Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
07-09-2009
Huis
Huis - watergeest -
Bij het café op de hoek van de Veldstraat, de Euphrasie Beernhaertstraat en de Torhoutsesteenweg kon men om middernacht de waternekker zien. De waternekker was zo groot als een huis en kon binnenkijken in het café.
Na twaalf uur was de nekker verdwenen.
Wie dan nog naar huis moest, raakte meestal verdwaald.
Een man uit Tongerlo ging in Mariahof in Nederland tabak kopen. Toen de man in de buurt van de Lossing kwam, moest hij zijn behoefte doen en zette zich tussen de struiken. Omdat de man geen papier bij zich had, wilde hij wat gras nemen.
Per ongeluk greep de man echter in de oren van een haas. De man was zo verschrikt dat hij de haas over de Lossing gooide.
Toen de man verder ging, zag hij dat hij door de worp van de haas vier patrijzen had gedood.
De man trok zijn laarzen uit en vond er twaalf kilo paling in.
In Meeuwen moest een knecht het veld gaan bemesten. De boer zei: "Maak maar voort, zodat ik kan beginnen met ploegen!", waarop de knecht antwoordde: "Ik heb tijd genoeg; zorg maar dat de ploeg klaar is!"
De knecht bemestte een klein stukje van het veld, stak dan een mestvork in de grond en zei: "Nu allemaal zo". Het volgende ogenblik was het hele veld bemest. Omdat de boer het zaakje niet vertrouwde, stuurde hij de knecht weg.
De knecht wilde wraak nemen omdat hij was ontslagen.
Toen de boer het hele veld had omgeploegd, lagen de mesthoopjes er weer bovenop.
Wie 's nachts een vroedvrouw moet gaan halen, kan best niet in z'n eentje gaan, want die kan vreemde dingen meemaken.
Vroedvrouwen gaan ook nooit alleen door het donker naar huis; zelfs niet als ze vlakbij wonen.
Op een nacht hadden twee mannen een vroedvrouw teruggebracht naar haar huis in Mielen-boven-Aalst. Toen het tweetal terugkwam, verloren ze elkaar plots uit het oog.
Ze waren allebei verdwaald en 's ochtends kwam de ene bij Sneyers-kapel en de andere bij Borremans-kapel aan.
Een jongen die met zijn vriendin terugkwam van de kermis, sprak tot haar: "Ik ga even weg. Als je een grote hond ziet aankomen, dan moet je een zakdoek naar zijn muil gooien." Het meisje deed wat haar was opgedragen.
Toen haar vriend enkele uren later terugkwam, zag ze dat de vezels van de stof nog tussen zijn tanden hingen.
Het meisje heeft de jongen onmiddellijk in de steek gelaten. Ze vertelde aan iedereen wat ze had meegemaakt.
Op de hoeve waar de jongen werkte, vond men een halsband en een potje zalf, dat men in de oven gooide. Terwijl alles in het vuur lag, kwam de jongen snel aangelopen.
In Piringen woonde een weerwolf die een relatie had met een meisje dat in het dorp werkte. Toen het tweetal in de Kerkstraat wandelde, voelde de jongeman dat hij in een weerwolf zou veranderen.
Hij wilde het meisje geruststellen met de volgende woorden: "Ik krijg dikwijls iets waardoor ik op handen en voeten moet lopen.
Als dat gebeurt, gooi dan een rode zakdoek tussen mijn tanden, dan kan ik je geen kwaad doen."
Het meisje was zo verschrikt dat ze onmiddellijk haar werk opzegde en het dorp verliet.
toveren of plagen met een halsband, dierenhuid, ...
Vertrouw nooit knechten die in enkele seconden klaar zijn met hun werk. In een boomstronk bewaren zij een lederen band waardoor zij 's nachts veranderen in een weerwolf die de mensen bespringt...
Een meisje kan maar beter maken dat ze wegkomt wanneer ze van haar vrijer een rode zakdoek krijgt om zich te beschermen tegen gevaarlijke honden...
In Genk woonde een timmerman die een achttienjarige gast in de leer had. De gast zag 's avonds laat altijd een grijze kat. Omdat het dier zijn achterdocht wekte, vertelde hij zijn baas erover: "Elke keer als ik naar de zolder wil gaan, zit de kat op de ladder. Ze doet me niets, maar ik ben het beu en ik ben van plan om haar met dit mes de kop af te snijden."
De timmerman waarschuwde hem: "Doe dat niet, want het is een heks!"
Toen de jongen weer naar boven ging, sprong de grijze kat weer op de ladder.
Omdat de kat hem op die manier de weg versperde, nam de jongen zijn mes en haalde uit naar het dier. Omdat de kat net op dat ogenblik haar kop bewoog, sneed het mes haar een oor af.
Toen de jongen de volgende zondag naar de kerk ging, zag hij zijn vriendin op straat lopen met een grote witte doek om haar hoofd gewikkeld.
regio : Sint-Huibrechts-Hern verzamelaar - F. Beckers -
In de ruïnes van het kasteel van Emmeren spookte het. Men vertelde dat er een zeug met koperen tepels rondliep.
Wanneer de zeug 's nachts met haar biggen rondtrok, hoorden de buurtbewoners een hels lawaai. De Zeug trok van Emmeren naar Holland, Ham, de Meers en de Berg.
s' Ochtends troffen de mensen daar grote kuilen aan, waar de zeug de aarde had omgewoeld. In de kuilen stond water met daarop een laagje roest.
Daarom geloofden de mensen dat de biggen ijzeren snuitjes hadden.
In Kuttekoven was een dakwerker aan het werk op een strooien dak. Toen de man op een avond naar huis ging, sprong er een kat voor hem op de weg. De man speelde met de kat terwijl hij verderliep.
Na een tijdje verscheen er een tweede kat, en daarna nog een derde en een vierde, enzovoort.
Toen één van de katten hem voor de voeten begon te lopen, sloeg de man naar het dier. Op dat moment werd de man langs alle kanten aangevallen en geslagen, hoewel er in de verste verte geen mens te bekennen was.
Men heeft de man halfdood gevonden. Na enkele dagen overleed hij aan zijn verwondingen.
Volgens de overlevering waren de Bokkerijders een bende rovers die in de 18e eeuw de Landen van Overmaas (het tegenwoordige Nederlands Zuid-Limburg, Belgische Voerstreek en Land van Herve) evenals de regio rond Luik, de gebieden vlak over de Duitse grens en de Kempen onveilig maakten. De strooptochten waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën. De eerste vermelding van de term Bokkenrijders (oude spelling "Bockereyders") komt uit het boekwerk:
- Oorzaeke, bewys en ondekkinge van een goddelooze, bezwoorne bende nagtdieven en knevelaers binnen de Landen van Overmaeze en aenpalende landstreeken, geschreven door Sleinada S.J.P. in 1779.
Een boer die een os was gaan kopen, dronk nog een glas in de herberg vooraleer hij naar huis ging. Toen het al vrij laat was, stond de boer op met de woorden: "Ik ga naar huis, want ik ben bang voor rovers."
Daarop antwoordde de herbergier: "Meen je dat? Als je wordt lastig gevallen, zeg dan maar dat je met de kapitein uit de kan hebt gedronken."
Toen de boer nog maar net de herberg had verlaten, werd hij al tegengehouden door een bende.
Toen de boer zei: "Ik heb met de baas uit de kan gedronken", lieten ze hem onmiddellijk met rust.
In Aken wilde men een kerk bouwen, die zo mooi en groot was dat iedereen er zou over praten. Helaas beschikte de kerkraad niet over voldoende geld om een dergelijk bouwwerk te financieren.
Op een dag kwam er een heer met een koets aangereden. De heer bood aan om het nodige geld te verschaffen in ruil voor de ziel van het eerste levende wezen dat de voltooide kerk zou betreden.
Toen de kerk bijna af was, bedacht men een manier om de wederdienst die de man had geëist, te volbrengen. Men besloot een levend schaap als eerste de kerk in te jagen. De duivel die net met de laatste poort kwam aangevlogen, was zo woedend toen hij zag dat men hem wilde bedriegen, dat hij de poort prompt liet vallen.
De poort staat nu nog steeds scheef in de kerk, en niemand heeft ze ooit kunnen open krijgen. Om wraak te nemen wilde de duivel de stad Aken onder een berg bedelven. Toen de duivel op een warme zomerdag met de berg op zijn rug naar Aken liep, kwam hij een meisje tegen, aan wie hij vroeg: "Is Aken nog ver van hier?" Schertsend antwoordde het meisje: "Zie je mijn versleten schoenen? Die heb ik nieuw in Aken gekocht. Zo ver is het nog." De duivel, die al doodmoe was, gaf het op en gooide de berg ter plekke neer. De berg lag niet ver van Aken, want het meisje had de duivel voor de gek gehouden toen ze zei dat Aken nog ver van hen verwijderd was.
Vroeger vonden de mensen soms een huilend kindje voor hun deur. Ze droegen dat kindje dan naar binnen en gaven het te eten, zonder te weten dat het een waternekker was.
Nadat het kind gegeten had, was het opeens weg en riep: "Ik heb je gehad, ik heb je gehad! Ik heb je papje gekregen!"
Er was een muzikant die met zijn viool terugkwam van de kermis in Bommershoven. Onderweg begon er een jonge kat tegen zijn benen te wrijven, waarop hij zei: "Poezeminneke, vanwaar kom jij?"
Op dat ogenblik pakte de kat zijn viool en vloog omhoog tot in een boom die vol heksen zat. De kat speelde op de viool en zong: "'Poezeminneke, vanwaar kom jij?', vroeg hij aan mij."
Een man die samen met zijn zoon door de Troefelstraat wandelde, zag in het veld een reus lopen.
Toen de man aan de pastoor vertelde wat hij had gezien, sprak de geestelijke: "Ga 's nachts nog eens terug naar die plaats en vraag de reus hoe je hem kan verlossen".
De man heeft de reus echter nooit meer teruggezien.
In Niel woonde een man die bijzonder mooie peren aan zijn boom had. Opdat de jongens uit de buurt geen peren zouden komen stelen, had de man doornen aan de muur gebonden. Op een dag waren enkele kwajongens er evenwel in geslaagd de doornen los te snijden, zodat ze over de muur konden klimmen. Toen de jongens echter in de boom waren geklommen, zaten de takken opeens vol met katten die hen van de boom probeerden te trekken. Gelukkig konden de jongens in een vijver springen;
anders zou er geen enkele levend uit de boom zijn geraakt.