Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
16-06-2009
Laken
Laken - luchtgeest -
Een meisje pochte altijd tegen haar vriendinnen dat ze nergens bang voor was. Op een dag waren die vriendinnen dat zo beu dat ze het meisje weleens wilden op de proef stellen. De vriendinnen daagden het meisje uit om 's nachts drie keer rond de kerk te lopen en elke keer met haar hand op de kerkdeur te slaan.
Het meisje nam de uitdaging zonder aarzelen aan. Toen ze voor de tweede maal rond de kerk had gelopen, zag ze echter een witte schim op het kerkhof. In de overtuiging dat het één van haar vriendinnen was, die haar probeerde bang te maken, liep het meisje recht op de schim af en trok het witte laken weg.
Toen het meisje terug bij haar vriendinnen kwam, vernam ze echter dat niemand onder hen was weggeweest. Het meisje was zo ontzet van angst dat ze onmiddellijk naar de pastoor ging. Die gaf haar de raad om het laken terug te brengen en voor haar eigen veiligheid een pasgedoopt kind mee te nemen.
Na lang smeken kreeg het meisje van iemand een kindje mee. Toen het meisje op het kerkhof kwam, zag ze het geraamte van haar eigen moeder. Toen ze het laken naar het spook gooide, sprak het: "Als je dat onschuldig kind niet had meegebracht, dan zou ik je verscheurd hebben."
Het meisje was zo geschokt door deze uitspraak dat ze uiteindelijk van verdriet gestorven is.
In de kraantjesbeek is vroeger een kind van X verdronken. Omdat het water maar veertig centimeter hoog stond en het kind al vijf jaar oud was, geloofde men dat een waterduivel het kind onder water heeft getrokken.
Een weduwe met acht kleine kinderen liet haar werk vaak 's nachts door de alvermannetjes doen. De vrouw was echter zo nieuwsgierig dat ze de alvermannetjes op een nacht heeft bespied door het plafond. De dwergjes hadden het echter in de gaten gekregen. Ze bliezen in de kachel zodat de ogen van de vrouw vol roet vlogen en ze niets meer kon zien. De alvermannetjes zijn uitgestorven toen de schnaps werd uitgevonden; ze raakten namelijk allemaal verslaafd aan alcohol.
Een oude man uit Horpmaal zag 's avonds een dwaallichtje. Hij volgde het dwaallichtje tot aan het water en zei toen: "In Gods naam, wat wil je?", waarop het lichtje antwoordde: "Ik wil gedoopt worden. Je hand is bij het water; je hoeft alleen maar te scheppen."
Toen de man het dwaallichtje gedoopt had, ging het lichtje uit en verscheen er een kindje dat er uitzag zoals een engeltje. Het kindje sprak tot de man: "Over drie dagen zal je sterven. Maar je stoel zal in de hemel klaar staan naast die van mij."
Vroeger droegen de mensen meel naar de kerk waar de alvermannetjes woonden. Als ze er ook wat voedsel bij legden, dan kwamen de alvermannetjes 's nachts het brood bakken. Maar men mocht niet gaan kijken, want dan gebeurde er niets.
Een man die 's nachts wakker werd, zei tegen zijn vrouw: "X, hier is een dwaallichtje. Ik ga het verlossen." De man ging naar beneden terwijl het dwaallichtje vóór hem de trap af ging. Bij de pomp heeft de man het dwaallichtje gedoopt. Wanneer het dwaallichtje verlost was, ging het lichtje uit. De persoon die het verloste, had dan recht op een plaatsje in de hemel.
Y, de broer van X, kwam 's avonds ook een dwaallichtje tegen, maar hij was niet slim genoeg om het te dopen. Het had maar een haar gescheeld, of Y zou verdronken zijn in de vijver waar het dwaallichtje hem naartoe had geleid.
Op de Galgeberg werden vroeger misdadigers opgehangen. De laatste persoon die men daar heeft opgehangen, was X. Toen zijn lijk nog aan de galg hing, was er een boer die in een nabijgelegen veld moest werken.
Toen de man 's middags zat te eten, sprak hij schertsend tot het lijk: "Wel, X, vroeger at je zo graag bonen! Waarom eet je nu niet mee?" Daarop begon het lijk te spreken: "Ik nodig u ook uit. Kom deze nacht om twaalf uur, dan mag je met mij meedoen."
De boer maakte onmiddellijk dat hij wegkwam, en vertelde in paniek zijn verhaal aan een geestelijke. De pastoor sprak tot hem: "Je bent nu verplicht om vannacht naar hem toe te gaan. Neem een klein kindje mee, dan zal het spook je niets kunnen doen."
Om middernacht trok de man naar de Galgeberg met een kindje in zijn armen. Toen de boer bij de galg was aangekomen, hoorde hij een geluid alsof er vlees werd gebakken, maar hij zag niets. Het kindje had hem gered.
Een zekere X ging op een dag naar zijn familie in Boekhout. Onderweg zag hij hoe in de kasteeldreef een koets kwam aangereden. In die buurt spookte het zo erg dat men uiteindelijk de Witheren van Batsheers heeft laten komen. Toen één van de paters de geest van de graaf wou tegenhouden, sprak het spook: "Toen je nog studeerde, heb je een keer een koek gestolen uit een winkel."
De volgende pater die men liet komen, werd onderweg door een onzichtbare hand in de beek gegooid, terwijl een stem zei: "Als je geen kroontje had, dan zou ik je in de beek doen verdrinken hebben." Toen de pater het spook wilde tegenhouden, sprak het: "Je hebt ooit eens een kool gestolen uit iemands tuin", waarop de pater antwoordde: "Ja, maar ik heb een halve frank in de plaats gelegd."
Op dat moment kreeg de pater macht over het spook. De geest van de graaf werd voor negenennegentig jaar verbannen bij de Ster in het bos. Omdat men toen een stem had gehoord, die zei: "Je moet hier het geld langs de ramen naar buiten gooien!", heeft men de arme mensen gratis kolen gegeven van op het kasteel. De graaf had zich tijdens zijn leven veel onrechtmatige goederen toegeëigend..
Nog vele jaren later werden er rijnstenen teruggevonden met daarop de letter "A", van de abdij van Averbode. Wanneer iemand sloeg op de boom waarin de graaf werd verbannen, hoorde men steeds een luide zucht. regio : Rukkelingen verzamelaar - F. Beckers -
Men vertelde dat de alvermannetjes op de weide van de pastoor woonden, op de plaats waar vroegen een kerk had gestaan. De vrouwen uit het dorp zetten vaak hun wasteil buiten, met een boterham ernaast. Wanneer de alvermannetjes 's nachts te paard rondreden, kwamen ze de was doen en stopten ze de sokken in ruil voor de boterham.
Een man die onderweg was naar Vliermaal, zag plots een dwaallichtje. Hij lachte en zei spottend: "Kom en verlicht de weg voor me." Daarop vloog het dwaallichtje in de ogen van de man en verbrandde zijn hele gezicht.
De man maakte snel een kruisteken en toen was het dwaallichtje weg.
Bij de familie X had een ongehuwde dochter een kind gekregen. Men had het kindje gewurgd en daarna in een put geworpen.
Omdat het kindje niet gedoopt was, werd het na zijn dood een dwaallichtje dat kwam spoken.
Sindsdien gebeurden in het huis vaak vreemde dingen, zodat niemand meer bij de familie X wilde logeren.
Op een dag kwam er een bedelaar aankloppen bij X. De mensen vroegen of hij onderdak wilde.
De bedelaar nam het voorstel gretig aan.
De bedelaar had wel opgemerkt dat de mensen de deuren met stevige sloten vergrendelde,
maar hij dacht dat de vrouwen misschien bang waren van hem.
Om klokslag middernacht vlogen alle gesloten deuren plots open en en er stormde iets met een hels lawaai de trappen op.
De bedelaar nam haastig zijn kleren en liep zo snel hij kon het huis uit.
regio : Niel-bij-Sint-Truiden
verzamelaar - F. Beckers -
Een man die op de Heikant woonde, zat 's avonds buiten en zag iets uit de grond komen, dat zei:
"Oude weerlicht, leef jij ook nog?"
De vreemde verschijning leek een beetje op een hond.
Waar nu het dorpje Gotem ligt, was vroeger een groot bos, dat men het Appelarenbos noemde. Iedereen wist dat in het Appelarenbos geesten ronddwaalden. De grote geest Mjas was hun meester. Er werd verteld dat de geesten 's nachts uit het bos kwamen, om jonge mensen in hun macht te krijgen en hen mee te lokken naar het bos. Elke keer wanneer in het Appelarenbos een nieuwe geest aankwam, was er een hels lawaai te horen. Er werd gezegd dat de geesten elke nacht een feest hielden rond een grote eik, die de Mjas-eik werd genoemd.
Bij maneschijn zag men daar tussen middernacht en één uur een soort damp opstijgen. Toen de mensen al een hele tijd niets meer gezien of gehoord hadden in het Appelarenbos, geloofden ze dat de geesten verdwenen waren. Geleidelijk overwonnen de mensen hun angst en durfden ze zelfs in het bos hout gaan halen. De pastoor liet in het bos een kapel bouwen. Toen een pater op een zondag in de kapel stond te prediken, was er onder de toehoorders een man die zoveel ophef maakte dat men hem moest vastbinden.
Omdat de pater vermoedde dat het een man was die vroeger met de geest Mjas had omgegaan, vroeg hij alle gelovigen om samen voor de man te bidden. Toen iedereen zat te bidden, begon de man te beven en te snikken. Daarna viel de man plat op de grond, terwijl zijn geest zijn lichaam verliet. Omdat de man dood was, gooide men zijn lichaam in het water. De geest van die man is daarna nog vele jaren bij het water komen spoken.
De mensen die in de buurt van het water woonden, maakten vaak vreemde dingen mee. Zo werd hun vee soms 's nachts losgemaakt, zodat het in het water viel en verdronk. Wie 's nachts voorbij het water moest, keerde niet meer levend terug. Soms liet het spook zelfs overdag mensen met paard en kar van de brug vallen. Omdat de mensen ten einde raad waren, gingen ze naar de bisschop van Tongeren.
Negen dagen lang moesten de mensen bidden opdat het spook rust zou vinden. Op de negende dag werd er op de brug een mis gehouden door enkele hoge geestelijken. Toen de misdienaars tijdens de consecratie met het belletje rinkelden, kwam de geest plots uit het water en ging gedwee vóór de predikant staan. De pater nam een zware ketting in zijn hand en leidde de geest naar het Appelarenbos. Toen de pater bij de grote eik kwam, maakte hij de geest met de ketting aan de boom vast. Zo werd de geest voor eeuwig uit het dorp verbannen. De geest jankte en huilde , en kroop tenslotte in de boom. Daarna keerde de rust onder de bewoners terug.
Soms gingen enkele kwajongens rond de boom dansen, maar ze zorgden er altijd voor dat ze minstens met drie waren, want anders kregen ze van het spook een mep in hun gezicht. Toen de boom moest omgehakt worden, durfde niemand uit het dorp deze karwei aan. Uiteindelijk heeft men enkele mannen uit Zepperen moeten laten komen om de klus te klaren. regio : Hoepertingen verzamelaar - F. Beckers -
Een vrouw zag altijd een dwaallichtje in de buurt van een vijver. Omdat het de ziel van een ongedoopt kindje was, gaf de pastoor de vrouw de volgende raad: "Als je het dwaallichtje nog eens ziet, dan moet je het dopen. Je steekt dan je hand in het water en zegt: 'Als je een christen wil worden, dan doop ik je in de naam van God de Heer. Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.' Je moet er dan ook bij zeggen: 'Ik doop jou alleen', want anders zullen er duizenden dwaallichtjes komen vragen om gedoopt te worden. Ga er ook zeker niet bij zitten, want dan zullen de dwaallichtjes je in het water duwen; zo graag willen ze gedoopt worden. " Toen de vrouw het dwaallichtje de volgende keer zag, doopte ze het. Ze was echter niet snel genoeg geweest, waardoor er onmiddellijk vele dwaallichtjes verschenen. Ze doopte er nog één en zei er snel bij: "Ik doop jou alleen". Toen waren alle dwaallichtjes weg.
Kindjes die ongedoopt zijn gestorven, komen spoken in de gedaante van een dwaallichtje. Je mag zo'n dwaallichtje dopen, maar alleen volgens welbepaalde regels...
Ook de vuurman treedt meedogenloos op tegenover mensen die met hem spotten...
Toen er nog alvermannetjes bestonden, was er een boer die zijn verroeste ploeg buiten zette en er een broodje bij legde. De alvermannetjes die onder de kerk in Montenaken woonden, kwamen die ploeg dan schuren en oppoetsen tot ze weer blonk.
Deze kleine wezentjes komen 's nachts het werk van de mensen doen in ruil voor een boterham, een kom pap of iets anders. Mensvriendelijke huisgeesten? Niet altijd, want wie de dwergen bedriegt of bespiedt, wordt gestraft...