De smid van Fumel - vervolg - Een Frans sprookje over een smid en een droevige prinses - |
Drie uur later gebruikte hij zijn middagmaal aan de kant van de weg, en in het veld aan de overkant knabbelde een kleine rat op een tabaksblaadje.
"Kwiek, kwiek, kwiek, dag smid van Fumel!"
"Dag kleine rat, wat is er van je dienst?"
"Kwiek, kwiek, kwiek, smid van Fumel, ik wou graag weten waar je naar toe gaat."
"Kleine rat, ik ga naar Nérac om de 'Droevige Prinses' aan het lachen te brengen en om alle vier de poten van het wilde paard 'IJzerbreker' te beslaan."
"Kwiek, kwiek, kwiek, neem mij mee, smid van Fumel. Misschien kan ik je van dienst zijn."
"Met plezier, kleine rat, vooruit! Hop! Anker je maar vast en stevig boven op mijn muts."
Zo gezegd, zo gedaan; en de smid van Fumel zette zijn reis weer voort met de krekel, zwart als roet, geankerd op zijn kin en de kleine rat, geankerd boven op zijn muts.
Diezelfde avond snorkte hij als een gelukkig mens tussen twee heldere lakens in een herberg te Agèn. Maar bij het aanbreken van de dag schrikte hij opeens wakker door een prik in zijn neus.
"Smid van Fumel, sta op, sta op! Je hebt lang genoeg geslapen, jij luilak!"
"Zeg, wie ben jij, die daar praat? Ik hoor je wel, maar ik zie je niet."
"Smid van Fumel, ik ben de moeder der vlooien en ik heb mij vast en stevig geankerd op het puntje van je neus. Smid van Fumel, ik wou graag weten, waar je naar toe gaat."
"Moeder der vlooien, ik ga naar Nérac om de 'Droevige Prinses' aan het lachen te maken en om alle vier de poten van het wilde witte paard 'IJzerbreker' te beslaan. Als mij dit gelukt, word ik de schoonzoon en erfgenaam van Koning Hendrik IV."
"Smid van Fumel, neem mij mee. Ik kan je misschien van dienst zijn."
"Met plezier, moeder der vlooien. Blijf maar stevig geankerd zitten op het puntje van mijn neus."
Zo gezegd, zo gedaan! De smid van Fumel zette zijn reis voort met de krekel, zwart als roet, geankerd op zijn kin, de kleine rat geankerd op zijn muts, en de moeder der vlooien, geankerd op het puntje van zijn neus.
Drie uur na het opgaan van de zon zat de smid van Fumel al te Nérac op een stene bank, vlak naast de ingangspoort van het kasteel van de koning. Al de knechten en dienstmaagden kwamen naar buiten en ze lachten, toen ze hem zagen.
"Smid van Fumel, wat kom je hier doen?"
"Beste vrienden, ik wens koning Hendrik IV en de 'Droevige Prinses' mijn opwachting te maken."
"Smid van Fumel, kijk, daar komen ze juist uit de mis."
De smid van Fumel begroette de prinses zonder enige verlegenheid. "Dag Droevige Prinses," zei hij, "ik ben hier naar toe gekomen om je aan het lachen te maken. Dag Hendrik IV! Ik ben hier naar toe gekomen om al de vier poten van je wild wit lievelingspaard 'IJzerbreker' te beslaan. En dan wou ik daarna graag je schoonzoon en erfgenaam worden."
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : - "Oud-Fransche sagen, volksoverleveringen en sprookjes" bijeengebracht door S. Troelstra-Bokma de Boer. W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1930, p. 19-24. - www.beleven.org |
|