemoedigend. Leon begreep er in elk geval uit dat Phil moreel compleet aan de grond zat. Maar wat kon híj daar in godsnaam aan verhelpen! Binnen de week konden de Russen hemzelf misschien aan flarden schieten: was dàt dan soms een vooruitzicht om te gaan jodelen?!

Maar wat hem nog het meest intrigeerde waren die persoonlijke hints zoals 'gij zult mij wel begrijpen' en 'als gij hier geweest waart zouden we deze moeilijkheden vlug overwonnen hebben, terwijl ik nu, als vrouw alleen...' Het klonk een beetje als dat gefleem van de hulpeloze Hélène, destijds in het vluchtelingenkamp 'Adlershorst', met haar opvoering van het sprookje 'Het Kleine Meisje en de Sterke Beer'...Hij was er toén ingelopen als een naïeve koorknaap en buiten gekomen met een ferme druiper! Geen tweede keer hé vadertje! Hij had de laatste maanden wél één en ànder bijgeleerd op gebied van vrouwenstreken!

En als klap op de vuurpijl schreef ze in de laatste paragraaf: " Als ge mij persoonlijk wilt antwoorden, met de zekerheid dat Joseph uw brief niet zal lezen, adresseer hem dan per Feldpost aan mijn vriendinne 'Fraulein Françoise De Bens, Flämische Kulturstelle im SS Hauptamt, Fehrbelliner Platz, Berlin. En onderteken hem dan enkel met XXX, zonder naam. En zet als afzender op de envelop ook enkel XXX. Dan weet Françoise dat het voor mij is..."

Als dàt geen invitatie was, zeg! Of misschien weer één van die valse vrouwenspelletjes om hem op te draaien...En daarbij goed wetend dat hij vast gekluisterd zat aan de divisie Langemarck in de gevechtszone en op haar verlokkingen nooit zou kunnen ingaan...Wat heeft ze er dan verdomme aan, om hem - van uit de verte - op te hitsen met haar hete intieme praatjes en dubbelzinnigheden?

"Petré!?"

Hij schrok brutaal wakker uit zijn voze fantasie. Vóór hem stond een onderofficier, een vreemde die hij nog nooit tegen het lijf was gelopen. Leon sprong recht uit het stro en klapte in de houding: " SS-Schütze Petré Leon, jawel Oberscharführer! "

"Oberschütze Petré is juister, hé man! Ik heb gezien dat ge vanavond bevorderd werd, proficiat! En dat ge geslaagd zijt in de opleiding voor 2Fla-chauffeur: mijn innige deelneming! Hij lachte wat vals: " Gij zijt toch familie van Scharführer Joseph Petré, hé?"

"OBERscharführer Joseph Petré, als het toegelaten is, Oberscharführer :  Joseph is mijn broer."

"Ach zo! Dus óók Oberscharführer, dan is het hem uiteindelijk tóch gelukt! " Hij lachte nog steeds met een erg scheve mond en Leon merkte nu pas het grote litteken op de rechterwang van zijn overste.

"Gij schijnt mij niet te kennen hé Leon, en misschien is dat wel beter! Maar aangezien ge dienst gaat doen in mijn eenheid is het toch goed van kennis te maken: ik ben Oberscharführer Penjaert, twee jaar lang vriend en collega van Jos, uw broer. Hij noemde mij Penny en we hebben samen godverdomme de smerigste tijd van ons leven doorgemaakt,  eerst nog aan de Wolchow en de Neva bij Leningrad en later in de Oekraïne. Heeft Jos er nooit iets over verteld?"

"Toch wel, Oberscharführer! Dat gij, samen met John Aspeslachs van Oostende, hem aan de Dnjestr al zwemmend uit de klauwen van de Roden  hebt gered en dat hij zijn leven aan u te danken heeft..."

"Zozo, ja...Dat zwemmen herinner ik mij niet zo goed : ik dacht eerder aan een half-lekke roeiboot...Maar het heeft er toen voor ons toch met zijn pootjes uitgehangen, da's waar...We hebben hem nadien in feite in dat lazaret van de Roemenen moeten achterlaten...En heeft hij nog last van die open wonde aan zijn hiel?"

" Neen, helemaal niet meer, Oberscharführer! Ze hebben héél zijn poot er afgezaagd, in twee keer, tot een stuk boven zijn knie."

"Ja, dat weet ik wel. Ik heb hem met collega Aspeslaghs na zijn operatie nog rap kunnen bezoeken in Praag, maar erg florisant zag hij er toen niet uit !"

"Och, zijn ontbrekende hiel doet enkel nog wat zeer als 't weer verandert. Maar dat is dus flauwekul, lijk ze zeggen: een ingebeelde ziekte. Nu is hij chef-de-bureau op de Flämische Kulturstelle van de SS in Berlijn: een grote meneer, hé! Maar ik heb juist nieuws gekregen dat hij bijna verzopen is in de kelder van een platgebombardeerd huis. Na vier dagen toch nog op het nippertje gered uit het stijgende water. En ze spraken van zijn tweede poot er ook af te zagen, maar ze hebben zich op tijd bedacht...Ik weet nog niet of dat goed of slecht nieuws is..."

Penjaert bezag Leon maar met een scheef oog terwijl die snotaap zo sarcastisch over zijn oude trouwe wapenbroeder sprak. Stel je voor: de kameraad waarmee hij twee jaar lang de ergste rampen had overleefd. Wat dacht die pretentieuze melkmuil wel! Maar naar buiten uit liet hij niets van zijn ergernis merken en ronde daarom vlug af: "Ge ziet het hé:  onkruid vergaat niet! Bon, Oberschütze Petré, we zullen elkaar nóg spreken, en morgen op de schietoefening met de 2 cm Fla wel beter leren kennen! En ge zult rap genoeg begrijpen waarom ik over 'innige deelneming' sprak! Maar één dezer dagen gaan we toch eens serieus klappen over wat er allemaal met Jos gebeurd is, het laatste jaar. En indien ge hem toevallig zoudt schrijven, vergeet dan niet hem de groeten van mij te doen! Zegt maar dat het in Estland en Letland minstens zo plezant was als in Jampol: hij zal het wel verstaan. En dat de John aan de Narva daar al sinds de eerste dag naar de sterren ligt te kijken...Ikzelf heb er drie keer in een omsingeling gezeten, eerst in augustus bij Tallinn, nadien in oktober rond Riga en nu overlaatst een derde keer in Memel...Maar zoals ge ziet: altijd heelhuids wég geraakt! De rappe mannen van de administratie hebben mij wél al tweemaal als 'vermist' opgegeven, en mijn lief in Oostende weet niet beter of ze hebben ondertussen mijn bougie uitgeblazen. Die gaat nogal een kop trekken als ik na de oorlog uit de doden ga verrijzen! En Jos waarschijnlijk ook, want die denkt vaneigens dat ik ergens aan de Narva naast de John naar boven lig te pieren! Enfin, een paar maanden vroeger of later: eraan gaan we tóch! Daarmee kunt ge u niet rap genoeg verzoenen! Bon, al wat ik ondertussen vraag is dat ge morgen een voorbeeld zijt voor de àndere schachten ! En spoel dat slijk van uw botten! "

"Jawel ,Oberscharführer !"

De oberscharführer knikte even en liep verder zonder boe of ba de schuur uit.

Vreemd, dacht Leon, dat een oude vriend van de familie - en dat wàs die Penny tenslotte toch - zo onhartelijk kon doen, zo bot kortaf. Akkoord, een SS-onderofficier moet niet familiair omgaan met een nieuwe rekruut...Maar voor zover hij uit de frontverhalen van Joseph iets over die man had opgevangen, was die toch alles behalve een ijzervreter of een dienstklopper geweest, om niet te zeggen: eerder het tegendeel...Altijd veel tuchtproblemen gehad met zijn bazen en daarom ook nooit officier geworden...Hoe dan ook, zijn wilde haren scheen hij nu wel kwijt, zo te zien! Waarschijnlijk waren de harde wanhopige gevechten van de laatste maanden langs de Baltische kust niet in de koude kleren blijven steken...En als dan ook die John Aspeslaghs, zijn beste vriend vanaf zijn inlijving in het Vlaams Legioen, er moet sneuvelen in-wie-weet-welke-omstandigheden...Een mens zou voor minder zijn gevoel voor humor verliezen...

 

In Berlijn was het ondertussen ook niet om te lachen. De Amerikaanse luchtmacht had zonder veel omhaal een tandje bij gestoken en kwam nu iedere dag met wel duizend Vliegende Forten de Rijkshoofdstad trakteren. Joseph had het goed bijgehouden. Op klaarlichte dag van 3 februari wierpen ze de buurt van 'Bahnhof Bayerischer Platz' in puin: volgens de cijfers uit de S.D.-kelder van het SS-Hauptamt waren er tegen de 100 doden...De nacht van 4 op 5 kreeg 'Mitte' gedurende twee uur naar schatting 2.500 ton bommen te slikken met 170 doden als gevolg. De zesde in de vroege morgen was het wéér van dàt: Charlottenburg plat, maar dààr waren ze nog aan het opruimen en wist de S.D. nog geen cijfers...En tussen die zware bombardementen in kwam de R.A.F. 's nachts met brandbommen de gaatjes vullen, kwestie van met kleurig vuurwerk de boel wat op te vrolijken...

Er vielen natuurlijk al eens een rits bommen nààst de beoogde doelgebieden - om niet te zeggen : nogal dikwijls ! -  en onder het personeel van de Kulturstelle moest er steeds meer personeel af en toe een paar dagen thuis blijven om de brokken te lijmen, de vensters dicht te spijkeren of het dak te herstellen. Als ze al aan het nodige gerief konden geraken, natuurlijk, want voor een plaat geperst karton werd letterlijk gevochten. Niét zo zeer met de vuisten - want Duitsers zijn een beschaafd en vooral een 'godvrezend' volk - maar wél met hoge partij-lidkaarten en zwaar bestempelde toelatingen of 'Scheine' allerhande voor stukken golfplaat en een dozijn nagels...En als er een collega van de vele burelen in de Kulturstelle in het lazaret belandde, werd er onder het personeel altijd een omhaling voor het slachtoffer gehouden, althans in het begin...Gaandeweg sloeg echter de routine toe en kwam er wél wat sleet op deze mooie gewoonte...

Op 8 februari, de eerste dag dat Joseph zijn dienst weer opnam, ontbrak Françoise De Bens op het appèl. Kort vóór de middag belde ze naar het bureel dat haar vader gisteren gewond werd door het bombardement van de Amerikanen op Marienfelde. De installaties van zijn fabriek - de 'A.G. Frits Werner Electro' - waren slechts licht getroffen, maar van de keukens bleef niet veel meer over. Pa had in de voorraadkelder, waar de koks tijdens een luchtalarm altijd schuilden, een zwaar schab op het hoofd gekregen en een lichte hersenschudding opgelopen. Al bij al niet zo erg, gezien er van zijn ploeg twee gedood werden en vijf gewond. Langer dan een week zou hij zeker niet in het lazaret moeten (mogen) blijven, maar ondertussen...

Joseph gaf "z'n mokkel" meteen drie dagen spoedverlof en beloofde nog diezelfde avond met Phil langs te komen...

 

Door de hysterie van Ma De Bens en de stroom van verwijten waarmee ze alle oorlogvoerende partijen rijkelijk overspoelde, kon Joseph zijn beleefdheidsbezoek aan de Albrechtstrasse moeilijk een dijenkletser noemen. Maar het zou wél zijn verdere leven tekenen.

Want hij kwam er te weten dat één van de doden in de keuken een weesjongen was van Oostende, een zekere Jean-Marie Peeters, 22 jaar. Eerst begreep Joseph zélf niet waarom die naam zo in zijn gedachten bleef hangen, maar eenmaal terug thuis in bed viel zijn frank! Immers, die gast had exact dezelfde leeftijd als Joseph, dezelfde initialen J.P...Hij kwam van Oostende, waar - jawel! - de burelen van de Bevolking samen met de dito registers in mei '40 volledig waren uitgebrand en waardoor het speuren naar de antecedenten van de inwoners allesbehalve vlotjes zou verlopen...En als weesjongen kon je niet verwachten dat er veel familieleden zich iets van zijn leven of dood zouden willen aantrekken of op het stadhuis navraag zouden doen...

Verdomme, dacht Joseph, als ik tóch een nieuwe identiteit zoek, waarom zou ik in het vervolg niet als de miraculeus herrezen, uit de dood wederopgestane Jean-Marie Peeters door het leven gaan? Weinig kans dat de Belgische justitie zich erg gaat interesseren voor de kerfstok van een keukenmaatje, een onnozele brave sul die waarschijnlijk zelfs door de bezetter verplicht tewerkgesteld werd in het verre vijandige Duitsland! En als klap op de vuurpijl daar bij een geallieerd bombardement - zogenaamd - zijn been is kwijtgespeeld! ...Het scenario leek wel té mooi om waar te zijn...In elk geval: indien hij er in zou slagen de id-papieren van die vent te bemachtigen, dan kon de gevreesde Reichsminister Kaltenbrunner met zijn 'ODESSA' de pot op!

 

De volgende morgen haalde hij eerst bij zijn collega op de dienst 'Personeel' een opdrachtbevel tot identificatie van burgerslachtoffers. En hij daarmee met de U-Bahn linea recta naar het directiegebouw van de 'Fritz Werner Elektro A.G.'.    

Marienfelde ligt in de aanvliegroute van Flugplatz Tempelhof en dat was - toen hij het gore station van de ondergrondse verliet - goed te merken aan de uitgebrande gevels en vergruisde huizen rondom...De bus 314 reed al een paar dagen niet meer, zei een oude vrouw grimmig, en dus zat er niets anders op dan er een wandeling van te maken.

Dat zijn conditie na zijn verzopen-kelder-avontuur nog veel te wensen overliet, merkte hij, afgezien van de pijn in zijn benen, vooral aan de vreesachtige bezorgdheid waarmee de receptioniste hem bij 'Fritz Werner' opving. Zij was blijkbaar bang dat die kreupele lijkbleke SS-er in hààr bureel de pijp uit zou gaan, want ze zette hem onmiddellijk in een leren zetel en bood hem een zwarte ersatzkoffie aan...

De rest liep vanzelf. Zohaast hij tegen de bijgeroepen chef had uitgelegd dat hij een 'Fremdarbeiter' wenste te ondervragen wegens het vermoeden van valse identiteitsdracht, gingen de poppen aan het dansen. Chef kon hem op zijn woord van 'Parteigenosse' verzekeren dat de directie nooit iets van deze vervalsing heeft vermoed. Die misdadigers gaan tegenwoordig zó geraffineerd te werk, nietwaar,  dat men al zéér deskundig onderlegd moet zijn om hen te kunnen ontmaskeren. Maar hij zou er als Chef persoonlijk op toezien dat de misdadiger onmiddellijk aan de autoriteiten werd uitgeleverd. Over wie ging het weer? Een hulpkok? Peeters, Jean-Marie, Belg, geboren te Oostende?

"Oostende? "Da war ich im vorigen Krieg, bei das KriegsMarine SchwerGeschütz Korps! Ach, jasicher Oberscharführer! Damals gab's auch noch richtig gute Deutsche Soldaten! "

Joseph vreesde compleet bedolven te worden onder een geestdriftige stortvloed van krijgshaftige jeugdherinneringen, maar hij wilde de oude bibberende chef niet nog meer de stuipen op het lijf jagen door hem brutaal tot de orde te roepen. Gelukkig kwam een secretaresse nogal vlug met de verlossende mededeling dat de zogenaamde Peeters - zoals hij reeds wist - gedood werd tijdens het bombardement van gisteren. Godzijdank! Iedereen gelukkig! Vooral de oude man, omdat de 'misdadiger' dan tóch zijn verdiende loon had gekregen, nietwaar. Maar ook Joseph, die daarmee aan een eindeloze reeks voze verhalen over de meisjes van de Oostendse Visserskaai ontsnapte.

Bon, is die man al begraven? Nee, dat zou pas morgenvroeg gebeuren, in het kerkhof achter het 'Arbeitslager'...

" Luister, het is niet omdat hij dood is dat het onderzoek naar deze zaak van valse papieren zomaar afgesloten kan worden. Wij moeten daarin tot op het bot gaan! Heel die maffia moet worden opgespoord en de criminele vervalsers genadeloos terechtgesteld! "

Daarmee was het verontwaardigde partijlid het roerend eens. Maar vooraleer deze daar verder bloeddorstig over kon uitwijden, besloot Joseph: " Alle papieren en geschriften van deze man worden hierbij vanzelfsprekend in beslag genomen voor nauwkeurig onderzoek. Mevrouw kan ze misschien nu onmiddellijk voor mij verzamelen, ja?!"

Twee minuten later had Joseph zijn nieuwe identiteit in handen: " Dank u, u hoort zonder twijfel nog van ons! Ondertussen mag niémand weten dat deze schurk overleden is ,verstaan  ?! Dat zou de ondervraging van zijn bendeleden enkel bemoeilijken ! Geheimsache ,verstaan !"

Want met deze nieuwe identiteit ,de identiteit van een geregistreerde dooie , kon  Joseph moeilijk verder leven...Het was van het grootste belang dat Jean-Marie Peeters de eerstvolgende jaren blakend gezond bleef ,zij het onder de edele trekken van de jonge heer Petré.

Maar de secretaresse scheen even met een probleem te worstelen: " Herr Oberscharführer, als ik vragen mag: Onder welke naam moet het stoffelijk overschot dan begraven worden?"

Joseph keek haar koud aan: "Kent gij de échte ,de wérkelijke identiteit van deze vervalser ? Neen ? Dan is hij dus "Unbekannt" ! Ja?  Heil Hitler!" 

 

"Unbekannt"..."Unbekannt"...

De registratiediensten op de kerkhoven konden de moeite en de moed niet meer opbrengen om dagelijks te trachten de verhakkelde of verkoolde stoffelijke overschotten te identificeren. Steeds meer slachtoffers van het oorlogsgeweld - en zéker de buitenlanders - werden zo naamloos in de massagraven gedumpt, en als het nog even kon, rap-rap met een collectieve eredienst aan het hiernamaals toevertrouwd. Deze algemene gelatenheid - zo typisch on-Duits! - stelde Joseph wel volledig gerust dat er niémand zou gaan neuzen achter de 'ware identiteit' van die 'Unbekannter Fremdarbeiter' bij Fritz Werner Elektro A.G.! Hoofdzaak was - en dat had hij de bange secretaresse duidelijk laten verstaan - dat er nérgens in de papieren vermeld mocht worden dat de wàre eigenaar van de identiteitskaart op naam van deze 'Jean-Marie Peeters' overleden was.

"Denn das wird zuerst in meine Dienststelle untersucht" had hij de dame wijsgemaakt. En die vroeg natuurlijk niets liever dan zo zonder kleerscheuren van dat heikele probleem verlost te worden. Want meestal eindigden affaires van valse papieren ergens in een K.Z. of tegen de muur...

Terug op zijn bureel bracht hij pro-forma eerst rap een bezoek aan de baas van de inlichtingsdienst in de kelder:  of hij al iets wist hoe ver het stond met die zaak waarover Reichsminister Kaltenbrunner gesproken had op de heildronk met Nieuwjaar? De vent, die Joseph nochtans goed kende,  keek hem kil in de ogen en siste: " Davon ist garnichts bekannt! Und jetzt hauen sie ab! Wir haben zu tun! "

Dat ze inderdaad veel werk hadden merkte Joseph in één oogopslag: alle sterren en strepen waren druk aan het bellen en hun secretaressen zaten er naast jachtig lange lijsten af te vinken. In deze crisissfeer viel echt geen nieuws te rapen en dus droop Joseph inderdaad maar af, zoals het afdelingshoofd had bevolen.

Boven kreeg hij van zijn Nederlandse collega de uitleg, waarom er bij de S.D. plots zoveel te doen was.

" Heb je het dan nog niet gehoord van de Gustloff?"

" Die naam zegt mij niet direct iets...Is dat soms een generaal of zo?!"

"Ach die Vlamingen! Die weten nooit van niks! " sneerde de Hollander: " De 'Wilhelm Gustloff' is het grootste Duitse passagiersschip, nog chiquer en geweldiger dan de 'Queen Marie' van de Engelsen. De dienst voor sociale vakanties 'Kraft durch Freude' organiseerde vóór de oorlog met dat cruiseschip veertiendaagse trips naar Santa Cruz ,hoofdstad van de Kanarische Eilanden , voor de verdienstelijke Duitse arbeiders, helemaal gratis voor niks! Kan je je indenken! Maar sinds kort vaarde het schip op de Oostzee, als hospitaalschip. Nou, op 30 januari werd het, bomvol vluchtelingen en gewonde soldaten uit Oostpruisen, in de bocht van Lübeck getorpedeerd. Zie je dat voor je? Een slachting natuurlijk! Van de naar schatting 15.000 opvarenden konden ze er maar een dikke 1.200 redden...Vre-se-lijk! Nu spoelen er bij iedere tij een paar honderd drenkelingen op de kust aan, de meesten zonder papieren...Want paspoorten en zo moesten ze vóór het vertrek naar het schijnt afgeven tegen een inscheepkaart... Op die fiche werd hun personalia genoteerd...in inkt, of wat dacht je! Na langer dan een week in het water kan natuurlijk geen kat dat nog lezen! "

"Wat heeft de S.D. in de kelder daar nu in godsnaam mee te maken?! Die hebben toch ook geen glazen bol! "

"Nee, natuurlijk niet ! Maar die werken omgekeerd. Want ze hebben in de vertrekhaven de inscheeplijsten teruggevonden en daar vinken ze nu de overlevenden op aan. De rest van de namen behoren dus bij de verzopen drenkelingen en komt op het register van het massagraf te staan...Da's toch altijd nog beter dan twaalfduizendmaal 'Unbekannt', of niét soms?"


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
07-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
06-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 293
Klik op de afbeelding om de link te volgen

HET SERPENT.

De voorbije nieuwjaarsdagen zouden ook Leon lang bijblijven, niet alleen wegens de tegenslagen die hij had moeten incasseren, maar vooral om de nieuwe wending die zijn leven rond deze tijd nam.

Een eerste opdoffer had hij al gekregen tijdens de beschamende ontmoeting met die vervloekte wraakzuchtige Hélène, die hem in bijzijn van Schwester Monika brutaal in zijn hemd had gezet met haar allusie naar zijn 'ziekte'. Hij had dat wijf wel kunnen vermoorden! Hij hoorde nog steeds haar schorre doorzopen stem, druipend van schijnheilige compassie: "Arme sukkel, nu al in een rolstoel? Dan heeft de ziekte je wel héél zwaar toegetakeld hé! "

Zohaast dat scharminkel het schaterend was afgetrapt barstte Monika natuurlijk van de  gezonde nieuwsgierigheid hoe het kwam dat hij die barmeid kende. Want rekruten in eerste opleiding mochten normaal gezien niet in de kantine kómen. Hij had wat vaag gemompeld: " Och, van vroeger, tijdens de vlucht van september, vorig jaar..." Maar toen ze naïef wat speels had aangedrongen, had hij haar toch een beeld geschetst waaruit een goede verstaander tactvol had moeten begrijpen hoe de vork in de steel zat...of had gezeten! Het ergerde hem mateloos dat die lieve Monika zich zo wereldvreemd voordeed en van een moderne vrijage niets leek te snappen. Met het gevolg dat hij haar brutaal verdere uitleg geweigerd had toen ze vertrouwelijk naar die geheimzinnige ziekte had gevraagd. Op dat moment moet er bij haar eindelijk toch een lichtje zijn opgegaan, want ze was plots dichtgeklapt en hun eerste (en laatste) kantinebezoek werd als een nachtkaars gedoofd...

Ook de daarop volgende dagen had Monika duidelijk van dat valse loeder gratis bijkomende ophelderingen gekregen, want Leon moest het nadien tijdens de professionele zorgen van de Schwester zonder al teveel troostende woordjes stellen...

Kort voor zijn ontslag uit het lazaret had hij dan zijn stoute schoenen aangetrokken en Monika zijn eigen versie over zijn z.g. 'verkrachting' verteld. En laten opmerken dat Hélène wel een groot risico had genomen om in bijzijn van de Schwester over zijn druiper te beginnen, want het was tenslotte evengoed de hàre!  Immers, Leon had die besmetting toch bij hààr opgelopen, of niét soms?!... Althans, dat dàcht hij toch ...

Maar alsof zijn ego nog niet genoeg klappen had gekregen zadelde Monika hem, op de dag van zijn ontslag uit het lazaret, met een nieuw gewetensprobleem op.

Vertrouwelijk nam ze hem even apart en zei zalvend: "Leon, ge moogt hier niet vertrekken met wrok in uw hart. Niet tegen mij, maar vooral niet tegen Lena...(Zo noemde zij dat serpent uit de kantine) Want het is onmogelijk dat zij u zou besmet hebben, en zéker niet van een druiper! Die ziekte barst ten vroegste uit op vier à zes weken nà het contact, terwijl gij er na vier dagen al last van had. Of het toen bij u al dan niet een échte druiper is geweest, is nu niet meer te achterhalen. Want ik heb in ùw medisch dossier grondig nagekeken: voor het ogenblik zijt gij volledig kiemvrij. Anderzijds wordt Lena door de aard van haar werk iedere maand gecontroleerd, en bij de minste onraad onmiddellijk behandeld. Wat bewijst dat óók zíj zo gezond is als een vis...Ge kunt dus met een gerust hart en een schone lei vertrekken"

" Maar enfin Monika, ik heb toch niet gedroomd met die besmetting van mij! De behandeling die ze mij gaven heeft zeer genoeg gedaan! Dat was verdomme geen klein bier! "

Ze haalde ongeduldig de schouders op: " Zeg Leon, verstaat gij dat niet?! Die dokter, die u beiden op vraag van Joseph indertijd onderzocht heeft, had de dag voordien in Hamburg misschien twintig verhakkelde lichamen moeten dichtnaaien en evenveel verkoolde lijken moeten identificeren. Als hij dan na drie uur slaap een buitenlands koppel op visite krijgt dat klaagt over 'liefdespijnen': een beetje serieus blijven hé! Het is toch begrijpelijk dat hij daar met zijn vuile voeten doorgaat en met een paardenmiddel het zekere voor het onzekere neemt, hoe zoudt ge zelf zijn?! Die gaat zijn kostbare tijd toch niet verprutsen met ingewikkelde bloedonderzoeken nietwaar! Meteen de dikste spuit erin: zo hoort het, ook al was het hoogst waarschijnlijk niet eens nodig geweest...Het is niét omdat ze u een pijnlijke zware behandeling geven, dat ge ook met een zware ziekte rondloopt, hé! Want zoals ik het zie heb je bij Lena enkel een allergische reactie opgelopen, wat bij de eerste keer méér voor komt. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid dat ge op dat moment inderdaad reeds de fiere bezitter van een druiper waart, maar die hebt ge 'hoe dan ook' niet van hààr gekregen, want dàt is onmogelijk. Zoek daarvoor liever de schuld bij één van uw oude lieven in België, Casanova, of het moest zijn dat ge nog in het fabeltje van het vuile WC zoudt geloven! ..."

Oude lieven, oude lieven! Ze leek hem wel voor een vuile vetzak te houden, dacht hij nors, zo een die van de éne hoer op d'andere springt, lijk Gerard Pylieser!

Omdat hij bokkig de kaken opeen bleef klemmen, besloot Monika het kort te maken: " Bon, Leon, de groeten aan Joseph! Voor de rest wens ik je verder veel geluk en het allerbeste voor de komende maanden...God bescherme, en weest voorzichtig, dat ik u hier niet meer terugzie hé... Allee kom, ga nu maar..."

Niet meer terugzie? Hoe bedoelde ze dat? Had dat niet wat bitter geklonken?

 

Telkens hij later aan Monika terugdacht bekroop hem dat knagende gevoel van schaamte omdat zij hem onder zo'n vernederende omstandigheden had gekend. Een verpleegster was op dat gebied natuurlijk wel één en ànder gewoon, maar toch...Kwam daarbij dat eerst Joseph - maar nadien ook hijzelf - haar laffelijk in de steek had gelaten op het ogenblik dat zij een sterke schouder zocht om tegen uit te huilen. Werkelijk een schande dat hij met zijn stomme kop pas veel later zou begrijpen dat Monika écht een boontje voor hem had. Zo had zij er waarschijnlijk voor gezorgd dat de dokter op zijn ontslagbrief een rode kanttekening had geplaatst: " Door blijvend voetletsel minder geschikt als Sturmgrenadier. Als oud-motorist van de kustvaart aangewezen voor Kraftfahrer (voerder van vrachtwagen)" Aan deze twee zinnen had hij het ongetwijfeld te danken dat hij de eerstvolgende gruwelijke maanden aan het front min of meer zou overleven.

Op het bureel van zijn oude compagnie stuurden ze hun sympathieke 'Beerke' dan ook met spijt door naar het opleidingspeloton voor de Chauffeurs-tweecentimeter-kanon: dit was een licht maar machtig snelvuurgeschut, caliber 20 mm, gemonteerd op een gepantserde open rupswagen van 3,5 ton. In militair jargon "2 cm Fla". Voor zover hij zich herinnerde had Joseph destijds in de Oekraïne hetzelfde wapen bediend. Dus al bij al had hij het slechter kunnen treffen. Dacht hij...Maar ondertussen was hij natuurlijk al zijn kameraden kwijt, bij wie hij zo moeizaam zijn reputatie van sterke beer had opgebouwd...

 

Niet alleen werden de Duitsers na Nieuwjaar langzaam maar zeker uit de Belgische Ardennen teruggedreven, maar ook in Polen kregen ze op 12 januari '45 plots een reusachtig Sovjetoffensief op hun nek. De radio deed wat lacherig over deze zogenaamde 'laatste krachtpatserij' van de Russen, maar toen die een week later Warschau, Lotz, Krakow en de helft van Oost Pruisen veroverd hadden, was de mop eraf.

Het gros van de divisie 'Langemarck', die onder de naam van 'Kampfgruppe Schellong' een maand rond Düren-Euskirchen in reserve van het Rundstedt-offensief was blijven liggen (en geen schot had gelost), werd na het mislukken van 'Hitlers laatste stuiptrekking' overgeplaatst naar de buurt van Reetz in West Pommeren. Dààr vond Leon, na twee dagen zoeken, zijn nieuwe eenheid, de "Fla 2cm Kompanie/Panzer-Jägerabteilung 27".

En eveneens SS Oberscharführer Penjaert, beter gekend als 'Penny'. Inderdaad, de oude onafscheidelijke wapenbroeder van zijn broer Joseph, waarmee deze gedurende een dikke twee jaar - van de Wolchow bij Leningrad tot Jampol in de Oekraïne - wel en wee had gedeeld!

Maar ik loop vooruit.

 

Tijdens héél de reis van Lüneburg tot Reetz - in vogelvlucht nauwelijks een 350 km - had het afwisselend geregend en gesneeuwd, twee dagen lang. En ondertussen hadden ze hem van het kastje naar de muur gestuurd, soms te voet, soms voor korte ritten van 10 à 20 kilometer met autostop. Gegeten en geslapen had hij in de meest bizarre omstandigheden, en zo ultiem de relatieve vrijheid van een landloper mogen beleven. Het laatste stuk van zijn zwerftocht had hij in de laadbak van een open vrachtwagen mogen meerijden, vervaarlijk geprangd tussen allerhande munitiekisten, en enkel beschermd door een lekkend dekzeil. Zowel het schommelend vehikel als de pokdalige veldweg hadden duidelijk betere tijden gekend. En hijzelf ook. Maar hij raakte op den duur zó afgestompt dat het hem niets meer kon schelen als een schuivende kist hem af en toe dreigde te verpletteren, maar zich schijnbaar op het allerlaatste momentje toch maar barmhartig bedacht....

Hij was dan ook niet in z'n beste doen toen de twee vrienden van de chauffeur, die vooraan in de cabine hadden mogen zitten, hem diepgevroren tussen de lading uit trokken en hem met pak en zak tegen de muur van de grote herenhoeve neerpootten." Okee", dacht hij: " Schiet me maar dood."

" Langemarck-Endstation! " gekten ze tegen hem, maar mee lachen ging wat moeilijk met die bevroren kaken. En vóór hij veilig in het bureeltje van de 'Fla 2 cm' was geraakt, had hij al twee scheldtirades van Duitse onderofficieren mogen slikken...Joseph had hem vooraf duidelijk verwittigd: 'Rekruten-jennen' vinden die  Teutoonse bullebakken héérlijk. Hij verwachtte er zich dan ook aan dat diezelfde beulen hun schachtjes als eerste staplied de 'Ode aan de Instructeurs' zouden aanleren: " Es ist so schön Soldaaat zu sein, Rooose-Marie! " Ach wat, niets nieuws onder de zon...

Na wat paperasserij op het rokerige bureeltje en het afvinken van wat lijsten, wees een ancien hem genadig zijn strozak in de schuur en viel hij als een blok in slaap.

 

Ze stonden de volgende grijze morgen met z'n vieren in de luwte van de schuur rond een verroeste en beslijkte open pantsercamion nors te gapen naar 'Rottenführer' Serteyn. Zo  had de Korporaal-chef van de garage zich zoëven toch aan zijn nieuwe leerling-chauffeurs voorgesteld, stoer in spreidstand staand bovenop de motorkap van zijn strijdros. 

"Ge krijgt twee uur om te leren rijden met dat beest, en twee dagen mekaniek om alle mogelijke pannes te leren herstellen. En dat zal nodig zijn..." voegde hij er somber sibillijns aan toe: "Als ge nadien in de 'Prüfung' slaagt, krijgt ge persoonlijk zo'n beestje kado, dat ge zo straf gaat beminnen als uw lief, in goede en slechte dagen. Maar als ge niet slaagt, vliegt ge ipso-facto terug naar de zandstuivers als 'Sturmgrenadier'! Goed verstaan?"

Normaal hadden ze hem in koor schreeuwend moeten antwoorden: "Jawel, Rottenführer! !" Maar Serteyn nam genoegen met hun gereserveerd gemompel, wipte kwiek naar beneden en startte de motor. Althans, dat was de bedoeling. Maar na drie pogingen gaf de accu jammerlijk kuchend de geest.

Dat kon Serteyn evenwel niet ontmoedigen: "Gezien? Op de batterie starten kunt ge vergeten. Daarom heeft onze Führer Adolf Hitler hier van voor een zwengel op laten zetten. Gij, struise daar! Hoe is uw naam?"

Leon voelde zich geviseerd en sprong in de houding:   " SS-Schütze Petré Leon, Rottenführer! " Serteyn keek hem eerst verwonderd, maar toen lachend aan: " Ziet ge wel! Ik wist het! Echte soldaten bestaan nog! En goed gemanierd erbij...Flink heuu...Petré, jongen: gij kunt in mijn ogen al geen kwaad meer doen...Daar, zet u eens onder diene manivelle en geeft er maar een goeie roeffeling aan...Als ik het zeg, hé: drie, twee, één, jà! "

Leon, die voelde dat de eer van zijn geslacht hier op het spel stond, gaf rood aanlopend vier vijf slagen aan de zwengel die het vehikel bijna van zijn vering sleurden. En ja hoor: in een zware hoestbui sloeg puffend en onwillig dan tóch de dieselmotor aan. Zijn drie medeleerlingen juichten bewonderend en ook Serteyn straalde fier achter het stuur: wéér één van zijn lieve oude 'beestjes' van de schroothoop gered! Leon stond wat te kijken van deze plotse populariteit: hij, die al jarenlang de versleten tweetaktdiesel van de 'Astrid' had aangezwengeld, kon zich toch door zo'n stom 'moteurke' van den Duits niet laten koeioneren zeker!                                

"Allee, wie begint er?" vroeg Serteyn eerder voor de vorm, want het stond gebeiteld dat Leon de spits zou mogen afbijten.

En aldus geschiedde. Serteyn schoof door naar de stoel van de bijrijder, de drie collega's zetten zich schrap naast het kanon in de kuip achter de cabine en, na een paar krakende moordaanslagen op de versnellingsbak, schoten ze met spastische schokken de besneeuwde velden in...

De dag kón niet meer stuk.

Het 'moteurke' wél, blijkbaar...

Maar dat is een ànder verhaal.

 

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
06-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 292
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C18: POMPEN OF VERZUIPEN.

 

                   15 januari 1945.

Het had uiteindelijk bijna vier dagen geduurd voor de reddingsploeg hen uit de ondergelopen kelder kon bevrijden, maar toen was het voor de kleine Werner duidelijk al te laat. Het hoesten was reeds de eerste nacht begonnen en steeds erger geworden, rauwe buien met piepende uithalen die Joseph als roestige messen door het hart sneden.

Hij had al vlug moeten beslissen de jongen niet meer naar zijn 'werk' te sturen, want het water stond na één etmaal inderdaad al bijna kniehoog, zoals hij van bij het begin had geschat. De gasbuis, waarop Werner met korte tussenpausen zijn S.O.S. moest hameren, liep achter de ingestorte trap omhoog, een achttal meter verwijderd van hun 'Arendsnest'. Inderdaad, weer 'Adlershorst', een mystieke naam die het bij de Hitlerjeugd blijkbaar erg goed deed...Zo pompeus had de kleine direct hun bed gedoopt, al was het niet méér dan een matras op een soort platform, dat ze met schabben op twee rekken van een zijkelder hadden gebouwd om de eerste nacht alvast droog te kunnen slapen. Vlak nààst die buis hadden ze met de vernielde traptreden wél provisorisch een hoog zitje geknutseld om er, zenuwslopend uur na uur, in morse hun noodsignalen op te hameren. S.O.S., S.O.S.: kort,kort,kort, lang, lang, lang, kort, kort, kort. En na één minuut luisteren of er geantwoord werd: opnieuw...Zolang de vloer droog bleef achtten ze de afstand tussen buis en bed van geen enkel belang. Maar door hun bouwdrift hadden ze natuurlijk geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat het ijskoude water al vlug de hele vloer blank kon zetten. Ijskoud water, dat tijdens die eerste nacht met een angstwekkende regelmaat was blijven stijgen, centimeter na centimeter...

De kuchende kleine nog langer toelaten met zijn verkleumde blote voeten in die grauwe smurrie rond te dabben tussen hun 'bed' en die buis, stond gelijk met zijn doodsvonnis, daarvan was Joseph overtuigd. Anderzijds: één van hen beiden móést de noodsignalen uitsturen, zonder onderbreking, wat logisch wilde zeggen dat ze elkaar noodgedwongen móésten aflossen, elk om beurt een paar uur. Deze dwingende logica had hem de volgende dag al voor de pijnlijke keuze gesteld, goed wetend dat Werner met zijn longontsteking tóch een vogel voor de kat was en het niet lang meer zou trekken. Ofwel de jongen zonder de minste sentimentaliteit zo lang mogelijk in hun 'shiftenstelsel' laten meedraaien, ofwel hem onder de wol steken in hun bed op het 'Arendsnest' en zélf, zonder ook maar één enkele keer afgelost te worden, onophoudelijk de slaapverwekkende reeksen noodsignalen uitzenden. Tot hij er van uitputting bij neerviel, uiteraard. Want met zijn zwaar gekneusde been verkeerde ook híj in zo'n miserabele vorm, dat hij naar schatting dat werk hoogstens twee volle dagen zonder onderbreking zou kunnen uithouden...om dan uiteindelijk toch in slaap te vallen...En te verzuipen, hoe dan ook...

Het ventje moet de situatie ongeveer op dezelfde manier ingeschat hebben, maar kwam tot een héél andere conclusie.

" Herr Josef, met altijd in dat ijswater heen en weer te lopen tussen de trap en ons 'Arendsnest' ga ik vroeg of laat ziek worden, denk je ook niet?"

Joseph knikte somber: " Maar zo ver zal het niet komen hé, want nu zullen ze ons wel rap gaan redden en vlieg jij met je klikken en je klakken onmiddellijk naar de dokter! "

" Misschien...Maar als dat nog een paar dagen op zich laat wachten, dan zie ik maar één oplossing...

" En dat is?" Hij kende de cultus van de zelfopoffering zoals die er bij de Hitlerjeugd werd ingepompt en zette zich al schrap.

"We kunnen naast de buis, op de resten van de trap, een nieuw 'Arendsnest' bouwen, wat breder en hoger dan dit hier, zodat we vanuit ons bed signalen kunnen kloppen. Dit bed, waar we hier op liggen zal binnen de twee dagen tóch overspoeld worden...Als we bij de buis vlak tegen het plafond kunnen liggen, een meter hoger dan nu, duurt het nog drie dagen lànger voor ons nieuwe bed nat wordt...

" Da's vijf dagen in totaal! Maar jongen, tegen die tijd liggen wij al hoog en droog in het lazaret! " Hij begreep natuurlijk ook wel dat deze logische noodoplossing van de kleine HJ-Pfimf veel betere overlevingskansen bood dan zijn eigen simpele doemscenario en deed dan maar alsof hij grootmoedig geen spelbreker wilde spelen.

" Och, voor mij niet gelaten: het kan nooit kwaad zich tegen het slechtste te beveiligen, alhoewel..."

Een paar zware schokken in de grond deed hem abrupt zwijgen: " Weer een bombardement! Verdomme, hopelijk gaan onze redders het niet te druk krijgen! ..."

 

Ze moesten samen acht uren verwoed in het zwarte water met schabben en rekken sjouwen, planken sjorren en al het eten, de kaarsen en dekens uit de privékelders bijeen scharrelen, vooraleer ze tevreden waren met hun 'tweede verblijf' .Of wel tevreden móésten zijn, wegens totaal uitgeput. Werner, die al druipend nat was tot de heupen, had zelfs al wat koorts gekregen en stikte bijna in zijn gierende hoestkrampen, terwijl het pijnlijk gekneusde scheenbeen van Joseph er echt lelijk begon uit te zien. Maar enfin, van nu af aan konden ze letterlijk 'platte rust' nemen, onder drie dekens, met hun neus tegen het gekalkte plafond...

 

Hoe lang ze geslapen hadden, wisten ze niet op twaalf uur na, maar - op het waterniveau afgaand - toch bijna een volle dag. Werner had hem wakker gestompt omdat hij iets gehoord had en was daarna onmiddellijk als een bezetene op de buis beginnen kloppen. Maar toen Joseph er in slaagde hem wat te kalmeren om een poosje aandachtig te kunnen luisteren, bleek het vals alarm. Tussen het gesmoord gekuch van de kleine door, konden ze in hun natte graf geen enkel geluid van buiten opvangen...Niets...

 

De ijskoude uren regen zich traag aaneen, waarbij ze de eentonigheid enkel konden verbreken door af en toe een nieuwe kaars aan te steken of iets uit de vele glazen Weckpotten te eten. Opgelegde varkensribbetjes, afwisselen met op rum gemarineerde zwarte pruimen en daarbij rauwe macaronipijpjes fijnkauwen: je mocht het gerust wel voedzaam noemen, maar het vereiste ook een stevige maag. Werner kon er in elk geval niet goed tegen want sinds gisteren kwam een indigestie en buikloop zijn ellende nog een beetje vergroten. Gelukkig kon hij nog steeds de kracht opbrengen zijn gevoeg en het braken in het water 'buitenboord' te doen, maar Joseph moest hem de laatste tijd daarbij toch vasthouden en ondersteunen om te vermijden dat hij een duik zou nemen. Want inderdaad, de kleine ging nu wel héél snel achteruit...En het water bleef maar stijgen, al had Joseph de indruk dat het nu wat trager verliep. Dat mocht ook wel, want hun matras lag nog hoogstens veertig centimeter boven de ijskoude zwarte spiegel. Dus hoop en al nog goed voor maximum twee dagen...

Rond die tijd stelde Joseph ook tot zijn grote ergernis vast dat hij zijn polshorloge verloren had: polsbandje verrot van het vocht, waarschijnlijk. Hij voelde dat onmiddellijk aan als een kapitaal verlies. Niet omdat het zo'n duur stuk zou geweest zijn. Maar nonkel René had het hem destijds voor zijn Plechtige Communie geschonken, en hij had het altijd een mooi aandenken gevonden. Doch wat hij nog véél erger vond was hier nu te moeten niksen zonder de duur van de shiften te kunnen indelen en geen enkele houvast meer te hebben op het verloop van de tijd...Niet dat die 'shiften' nog veel voorstelden, want op Werner kon hij niet écht meer rekenen om hem bij de buis te vervangen. Maar hoe lang ze sliepen of wanneer het tijd werd om weer iets te eten: zonder die zekere regelmaat voelde hij zich compleet verloren... Van nu af zakte ook híj weg in het ontastbare, het ongewisse...Of het water uiteindelijk nog steeg - en hoe vlug of hoe traag - hij durfde het niet meer te meten.

 

Plots realiseerde hij zich in een waas dat er niet op de buis, maar ergens ànders in de kelder op het plafond geklopt werd. Stijf van het liggen rolde hij over Werner en begon als een bezetene op de metalen leiding te rammen...

 

Het duurde héél lang vóór de redders de buis hadden vrijgemaakt en ze met Joseph door klopsignalen heen en weer een redelijk verstaanbaar contact hadden gekregen. Maar toen ze wisten dat de slachtoffers daar bij de trap met z'n tweeën ingesloten zaten en dreigden te verdrinken in de gestaag volgelopen kelder, leek alles plots snel op te schieten. Of misschien was hij bij wijlen maar half bij bewustzijn en gingen de dode tijden aan hem voorbij. Maar in elk geval, op zeker ogenblik hoorde hij in een van de verder afgelegen kelders het ritmisch luide slurpen van een zware vacuumpomp en van toen af aan wist hij dat de nachtmerrie voorbij was. Voor hém, in elk geval. Maar voor Werner...

 

Later herinnerde hij zich vooral dat het ver voorbij middernacht was toen hij door de 'Feuerwehr' werd bovengehaald en ze buiten zelfs volop in een 'Fliegeralarm' zaten, maar dat Phil hem bij de ambulance opving, uitgedost in een soort overal van de luchtbescherming met een te grote staalhelm op haar kop...Ja Phil verdomme, met vuile vegen op haar snuit, maar blij als een trouwe hond hem terug te zien...En dan te bedenken dat hij gedurende héél zijn lange ijzige opsluiting nauwelijks één warme gedachte aan haar had gewijd...Maar - O, schande! - des temeer over die lekkere Françoise De Bens had gefantaseerd...Om je rot te schamen!

In het lazaret had hij ook nog bezoek gekregen van de moeder van Werner, vooral om hem te bedanken voor de redding van haar zoon. Het mens moest eens weten dat hij de kleine al van de tweede dag had afgeschreven en enkel tot het bittere einde had willen uitbuiten om zijn eigen kansen op overleving veilig te stellen! Maar daarvan scheen ze gelukkig niets te weten. In tegendeel, het mens leek dolgelukkig: Het ging al wat beter met de kleine, vertelde ze opgewekt. En Werner had in het verhaal van zijn belevenissen sterk de loftrompet gestoken over de liefdevolle verzorging - ja, Joseph hoorde het goed: ze zei inderdaad 'liefdevolle verzorging'! - die de jongen in de kelder van Herr Oberscharführer gekregen had. Verdomme, ze schopten hem wél een geweten, de laatste dagen!

" Hij mist zijn Vati erg, en brengt daardoor vanzelfsprekend al zijn verlangens naar een beschermende vaderfiguur op u over..." fluisterde de arme vrouw vertrouwelijk, met een nauwelijks verdoken verlangen naar een gelijkaardige relatie...Al wist ze natuurlijk dat ze Berlijn binnenkort zou verlaten, als Werner vlot genoeg genas. Ze was al geregistreerd bij de N.S.V. 'Kinderlandverschickung' die een plaats voor hen beiden gevonden had in Beieren, langs de kanten van Ulm. Zohaast ze het vast wist, zou ze Joseph haar nieuwe adres geven...

Jà, dààr zat hij nu werkelijk nog op te wachten!

 

Waar hij wél met een bang hart naar uitkeek was het oordeel van de chirurg over zijn toegetakelde scheenbeen. Zo zwart en gezwollen deed het Joseph erg denken aan de ontstoken verwonding aan zijn hiel, vorig jaar in de Oekraïne en het noodlottige koudvuur achteraf...Echt waar, als ze ook hier zouden spreken van amputeren, hing hij zich nog liever op!

Maar zo'n vaart zou het niet lopen, stelde de zuster hem gerust. En inderdaad, met een paar spuiten leek het gevaar al bezworen. Ondertussen had Phil zijn kunstbeen in herstelling gegeven bij het prothesen-atelier in de vertrouwde kelder van het SS-Hauptamt, waar de Italiaanse orthopedist haar, na een verlekkerde blik op haar fles Chianti, 'puur uit sympathie' een beetje voorrang gaf...

Och, binnen veertien dagen zou alles wel weer vergeten zijn...Alhoewel, 'vergéten'? Of bedolven onder nog een grótere hoop miserie?...Van het Oostfront hoorde ze op het werk niets dan slecht nieuws. De Russen kwamen mét de dag dichter en er werd gefluisterd dat er in het Stettiner Bahnhof een goederentrein was aangekomen vol vluchtelingen uit Silezië waarvan de helft onderweg was doodgevroren... En over de geheime  'Wunderwaffen', de vergeldingswapens waartegen geen enkele vijand verweer had, hoorde ze op het werk ook al bitter weinig tastbaars. Of 't zou moeten gaan over de V1's en V2's waarmee de Duitsers Antwerpen platsmeten... Leuk voor haar familie die in de Schijfwerperstraat op 't Kiel was achtergebleven...Een mens mocht er gewoon niet aan denken! En van de 'Langemarck' wisten ze op het bureel te vertellen dat die nu met volle effectief en gloednieuwe uitrusting vechtensklaar stond ergens in Pommeren. Hoogtijd om nog vlug een bemoedigend briefje naar de 'kleine' Leon te sturen, vóór ook dààr de chaos losbrak...

Zolang Joseph niet voor haar voeten liep kon ze zich wel 't één en ander permitteren, vond ze.  


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
06-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
05-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 291
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C17BIS  DE DUBBELE VAL SLAAT DICHT

 

                   Winter '44-'45.

Nog vóór de 'Slag in de Ardennen' - of wat de Amerikanen "the battle of the Bulge" noemden - was uitgewoed ,barstte op 12 januari 1945 het langverwachte Russische winteroffensief los in Centraal-Polen.

Zjoekov "bevrijdde" op 17/1/45 de ruïnes van Warschau - of wat er dààrvan nà de waanzinnige opstand van het verzet was overgebleven...In nauwelijks drie helse weken waaierden de Sovjetlegers vervolgens ,met een tienvoudige overmacht ,breeduit door de Poolse laagvlakte tot aan de Karpaten en de Oder, en dreven de Duitsers met de rug tegen de Baltische zee. Krakau en Lodz vielen op 20/1/45 , Auschwitz op 27/1.

De volledige Duitse bevolking van Silezië sloeg op de vlucht, hing in trossen aan de treinen naar Berlijn en Dresden, soms in open goederenstellen. Velen vroren onderweg gewoon dood of crepeerden onder het vuur van de Russische jachtbommenwerpers, de kettingen van de meedogenloos vooruit stormende tanks of de wellust van de wraakzuchtige Roodgardisten. En zij, die uiteindelijk in het vredige Dresden door de overwerkte sociale diensten konden worden opgevangen en met de grootste moeite bij de burgers werden ingekwartierd, wachtte de 3 moorddadige geallieerde bombardementen van 13 -14 februariÂ… 1945...

Dresden...Een hel ,met 40.000 geïdentificeerde dode inwoners van de stad ,de duizenden naamloze vluchtelingen uit Silezië die in de gloeiende kelders stikten en tot stof verast werden ,niét meegerekend...Wat men later aan lijken vond werd onmiddellijk hèr en dèr tussen de smeulende ruïnes op reusachtige stapels verbrand ,zonder noemenswaardige registratie. Daarom durfde vlak nà de oorlog ook niémand een losse schatting te maken hoeveel mensenlevens dat experimentje van de geallieerde luchtmacht gekost heeft ,uit schrik voor inciviek door te gaan ,maar dat het er méér waren dan in Hiroshima weet ondertussen ieder weldenkende historicus.. Winkler-Prins houdt het voorzichtig op een dodental tussen de 120.000 en de 200.000.. .Dresden was een misdadig uitgekiend bloedbad onder de burgerbevolking ,zonder de minste strategische waarde ,lauter voor de 'fun' om de sovjets te plezieren en te zien hoe je met een bepaalde mengeling van brand- en brisantbommen in een oude stad een "vuurtornado" kon ontsteken..Een week voordien had de Britse Premier op de conferentie van Yalta (Krim) aan Maarschalk Stalin beloofd om ook twee àndere grootsteden in die regio ,Chemnitz en Leipzig , dezelfde "behandeling" als Dresden te geven. Maar toen de eerste gruwelijke resultaten van de vuurtornado op zijn oorlogscabinet bekend werden ,besloot hij daarvan af te zien en die ramp dood te zwijgen...

Aan Duitse zijde maakte "Dresden" duidelijk dat de oorlog verloren was ,wat sluiks tot vreemde reacties leidde. De hardste fanatici wilden de hele wereld in hun  ondergang meesleuren ,en spraken van het terechtstellen van evenveel geallieerde krijgsgevangenen als er nog Duitse burgers gedood zouden worden !  Oog voor oog !  Maar meer geslepen figuren zoals Himmler ,Kaltenbrunner en von Ribbentrop wilden hun gevangenen én de resterende joden in de concentratiekampen (zo'n tweeënhalf miljoen man) omruilen voor "een politieke oplossing van het geschil" ,zeg maar een vredesverdrag met het Westen ...En via de Zweedse graaf Folke Bernadotte en de Zwitserse Oud-Bondspresident Musy werd daarmee inderdaad ,als teken van goedwil ,een paar duizend gevangenen bevrijd. Onderlinge chantage en doodsbedreigingen langs Duitse kant ,plus het snelle oprukken van de geallieerde legers ,maakte aan deze ruilhandel voortijdig een einde.

Bij de Duitse bevolking van de grote steden ,die overspoeld werden door  horden berooide vluchtelingen met hun gruwelverhalen ,vielen eindelijk de schalen van de ogen. Zij waren overtuigd dat ook hén een 'Dresden' stond te wachten ,een vreselijke dood in een vuurzee ,levend gebraden in hun ingestorte huizen ,langzaam gestikt in hun oververhitte "Luftschutzraum .Om gek te worden !

 In de gebieden langs de Baltische zee was de toestand indien mogelijk nog dramatischer. Over de steeds smaller wordende bevroren kuststrook trachtte de bevolking van Oost-Pruisen zich in een eindeloze stroom boerenkarren door de huilende sneeuwstormen wanhopig een weg te banen ,westwaards naar Danzig en Stettin. Maar toen de Russen op 21 januari bij Elbing de Oostzee bereikten, werd het gros van deze vluchtelingen ingesloten. Velen keerden terug naar de haven van Königsberg om daar nog op een boot te ontsnappen, maar ook dàt was een zéér riskante onderneming. Zo werd o.a. op 30/1 de "Wilhelm Gustloff" - een luxueus 'Kraft-durch-Freude-passagierschip' dat rap-rap omgevormd was tot hospitaalboot - samen met de "Steuben" en de "Goya" in de Bocht van Stettin getorpedeerd met 13.700 gekwetsten en vluchtelingen aan boord: slechts weinigen overleefden deze verzwegen scheepsramp, die nochtans tienmaal erger bleek dan het vergaan van de 'Titanic'...

Diezelfde avond verklaarde Adolf Hitler in de laatste radiotoespraak ter herdenking van zijn machtsovername: "Wij zullen deze crisis overleven. Zij zal niét uitmonden in de overwinning van Centraal-Azië, maar in deze van Europa en haar schild: het Groot-Duitse Rijk! " En hij werd daarna nog wild toegejuicht ook...Niet zo verwonderlijk, want weinig Duitsers wisten iets af van het dubbele drama dat zich langs de kust van de Baltische zee afspeelde, waarbij op korte tijd meer dan 100.000 burgers omkwamen. Bij de omsingelde vluchtelingen pleegden hele gezinnen collectief zelfmoord. Anderen waagden zich tóch, doorlopend beschoten vanaf het vasteland, op het smalle vluchtpad over de Frische Nehrung - de zandbank tussen Köningsberg en Danzig - om zo verder naar het westen te vluchten. Maar honderden zakten met paard en kar door het ijs en verdronken.

Ditzelfde drama zou zich de maand daarop, 200 km meer naar het westen, nog verschillende malen herhalen, toen Maarschalk Rokosovski eveneens naar de kust doorbrak en op 1 maart de zee bereikte bij Köslin-Rügenwalde. Drie dagen later stootte Maarschalk Zjoekov op zijn beurt door naar de kust bij Kolberg, na eerst medio februari in Oost-Pommeren een sterke maar korte tegenaanval van de Germaanse SS Vrijwilligers (waaronder de Vlaamse SS divisie Langemark) bij Stargard-Arnswalde te hebben afgeslagen. En terwijl de twee Maarschalken samen in drie weken heel de Baltische kust ten oosten van de Odermonding 'zuiverden', dreven Konievs legers de Duitsers tegen de Karpaten en over de Neisse-rivier.

Vreemd genoeg scheen Hitler zich niet druk te maken over het verlies van nu reeds 10% Duitse grond en de dreiging van het Russische bruggenhoofd in Küstrin-aan-de-Oder op nauwelijks 60 km van Berlijn. Hij was volledig geobsedeerd om de Hongaarse olievelden in bezit te houden, ook al produceerden die, sinds de laatste geallieerde luchtaanvallen, nog slechts ééntiende van hun capaciteit. Hij liet dan ook, na de jammerlijke mislukking van het wanhopige Stargard-offensief, sterke SS-Panzerformaties naar Hongarije overbrengen om deze olieputten te beveiligen en bijkomend Budapest te ontzetten, waar het Duitse garnizoen sinds Kerstmis '44 omsingeld zat.

Deze grootscheepse aanval (vergelijkbaar met het Ardennenoffensief) werd geleid door zijn enige overblijvende vertrouweling: de populaire SS-Generaal Sepp Dietriech. Maar ook déze moest na 10 dagen dit onzinnige bloedvergieten tussen de boortorens staken bij gebrek aanÂ…...jawel benzine!! Wat hem tijdens zijn trage terugtocht naar de Oostenrijkse grens (19/3) op de koop toe verplichtte het gros van zijn tanks achter te latenÂ…...

En terwijl de westerse geallieerden ondertussen langzaam maar zeker de Duitsers terug over de Rijn wierpen en zich klaar maakten om hùn deel van het Derde Rijk ten val te brengen, werd in de Zuid-Russische badplaats Yalta het naziregiem politiek ten grave gedragen. Want van 4 tot 11 februari legden de Grote Drie daar in de Krim de nieuwe wereldorde vast voor de rest van de twintigste eeuw. De U.N.O. werd er op poten gezet en de opdeling van de continenten in een communistisch en een westers blok bedisseld. Dat onze geallieerde leiders zich daarbij door een sluwe vos als Stalin schandalig in de luren lieten leggen, zou reeds het volgende jaar duidelijk worden toen niet enkel de hele Balkan, maar vooral Polen stilzwijgend door de Sovjets werden opgeslokt. Terwijl toch heel de Tweede Wereldoorlog in '39 ontbrand was énkel en alléén om de Poolse integriteit te vrijwaren! Maar Polen werd in Yalta verkwanseld tegen een vage utopische garantie in alle bezette Balkanstaten vrije democratische verkiezingen te organiseren. Later zou blijken dat Churchill in Yalta regelmatig bóven zijn theewater zat, terwijl een uitgeputte President Roosevelt (die aan terminale polio leed) sterk ónder de morfine lag en bij wijze van spreken in zijn rolstoel ver op zijn laatste benen liepÂ…...

Maar zoals gezegd: over al deze rampen en bedreigingen wist de Duitse burgerbevolking weinig of niets, of  beschouwde ze het als leugenachtige vijandelijke propaganda. Dat zij zelf de oorlog niet meer konden winnen, had ieder voor zich wel schoorvoetend - en vooral stilzwijgend - aanvaard, maar men was er van overtuigd dat de Westersen zich nu elk ogenblik uit de strijd konden terugtrekken om een afzonderlijke vrede met Duitsland te sluiten. De verstokte nazi's droomden nog vérder weg en zagen de Amerikanen samen met hen tegen de Russen optrekken. Neen, er was nog niets verlorenÂ…...

Maar het werd verdomme wél hoogtijd!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
05-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
04-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 290
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 C17:  DE NOODUITGANG.

 

                      Begin januari 1945.

Droefgeestigheid is eigen aan de donkere winterdagen en daar konden de opgepepte nieuwjaarsfeestjes in de verschillende burelen van de 'Kulturstellen' weinig aan verhelpen. Ook al werd er dan van alles met een ietwat alkoolpercentage stevig 'weggezet' onder het parool "Saufen, Mensch ,jetzt ! Führerbefehl !!"

 Maar ondanks de vele heildronken op de kopstukken van het regiem - een verplicht ritueel - en op de populairste  dactylo's - vrij naar plaatselijke keuze - kon iedereen die nog wat helder uit z'n ogen zag wel vermoeden dat het zo opgehemelde nieuwe jaar 1945 weinig goeds in petto had. En deze overtuiging groeide nog tijdens het zuipen ,naarmate de misselijkheid, het kotsen en de katers een flinke domper op de opgeklopte feestvreugde drukten. Militairen met een beetje frontervaring begrepen zonder veel moeite dat het Ardennenoffensief, dat met zoveel bazuingeschal was gelanceerd, binnen de kortste keren op een sisser, zoniet een complete ramp ,zou uitlopen. Het feit dat de Führer gisteren andermaal met veel tralala een nieuw offensief had gestart in de Elzas,  richting Straatsburg, kon dat bange voorgevoel enkel versterken. Vooral omdat niemand van deze laatste krachttoer het strategisch doel begreep. Vanuit de Ardennen had Generaal von Rundstedt nog op de haven van Antwerpen gemikt, als je Goebbels mocht geloven...Maar vanuit de Elzas?...Naar Parijs?? Zeg zotteke ! Buiten een stel wijven-met-veel-praat viel daar niets te veroveren.

Wie van het kader, ondanks alle tegenspoed, toch nog op de eindoverwinning had gehoopt - of beter gezegd op een eervol vredesverdrag, want complete idioten waren ze nu ook weer niet - kreeg twee dagen later de opdoffer van zijn leven. De officieren (en de onderofficieren vanaf de rang van bureelhoofd) zouden om 14.00 uur in de cinemazaal van de S.D. een heildronk uitbrengen op de Führer onder leiding van Reichsminister Kaltenbrunner, hoofd van de Reichs-Sicherheidsdienst...Een boom van een vent ,met een kop van een dobberman ! Deze rare combinatie van een toost onder politietoezicht duwde direct de geruchtenmolen op gang. Wat 'der Kalte' hier kwam doen was voor iedereen een raadsel, maar het vooruitzicht op een flinke borrel-op-het-huis suste veel achterdocht.

Deze argwaan barstte echter volop uit toen bij het aanschuiven aan de ingang aanwezigheidslijsten werden opgesteld die persoonlijk moesten ondertekend worden: een verklaring tot geheimhouding op straffe van dood. Al dàt gedoe voor een povere Schnaps?! En wat moesten die gewapende schildwachten daar bij de vergrendeling van de deur?! Bizar, zeg je? Ik zeg méér : héél bizaaar! !...

'Der Kalte' kreeg bij zijn intrede dan ook maar een aarzelend applaus en wie nog een ronkende feestrede van hem verwacht had kwam bedrogen uit. De gevreesde Reichsführer S.D. (Sicherheitsdienst) wierp met zijn scheve snuit - litteken van de sabelhauw uit zijn studententijd - een lange theatrale blik over de koppen in het rond en kwam onmiddellijk terzake:

" Kameraden der SS!  Hoe heldhaftig onze legers ook vechten, ze moeten op alle fronten wijken voor de overmacht. Het Derde Rijk oefent daarom via neutrale kanalen sterke druk uit om de openbare opinie in het westen te sensibiliseren voor het dreigend gevaar van een bolsjevistische overrompeling van heel Europa. Want als wij er niet in slagen het Rode Leger aan onze rijksgrenzen te stoppen, dan zal deze golf ongehinderd over Parijs en Madrid spoelen tot Gibraltar."

Het werd muisstil in de zaal. De baas deed er geen doekjes om: zo openlijk had nog geen énkel kopstuk van het regiem de mogelijkheid van een nederlaag horen opperen. Maar het werd nog erger !

" Nu wij zwak staan hebben wij echter geen énkele garantie dat deze politiek van overtuiging zal slagen en dat de geallieerden tijdig onze zijde zullen kiezen, noch dat ons arsenaal vergeldingswapens vlug genoeg klaar zal komen om het tij te keren. De Führer houdt er dan ook sterk rekening mee dat ons geliefde Duitsland ooit overrompeld zal worden en onder een Russische bezetting van de kaart zal verdwijnen. En terecht: enkel een volk dat het fanatiek geloof in de overwinning kan opbrengen en daarnaar handelt, verdient een voortbestaan! "  

Een verontwaardigd gemurmel liet duidelijk blijken dat zijn harde woorden pijnlijk doel hadden getroffen. 

" Dat Duitsland in zijn huidige vorm vroeg of laat zal vergaan, moeten wij aanvaarden: immers  de zwakke volkeren verdwijnen steeds in de smeltkroes van de geschiedenis. Maar wij mogen daarentegen nooit aanvaarden dat ons nationaal-socialistisch ideaal in deze Apocalyps zou worden meegesleurd!  Daarom is het van het allergrootste belang dat onze huidige kaders van de ondergang gered worden om,  binnen een paar jaar, hiér of in een buurland of élders in de wereld een nieuw VIERDE Rijk op te bouwen! "

Vreemd genoeg barstte plots een wild applaus uit, doorspekt met een golvend "Sieg-heil" koor. Want ze hadden de zin van zijn redevoering vlug begrepen: deze ontspoorde nazi-bonze daar op het podium trachtte hen hier voorwaar een boodschap van hoop aan te smeren!  

Maar met korte zwaai van de arm legde een zichtbaar gespannen Kaltenbrunner de zaal het zwijgen op.

" Vraagt gij u af hoe deze redding georganiseerd moet worden? Het antwoord luidt: door onze kaders tijdig onder een valse identiteit te laten onderduiken en hen eventueel naar veiliger oorden te laten smokkelen. Dit plan is door de Führer goedgekeurd en wordt uitgevoerd. De SD en de Gestapo kregen orders elk van u hier aanwezig binnen een paar maanden valse papieren te bezorgen. De Abwehr zal, in samenwerking met de Reichsführung SS, geheime  vluchtlijnen naar het buitenland organiseren onder de codenamen 'Schleuse' (sluis) en 'O.D.E.S.S.A' (Organisatie Der Ex-SS Aangeslotenen) In deze toekomstige organisaties is elke SS-officier hulp aan een uitwijkende collega verschuldigd op straffe van de dood!  Als men u na het einde van de oorlog één van deze woorden 'Schleuse' of 'Odessa' toefluistert weet u wat u te doen staat!  Heil Hitler! "

Weer brak hetzelfde applaus los als daarjuist. Verdomme zeg: er was dus plots weer licht en hoop aan het einde van de tunnel die hen zo even nog uitzichtloos had geleken!  Wat een kerel toch, die 'Alte Kalte'! (...of "Ouwe Kouwe" ,zoals deze grote partijbons binnenkamers werd genoemd.)

Terwijl iedereen van de schok trachtte te bekomen ,klom nog een adjunct achter de micro om te benadrukken dat geen woord, geen syllabe van wat hier op dit podium openbaard werd, buiten deze zaal mocht herhaald worden. Het geslepen verdwijntrucje van alle nazi-kaders, waarvan de voorbereiding al een tijdje aan de gang was en nog wel een paar maanden in beslag kon nemen, was een immens kostelijke onderneming die een groot deel van de goudvoorraad van de Reichsbank zou opslokken. Dit mocht niet door de loslippigheid van de-eerste-de-beste debiel in gevaar worden gebracht. De classieke celvormige uitbouw van de ondergrondse bevelspiramide van 'Schleuze' en 'ODESSA' was nu reeds gestart en kon ongemoeid doorgaan, zelfs onder vijandelijke bezetting. Strikte geheimhouding was echter een eerste vereiste, waar streng de hand aan zou gehouden worden. Een inbreuk zou niet door een omslachtig 'Kriegsgericht', maar door een bliksemsnel 'Sonderkommando' bestraft worden. Wie onopzettelijk lekte wachtte de doodstraf, wie moedwillig verraad pleegde sleurde heel zijn familie mee op het schavot. Alle aanwezigen waren bij deze verwittigd!

Waw!  De toehoorders, die op gebied van harde discipline en zwijgplicht toch één en ander gewoon waren, bleven wel even naar lucht happen...Maar veel tijd kregen ze niet. Want als alibi, ten overstaan van hun ondergeschikten op het bureel, moesten ze nog vlug-vlug voor de vorm met een glas goedkope champie een schijnheilige toost uitbrengen op de gezondheid van de Führer en het heil van de NSDAP. Hup en klaar? Dan nog voor de toekomst veel geluk gewenst en dàt was het dan...

 

Joseph bleef dagenlang met deze nieuwe mogelijke uitweg in zijn maag zitten. 'De nooduitgang' noemde hij het in het diepst van zijn gedachten. Kon deze vluchtorganisatie werkelijk de zo lang verwachte redding brengen? Of was het enkel de strohalm voor de lichtgelovigen, een zoethoudertje voor de twijfelaars? Na rijp beraad raakte hij meer en meer overtuigd dat ze voor hém, de kleine garnaal uit het buitenland, nooit de moeite en de kosten zouden doen om hem een nieuwe pas te bezorgen en de oude Joseph Petré officieel te laten verdwijnen. Maar het voorgekauwde idee, om onder de Rode bezetting met valse papieren aan de heksenjacht van de vervolging te ontsnappen was zeker het onthouden waard. Hoofdzaak was daarbij echter: niet als een brave onnozelaar op de redding te blijven zitten wachten, maar zo vlug mogelijk zélf een nieuwe identiteit te vinden.

Want: " Wie voor z'n eigen zorgt, zorgt voor een goeie! " zei de boer...En dat gold ook voor Bibi!

 

Achteraf bekeken waren al deze kopzorgen bijna nutteloos geweest, indien hij op de avond van 6 januari voorgoed in dat onooglijke bombardementje was gebleven.

Het drama was heel stom begonnen. Toen Joseph en Phil tegen valavond op de terugweg van hun werk al wandelend nog twee straten van huis verwijderd waren, begon plots heel onverwacht de Flak te schieten. Geen enkel vliegtuigeskader te horen, geen sirenegeloei, niets... Veel bijzonders kon dat dus niet zijn, zo te zien...

" Loopt gij maar alvast vóóruit , naar binnen, " zei hij tegen Phil: " ik kom wel op mijn gemakstje achter jou aan gepikkeld."

Zijn woorden waren nog niet koud of de sirenes zwollen dan tóch aan terwijl de eerste bommen in de verte fluitend naar beneden vielen. Phil zette het op een lopen naar huis, maar met zijn slechte been verkoos hij liever even te schuilen in het dichtstbijzijnde portiek tot de vlaag was overgewaaid.

De explosies volgden elkaar op met de regelmaat van een slingerklok. Waarschijnlijk dus een geïsoleerde aangeschoten bommenwerper die hier onvoorzien zijn bommenlading lost, in de hoop zónder deze last toch nog zijn thuishaven te bereiken...

" Scharführer! " riep een oude knar van de Reichspost bij de keldertrap: " Kommen sie doch runter im Luftschutzkeller! " Hij herkende de man als de vaste brievenbesteller van de wijk en wilde hem liever niet voor het hoofd stoten met een botte weigering.

" Och ja, waarom ook nietÂ…" dacht Joseph: " Een babbeltje met je facteur haalt soms meer uit dan een nieuwjaarsfooi...En als de trap naar beneden te stijl blijkt voor m'n been kan ik nog altijd pro forma bovenaan blijven wachten tot het alarm wordt afgeblazen."

Het angstaanjagend fluiten van vallende schichten klonk nu veel dichter bij, en Joseph schoof instinctief wat dichter naar de keldertrap. Plots sloegen twee-drie bommen met een enorme knal vlakbij daverend in de grond, gevolgd door een regen van neerstortend puin.

De rest leek wel een vertraagde film met een gebroken las, die schokkend en flikkerend uit de projector scheurt en de bioscoopzaal uiteindelijk in het pikkedonker hult.

 

Het eerste wat hij zich nadien herinnerde was dat hij als gekraakt op een vochtige keldervloer in de knoop lag en hoestend poogde het dikke kalkstofslijm uit zijn keel te schrapen. "Levend begraven! " zinderde het door zijn kop,: " Of stekeblind..." Want hij zag geen hand voor de ogen en rondom was het ijzig stil. Voorzichtig bewegen ging, al deden al zijn knoken zeer, vooral zijn nek. Zijn beide benen zaten vast, blijkbaar onder een balk of zoiets...Of beter gezegd :z'n eigen gezonde been én z'n prothese...

Langzaam kwam het instinct van de oude frontrat weer bij hem boven en kon hij al wat helderder denken. Dat pikdonker wees er op dat hij in een gesloten ruimte lag, waarschijnlijk onder het puin. En de natte keldervloer deed vermoeden dat een explosie hem van de trap naar beneden had gekeild, wat dan die pijnlijke botten kon verklaren. Tot zover dus geen ramp, stelde hij zichzelf gerust. Een brandlucht rook hij niet en gas evenmin, dus viel een tweede ontploffing In het binnenste van de ruïne niet meteen te vrezen. Het enige onmiddellijke gevaar schuilde in een gescheurde waterleiding of overmatig bluswater van de 'Feuerwehr'. Want veel overlevenden van een bombardement waren op die manier nadien stomweg verdronken onder het puin van hun ingestorte schuilkelders.

Met enige moeite en een paar kreten van pijn - die hij vreemd genoeg zelf bijna niet hóórde - rechtte hij zich zo goed mogelijk uit zijn verwrongen houding om vervolgens zijn aansteker uit zijn borstzak te wurmen. Voor alle zekerheid snoof hij nog eens diep of hij geen gas rook en besloot het erop te wagen...

Het gele vlammetje bevestigde al vlug wat hij reeds had vermoed. Vóór hem bedolf de versplinterde houten keldertrap zijn beide benen, maar de kelder zélf had blijkbaar stand gehouden onder het ingestorte huis. Een dikke witte stofwolk beperkte zijn zichtkring, maar hij zag toch hele panden plafondbepleistering aan hun latwerk naar beneden bengelden en spookachtige zwarte schaduwen in 't rond werpen op verre muren: zó erg ingesloten was hij dus ook weer niet...Maar wél alleen, zo te zien.

Terwijl hij even op adem trachtte te komen om een beter inzicht te krijgen hoe het met zijn geknelde benen was gesteld, meende hij onder het wrakhout van de trap iets te zien bewegen. Maar de nikkelen aansteker begon zo heet in zijn hand te gloeien dat hij hem rap uitknipte en in zijn schoot liet glippen.

Aan zijn ene voet voelde hij inderdaad een plank bewegen, maar hij hoorde niets.

" Hallo! " riep hij hoestend: " Is daar iemand?" Maar weer drong zijn eigen stem maar dof tot hem door. Ik ben waarschijnlijk nog een beetje verdoofd door de ontploffing, stelde hij zichzelf gerust. En ondertussen voelde hij opnieuw het puin bewegen aan zijn voet: een verdere instorting, of...

Tastend in zijn schoot vond hij de nu wat afgekoelde vuurslag terug en klikte de vlam aan: een witbestoven kinderkop met zwarte traansporen op de wangen staarde hem paniekerig aan vanonder de versplinterde keldertrap. Radeloos wenend, zo te zien, maar Joseph ving er geen enkele klank van op. Ik lijk inderdaad wel zo doof als een pot, stelde hij koel vast, maar dat zou wel over gaan...

De kleine wrikte zich nu nijdig los vanonder de hoop versplinterde traptreden en kroop vlug naar hem toe, als hoopte hij tegen hem aan geschurkt beschutting te vinden. Het was een jongen van een jaar of tien, en onder het vuil en de kalk herkende Joseph het uniformpje van  HJ-Pfimf, zeg maar de Welpjes bij de Hitlerjeugd. Hij trok de kleine beschermend tegen zich aan en klikte de aansteker uit.

Onder zijn sussende woordjes, die spontaan als uit zijn onderbewustzijn opwelden, bedaarde langzaam het schokken in de schouders van het wenende kind. Al een geluk: dat gastje scheen hem in elk geval te kunnen hóren ; nu nog even testen of hij voldoende gekalmeerd was om ook iets te begrijpen...

Hij legde beschermend zijn hand op de krullebol en leerde, na een reeks vragen, de kleine antwoorden met het knikken of schudden van zijn hoofd. Zo kwam hij geduldig te weten dat zijn moeder nog niet terug was van haar werk, zijn vader vermist was aan het front in Italië en zijn broer al lang geleden gevallen was in Frankrijk. Tijdens de Blitzkrieg van '40, begreep Joseph...Zijn Opa, dat was die oude brievenbesteller waarmee Joseph daarjuist nog had gesproken...Deze was ook brandwacht van de straat en kwam nooit schuilen in de kelder. Als de man nog leefde kon hij de redders wel de weg naar beneden wijzen. 'Als'... wel te verstaan!  Van de medebewoners van het appartementenblokje was ook niemand tijdig naar de kelder gevlucht, wist de kleine. Joseph hoefde dus niet bang te zijn hier straks nóg lijken in de kast te vinden of met een paar gillende gewonden te worden opgescheept. Als de medebewoners al thuis waren van hun werk dan lagen ze nu waarschijnlijk boven ergens onder het puin. Normaal gezien zat hij hier dus alleen met dat ventje en was hun eerste taak licht te maken en die balken van zijn benen te tillen...

Licht, daar kon die kleine Werner wel voor zorgen, want hij wist hier alles blindelings staan, dus ook de stormlamp. Joseph lichtte hem voor alle gemak even bij met zijn aansteker, maar het duurde toch nog bijna vijf minuten vóór ze het vochtige wiek van dat verroeste kreng sputterend ààn kregen. En veel brandstof zat er zo te horen ook al niet in, dus mocht hun opsluiting hier geen dàgen gaan duren, vond Joseph.

Nu het kalkstof langzaamaan was gaan liggen liet hij Werner met de lamp even verkennen of ze langs de keldervensters niet vlug-vlug een uitweg zouden vinden. Noppes, dus. En aangezien het huis deel uitmaakte van een open bebouwing, was er ook geen mogelijkheid om via de kelder van de buren buiten te geraken. Dus konden ze zich beter concentreren op een goed overwogen uitbraakplan via de versplinterde keldertrap, zohaast hij zijn bewegingsvrijheid had teruggewonnen.

Die verdomde balk op zijn benen beloofde nog aardig wat moeite te kosten, want Joseph begon te vrezen dat zijn enige knie op z'n minst een zware klop had gekregen. Maar Werner toonde zich een eerste klas puinruimer. Hij wrikte en sleurde zo lang en driftig aan het wrakhout tot alle losse planken van de stapel verdwenen waren en ze een klaardere kijk kregen hoe zijn voet onder de balk gekneld zat.

Bloed was er op zijn broekspijp alvast niet te zien, wat Joseph al een hele geruststelling vond. Hij had aan het front al teveel makkers langzaam weten leeglopen en dààr een ijzige schrik aan overgehouden.

Op aanwijzing van Joseph bouwde de kleine dan een stevig steunpunt voor een hefboom om de balk voldoende op te kunnen tillen en ook wat stutten om de gemaakte opening lang genoeg te beveiligen tot hijzelf er onderuit was gekropen.

De poging mislukte. De balk schoof te vroeg terug op zijn scheenbeen en Joseph dacht dat hij een tweede maal van zijn stokje ging vallen. Nu hoorde hij zijn eigen gil al een stuk beter en vond, toen hij terug op adem was gekomen, bitter sarcastisch dat ze tenminste op dàt vlak vooruitgang hadden geboekt. Maar het was duidelijk dat de volgende poging grondiger aangepakt moest worden en niét mocht mislukken. Want de keldervloer was, waar hij lag,  al flink nat geworden, wat er op wees dat er toch ergens een buis van de waterleiding de geest had gegeven.

Dus stroopte Joseph zijn broek naar beneden en gespte onder de verbijsterde blikken van zijn maatje de riemen van zijn kunstbeen los. Na een poosje wrikken kreeg hij alvast zijn roze dijstomp uit de prothese, en voelde zich zo toch al een béétje bevrijd. De kleine Werner bleef als gebiologeerd naar deze schokkende verminking staren en Joseph moest tweemaal zijn naam roepen vóór de knaap als uit een nachtmerrie ontwaakte en beschaamd zijn blikken neersloeg.

Voorzichtig en zorgvuldig bouwden ze nu van de versplinterde traptreden een steviger steunpunt voor de hefboom en na een nauwkeurige bespreking wanneer wie wat zou doen, besloten ze het er maar op te wagen. Even diep ademhalen en dan van één-twee-drie-nu!!

Het lukte...

 

Er kroop nog ruim een uur in het verzorgen van zijn zwaar gekneusde scheenbeen met jodiumtinctuur en steriele zwachtels "die Werner hier wel ergens wist liggen..." Zijn kunstbeen had op dezelfde plaats ook een ferme mep gekregen, maar daar zou het protheseatelier in de kelder van zijn burelenblok wel raad mee weten. Zijn been weer aangespen verwekte bij de kleine alvast minder sensatie als zijn striptease van daarjuist...

Steunend op Werner deed hij nu, bijgelicht door de stormlantaarn, een gezamenlijke verkenning van de ruime kelder:  zuurstof genoeg dus om de eerste weken niet te stikken...In de verschillende nevenliggende hokken bewaarden de bewoners hun eigen bruinkoolvoorraad en levensmiddelenreserve. Voorlopig hoefden ze, zo te zien, niet van honger te sterven. Erger was het gesteld met de waterinsijpeling in het laatste hok: dat was ondertussen een kleine waterval geworden die al de halve keldervloer met een vuile kalksmurrie had bedekt. Als dat zo voort ging, kon het water binnen een etmaal makkelijk kniehoog staan. Om niet te zeggen dat, als er geen hulp kwam, ze vóór het eind van de week zouden verdrinken...

De kleine scheen, zonder veel uitleg, ook al zoiets te vermoeden en keek hem angstig aan. De verhalen over de honderden slachtoffers die her en der zo aan hun eind waren gekomen zaten diep in de verbeelding van de Berlijners gegrift. Daarom wilde Joseph elk begin van paniek direct de kop indrukken met een simpel actieplan dat elk oorlogskind waarschijnlijk op school kreeg ingepompt.

" Luister Werner, je weet wat ons te doen staat, hé: de eerste vereisten voor een snelle redding van onderbedolven slachtoffers?"

" Ten eerste een nooduitgang zoeken, en ten tweede op een ijzeren buis klopsignalen geven aan de redders! "

" Goed, begin maar. Maar eerst breken we alle hokken open om nog een àndere lantaarn te vinden. En ik zal zo hoog mogelijk van de grond een bed maken om de eerste dagen droog te kunnen slapen, okee? Want je weet dat het soms wel een tijdje kan duren voor ze ons hebben uitgegraven, hé? Maar we hebben eten en drinken en dekens tegen de kou, dus veel kan er ons niet gebeuren. Denk maar dat je met je H.J.-vendel op kamp bent in de grotten van het Harzgebergte of Beieren...Je was toch al op kamp, hé? Met potje-koken boven het houtvuur?..."

De kleine knikte zonder veel geestdrift: aan kampen met de H.J. scheen hij niet zo'n goede herinnering te hebben over gehouden...

" Nee, ik heb er een longontsteking opgescharreld..." 

Dat beloofde.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
04-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
03-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 289
Klik op de afbeelding om de link te volgen

TWEEDE KERSTDAG 1944...

De late namiddag van Tweede Kerst in Berlijn: een féést kon je het nog moeilijk noemen. Somber grijs weer met een nijdig windje verjoeg de laatste zwarte schimmen van straat weg. Een zeldzame stadsbus, wazig blauw verlicht en afgeladen vol triestig volk, stevende spattend door de half gesmolten moddersneeuw op de rijweg. En op de gladde voetpaden waggelden hier en daar nog een paar  oudere koppels, stevig gearmd en voorzichtig de kuilen ontwijkend als liepen ze in een mijnenveld. Het eerste luchtalarm van de avond werd binnen een half uur verwacht en iedereen spoedde zich naar huis.

Joseph hinkte, leunend op zijn wandelkruk en de schouder van Phil, de licht hellende Albrechtstrasse op. Van het U-Bahnstation 'Steglitz' tot het huis nummer 15 B, waarvan de familie De Bens de tweede verdieping betrok,  was het volgens dochter Françoise maar een driehonderd meter. Maar wel driehonderd meter die, door de gladheid van het voetpad en de bepakking van het drietal, aardig op de adem pakte. Joseph droeg een rugzak en de twee vrouwen elk een goedgevulde boodschappentas ,en veel werd er niet gesproken tijdens de klim. 

Halverwege de helling leidde Françoise hen rechts een kort doodlopend zijstraatje in: "Hier is't, de 'Kleine Albrechtstrasse'...En wij wonen daar aan de overkant, in 15 B, tweede verdiep, waar dat blauwe lampje brandt... Maar pas op voor brokstenen op de rijbaan: onder de sneeuw ziet ge die niet liggen, en ge zoudt uw voet omslaan...Eergisteren is onze overbuur getroffen door een bom in zijn achterkeuken en al het puin is naar voor op de straat gevlogen. De krijgsgevangenen van de kuisploeg hebben het grof vuil de volgende morgen al in de voortuin opgestapeld, maar het gruis nog niet voort opgeruimd. Die Italiaanse luiaards zijn nu waarschijnlijk nog altijd Kerstmis aan 't vieren en wij zitten met de zever! "

Françoise ratelde steeds maar door, zenuwachtig alsof ze er niet gerust in was haar 'baas en zijn madam' thuis bij haar ouders te ontvangen. Haar vader was nogal een oude knorpot, die graag zijn gal spuwde telkens hij onder de slof van ma De Bens kon ontsnappen. En het bazige karakter van moeder viel bij vreemden ook maar zelden in goede aarde. Hopelijk hielden die twee vanavond een beetje hun manieren, want Françoise was er écht op uit een goed figuur te slaan als gastvrouw voor haar baas. Je wist nooit waar dat op het werk goed voor was, vooral nu de algemene toestand mét de dag onzekerder werd...

Maar de eerste kennismaking viel al bij al goed mee. Ma De Bens ontving hen op het tweede verdiep - na een adembenemende klim voor Joseph met zijn zware rugzak - met haar vriendelijkste glimlach als waren ze de beste klanten van haar restaurant in Middelkerke:

" Ha, Oberscharführer Petré, kom binnen, kom binnen" gevolgd door een rits gemeenplaatsen over het slechte weer, de gevaarlijke donkere straten en gladde voetpaden. En met als klap op de vuurpijl: " Maar allee, g'hebt het toch goed gevonden, zie ik! " Toen Pa spottend dacht te mogen opmerken dat Françoise het bezoek toch tot hier had geleid stelde ze hem meteen voor het ultimatum: "Ha, gaat gij misschien de klap doen, vanavond?" ...Exit Pa.

Françoise stelde haar zuster Rita voor, zeventien,  goed opgetut en ten overstaan van het mansvolk zichtbaar voor alles te vinden. Ze werkte als winkeldochter in de bakkerij om de hoek en zorgde dat er bij De Bens steeds voldoende brood op tafel kwam, met af en toe een taartje. Zonder dat gemier met bonnetjes, wel te verstaan. 

Miel, de jongste van het gezin, was een bleke blonderik van veertien - "Bijkans vijftien" verbeterde hij geprikkeld - die madam met kuisen in het huishouden hielp omdat de scholen geen 'Auslander' inschreven. Moeder was daar heel tevreden mee maar zoonlief wat minder, aan zijn scheve snuit te zien.

"En da's dan mijn Pa..."stelde Françoise als laatste haar verwekker voor. Die stond nu wel te popelen om met een brede mannelijke grijns een kloeke hand te geven, maar schaamde zich duidelijk over de minachting waarmee zijn gezin hem behandelde. Later zou Joseph begrijpen dat de ouwe in '43 - moe getergd door madam - zijn gezin in de steek had gelaten om naar Duitsland te gaan werken. Maar nu de Xantippe hem weer had ingehaald en bij zijn nekvel gegrepen, had hij zich blijkbaar in zijn droevig lot geschikt. En wie weet: misschien stil hopend dat de volgende bom de bevrijding zou brengen...

Terwijl de vrouwen in de keuken onder lovend commentaar de zakken leegden en geestdriftig de meegebrachte victualiën naar de eettafel brachten, schonk Joseph zijn gastheer alvast een eerste borrel in, 'tegen de kou'.

" En we gaan er vanavond niet op zien, hé Giljom! Want ik heb zo nog drie flessen bij: speciaal kerstrantsoen van de SS! En dat ze óp mogen zijn vóór we een bom op ons kop krijgen hé! " Deze laatste heildronk had sinds vorig jaar, toen de zware dagelijkse bombardementen begonnen, overal het "Prost" van de spaarzame Berlijners verdrongen. Het parool was: "Profiteer hiér en nù van koek en drank, want morgen is het te laat! " Er was dan ook niemand die er aan dàcht om de speciale feestrantsoenen en drankbedelingen voor 'Führergeburtstag' of 'Silvester' uit te smeren over de volgende weken. Alles maakten ze dezelfde dag soldaat, en de loodzware kater namen ze er als souvenir graag bij...Hebben is hebben, en krijgen is de kunst !

En dus zo ook hier. Vóór de goedbedoelde 'Ochsenschwanssuppe' (poeder uit een pakje) op tafel kwam had iedereen al twee 'Schnaps' achter de kiezen. De Bratwurst-mit-Sauerkraut spoelden ze door met Erzberger-fluitjesbier, kwestie van wat op adem te komen. En de pronktaart van Rika - verloren brood met pruimen - droop zodanig van de Kirch dat de 'kleine' Miel een kwartier later al lag te kotsen in het toilet.En toen het licht uitfloepte door het 'Fliegeralarm' zorgde een vijftal kaarsen voor de nodige kerstsfeer. Niemand dàcht er ook maar aan om naar de kelder uit te wijken ,al was dat wél verplicht.

De stemming steeg zo oorverdovend dat zelfs Pa uit volle borst mee durfde roepen. En niemand die eerst het gebonk op de voordeur hoorde. Tot een bleekwitte Miel hen moest storen met de boodschap dat de 'Strassenwart' (zeg maar de buurman die verantwoordelijk was voor de luchtbescherming in hun straatje) op de overloop stond te schuimbekken dat ze als de gesmeerde bliksem de schuilkelder in moesten of hij slingerde hen voor het 'Kriegsgericht'!

Françoise ging even met een kaars poolshoogte nemen en riep toen giechelend over haar schouder: "Herr Obersturmführer, bitte kommen Sie mal! Herr Obersturmführer! ! Es wollte jemand Ihnen sprechen! " Dat geroep naar die zogenaamde hoge SS-officier miste zijn uitwerking niet. Tegen dat Joseph wat onvast en zonder uniformvest - beschenen door een flakkerend kaarsje - in het deurgat verscheen was de buurman al een meter gekrompen. En op de vraag van Joseph wat hij moest met die storing, wist de dwerg zo vlug niets te verzinnen.

" Nu, smeer hem dan, vent! En laat ons in vreugde sterven, verstaan?!" En onder een honende lachstuip van Françoise kreeg Buurman de deur voor de neus.

Toen Joseph, nog steeds onder de roes van zijn plotselinge bevordering, nonchalant aan het verbaasde gezelschap had uitgelegd wàt die vent wilde en waarom hij hem had afgepoeierd, drong inderdaad het kabaal van de luchtaanval tot hun benevelde geesten door. Pa trok de balkondeur open en iedereen wrong naar voor, de vrieskoude nacht in. Het uitzicht over de ruïne aan de overkant loog er niet om:  heel de hemel boven het stadscentrum lichtte rossig op van de branden, terwijl dertig-veertig zoeklichten koortsachtig de wolken aftastten. De brommende vliegtuigeskaders bleven onzichtbaar, maar tóch gaven de honderden Flak-kanonnen tegen de veelkleurige valschermfakkels en zwevende zilveren kerstbomen van katoen alsof het niet meer op kon. Onder een ver gegil donderde het ene bomtapijt na het àndere op de noordelijke stadskern neer, een flakkerend inferno dat druk en luid gecommentarieerd werd door het zatte gezelschap op het balkon.

De kou werkte ontnuchterend. En toen ook plots een tweemanspatrouille van de officiële luchtbescherming van op het voetpad onder hen iets begon te schreeuwen van "Licht-aus! " en "Zum Luftschutzkeller ,du ! Verdammt nochmal", en hun geblaf overgoten met een pikante saus krachttermen, vond Joseph het geraadzaam de joelende drinkebroers met vaste hand terug naar binnen te drummen. Zijn uitdagende show als hooghartige SS-Obersturmführer - van een zeldzame bliksemcarrière gesproken,zeg ! - had nu lang genoeg geduurd, als hij verder geen vodden wilde riskeren...

Maar afgekoeld door de vorst buiten en de interventies van de brutale brandwachten op straat leek alles plots stukken minder leuk. En na Ma De Bens nog met een sterk geurende koffie - van échte bonen alstublieft! - was komen aandraven doofde het feest uit als een nachtkaars. Het gezellige dooreen gebabbel verwaterde al vlug in een paar sombere monologen over het verdere verloop van de oorlog. Niemand kon of durfde een logische conclusie trekken uit de huizenhoge golf rampspoed die hen dag na dag overspoelde. Op wat deze miserie onvermijdelijk moest uitmonden durfde niemand onder woorden te brengen, zelfs niet onder het mom van een zatte bui.

Zo tegen middernacht waagde Joseph nog met overslaande tong een flepse poging om Françoise te verleiden maar hij werd daarbij speels afgeblokt door een opdringerige Rika, die dacht hier haar eerste sporen te verdienen. Phil trachtte te gebaren dat ze niets merkte door zich te concentreren op het verwarde recept voor worteltaart dat Ma De Bens haar voor de derde maal opdrong.

Het feestgedruis stierf uit als een nachtkaars ,en uiteindelijk droop van het lallende gezelschap de éne na de àndere af, richting bed... En het vervreemde koppel Petré installeerde zich bokkig voor een liefdeloze nacht in de doorgezeten zetels van het salon...

 

Schwester Monika hield woord. Zondag na het middageten pootte ze Leon plots in een rolstoel, duffelde hem goed warm in met een deken over de schouders, en hop, naar de soldatenkantine! Hij had haar - om niet het hunkerende jongetje uit te hangen - de vorige dagen niet aan haar belofte durven herinneren: het meisje had al zo weinig vrije tijd...Maar zijn hart sloeg toch een paar maten over toen ze hem met een bots van het vehikel tegen zijn voeteinde uit zijn middagdutje haalde.

"Komaan soldaat, we gaan op de lappen! " En hij straalde verheerlijkt lijk een kind op de paardenmolen toen ze hem tussen de dubbele haag jaloerse kwijlers de barak uit duwde. De vorst overviel hem buiten als een verdoving ,op de korte rit over het sneeuwvrije pad naar de kantine en ook van haar opgewekte kout drong er bitterweinig tot hem door. Maar eens in de warme rokerige gelagzaal binnen was het of hij ontwaakte uit een lange winterslaap: net de 'Zannekin', zijn stamcafé in Nieuwpoort! De honderden rode hakenkruisvlaggetjes aan het plafond riepen hier dezelfde gezellige sfeer op als destijds de vele slingers oranje wimpels in zijn vertrouwde Verdinaso-lokaal.

Automatisch zochten zijn ogen het lieve figuurtje van dienster Agnès achter de toog tegen de spiegelfond in de verte, nu nog versluierd door dikke slierten tabakswalm. Ach ja, Agnèstje... Dat vranke ding waarmee hij nog zo wild had gevreeën achter de coulissen van de feestzaal... God,  hoe zou het dààrmee verlopen zijn na de verrassende inval van de Canadezen en de wraak van het gepeupel?

Terwijl Leon voort wegdroomde in zijn herinneringen laveerde Monika zijn rolstoel handig tussen de goed-bezette tafels naar een rustiger hoekje bij de toog.

"Zie-zo! Wat zal het zijn, om je eerste sortie te vieren? Ik trakteer: bier is er niet, maar de 'Choko-kaffee' kan ik aanraden..."

"Chocomelk?" vroeg Leon verwonderd: "échte?"

"Neen, zotteke! Ersatz natuurlijk! Maar warm en zoet, een echt drankje voor frêle vrouwen...en slappe plaasterpatiënten. Juist iets gepast voor óns...akkoord?" En ze draaide zich om naar de barmeid die hen al een tijdje vragend had aangestaard: " Léna, twee choco's astublief! "

De knappe dienster scheen erg in hen geïnteresseerd, want kon het blijkbaar niet nalaten tijdens de bereiding van hun drankjes Leon aandachtig te monsteren. En toen ze een minuut later de twee mokken aan hun tafeltje bracht ging ze nog een stapje verder: " So, bitte Monika...En hoe heet je nieuwe knappe 'Kavalier'?...Hij komt mij anders bekend voor hé?"

" Leon Petré, van onze kust...Is pas bij de Langemark" 

Leon kreeg een steek in de maag toen hij naar de vrouw opkeek en merkte hoe het zwaar opgemaakte gezicht plots een harde trek kreeg. Ze leek haar lippen te spannen als wilde ze hem tussen de ogen spuwen.

Vlugger dan een ratelslang sloeg ze toe: " Nou-nou Leejoon, moet je nu al in een rolstoel, jijsse sukkel?! Wat een afgang zeg! Die ziekte heeft je lelijk toegetakeld, hé mannetje! "

Die schorre doorzopen lach nam alle twijfel weg: Hete Hélène natuurlijk, die sloerie die hem in september z'n druiper had aangesmeerd. En hem nu voor schut zette in bijzijn van Monika!

Tableau!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
03-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 288
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C16   "DAVON GEHT DIE WELT NICHT UNTER..."

 

          Eind december 1944.

   Zoals Vera Lynn tijdens de meest tragische dagen van de oorlog de Britten een hart onder de riem stak met nostalgische tranentrekkers als "We'll Meet Again" en "The White Cliffs Of Dover" ,zo had ook het Derde Rijk zijn kwelende idolen. Zarah Leander, de populairste (Zweedse) zangeres die in deze donkere jaren voor Hitler-Duitsland met haar warme mannenstem de tobbende bevolking wat trachtte op te peppen, trof met haar beroemde schlager de juiste snaar:

'Davon geht die Welt nicht unter

Sieht man sie manchmal auch grau.

Einmal d'rauf und einmahl d'r unten...'

 Einmal wird sie wieder himmelblau !

enz..

Ook Lale Andersen ,die al een wereldhit had gezongen met haar internationaal soldatenlied "Lili Marleen" ,hield er de moed in met nog een andere schlager "Es geht alles vorüber" ...Dat ging zo:

Es geht alles vorüber ,es geht alles vorbei ,

Auf jeden Dezember folgt wieder ein Mai.

Es geht alles vorüber ,es geht alles vorbei ,

Doch zwei die sich lieben ,die bleiben sich treu !

Of kortweg: zelfs de huidige rampen raken vroeg of laat vergeten, als geliefden elkaar maar trouw blijven. Maar dat de volgende (achtste) "Mai alles vorüber" zou zijn ,kon zij toch moeilijk geweten hebben hé...Of niét soms ?...Het was wél het zoveelste mysterie waarover de vertwijfelde Duitser op het einde van de oorlog tobde. De éne zag de schlager als een verdoken troostlied (binnenkort éindelijk vrede) ,de àndere vond het een aanmoediging om nog even doortebijten tot de eindoverwinning ,dankzij de V-wapens. Feit is dat deze tragische schlagers nà de ineenstorting van het Derde Rijk - toen inderdaad "alles vorüber" was - nooit meer op de radio werd uitgezonden...

Leon klampte zich tijdens de eerste week van zijn hospitalisatie stevig aan deze roze karamelfilosofie vast: liefde overwint de ergste tegenspoed. Sinds een paar maanden had hij immers aardig wat morele klappen gekregen ... Eerst zijn moeder: vermoord door een zatte weerstander-van-het-laatste-uur. Dan hijzelf: voor zijn leven moeten vluchten met een wankele jol over de Noordzee. Dàn een pijnlijke druiper gekregen van Hélène, die wolvin in schapenvacht. Dàn rap half verkracht door zijn manzieke schoonzuster en het huis uitgejaagd door zijn broer. Of beter gezegd 'Halfbroer' ? Vervolgens liet die kluppel hem eerst tegen wil en dank inlijven bij de zelfmoord-duikboten, en toen dat mislukte, idem-dito bij de Waffen-SS... Dat alles in Berlijn overgoten met een pittig sausje van een zestigtal luchtbombardementen door de Amis...En nù half kreupel liggen in een stinkende legerbarak met een gekwetste enkel !... Leon vond wél dat hij langzamerhand toe was aan een zalvende zoen en een troostende knuffel van een goedgeschapen mokkel! Wat jij?!

"Doch zwei die sich lieben, die bleiben sich treu..."  Ach, kon dàt maar waar zijn ! Probleem was echter dat hij voorlopig compleet geen zicht had op een struise blonde waarmee hij zijn beloften van eeuwige trouw kon uitwisselen. Om van de rest nog niet te spreken...

Dus bleef er niets anders over dan maar een lekkere blonde stoeipoes  te verzinnen om zijn verbeelding op bot te vieren...En dat werd wel even zoéken! Want eerlijk gezegd: dié stonden écht niet met trossen voor het hek te drummen, de geile mokkels...Die aseptische ,afstandelijke Schwester Monika kwam nauwelijks in aanmerking: die kreeg hij zelfs in zijn wildste dromen niet plat. Dan viel hij nog liever terug op zijn laatste vrouwelijk contact: 'schoonzuster' Phil. Haar betraande gezicht bij hun afscheid op het 'Anhalter Bahnhof' verschafte hem een mooie alibi om haar in zijn verbeelding achter de rug van Joseph teder op te vrijen. En ook minder teder, want op zijn ziekbed duurden de donkere nachten nog stukken langer dan het grijze winterse daglicht. En aangezien hij voor de rest toch niks om handen had...

Na een paar dagen besloot hij zijn flink opgefokte gevoelens voor Phil in een wat vastere vorm te gieten en haar een schone brief te schrijven.

Want brievenschrijven was zowat het voornaamste verzet van de meeste collega's om hem heen, tussen de maaltijden van Monika door. Enkel als in de ziekenzaal de inspiratie van de pennenridders soms wat stokte vielen ze terug op, ofwel een verhitte discussies over het lopende Ardennen-offensief, ofwel één van de vele regionale kaartspelen, ofwel het alom bekende 'zeeslag'.

Over het offensief deed men overigens van hogerhand nogal geheimzinnig en daarom werd er in de zaal des te meer rond gefantaseerd. Het vertrek, gisteren, van hun eigen Vlaamse 'Kampfgruppe Schellong' naar het front lokte bij de meeste zieke achterblijvers wel een gevoel van spijt op. In eerste plaats omdat ze het lazaret ferm beu waren en terug naar hun makkers wilden. En ten tweede omdat ze er niet bij zouden zijn als deze halve divisie 'Langemark' met roem overladen Vlaanderen zou helpen heroveren. De drie-vier anciens van de oude Vlaamse 'Sturmbrigade', die zich op de bedden in de hoek van de barak hadden teruggetrokken,  schenen minder om deze gemiste kans te treuren. Zij vonden het verdacht dat er, na zeven dagen zware gevechten in onze Oostkantons, van de voorziene doorbraak naar Antwerpen nog steeds niets in huis was gekomen. Eerlijk gezegd, dat aanslepend gelummel in de bossen van Sankt Vith leek hen niets goeds te voorspellen. En ze staken tegenover de 'groentjes' hun skepticisme niet onder stoelen of banken. Doch bij het jonge volkje konden deze uitgebluste zeurpieten geen domper op de feestvreugde zetten: niemand wilde écht naar hun gezanik luisteren. Voorlopig toch niet. Want binnen tien dagen zouden ze méér gehoor krijgen...  

Als je de caféstrategen beu was, kon je altijd pogen de verveling te verdrijven door terug te vallen op het kaartspel. Maar dat was eerder iets voor herstellenden, omdat er daarvoor minstens twee uit hun warme nest moesten komen. De recente 'plaasters' konden dat buurten in het begin sowieso vergeten, want Monika wenste met inbreuken op de doktersvoorschriften écht niet te lachen! En kaarten had het nadeel dat ze met z'n vieren hetzelfde spel volgens dezelfde regels moesten spelen, wat dikwijls voor onoverbrugbare problemen zorgde . Want de lawaaimakers van Antwerpen kénden het 'manille' van de kust niet, en hùn 'pappen' vond zelden aanhangers uit de Kempen. Idem voor de subtiliteiten van 'kèrembollen','kleurewies', of alle soorten 'kingen'. Want toen Leon zich na een paar heilvolle nachten fit genoeg voelde om 'bieën' voor te stellen, een spel waarmee hij in de 'Zannekin' menige visser de broek had af gedaan, stond niemand te dringen om de uitdaging aan te gaan.De meeste spelen eindigden dan ook in een bijbelse spraakverwarring waarin veel prille ontluikende vriendschappen tot in der eeuwigheid genekt werden. Of toch minstens tot de volgende dag.

Met 'zeeslag' had je al deze gevaren niet. Uitzonderlijk durfde een slechte verliezer in het vuur van het gevecht zijn bedreigde kruisers al eens heimelijk te verplaatsen, en mordicus volhouden dat ze dat 'thuis' drie keer per spel móchten. Maar zo'n slijmerig sujet kon vast rekenen op een levenslange verbanning uit het strijdtoneel en wist zijn eer onherroepelijk te grabbel gegooid voor de voeten van Schwester Monika. Die er overigens zelden iets mee kon aanvangen, maar - naar men eerbiedig fluisterde - alle incidenten nauwkeurig noteerde voor haar slotbeoordeling, tegen dat ze uit het lazaret konden ontslagen worden...     

Leon nam dus ten einde raad de koe bij de horens en sloeg aan het schijven van zijn eerste zelfgemaakte epistel. Bij voorgaande brieven naar Joseph - van Westende naar Rusland of, zoals de laatste, uit Adlershorst naar Berlijn - had altijd wel iémand een handje toegestoken. Nadine, Jetje of Françoise voor de brieven naar het front, en overlaatst nog Hete Hélène met hun gekoppelde sollicitatie voor een plaatsje op 'den buro' van Joseph...Nu stond hij er echter alleen voor. Want aan Monika kon hij moeilijk hulp vragen, omdat hij van plan was in een deel van zijn verhaal ook over hààr uit te wijden.

Van "Liefste Broeder" zag hij tenslotte af, na lang wikken en wegen en raad vragen aan zijn buurman Karel Billiet, een medeslachtoffer die aan het fatale 'Flieger-alarm' een gebroken sleutelbeen had overgehouden. Karel vroeg of "dienen kwibus geen naam had" en dus werd het "Beste Joseph en Phil". En dan maar beter met de deur in huis vallen, zeker? Al die zever over de zware rekrutenopleiding waren voor een doorwinterde ancien van de 'Sturmbrigade' immers vijgen na Pasen! Ook het klassieke "pen in de hand nemen" sneerde zijn mentor weg:  "Allee Beerke, ge moet er meteens invliegen, man! " Vooruit dan maar:

..." Het leger is niet gezont voor mij, want ik lig al een week in het lazaret met een gescheurde knoesel. Dat gaat hier nog een tetteke duren en de gasten hier laten verstaan dat ik niet meer geschikt gaan zijn voor stoerm-fuzelier. Maar hebt genen bang dat ik terug gaan komen lijk na Cuxhaven om u daar den duvel aan doen. De drie anchiens op de zaal zeggen dat ik mij moet opgeven voor de twee sentemeters flak op rupskamion. Het zelfde kanon peis ik als dat waar gij mee reed op tlaatst, vor dat get vuur kreegt in uwen poot. Alstenblief, schrijft mij zo rap als tkan uw gedacht moest ge een beter gedacht hebben dan dien twee sentemeters. Nu gaat ge verschieten peis ik. De schwister van onze zaal kent u nog van in Praag. Het is Moniek Loridan die van de zomer nog tot bij ons in Westende is gewest en dat moeder buiten heet gesmeten. Ze heet dat nog altiet niet goed verteerd en trekt een vieze smoel tege mij. En op u heeft ze ook een piek. Ik weet nie waarom, mar gij wel peis ik. Weet het mij te zeggen."

" Nu tegen Phil. Tsijn hier allemaal venten en dat slaat ferm tegen. Schwister Monika is het enige vrouwmens en ook dat slaat tegen want het is een jendarm. Tis vreet dat ik het moet zeggen maar ik mis den buro met al die geestige mokkes daar en heel spesjaal die van Joseph met haar schoon ogen. In de hoop dat zij nog eens iet van haar laat weten. De beste groeten aan iedereen en ook aan Arthur moest gem zien.

                Van uw toegenegen broer Leon.

Voor zolang ik int lazaret blijf is mijn adres:

SS-Schütze Petré Leon

Lazaret Adlershorst

27. Freiwilligen Panzer Grenadier Division Langemarck

Feldpostnummer 44.853

 

Karel Billiet had zijn brief herlezen en tactvol de schrijffouten blauw-blauw gelaten: hoofdzaak was dat de geadresseerde de zin begreep. Maar dat van die 'geestige mokkes' ging boven zijn petje.

" Ge zoudt beter de naam noemen van 'die speciale van Joseph met haar schoon ogen', want dat kweekt verwarring en jalousie en daar riskeren vodden van te komen."

" Dat is de bedoeling hé makker! Mijn broer heeft twee lieven: Phil, een lelijke die bij hem slaapt en in 't geheim achter mij loopt, en Françoise, een knappe die met míj bevriend is en waarbij híj zou wíllen slapen. Met een beetje chance denken die alle twee van zichzelf dat ze schoon ogen hebben en beginnen ze van die vettige brieven naar mij te schrijven. Terwijl Joseph niet kan beweren dat ik onder zijn duiven schiet als ik zeg dat het een misverstand is en ik de àndere bedoeldeÂ…"

Billiet zijn mond viel open van verbazing: die 'Beer' Petré, de krachtpatser van het peloton, ontpopte zich nu ook al als een sluwe Casanova ! Hij schudde voor zoveel verdorvenheid triestig het hoofd en ging zuster Monika helpen met de kerstversiering van de zaal... Waarschijnlijk om bij haar in een goed blaadje te komen.

Diezelfde avond wist Leon dat hij persoonlijk de hoop op dat goede blaadje van de zuster definitief mocht vergeten. Billiet bracht hem een omslag voor zijn brief maar verwittigde hem meteen deze na de adressering vooral niet dicht te plakken! Alle uitgaande brieven moesten geopend eerst langs de censuur passeren. Veel kans dus dat Zuster Monika, met haar ziekelijke nieuwsgierigheid, haar neus zou steken in zijn geesteskind om op de hoogte te blijven van de amoureuze perversiteiten van de familie Petré...

 

Het liep echter helemaal ànders af. Tijdens het kerstfeest op de zaal - verzorgd avondmaal met een flesje bier toe en het muzikale optreden van het rondtrekkend soldatenkoor (ttz : drie herstellende 'koningen' rondtrekkend door de zalen van het lazaret !) - kwam Monika even naar zijn bed toe en ging op de rand zitten. Leon verwachtte zich aan het ergste, maar zij nam zijn hand in de hare.

" Zalig kerstfeest, Leon, en ik wens u een snelle beterschap en een behouden weerzien van de familie..."

Hij wist van aandoening niets zinnigs te antwoorden en stotterde dan maar iets in de aard van: "Het zelfde voor u Monique, merci en van 's gelijken..." Als openingszin voor een bloeiende relatie eerder zwakjes, moest hij zélf toegeven. Maar zij scheen er niet over te vallen en misschien had ze zijn brief dan tóch nog niet gelezen...

" Ook een duizendste toeval dat wij elkaar hier weer ontmoeten, hé: de wereld is inderdaad klein...En? Alles goed met de familie? Met Joseph en uw moeder?"

Hij viel van de ene schrik in de àndere. Zou ze dat oprecht niet wéten?

" Ja, wat moet ik daar op zeggen, Monique? Weet ge 't niet van mijn moeder? Echt niet?...Ze is bij de intocht van de Canadezen vermoord door een zatte oude vrijer van haar, een zogenaamde weerstander, uit jalousie omdat ze met een Duitser gelopen had onder de bezetting..."

" Vermoord?! Allee mensen, wat erg! En dan nog door de Weerstand! Terwijl ik toch dacht dat zij ,uw moeder , eerder Engels gezind was..."

" Omdat ze u toen zo heeft afgesnauwd aan de deur? Dat had niets met politiek te maken, maar omdat ze in ruzie lag met Joseph en gij haar van gedacht wilde doen veranderen. Politiek interesseerde haar geen knijt, al zijn wij van huis uit Verdinaso's. En moeder vree niet met de Jupp omdat het een Duitser was, maar gewoon omdat ze een vent nodig had. Joseph kon dat niet verdragen en is het thuis afgetrapt naar het Oostfront...En daarmee is alle zever in feite begonnen..."

Even zwegen ze, en nadat ze hem eens troostend in de hand had geknepen richtte zij zich glimlachend op: " En hoe is het met Joseph? Daar heb ik na Praag niets meer van gehoord... Op 't einde van mijn congé in Vlaanderen heb ik wel een tijdje zélf in 't hospitaal gelegen - ja, nogal zwaar gekwetst door een aanslag van de partizanen in Limburg (en ze wees naar het litteken op haar wang) - maar toen ik hersteld terug in Praag aankwam was de vogel gaan vliegen en heb ik van hem niets meer gehoord"...In haar zachte stem klonk er wat bitterheid door, meende Leon gegeneerd te verstaan: " Gaan vliegen naar Berlijn, zonder boe of ba, heb ik later begrepen. God, het is nu voorbij, maar ik heb wél een tijdje nodig gehad om dat te verwerken, geloof mij..."

Leon bleef beschaamd staren naar het gouden ringetje met de bloedrobijn aan haar fijne hand en toe ze dit merkte zuchtte ze triest: " Ja, dat is nog een kado van hem, een afscheidskado heb ik later begrepen...Maar hij had toch iets kunnen zeggen vooraleer het af te trappen, vind ge ook niet?"

" Ik weet één zaak van Joseph: met die poot àf wilt hij niemand ten laste zijn, en zeker zo geen schoon mens lijk gij. En in Praag zal hij gezien hebben dat er een te  serieuze band met u ging groeien en is hij gaan lopen... Ge moet dat begrijpen..."

Monika stond glimlachend recht en zuchtte nog eens:  "Allee, 't is goed...Vrede op aarde, zullen we maar denken...Ik ben toch content dat we nog eens hebben kunnen klappen...Zondag ben ik drie uur vrij, dan gaan we eens naar de kantine om voort te doen, hé?! Als ge wilt..."   

"Vaneigens dak wil ,Monika ,vaneigens"....


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
03-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
02-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 287
Klik op de afbeelding om de link te volgen

                Boekdeel C2.

 

Beslaat de periode van januari Â’45 tot mei Â’45 en gaat over verzopen kelderratten, Freule Ilse von Witzlebenhof, de vlucht van Leon over de Oder en de val van Berlijn...           

 

 C15Bis: HET von RUNDSTEDT-OFFENSIEF                                                                         

In de vroege ochtend van 16 december Â’44, bij een echt winters hondenweer overrompelde Maarschalk von Rundstedt met 8 SS-pantser-divisies en 5 divisies SS-Pantzer-fusiliere, over een front van 60 km tussen Monschau en Echternach, de vier zwakke US divisies die daar hun winterslaap hielden.
Door deze bres sloop de z.g. "Para-Pantzerbrigade 150" de Amerikaanse lijnen binnen, een Duitse sabotage-eenheid bestaande uit een kleine 150 Engels-sprekende valschermspringers vermomd als G.I.'s. Ze stonden onder het bevel van de beruchte SS-officier Otto Skorzeny en stichtten met hun veertig buitgemaakte jeeps en gevechtswagens de eerste dagen veel verwarring bij de Amerikanen.       

De Duitse bedoeling was met een spitse doorbraak Antwerpen te heroveren. Maar dat liep op een sisser uit wegens onvoldoende troepen en middelen, het ontbreken van luchtsteun zoals Stuka's en een nijpend brandstofgebrek. De geallieerde flanken hielden stand, het omsingelde wegenknooppunt Bastogne gaf zich niet over ("Nuts! ")...Toen twee dagen vóór Kerstmis het weer opklaarde werden de Duitse tankspitsen overvloedig door de U.S.Air-Force met 'bomtapijten' bestookt, wat o.a. het leven kostte aan 1500 Belgische burgers!  Op 10 km van de Maas bij Dinant viel  het "von Rundstedt-offensief" stil toen het toegesnelde 3.pantserleger van Patton uit het zuiden doorbrak en Bastogne ontzette, terwijl de 2.US Tankdivisie de noordflank van het smalle Duitse saillant aanviel.        

Hitler zette nu bits alles op alles. Om de Amerikaanse druk op von Rundstedt wat te milderen, lanceerde hij op de ijskoude nieuwjaarsdag een afleidingsmaneuver met 8 divisies in het Saargebied, waar het Amerikaanse front verzwakt was door het verplaatsen van Pattons troepen naar Bastogne. Met een nog sterker offensief op 2/1/45 in de Elzas hoopte hij Straatsburg te heroveren. Maar beide tegenaanvallen werden op 3/1/45 gestuit. Tóch gaf Hitler bevel diezelfde dag een laatste wanhopig offensief met 18 Wehrmacht-divisies tegen Bastogne te lanceren, maar moest na twee dagen van bloedige gevechten de terugtocht aanvaarden om zélf ter nauwernood aan een omsingeling te ontsnappen.                   

Op 16 januari 45, precies een maand nà het losbarsten van het  "von Rundstedt-offensief", waarvoor de Führer zijn laatste reserves had bijeen geschraapt, werden de uiteengeslagen restanten van zijn vernielde divisies terug over hun vertreklijn geworpen. Hitler verloor bij deze wanhoopsdaad 120.000 man aan doden, gewonden of "vermisten" (zeg maar gerust vrijwillige krijgsgevangenen of overlopers), 6.000 voertuigen, 600 tanks en 1.600 vliegtuigen: een strijdmacht die hij nooit meer kon vervangen. Ook de Amerikanen kregen zware klappen: 77.000 man, waarvan 8.000 doden, en 733 tanks of Atk geschut, doch voor hén stelde de vervanging geen enkel probleem.

Maar wat men dikwijls vergeet te vermelden :bij de onschuldige Waalse burgerbevolking vielen óók een slordige 3.000 doden en evenveel verminkten...vooral tijdens de massale Amerikaanse luchtbombardementen na Kerstmis '44.        

Tijdens dit ultieme Duitse offensief werden veel onmenselijke wreedheden begaan, hoofdzakelijk veroorzaakt door de verbeten wanhoopssfeer waarin het gevecht  uitmondde. Aan beide zijden werd zelden 'kwartier' verleend (ttz de krijgsgevangenen veilig achter het front gevoerd). Zo werden o.a. door de oprukkende 'Kampfgruppe Peiper' van de 1.SS-pantserdivisie in een bos bij Malmédy 129 Amerikaanse krijgsgevangenen in koelen bloede neergeknald. Militair gezien misschien begrijpelijk omdat Peiper zich bij zijn raid achter de Amerikaanse lijnen niet met de afvoer van de gevangenen kon belasten...Maar ook veel Ardense burgers werden zonder reden vermoord in kelders, schuren en holle wegen door een paar Rexisten en Waalse Gestapo-agenten. Zij profiteerden van de korte Duitse herbezetting van hun streek om oude afrekeningen met de Weerstand te vereffenen en op hùn manier de uitwassen van de repressie van september '44 te wreken. Wraak en weerwraak : waar begint zoiets ? En waar eindigt het ?...

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
02-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
01-09-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 286
Klik op de afbeelding om de link te volgen

SS-SCHÜTZE PETRE LEON.

Deze zogenaamde beloftevolle nabije toekomst van Leon zou zich afspelen in het "SS Ergänzungslager FRIESER HEIDE". Dat had de bullebak-van-dienst die morgen geschreeuwd onder de harde schijnwerpers van de appèlplaats. De bende slaapkoppen die hij met veel moeite in een slordig gelid-per-drie had gestompt was nog niet erg onder de indruk geweest, en ook van de daaropvolgende mededelingen was er weinig tussen hun oren blijven hangen. Enkel wanneer ze iets te eten zouden krijgen, interesseerde hen bovenmatig, maar dààr werd door de instructeur met geen woord over gerept. Voorlopig werd het eindeloos rondjes lopen in de druilregen, tussen de administratie ,de uitrustingsbarakken en viceversa. En pas toen ze allemaal hun burgerkleren tegen een witkatoenen werktenue hadden geruild, mochten ze aanschuiven voor hun eerste 'bik' in een troosteloze refterbarak. Maar ook al stonken hun natte uniformen verschrikkelijk naar de naftaline, binnen was het tenminste droog...

Zijn verdere inwijding in het soldatenleven verliep letterlijk op een drafje, te beginnen bij de lichamelijke keuring. Steeds volgens hetzelfde stramien: eerst het geschreeuwde bevel "Angetreten! ", dan in looppas door de natte mist naar het volgende onderzoek, om daar een half uur te staan wachten tot de laatste van hun dertigtal in zijn flikker er de nodige kniebuigingen had opzitten. Niemand, noch de keurders zélf, noch  het kanonnenvlees gaf daarbij veel blijk van overdreven inzet en gezonde overtuiging, een gebrek dat de twee instructeurs dan weer met hun geschreeuw tegen de rekruten in de kortste keren hoopten recht te zetten. Voorlopig echter nog zonder veel resultaat.

Want het drong al vlug tot de groentjes door dat heel dat circus van testen niet bedoeld was om hen eventueel àf te keuren, maar veel eerder om na te gaan waar de érgste gehandicapte nog van enig militair nut zou kunnen zijn. Die eerste avond in hun tent - zestien man - kregen ze rond de petroleumkachel gelegenheid wat beter met elkaar kennis te maken. Een paar slimmeriken wisten al dat de nieuwe Vlaamse 'Langemarck' op divisie-sterkte moest worden gebracht, dat wilde zeggen dat ze daarvoor minstens vijftienduizend man nodig hadden. En aangezien er van de oude 'Sturmbrigade' niet veel strijdbaar volk meer overschoot om in de nieuwe 'Panzergrenadier division' dienst te doen, zou de "Vlaamse Landsleiding" wel wat moeite hebben om haar troetelkind op volle getalsterkte te krijgen. Elke 'vrijwilliger' was er één, zullen ze gedacht hebben, en zo'Â’n zeldzaam specimen àfkeuren mocht zelfs niet overwogen worden!

 

De zo afschrikwekkende fysieke training van SS-rekruten viel Leon al bij al nog mee. Misschien omdat deze inderdaad wat was afgezwakt wegens het lage niveau van de zogenaamde vrijwilligers? Of omdat de drillinstructeurs geen nodeloze energie meer wilden pompen in kanonnenvoer dat binnen de kortste keren toch door Iwan zou worden platgewalst? Doch toen Leon dat op een avond in de tent na de zoveelste maffe oefening opwierp, kreeg hij ferm de wind van voor.

" Ja Petré, gij met uw brede berenkarkas, gij hebt gemakkelijk spreken! Heel uw leven biefstukken gefret zeker?!"

En tot zijn grote verwondering werd hij gewaar dat ze hem steeds meer als "Beerke" of "Hercul" begonnen aan te spreken, tot het in de groep zo'n beetje zijn vaste bijnaam werd. Dat ze hem daarmee zonder zoveel woorden tot de sterkste van het peloton uitriepen, streelde natuurlijk zijn eigenliefde. Hemzelf was het voordien nooit opgevallen dat het merendeel van die àndere gastjes er inderdaad erg bleek en onderkomen bij liep. Bij hén scheen de training wél aan de ribben te blijven plakken, want als ze eindelijk, na urenlange oefeningen, 's avonds voor dood op hun strozak vielen, kon 'Beerke' nog een half uurtje opdraaien voor het kuisen van 'zijn' lichte MG.42 Dit machinegeweer, het zogezegde 'zware' wapen van een grenadierssectie woog maar twaalf kilo, maar wie daar de hele dag mee op zijn schoft rondzeulde, voelde 's avonds geen rug meer. Toen Leon daar weinig last van bleek te hebben, benoemde heel de sectie hem eenparig en opgelucht tot hoofd van de MG-ploeg. Zo, zijn eerste brevet had hij binnen!

Met al dat marcheren kriskras door de uitgestrekte oefenterreinen naar de verafgelegen schietvelden in de omliggende heide kreeg hij toch langzamerhand een overzicht van het immense militair domein waartoe zijn leefwereld zich nu beperkte. Toch was hij al een paar maal langs de dreef met de wegwijzer 'Lazaret Adlershorst' gemarcheerd vóóraleer hij deze groep barakken herkende als zijn eerste opvangkamp waar hij door die hete doos van Hélène ontmaagd werd. Van ver kon hij echter duidelijk zien dat het zogenaamde 'Jugendlager' ondertussen flink uit zijn voegen was gegroeid. Op die twee maanden waren er minstens een tiental barakken bijgebouwd, waarvan een paar met een groot vers geschilderd rood kruis op het dak. Het kader rondom leek nog even idyllisch als voorheen, een écht kuuroord voor lijntrekkers, zo te zien. Maar dat hij daar zélf zó vlug terecht zou komen had hij nooit kunnen vermoeden.

En nochtans...Ze hadden de laatste week al een paar keer het zogenaamde 'LKW-Fliegeralarm' ingeoefend,  ttz met twintig man snel uit de laadbak van een rijdende camion springen en dat met wapens en volle bepakking. Heel plezant.Het kwam er op neer om één voor één uit de 'fond' van de laadbak een aanloop te nemen en naar buiten te springen, z'n wapen stevig en dwars tegen de maag geklemd, en - zohaast je voeten de grond raken - in een gesloten foetushouding een achterwaartse koprol te maken. In het begin sprongen ze natuurlijk enkel op zandwegels uit een voertuig dat nauwelijks vijf per uur reed, kwestie van de juiste houding onder de knie te krijgen. Maar ook toén reeds merkte Leon dat die MG van twaalf kilo de zaak niet echt makkelijker maakte, en dat ding de perverse neiging had tijdens de koprol tegen je gebit te rammen. Een neiging die sterker werd naar gelang bij de volgende oefeningen de snelheid van de vrachtwagen werd opgedreven...

En wat gebeuren moest, gebeurde dan ook. Half december, het landschap lag er al flink besneeuwd bij, komen ze tegen de avond per vrachtwagen terug van een schietoefening met de 'Panzerfaust': een makkie. En dus werd er al hotsebotsend goed gelachen met vette moppen en ferm gezongen over 'Erika' in aangepaste versie... Blijkbaar te scabreus naar de zin van de instructeur, Scharführer Lange, die zijn hart zat op te vreten naast de chauffeur. Dus trok die zijn fluitje en schreeuwde 'Fliegeralarm! Raus-raus! !', en dit terwijl de wagen nauwelijks snelheid minderde. Nu reed hij wel niet zo rap wegens die sneeuw, maar met de vallende duisternis was dat moeilijk in te schatten...

Enfin, de rest volgt automatisch: de twee mannen aan het open eind van de laadbak haken als de bliksem de achterklep los en de eerste zotten rennen al voor hun sprong naar buiten. Om te zien hoe ze terechtkomen is het te donker en tijd tot overleg is er sowieso niet: "Nicht raisonieren! ". De camion loopt reeds halfleeg als Leon met zijn MG-ploeg aan de beurt komt: rap-rap!

Doch reeds tijdens zijn aanloop voelt hij dat hij er niet klaar voor is. Maar natuurlijk springt hij tóch: slipt op de beijzelde baan, voelt zijn knoezel kraken en lost van schrik zijn knelgreep op het MG. Een bonk tegen zijn kin:  duizend sterretjes en dan niets meer.

 

Nadien herinnerde hij zich vaag dat ze hem met drie medeslachtoffers in een - afgrijselijk naar ontsmettings-Lysol stinkende - ziekenwagen hadden 'abtransportiert': richting Lazaret, zoals later zou blijken. Ook dat een dokter en twee zusters dan nog een halve nacht met zijn enkel waren bezig geweest en dat één van die twee engelen hem kopje-strelend regelmatig over de pijnscheuten heen hielp. Maar écht tot zijn positieven kwam hij pas de volgende middag, met zijn hoofd in verband en zijn poot in de plaaster. En kreeg hij bij het avondeten meteen een raar gevoel van déja-vu: die strelende 'Krankenschwester', daar wàs wat mee...Ze had wel een diep litteken op de wang dat aan haar gezicht een verwrongen trek gaf, maar tóch...

Ze hielp hem zwijgend rechtop zitten en schoof verder zonder één aanmoedigend woord het dienblad met de soep op zijn schoot, steeds met die enigmatische bevroren glimlach op de lippen. Alhoewel zij Duits had gesproken met de arts  en haar collega voelde hij met zijn klompen aan dat zij een Vlaamse was. Maar omdat zijn hoofd nog wat ijl aanvoelde - deels door de verdoving van de operatie, maar vast ook door die uppercut van zijn MG - had hij weinig zin om daar dieper op in te gaan. "Ze verdenkt mij vast de zoveelste carotten-trekker te zijn die in haar zaaltje een tijdje komt uitblazen",  dacht hij. En érgens deed deze gedachte hem pijn, want voor 'lijntrekkers' had hij zélf niets dan minachting.

De volgende dag werd hij van zijn kamertje naar de ziekenzaal in de barak verlegd en vond daar zijn lotgenoten van het laatste faliekante 'Fliegeralarm' terug: één met een sleutelbeenbreuk en twee met een hersenschudding. Terwijl Leon nog op de operatietafel lag hadden die jongens al bezoek gekregen van de compagniecommandant om na te gaan hoe ze het stelden. En laten verstaan dat Scharführer Lange flink onder zijn vijs zou krijgen wegens het zinloze risico van hun laatste oefening bij zo'n hoge snelheid. Maar onmiddellijk daarna vertelden ze Leon opgewonden het grote nieuws van de dag:  maarschalk von Rundstedt had in de Belgische Ardennen een reusachtig offensief ontketend met een SS-leger op kop, en was nu dwars door de lijnen van de Amerikanen naar de haven van Antwerpen aan 't oprukken. De kans zat er goed in dat 'Langemarck' daar één dezer dagen zou ingezet worden om méé Vlaanderen te bevrijden. Voorlopig werd één 'Kampfgruppe' van 4.000 man, waarvan de opleiding als voltooid werd beschouwd, onder bevel van Ober-sturmbannführer (luitenant-kolonel) Schellong klaargestoomd om er als eerste reserve te worden ingezet.

" In Eeklo zullen die smeerlappen van de Witte Brigade nu wel fameus met een ei zitten!" veronderstelde Jos Van Einde, die lotgenoot met de zwaarste hersenschudding: " Naar 't schijnt hebben die klootzakken met mijn familie schandalig de beest uitgehangen, met de vrouwen nog 't meest. Allemaal omdat mijn broer zaliger zich gemeld had voor het 'Vlaams Legioen'! Alsof mijn twee zusters daar voor iets tussen zaten! Maar één ding is zéker: als ik daar binnen een paar weken zal binnenrukken met de 'Langemark' zet ik al die lafaards persoonlijk één voor één tegen de muur. Eén voor één, zodat het lang duurt en ze allemaal goed kunnen zien wat hun te wachten staat! "

" Ophangen is beter" wist Karel Billiet met zijn gebroken sleutelbeen: " Ze eerst verzamelen op de Grote Markt en dan ieder kwartier één, om beurten, met hetzelfde koord! En de rest van de stad mag toezien, omdat ze het zouden voortvertellen en onderwijl de heethoofden op betere gedachten te brengen. Zo hebben de Spanjaarden van Alva het destijds bij ons in Gent geflikt en we zijn het thuis nóg altijd niet vergeten! 'Stroppen', die scheldnaam zal nog duizend jaar aan ons blijven plakken ..."

Gust Tierentijn van Mol, die lange met de tweede hersenschudding, zat wat stijf naar zijn makkers te luisteren en haalde somber de schouders op: " Bij ons hebben de partizanen en de bandieten van de Weerstand niet op de aankomst van de Engelsmans gewacht om met moorden en branden te beginnen. Die hangen al sinds een jaar de beest uit in heel de Kempen. Tijdens mijn vorig verlof heb ik zelfs eens kunnen meedoen aan een razzia op dat geboefte en heb ik er persoonlijk twee gestekt: Russische bolsjevieken die waren gaan lopen uit de mijn van Beringen. De Feldpolizei heeft die nadien in Hasselt opgehangen. Maar toen we in september moesten wijken, had dat gespuis natuurlijk vrij spel en zullen ze in mijn familie en de andere Vlaamsgezinden wel lelijk huis gehouden hebben. Ik hoop dan ook maar op tijd genezen te zijn om binnen een week of zo thuis mee te helpen de lat gelijk te leggen en de afrekening te vereffenen. Alleen jammer dat wij zo weinig weten van wat er thuis écht gebeurd is sinds die zogenaamde bevrijding in september..."

Daar was iedereen het over eens: het was de onzekerheid met het lot van de achtergebleven familie die nog het meeste knaagde. Want alles wat ze meenden te weten, was van 'horen-zeggen' of kwam uit de frontbladjes zoals 'DE SS-MAN'. Dat die vooral 'gekleurd' nieuws gaven wist natuurlijk de stomste debiel, al deed iedereen alsof zijn neus bloedde. Maar toen Leon argeloos liet vallen dat hijzelf toch een tamelijk goed beeld had van de bandeloze repressie in Vlaanderen en de willekeurige wraaknemingen van het gepeupel, werden plots alle ogen gericht op Kwatta. Even leek iedereen in het groepje rond zijn bed als met stomheid geslagen. Maar toen barstte het vragenuurtje los en wist hij niet wie eerst te antwoorden. Hij legde dan maar uit dat zijn broer Joseph op de 'Kulturstelle' van het SS-Hauptamt in Berlijn zat en daar wekelijks niet alleen alle filmjournalen van beide kampen te zien kreeg - Duitse, Russische en Angel-saksische - maar ook die uit Zwitserland en andere neutrale landen. Hij was dus goed op de hoogte van alles wat zich in de geheimzinnige wereld aan de àndere kant van de frontlijn afspeelde. Ook al geloofde niet iedereen dat zómaar...

"Allee zwanzer, de Pathé en de Paramount gaan hun weekjournal toch niet tot bij uw broer in Berlijn verdelen hé "

" Natuurlijk niet, Van Einde! Maar gij die alles béter weet zijt misschien vergeten dat den Duits nog ambassades heeft in die neutrale landen. En dat die ambassades alle inlichtingen die ze kunnen vergaren met hun geheime koffers opsturen naar hier. En mijn broer, die tussen haakjes dat frontgazetje 'De SS-man' maakt, moet iedere week een halve dag in de kelder van de 'Sicherheitsdienst' al die inlichtingen en filmjournaals uitpluizen om zijn artikels te kunnen schrijven. Verstaat ge't? Of moe'k een tekeninkske maken ?!" Hij overdreef opzettelijk een beetje, maar die Van Einde werkte wat op zijn zenuwen met zijn betweterij!

" Tiens, zit die Joseph Petré in Berlijn?" sneerde een vrouwenstem vanachter het groepje omstanders rond zijn ziekenbed.

Leon had niet gezien dat de Schwester binnen gekomen was en de helft van de discussie had opgevangen. Maar vooraleer hij op haar vraag kon antwoorden commandeerde zij met een harde stem: " Allee, iedereen in bed en slapen! In twee minuten gaat het licht uit! " En wég was ze...

Verbaasd staarde Leon haar na:  had zij niet daarjuist Joseph met naam en toenaam vernoemd? Hoe kon zij die verdomme kennen? En dan die sneer naar Berlijn? Diep in gedachten overliep hij de personalia die hij had opgegeven bij zijn inlijving, maar voor zover hij zich herinnerde had hij daarbij nooit over Joseph gesproken...Raadsel...

Maar diep in de nacht schoot hij plots klaar wakker. Natuurlijk, dat gezicht in profiel, langs de onbeschadigde zijde zonder dat litteken...Nu wist hij ineens waarom hij van bij de eerste ontmoeting met die Schwester zo'n raar gevoel van déja-vu had gekregen. Dat moest vast en zeker Monique Loridan zijn, het ex-lief van Joseph dat vorige zomer naar Westende was gekomen om te trachten moeder opnieuw met zijn broer te verzoenen. Marie had haar toen ruw de deur gewezen, maar Jetje had haar uit pure schaamte opgevangen en een koffie aangeboden. Daar had Leon de jonge vrouw wat beter leren kennen. Zij zag er toen wel stukken knapper uit, zónder die verwonding en zonder dat stijve uniform, maar hij begreep toch niet goed waarom hij haar nu niet vlugger had herkend. "Het moet aan haar huidige koele afwijzende houding liggen" dacht Leon: "Vroeger was het eerder een plezante lachebek...Nu lijkt ze wel een stevige afkeer gekregen te hebben van haar vroegere vrijer! " Daar wilde hij wel eens het fijne van weten...

De volgende morgen, toen ze met de grote roltafel het ontbijt ronddeelde,ging hij meteen in de aanval.

" Monique Loridan, hé? Gij zijt ons van de zomer thuis in Westende komen bezoeken...Ik had u niet zo rap herkend."

Ze keek hem kil aan: " Ge wilt zeggen: door die kap in mijn gezicht, zeker?"

Leon voelde dat hij een bok had geschoten. Maar gelukkig ging ze er niet verder op in: "Bon, man, vergeet alles  van vroeger maar, da's beter voor de gezondheid. En onthou het goed: ik ben Schwester Monika voor u: iedereen gelijk voor de wet! " En wég was ze met haar roltafel naar de bedden aan de overkant van de barak.

Iedereen gelijk voor de wet? Waarom deze abrupte afwijzing? Hij kon zich in de verste verte niet inbeelden waaraan hij dat verdiend zou hebben. Aan de beledigende houding van Marie, vorige zomer? Maar hij had zich destijds - samen met Jetje - toch duidelijk van moeders grofheid gedistantieerd. Misschien had Monique nadien, bij haar terugkeer uit verlof, woorden gekregen met Joseph en was die dààrom van Praag naar Berlijn overgeplaatst? Leon besloot toch dit misverstand zo vlug mogelijk op te klaren. Want hier nog een paar weken door Monique verzorgd moeten worden, terwijl zij duidelijk een wrok tegen hem had, dàt zag hij écht niet zitten. En dat zij op voorhand elke vriendschappelijke toenadering van hem afwees voelde hij aan als een affront en een gemene slag onder de gordel. Alsof hij verdomme melaats was, of een vuile ziekte had!

Plots schrok hij: zou er in zijn medisch dossier misschien tóch een vermelding staan over de gevolgen van zijn affaire met ...(hoe heet ze ook weer?)...die Hete Hélène?...En had die Monika hier dat gelezen ?

Godvermiljaarde! !


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
01-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 285
Klik op de afbeelding om de link te volgen

C15  WEERZIEN IN ADLERSHORST.

 

                              Berlijn, 15 november '44

Die morgen leek eindelijk de schaamte door te breken. Ze begonnen alle drie aan te voelen dat het komende definitieve afscheid makkelijk vermeden had kunnen worden indien ieder voor zich wat beter zijn verstand had gebruikt...Maar voor melige ontboezemingen was het nu te laat en dus berustten ze maar in het onvermijdelijke. Het ontbijt verliep verder in een onwezenlijke stilte en ook tijdens de rit met de U-Bahn naar het Anhalter Bahnhof vond niemand nog een geschikt onderwerp van gesprek. Pijnlijk...

'Anhalter Bahnhof', het knooppunt van de U-Bahn in het stadscentrum, lag twee verdiepingen ónder het gelijknamige eindstation van de Reichsbahn en gaf via een spinneweb van witbetegelde gangen aansluiting met een vijftal àndere lijnen van de ondergrondse. De centrale hal van 'etage -2' werd sinds een jaar grotendeels in beslag genomen door het N.S.V.-opvangcentrum voor de recent 'ausgebombte' families. Na de laatste luchtaanval van vorige nacht werkte het weer op volle toeren. Bij de dampende gaarkeuken schoof een lange rij verwilderde daklozen aan, de nieuwste slachtoffers van de laffe Amerikaanse 'Gangsterpiloten', de dikke zwarte winterjassen nog grijs vol kalkstof van hun ingestorte woonsten.

Naast de àndere roltrap schoven de slachtoffers van vórige bombardementen aan, herkenbaar aan hun propere kleding en gewassen gezichten. Zij wachtten met misnoegd gekibbel op de bedeling van nieuwe voedsel rantsoenkaarten en de bons voor een beperkte set aangeslagen "Judenmöbel". Maar de langste slang stond voor loket "Aussiedlung", de evacuatie naar het platteland van de 'onproductieven'. Het vijftal prikborden in het midden van de lokettenzaal hing al halfvol met berichtjes van hun voorgangers: levenstekens in de aard van "Frau Greta Kissinger und Kleintochter Julia, Dahliaplatz 16 ,abgefahren nach Tante Louise Fichte, Bremerhof 27a MINDEN (Lippe)"...

   Het hoofdstation boven had blijkbaar de laatste dagen ook nog een paar voltreffers gekregen want vergeleken met Leons laatste reis naar Cuxhafen was nu de volledige overkapping verdwenen. Een paar ploegen Servische krijgsgevangenen liepen nog puin te ruimen en buiten op het plein was de 'Feuerwehr' de laatste branden van de vorige nacht aan het nablussen. Maar de drukbezette trein naar Bremen stond ondanks alles vertrekkensklaar te sissen naast perron vier:  een aardig staaltje van de 'Grundlichkeit' waarmee de Duitsers zich schijnbaar onbewogen door de zwaarste rampen heen werkten.

Juist toen Leon wilde instappen greep Joseph hem bij de revers van zijn marinevest en barstte los:  

" Gisterenavond geraakten wij belange niet uitgesproken omdat ge zo dringend naar uwen nest wilde, maar..."

Leon was compleet uit zijn lood geslagen: zou die kwibus hem nu écht nog zijn stoeipartij met Phil voor de voeten willen gooien? Hij herstelde zich in een flits en pareerde haastig: " Daar zullen we nu wel geen tijd meer voor hebben, hé Jos" en reikte hem de hand: " Salut, Grote Broer! Of moet ik voortaan 'half-broer' zeggen?" voegde hij er spottend aan toe. "En houdt ze warm hé! Misschien kom ik vóór het einde van de oorlog nog eens langs, als 't God belieft! " Daarop wilde hij zich naar Phil wenden om haar te omarmen, maar Joseph hield hem tegen.

" Maar luistert toch eens, zot! Ik heb mij vannacht vast voorgenomen dat wij de moord op ons moeder niet zomaar voorbij kunnen laten gaan. Ge moet mij zweren dat als één van ons ooit de kans krijgt die drie smeerlappen om zeep te helpen -Steiner ,Pylieser en Dupong - wij dat ook zonder aarzelen en in de kortste keren zullen doen! Beloofd?"

" Ja-ja, beloofd...Al vind ik dat ge u de eer van ons moeder wel wat héél laat begint aan te trekken! ...Maar ja,  akkoord: ze gaan eraan, de schoenlapper ,de schipper en de proost..."

 Zonder zich verder voor Joseph te generen omarmde hij Phil die er de hele tijd met natte ogen had bijgelopen en fluisterde haar in 't oor: " Mokkeltje, ge hebt mij veel bijgeleerd, de laatste weken: bedankt! En laat u niet kisten door die omhooggevallen clown! "

Zij glimlachte door haar tranen heen, en dat was het laatste beeld van haar dat hij zich in zijn korte verdere soldatenleven steeds zou herinneren.

 

Op de terugrit naar hun buro op de Fehrbelliner Platz begon het gezanik al: " Was dat nu écht nodig om in die statie zo'n theater te maken? Het was toch ùw vent niet hé die naar den oorlog trok!? En wat stond hij daar in uw oor te fezelen?"

Phil heek Joseph recht in de ogen: " Dat ik mij niet mocht laten kisten door die omhooggevallen clown! En moest ge er nog aan willen wijfelen:  met 'die clown' had hij het op u! " 

Joseph snoof verachtelijk en citeerde de bijbel: " Ja, de slangen die gij aan uwen boezem koestert...In de gekregen soep spuwen, daarin is de Leon een specialist! En gij zoudt ook wat mogen nadenken bij wie gij uw dagelijks brood verdient en aan wie gij het prinsessenleven in een chique villawijk te danken hebt! Er zijn collega's die met moeite een dak boven hun kop hebben en nog blij zijn dat het niet te erg binnenregent! "

Maar Phil vloog razend uit :" Zeg, pretentieuze zot, vergeet niet dat ikzelf u de weg heb gewezen hoe ik mits wat poteren aan dat villaatje in Dahlem konden geraken! Want toen ge hier vorige zomer uit Praag binnenviel,waart ge minder dan een dubbele nul in het organiseren! Had het van u afgehangen dan zaten we ook nog op een lekke mansarde. En hebt ge al eens nagedacht wat ge gaat aanvangen als de Rus straks op den dorpel staat? Herr SS-Oberscharführer, zonder pree, zonder pensioen, zonder uniform en op één poot? En waarschijnlijk ook nog zonder een dak boven uw kop, want één bom en ge zijt ook uw villa kwijt! Moet ik dan nóg de hemel danken voor die formidabele gunst die gij mij bewijst met aan mijn arm te hangen? Ik denk dat ge dan héél blij zult zijn u onder de rokken van uw prinses te kunnen verduiken! Kalmeert dus maar wat, en gebruikt uw verstand: ik zie zo rap nog geen àndere vrouw die u binnen een paar maanden op één poot recht zal houden, vriend! Want ik kan u verzekeren: op Juffrouw Françoise De Bens zult ge dàn niet moeten rekenen om u uit de stront te halen "

Joseph trok bleek weg, maar slikte zijn woede in: het leek wel of Phil nu plots héél duidelijk onder woorden bracht wat al een tijdje door zijn slapeloze nachten spookte. Inderdaad, iedere dag veroverde het Rode Leger een nieuwe strook van het Derde Rijk, om van de Amerikanen nog te zwijgen...En als de beloofde vergeldingswapens nu niet héél snel ingezet werden zag de nabij toekomst er voor Herr Oberscharführer Petré niet erg rooskleurig uit...Phil sprak van 'een paar maanden' en ze kon wel eens gelijk hebben... Het was echter zéér de vraag of zijzelf - of om het even welke àndere vrouw - hem bij dat naderend onheil van enig nut zou kunnen zijn. Hoe dan ook ,verkracht zou zij zéker worden en daarbovenop waarschijnlijk een vuile ziekte opscharrelen. Met als plezant toemaatje: zwanger worden van een mongool, met een risicovolle vruchtafdrijving tot gevolg. Allemaal complicaties die zijn eigen gevecht om te overleven enkel uitzichtlozer kon maken.

" Françoise?" sarde hij gemelijk: " Akkoord, een knap vrouwke zoals zij zal bij de Russen het eerst voor de bijl gaan, en daardoor meer een blok aan mijn been zijn dan een steun, dat weet ik ook wel. Maar denkt gij dat uw pokkengezicht een garantie is tegen verkrachting door een bronstige Tartaar? Zo difficiel zijn die mannen nu ook weer niet! Die zijn blij met om het even wat ze kunnen krijgen! "

Phil snoof verachtelijk: " Ik ken er nóg zo één, hé Joseph, die blij was met wat hij kon krijgen: zelfs een pokkenwijf lijk ik! Ge moet zo hoog niet van de toren blazen, man! En onthoud één zaak: als het mijn toer is om  een Rus op mijn lijf te krijgen, zal ik zéker niet lijk een zotte maagd staan gillen of tilt slaan! Voor een rappe stoot van een frontsoldaat gaan ik mijn leven niet riskeren hé...En met een beetje chance word ik misschien de eerste weken van de bezetting het vaste vriendinnetje van een gardeofficier...Indien ge dan braaf en slim zijt kunt ge mogelijk nog wat kruimels bijeen rapen door u voor te doen als mijn 'Juul'! "

Joseph lachte spottend, maar 't ging niet van harte.

"Ge moet zo stom niet zien! "vloog Phil uit: " Wij vrouwen hebben dat al in 't lang en in 't breed met elkaar besproken aan de hand van de prestatieverhalen van onze eigen SS-ers in Rusland...Akkoord, een paar spreken van zich op te hangen, de dag dat Ivan hier de factuur komt aanbieden voor wat onze mannen met de Russinnen hebben aangericht. Maar de meesten, meisjes lijk ik van 25-30 jaar, zullen op hun tanden bijten, de dag dat ze er aan moeten geloven...Dan kunnen zij beter geen vent of familie rond hun oren hebben die hen morele verwijten zou maken of zedenpreken houden...Op het moment van de weerwraak doen wij dan best vijf minuten de ogen toe en denken aan het blik cornedbeef dat de Ivans nadien gewoonlijk cadeau doen aan hun gelegenheidslief: zo simpel is dat! "

Joseph zweeg verbeten en Phil kreeg langzamerhand wat medelijden met hem: " Maar gij, Herr Oberscharführer, zult méér dan vijf minuten nodig hebben om vanonder de Ivan zijn knoet te geraken en weg te duiken. Daarom, probeert gerust de grote jan uit te hangen bij juffrouw De Bens, nu gij denkt nog kans hebben. Ik, voor mij, weet dat ge op uwen bek gaat stuiken! En binnen een maand of zo zal de bloeddruk in uwen piet en uw goesting naar Françoise dan wel wat gezakt zijn, veronderstel ik... Op dàt moment zult ge u wel realiseren dat de beschermengel die gij in het uur van de wraak dringend nodig gaat hebben, hier voor het ogenblik naast u loopt...Ziet maar dat het dàn niet te laat is,  onnozel ventje! "

 

De treinreis had een volle twaalf uur geduurd, met veel tussenstops in half vernielde stations, en tweemaal zelfs gewoon in open veld wegens 'Fliegeralarm'. Maar toen hij tegen negenen geradbraakt en uitgehongerd eindelijk in Lüneburg-Hauptbahnhof uitstapte kreeg hij ondanks de blauwe schemer van de noodverlichting onmiddellijk een beklemmend gevoel van déjà-vu.

Natuurlijk, hoe kon het ook anders:  nog geen twee maanden geleden had hij daar in de wachtzaal zijn eerste verschijning van 'Engel Hélène' mogen beleven. Miljaarde, die blik van op de grond langs haar kousebenen tot een stuk onder haar rok! Hij kreeg het er nóg warm van, ondanks de nare nasleep van zijn avontuur. Ook de vertrouwde geur van erwtensoep-met-worst waaide hem uit de gaarkeuken van N.S.V. tegemoet en wat later meende hij zelfs de dikke dame achter de dampende thermosketels te herkennen...

Gezichtsbedrog natuurlijk. In haar waterige soep was er geen sprake meer van worst en ook de boterhammen met warme chocomelk van destijds ontbraken op het menu. Eén harde homp Kommiesbrot om in het watersoepje te soppen: daarmee moest hij het voorlopig stellen...Neen, écht véél waren ze er niet op vooruit gegaan in die laatste twee maanden...

De kaartjesknipper verwees hem met zijn marsbevel naar een kleine wachtkamer wat verderop. Maar die zat al zó vol rumoerige Vlaamse rekruten en zag zó blauw van de tabaksrook dat hij nog liever buiten in de friste op zijn ransel bleef zitten. Op de mengelmoes van Vlaamse dialecten na,  deed de drukte rondom hem héél erg terugdenken aan zijn aankomst met de Hollandse vluchtelingentrein op 18 of 19 september...Met moeite twee maand geleden en toch bleven hem slechts een paar beelden bij van die dag...De rebellenclub van Rosse Hennie...En Hennies teleurgestelde schampscheuten in de bus, toen De Goddelijke Hélène hem met een klapzoen inpalmde en hij voor het eerst dat warme parfum opsnoof uit haar witte bontkraagje...

 Maar toen hij plots uit zijn dagdroom wakker schoot en het verhoopte dieptezicht langs de wulpse benen van Hélène miste, vroeg hij zich toch af wat hij daar in feite nog kwam doén ,verdomme ! Vlaanderen verdedigen tegen het bloeddorstige bolsjevistisch beest? Hij in zijn ééntje? Het zuivere Vlaamse bloed beschermen tegen het vergif van de Mongoolse horden? Ja-watte...Misschien lag het aan de vermoeiende treinreis,  maar door al die bombastische leuzen van de laatste weken voelde hij zich jammerlijk verraden en misbruikt.

Veel tijd kreeg hij niet om zijn zelfbeklag verder uit te diepen want een viertal SS-ers dook plots uit het donker op en sloeg aan het schreeuwen in het Duits. Leon begreep vlug dat die mannen hen zouden omkaderen voor de verdere transport met de bus naar het kampement. Maar toen ze als een bende ongeregeld, nauwelijks in de pas, naar buiten marcheerden viel er nergens een bus te bespeuren. Een beslijkt camionnetje, ja: dat was àlles. Met een paar rauw gesnauwde bevelen maakten de heren hen duidelijk dààr hun bagage in te stouwen en zich nadien snel weer in het gelid op te stellen: de busreis konden ze vergeten, zo te zien...

En inderdaad: met een "Rechts, marsch! " vertrok de groep wat hortend door de uitgestorven lanen van Lüneburg. Eerst stapten ze nog door schaarsverlichte buitenwijken, maar later gaandeweg tussen pikdonkere ontbladerde bossen met een kil maansikkeltje als enig oriëntatiepunt. Na een uur werd even halt gehouden en kroop plots het gerucht door de gelederen dat er nog dertien kilometer vóór de boeg lagen: "Ja, drei Stunden! " bevestigde één van de onderofficieren die hen eerst nogal gunstig gezind had geleken...

Het laatste uur werd pas écht een martelgang toen 'de kop' plots een afsteek insloeg langs een bosweg vol hopen rotte bladeren en ze door de steeds dikkere bewolking op den duur geen steek meer voor hun ogen zagen. Al struikelend door modderplassen voelden velen sakkerend hun dunne burgerschoenen vol ijzig slijk lopen. Anderen sloegen bitsig aan het kiften tegen "die kloot hier vóór mij" die, door zich in het donker even over zijn losse schoenveter te bukken, het halve peloton over zich heen kreeg...

Veel herinnerde Leon zich niet meer hoe hij uiteindelijk rond halfvier in een grote legertent in slaap viel,  maar des te beter hoe hij om zes uur weer door een brulaap tot bewustzijn werd geschopt...Godverdomme, dat beloofde voor de toekomst!


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
01-09-2013, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!