Koning Radboud weigert het doopsel - Een Westfriese legende over Wulfram en Radboud - |
In de koningszaal van de burcht zat Radboud op zijn troon en naast hem zat zijn zuster, Vrouwgaast. "Broeder," zei ze, "ontvang nu de vrome Wulfram. Hij zal u van Christus spreken." De koning zag zijn raadslieden, de hoofdmannen en de skalden, die om hem heen stonden, in de ogen. Hij hoefde hun niets te vragen. Van elk kende hij de meningen en gedachten. Van Iglo, de stoutmoedige krijgsoverste, van Tako, de fijnzinnige ziener, van Bernlef, het heftige priesterhoofd en van al de anderen. Toen keek hij over de hoofden van zijn raadslieden heen en zijn blik vestigde zich op het zonnerad boven de ingang van de zaal. Een tijdelijk beeld van de eeuwigheid had Tako dit zonnerad genoemd. Van het tijdelijke, daarvan wist koning Radboud veel, van de eeuwigheid echter weinig of niets.
De koning gaf zijn zuster een wenk. De christenprediker zou in hun midden van zijn God mogen spreken. Was hij een Frank geweest, dan zou koning Radboud hem dit nooit hebben toegestaan, maar hij was een volgeling van Willibrord, en ook een Angelsaks en zijn sibbe was aan die van de Friese vorst verwant. De monnik werd voor de koning geleid. Vrij en frank stond hij voor zijn gastheer. "Spreek!" zei Radboud.
"Ik ga u spreken van God," begon Wulfram, "van Christus, de Eerstgeborene van gans de schepping, want in Hem werd alles geschapen, wat in de hemel is en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare dingen. Ik ga u tekenen Zijn gestalte, opdat Zijn beeld, dat van de vorstelijke held, dat van de vaderlijke vriend, voor u moge staan, nu en voor altijd. Dit is Zijn beeld: Hij is gezeten op een hoge stoel; Hij is omringd door de groten van Zijn rijk in de zaal van Zijn koninklijke burcht. Zijn ogen zijn het licht, dat uitgaat over gans de wereld, dat schijnt bij dag en bij nacht, brandend en flonkerend aan het uitspansel des hemels, schitterend aan de noordelijke horizon. Zijn adem is de kracht, die stormt over de zeeën en de velden, die de gesteenten van de bergen breekt en het zand van de heuvelen verstrooit. Gezegend zijn zij, die in Zijn licht staan, want zij zullen Zijn kracht ontvangen: de man een ontembare moed, de vrouw een onvergankelijke liefde. Wie zou aarzelen deze God dienstbaar te zijn? Zoudt gij dat wagen? Gij, die u voedt, die u kleedt, die u siert met Zijn vorstelijke gave, gij, die in de wouden, in de houttuinen Zijn wild opjaagt? Gij, die in de stromen, in de vijvers Zijn vissen, Zijn waterdieren vangt? Gij, die van de velden Zijn vruchten oogst, uit de boomgaarden Zijn herfstfruit plukt? Gij, die u kleedt met de huiden van Zijn dieren, met het weefsel, gesponnen van Zijn gewassen; gij, die u siert met de glinsterende metalen, gedolven uit de schoot van Zijn groeven; met de flonkerende barnstenen, gewonnen uit de diepten van Zijn zee? Nee, gij zult niet aarzelen; gij, volk van de Friese stammen, zult met vreugde Zijn licht ontvangen! En de kracht, die Hij u geeft, zal u vormen tot Zijn getrouwe kampvechters; gij zult strijden in Zijn heir en met Hem, de held Christus, de Koning der Koningen, uw hoop en uw roem, zult gij overwinnen al de machten van duisternis en boosheid. En wanneer uw strijd in dit aardse leven gestreden zal zijn, zal Christus, uw Vader, u ontvangen in de zaal van Zijn koninklijke burcht en Hij zal opstaan van Zijn hoge stoel, en al de groten van Zijn rijk zullen oprijzen en Hij, uw God, zal u begroeten, en u sluitend in Zijn armen, zal Hij u noemen: Mijn edele, vrije Fries. En Hij zal u geven de schaal van Zijn eeuwige drank en Hij zal u doen nederzitten in Zijn eeuwige zaal."
De woorden van Wulfram hadden grote indruk gemaakt. Allen zwegen. Toen sprong Bernlef naar voren; zijn vurige blik op de koning gevestigd, riep hij uit: "Wie zou aarzelen, deze God dienstbaar te zijn? vraagt deze monnik. Maar dienstbaarheid aan deze God betekent ook: vazal van de Frank zijn!" - "Is dat zo?" vroeg Radboud. "Een Frank of een vazal van een Frank zou het niet wagen, zonder wapenen hier in uw midden, in de koningszaal van de Friezen, te verschijnen," antwoordde de christenprediker eenvoudig. "Je hebt moed en alleen op een moedig man kan men vertrouwen; daarom geloof ik je." - "Ik dank u, koning!"
Toen zei Radboud, en zijn woord was tevens een bevel voor zijn groten: "Breng vrij verder je boodschap. Wij zullen naar je luisteren en over je woorden nadenken. Iglo zal je beschermen."
* * * wordt vervolgt * * * |
Bron : "Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden" door Willem Hoffman. Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1962. www.beleven.org |
|