Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
11-10-2009
Heet
Heet - tovenaars -
Bij een zekere Xander kwamen op een dag zes mannen binnen. Xander zag onmiddellijk dat de mannen misdadigers waren en nodigde het zestal uit om bij het vuur te komen zitten.
Xander gooide voortdurend hout op het vuur zodat de misdadigers het steeds heter en heter kregen. De mannen zaten vast aan hun stoel.
Toen hun broek begon te branden, moesten ze Xander bidden en smeken om hen weer los te maken.
Het Augustijnenklooster van Bree werd door Hollanders bezet. Een bende uit Hasselt, die in Gerdingen een vlag ging halen, heeft de Hollanders uit het klooster kunnen drijven. Het kanon van de bende is bij het stadhuis blijven staan.
In die tijd werd er over de generaal van Hasselt een liedje gezongen.
De generaal is in Hasselt omgekomen toen men er een mutsaardenmijt in brand stak.
Xana had een koe verkocht voor tweehonderdvijftig frank. Op een nacht waren enkele dieven het geld komen stelen.
Daarop bond Yan, Xanas' echtgenoot, de deur op zijn rug en ging samen met zijn vrouw naar het bos.
De drie dieven zaten in het bos te eten en wisten niet dat ze in de gaten werden gehouden. Na een tijdje ging Yan plassen in de braadpan van de dieven. Daarop sprak één van de dieven:
"Kijk eens aan! Wij krijgen saus van Onze Lieve Heer!" Even later moest Xana ook een boodschap doen. Yan zei: "Laat maar vallen!" "Even later zei een andere dief: "Onze Lieve Heer is nog guller geworden; nu krijgen we ook nog mosterd!"
Even later sprak Xana: "Nu kan ik het niet meer houden. Ik moet de deur laten vallen".
De deur viel op de dieven. Omdat ze alledrie dood waren, hadden Xana en Yan hun geld terug!
Bij Xavier in Neeroeteren zaten op een avond enkele mannen buiten te praten. Plots hoorde men de wilde jacht met wondermooie muziek door de lucht vliegen.
Xavier riep: "Hé wacht, ik ga mee!", waarop een stem antwoordde: "Wie met ons wil jagen, moet ook met ons knagen!"
De man werd bedolven onder een hoop afgeknaagde beenderen.
Op de Bankhielerhei woonden Xavier en zijn zus in een huisje dicht bij de Maas.
Toen Xavier op een dag met zijn hond vertrok, sprak hij tot zijn zus: "Ik ga eens wandelen langs de Maas om te kijken of ik niemand kan redden."
Die dag redde Xavier's hond een drenkeling, een zekere 'Yanis' die kapitein van de Teutenbende was.
Yanis ging naar een priester om zich te bekeren en Xavier werd door de Teutenbende gevangen genomen. De bendeleden drongen er op aan dat Yanis, Xaviers' tong met hete ijzerstaven zou bewerken.
Daarop ging Yanis naar Xavier met het volgend plan: "Wanneer ik zeg 'wraak of verlossing', dan neem jij een gloeiende staaf uit mijn handen en dan slaan we de bendeleden dood."
Een boer was bij het vallen van de avond nog graan aan het maaien.
Omdat de boer nog maar een klein stukje moest maaien, besloot hij nog even door te werken. Een voorbijganger riep echter: "Hoe je je ook haast, je zult het graan vandaag niet meer gemaaid krijgen".
De boer werkte echter toch verder.
Na een uur maaien leek het echter alsof hij helemaal niet was opgeschoten.
De boer besloot dan maar naar huis te gaan en de volgende dag verder te werken.
Op een dag wilden de bokkenrijders in een huis gaan stelen.
Toen de voordeur reeds was opengebroken, probeerden de rovers met een mestvork de tweede deur open te krijgen. Aan de andere kant probeerde de boer echter uit alle macht de grendel op de deur te houden.
Wanneer de boer de deur niet langer kon dichthouden, goot de meid een kom kokend water in het gezicht van één van de rovers. Het geweer van een rover die door het raam wilde schieten, werd helemaal krom gebogen.
Ondertussen had een weduwe uit de buurt haar honden losgelaten, en hadden de kasteelbewonders hun geweren geladen.
Omdat de bange knechten op de zolder luid om hulp riepen, moesten de rovers wegvluchten.
In Diets-Heur woonde een smid die de duivel kon bezweren.
Mensen die veel ongeluk hadden met het vee in hun stal, lieten de smid komen. Die tovenaar voerde dan enkele handelingen uit, waarna een hond uit de stal kwam gelopen.
Op een dag ging een man samen met zijn vriend Xavier met paard en kar naar Luik. Op de weg naar Koninksheim bleef het paard plotseling staan.
Van middernacht tot één uur bleef het paard onbeweeglijk. Ondertussen hoorden de twee mannen een belletje rinkelen, hoewel in de omgeving niets te bespeuren was.
Toen het gerinkel ophield, hoorde het tweetal een gezoef en vervolgens een luide knal. Daarna ging het paard weer verder.
Toen de mannen terug naar huis reden, zagen ze dat op die bewuste plaats twee perenbomen stonden, waarvan de bladeren allemaal op de grond lagen.
Men vertelde dat de bokkenrijders met de duivel omgingen.
Een boer wiens hond 's nachts altijd weg was, vermoedde dat zijn knecht bij de bokkenrijders was. De boer durfde er echter niets over te zeggen uit angst dat de bokkenrijders zijn huis zouden komen leegroven.
Op een avond drong de boer er toch op aan dat de knecht de hond thuisliet. De hele nacht heeft het dier liggen janken en grommen.
De bokkenrijders staken een berkentak tussen hun benen en vlogen dan naar Duitsland om er de wijnkelders leeg te roven.
De volgende ochtend lagen de rovers weer in hun bed alsof er niets was gebeurd.
In de buurt van het huis van Xavier hoorde men in een weide altijd een belletje rinkelen. Omdat het geluid zo mooi was, noemden de mensen het 'Gods schel'.
Nadat men de pastoor over dat gerinkel had verteld, trok de geestelijke op een avond met een boek naar de weide. Toen de pastoor terugkwam, zei hij: "Nu zullen jullie het gerinkel niet meer horen."
Een verlegen jongen die nooit ergens naartoe durfde te gaan, kreeg bezoek van een man over wie werd gezegd dat hij een weerwolf was.
De man vroeg: "Heb je al een meisje?", waarop de jongen antwoordde: "Neen, ik heb geen meisje nodig."
Desondanks beloofde de man dat hij de jongen een meisje zou brengen. Toen de jongen op een avond buiten kwam, wachtte er een mooi meisje op hem, helemaal in het wit gekleed.
Het meisje wandelde een stukje met hem mee, maar de jongen was te verlegen om tegen haar te spreken.
Na een tijdje zei het meisje dat ze weer verder moest. "Ze keek toch zo vriendelijk in mijn ogen...", vertelde de jongen achteraf.
Wie zijn ziel aan de duivel wilde verkopen, moest met een zwarte hen op een kruispunt gaan staan. De duivel zou dan langskomen en vragen: "Is die hen te koop?" Wanneer men op deze vraag "ja" antwoordde, zou de duivel vragen: "Is daar nog meer te koop, verkoop je je ziel niet?" Op die manier kon men een pact sluiten met de duivel.
Met een dierenvel dat de duivel verschafte, moest men enkele uren van de nacht als weerwolf rondlopen, in ruil voor een vergoeding van tien frank.
Zo stond er op een dag een man met een zwarte hen op een kruispunt. Na enige tijd kwam de duivel aangereden op een bok, en hij zei: "Spring er maar op!". Toen de man een tijdje met de duivel had meegereden, riep hij plots: "Och God, och God!", waarop de bok hevig schrok en de man op de grond wierp.
Keizer Karel was niet tevreden over de paters van Westvleteren omdat ze geen belastingen betaalden. Daarom ging de keizer een keer op bezoek bij de paters.
Omdat de keizer zeer goed werd ontvangen, besloot hij wat milder te zijn voor hen. "Het is goed", zei de keizer, "jullie hoeven geen belastingen te betalen. Maar dan moeten jullie wel kunnen antwoorden op deze drie vragen: - Waar is het middelpunt van de wereld? - Hoeveel ben ik waard? - Aan wie denk ik op dit ogenblik? Jullie hoeven niet onmiddellijk een antwoord te geven; over veertien dagen kom ik terug".
Acht dagen later had nog niemand van de kloosterlingen de antwoorden op de vragen gevonden.
Op een dag liep vader abt zenuwachtig rond in zijn tuin, toen de tuinier vroeg wat er aan de hand was. Vader abt vertelde over de drie vragen, waarop de tuinier zei: "Maar dat is toch eenvoudig. Op de eerste vraag moet je antwoorden dat het middelpunt van de aarde hier is. En als hij het niet gelooft, moet hij het maar meten! Op die tweede vraag moet je antwoorden: Men heeft voor Onze Lieve Heer dertig zilverlingen gegeven, en als we er nu voor jou negentig moeten geven, dan zal het toch wel goed zijn zeker! En de derde vraag.... Wacht, vader abt, geef jouw kleren aan mij en dan zal ik wel in jouw plaats antwoorden".
Zo gezegd, zo gedaan. Toen de veertien dagen verstreken waren, kwam Keizer Karel weer naar het klooster. De tuinier stond daar in de kleren van vader abt en antwoordde op de eerste en de tweede vraag wat hij had besproken met vader abt. Daarna vervolgde hij: "Sire, ik zal zeggen wat u nu denkt. U denkt dat u staat te praten met vader abt, maar dat is niet waar, u spreekt met de tuinier van het klooster!"
Keizer Karel stond verslagen op en moest de paters laten blijven.
Regio : Oostvleteren Verzamelaar - M.Deschrijver -
Men vertelde dat de witte juffrouw in het bos van Nieuwerkerken verscheen. In een klein vijvertje daar in de buurt, heeft men ooit ook een wit paard zien springen.
Op de weg naar Binderveld kwam een man op een avond drie vrouwen tegen, die helemaal in het wit waren gekleed.
De vrouwen vielen de man lastig en zeiden: "Je vrouw houdt niet meer van je, want ze heeft haar trouwring uitgedaan."
Wat de vrouwen nog tegen de man zeiden, heeft hij nooit willen vertellen, omdat een geestelijke het hem had verboden.
De echtgenote van de man had inderdaad haar ring uitgedaan omdat ze die dag kleren moest wassen.
Men vertelde dat de bokkenrijders met de duivel omgingen.
Op een dag had één van de bokkenrijders zich vergist bij het uitspreken van de toverformule; hij zei "door heg en struik" in plaats van "over heg en struik".
De man was zwaargewond toen hij in de wijnkelder van Keulen aankwam.
Bij een gezin in Stamprooi was een kindje geboren dat de hele tijd lag te huilen.
Aangezien de dokter geen raad wist, geloofden sommigen dat het kind behekst was. Omdat de ouders ten einde raad waren, gingen ze een pater om hulp vragen. De pater deelde echter mee dat het kindje al te lang in de greep van de kwade hand was.
De familie Broekwillekens vertelde aan een pater dat er altijd een vreemd licht scheen boven een balk in hun huis. De pater raadde hen aan om op die plaats eens goed te zoeken wanneer het licht er nog eens scheen.
In de balk vond de familie Broekwillekens een beurs gevuld met goud.