De jongen die niet zo handig was - Een Surinaams volksverhaal over helpers met bijzondere eigenschappen - |
Heel lang geleden leefde er eens een jongen, die niet zo handig was. In de ogen van zijn vader deed die jongen nooit iets goed. "Dommie," zei de vader tegen zijn zoon, "ik weet niet wat ik met je moet beginnen." - "Geef me wat geld en stuur me de wereld in," stelde de zoon voor. "Misschien moet ik op eigen benen staan." Dus gaf de vader de jongen wat geld en liet hem vertrekken.
Op zijn reis door de wereld kwam de jongen een man met één been tegen, die hem vertelde dat hij pijlsnel was: "Sneller dan een pijl uit een boog!" De jongen zei: "Wat handig! Wil je bij me in dienst komen?" Meneer Pijlsnel voelde daar wel wat voor en samen trokken zij verder totdat zij een man ontmoetten met oren zo groot als parasols. "Is dat niet lastig?" vroeg de jongen. "Nee, hoor," luidde het antwoord, "als ik een oor op de grond leg, hoor ik alles wat op aarde wordt gezegd." - "Wat handig," zei de jongen. "Wil je je bij ons aansluiten? Ik zal je goed betalen." - "Is goed," zei meneer Parasol-oor en met z'n drieën reisden ze door... totdat ze de man zagen die een mond had zo groot als een tobbe, waarmee hij kon blazen als een orkaan. Meneer Blaastobbe had een vriend met een rug zo breed als een tafel waaraan wel twintig mensen konden eten. De jongen bood beiden een baantje aan. Vijf man sterk bereikten zij het koninkrijk waarvan de prinses niet wilde trouwen. Ze kon namelijk heel snel lopen en ze wilde geen man die langzamer liep dan zij.
De jongen ging naar de koning en zei dat hij wel eens wilde zien hoe snel de prinses was. "Als je sneller bent, mag je met haar trouwen," beloofde de koning. "Je eerste karweitje," zei de jongen tegen meneer Pijlsnel. "Daar gaan we!" riep meneer Pijlsnel en hij liet de prinses mijlen achter zich. "Pa, ik wil niet met die jongen trouwen," huilde de prinses. "Is geld ook goed?" vroeg de koning aan de jongen. "Als u me zoveel geeft als mijn compagnon kan dragen." - "Graag," zei de koning.
"Meneer Brede Rug, uw beurt," zei de jongen en hij liet de dienaren van de koning alle rijkdommen van het koninkrijk op de enorme tafelrug stapelen en toen was er nog plaats over. "Doe het paleis er ook maar bij," zei meneer Brede Rug. "Nee, nee, alsjeblieft," smeekte de koning, "laat mijn paleis. Dat is het enige wat ik nog heb: een dak boven mijn hoofd." De jongen liet het paleis staan. Hij wilde naar huis. De koning echter riep zijn soldaten: "Ga ze achterna en neem ze gevangen. Ik wil m'n rijkdom terug!" - "Dat heb ik gehoord!" zei meneer Parasoloor. "Die Koning wil ons gevangen laten nemen." - "Een ogenblikje," zei meneer Blaastobbe en hij haalde een keer diep adem en toen hij uitademde, woei een orkaan alle soldaten van de koning de lucht in.
De jongen ging terug naar zijn vader, die zijn ogen niet kon geloven: "Dommie, je bent rijk!" En dat was wel de laatste keer dat de vader zijn zoon een dommie noemde." * * * einde * * * |
Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Reizen. Verhalen over avontuurlijke reizen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991. www.beleven.org |
|