De boze weefster - Een Indonesisch sprookje over hoe een lief meisje verbitterd raakt - |
Radja Baka, de vorst van Mendang Kemoelan, was boos op zijn dochter Sakira, omdat ze geen ander wilde trouwen dan Djaka Bandoeng, de zoon van een oude heks, die zich uitgaf voor een vrome kluizenaarster. Hij was zo boos, dat hij haar naar een verafgelegen oord verbande. De prinses ging erheen, vergezeld door twee vrouwelijke bedienden, die de weefstoel droegen, terwijl de prinses zelf de weefspoel droeg. Want ze moest weven tijdens haar verblijf in het afgelegen oord, weven moest ze al het linnen, dat voor haar ouders en de rijksgenoten was bestemd. Als al dat linnen zou zijn geweven, dan pas mocht zij weer naar het rijk van haar vader terugkeren. Maar prinses Sakira, boos over de verbanning, wilde niet weven; zij keek de hele dag naar buiten, want ze dacht dat Djaka Bandoeng wel zou komen om haar van hier weg te halen en mee te nemen naar het betelwoud, waar hij met zijn moeder woonde.
Als de prinses zo in gedachten verdiept zat te turen, schudden de twee bedienden hun hoofd en spoorden hun gebiedster tot weven aan: "Weef toch, o weef toch, prinses," smeekten zij, "uw vader, onze vorst, heeft het toch bevolen. O, als u niet weeft zult u nog zwaarder gestraft worden."
Maar de prinses luisterde niet naar hun woorden en keek niet om naar de weefstoel, of de spoel, ze keek alleen naar de kant waar Djaka Bandoeng vandaan moest komen.
Eens, toen de vrouwen haar weer tot weven aanspoorden, werd prinses Sakira zo woedend, dat ze haar weefspoel nam en daarmee de trouwe bedienden zo hard ze kon om de oren sloeg. Sinds die dag scheen het prinsesje nog bozer te worden en weldra was ze zo wreed, dat ze de twee vrouwen het onmogelijkste werk op de onmogelijkste uren liet verrichten. Soms zond zij ze zelfs in het holst van de nacht naar het nabijgelegen kerkhof om kruiden te zoeken. Zo kreeg zij dan ook weldra de naam van 'de boze weefster'. Iedereen die in de omtrek van Tjelaga, zo heette het verbanningsoord, woonde noemde haar zo.
Djaka Bandoeng, die van zijn moeder had gehoord dat prinses Sakira door haar vader naar Tjelaga was verbannen en dat men haar daar 'de boze weefster' noemde, kon niet geloven dat het prinsesje, dat voorheen zo lief was, zo veranderd kon zijn. "De verbanning heeft haar hart verbitterd," dacht hij, en met deze gedachte vroeg hij gehoor bij de vorst en probeerde, toen hem dit was toegestaan, de vertoornde vader te bewegen zijn kind weer in genade aan te nemen. Hij, Djaka Bandoeng, wilde dan in haar plaats verbannen worden en zou gaan waar de vorst hem zou sturen hoe woest en onherbergzaam dat oord ook was.
De vorst, getroffen door zoveel opoffering, zei: "Verbannen zal je niet worden, omdat alleen vorstenkinderen met verbanning worden gestraft, maar je mag naar Tjelaga gaan en daar met de prinses trouwen als je in één nacht een volledige graftempel kunt bouwen met beelden en al erin. Kan je dit echter niet, dan zal je prinses Sakira nooit terugzien."
De jongeman, die wel inzag dat het onmogelijk was om in één nacht een tempel te bouwen, al was het ook maar een graftempel, ging terneergeslagen naar het betelwoud terug en klaagde zijn nood bij zijn moeder. Maar de oude heks wist raad; ze vertelde hem, hoe hij in één nacht een graftempel zou kunnen bouwen en gaf hem toen nog de volgende goede raad: "Ga meteen na zonsondergang aan het werk, luister naar niets en kijk niet op of om, want als je dat doet terwijl je aan het bouwen bent, zal dit je ongeluk zijn."
Djaka Bandoeng bedankte zijn moeder voor haar wijze raadgeving, en nog diezelfde dag na zonsondergang begon hij aan de graftempel. En hij deed juist zoals zijn moeder hem had gezegd, hij luisterde naar niets, keek niet op of om, en werkte vlijtig door. Maar toen de tempel op een tiental beelden na gereed was, begonnen de meisjes uit de omliggende desa's op hun rijstblokken te stampen, als teken dat de dag weldra zou aanbreken, en Djaka Bandoeng keek op, door dat onverwacht geluid verschrikt. En toen hij had opgekeken stortte plotseling de tempel met donderend geraas ineen.
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : - "Nieuwe Indonesische Sprookjes" samengesteld door Bert Oosterhout. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1993. ISBN: 90-389-01461 - www.beleven.org |
|