Hoe de tabak in de wereld kwam - Een Duits sprookje over de duivel en een slimme vrouw - |
De duivel was de eerste in de wereld die tabak verbouwde, toen nog geen mens de naam van die plant kende. Hoe is het dan mogelijk dat nu iedereen, van kleuter tot grijsaard, weet wat het is? Dat overal bekend is wat allemaal van tabak wordt gemaakt en dat het zowel een genotmiddel als een ziekteverwekker is? Luister!
Eens kwam een boer langs een groot stuk land en zag daar de duivel bezig met het uitzetten van jonge plantjes. De boer die niet jong meer was en veel wist van de verschillende gewassen, liep naar hem toe en vroeg nieuwsgierig: "Wat ben je daar nu aan het planten, duivel?"
"Dat raad je van je levensdagen niet!" riep de duivel triomfantelijk.
"Nogal brutaal," antwoordde de boer geërgerd. "Denk je werkelijk dat jij meer weet dan ik?"
"Jazeker," zei de duivel zelfbewust, "zullen we wedden?"
De boer knikte toestemmend.
"Goed," vervolgde de duivel, "als jij binnen drie dagen de naam van deze plantjes raadt, is dit hele stuk land met alles wat erop staat jouw eigendom. Lukt het je niet, dat behoor je mij toe, met lichaam en ziel."
De boer nam de weddenschap aan. Maar onderweg naar huis zonk het hart hem in de schoenen. Treurig ging hij aan tafel zitten, maar liet de maaltijd onaangeroerd.
"Wat is er gebeurd?" vroeg zijn vrouw bezorgd.
"Ach beste," antwoordde hij triest, "het is een heel nare geschiedenis." En hij vertelde haar wat er gebeurd was.
De boerin lachte. "Vadertje, vadertje, als het anders niet is," en zij legde geruststellend haar hand op de zijne, "eet jij maar lekker op wat ik je voorgezet heb en de naam van dat plantje vertel ik je binnen drie dagen. Alles komt goed, hoor!"
De volgende dag kleedde zij zich helemaal uit en kroop spiernaakt in de teerton. Toen knipte zij het tijk van haar veren bed los, zodat de veertjes de hele vloer bedekten en rolde daarop net zolang heen en weer tot haar lichaam op dat van een grote vogel leek.
Zo liep zij naar het stuk land van de duivel, stapte langzaam tussen de rijen plantjes door en boog nu en dan het hoofd, alsof zij de blaadjes een lekker hapje vond.
Nauwelijks had de duivel haar ontdekt of hij rende zijn huis uit om de reusachtige vogel, die kennelijk een aanval op zijn kostbare planten deed, te verjagen. Hij klapte hard in zijn handen en schreeuwde: "Ksss, ksss, ellendige vogel! Wil jij wel eens van mijn tabaksplanten afblijven! Ksss, ksss!"
De vrouw had aan die paar woorden al genoeg. Zij liep zo vlug zij kon naar huis en vertelde haar man hoe dat wonderbaarlijke plantje van de duivel heette.
Het was de derde dag. De duivel wreef zich al in de handen, blij dat hij voor de zoveelste maal een mensenziel in zijn bezit kreeg.
"En, hoe heten mijn planten?" vroeg hij, toen de boer voor hem stond.
"Het is tabak," klonk het korte antwoord.
Ja, nu had de duivel de weddenschap verloren. Hij ging naar huis, zonder de ziel van de boer. Maar die had onverwacht een mooi stuk land in bezit gekregen met alle tabaksplanten. En dat was het allereerste begin van de tabaksplantages die nu op heel wat plaatsen van de wereld te vinden zijn.
* * * EINDE * * * |
Bron : "Er was eens... een vrouw. 34 sprookjes over bewonderenswaardige vrouwen" verzameld door Ilse Korn. Voor Nederland bewerkt en van een nawoord voorzien door Marijke van Raephorst. Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1981. |
|