TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
02-09-2006
FIG . 105 . - OGEN VAN EEN AAP
Fig . 105 .
Ogen van een aap ( détail ) met krijt .
FIG . 105 . - HERTENGEWEI
Fig . 105 .
Studie van een geheel hertengewei
FIG . 105 . - SCHETSEN - UIL
Fig . 105 .
Schetsen . uil
FIG . 105 . - VLEUGELS VAN EEN PATRIJS
Fig . 105 .
Vleugels van een patrijs . ( détail ) met de penseel gewassen .
FIG . 106 . - STUDIE
Fig . 106 .
Studie ( krijt ) .
ART . NR . 48 . - FIG . 107 - STUDIE ( KRIJT )
Art . Nr . 48 .
Fig . 107
Studie ( krijt )
01-09-2006
ART . NR . 47 . b , - BEWEGELIJKHEID EN HOUDIGEN
Art . Nr . 47 . b ,
Bewegelijkheid en houdingen
Als gevolg van zijn fysieke hoedenigheden vertoont het dier zich onder allerlei , zelf onverwachte , aspecten . Er zijn er die als door en veer voortbewogen lijken , wanneer zij hun enorme sprongen maken , maar dat is het niet , wat wij verstaan onder beweging in de eigenlijke zin . Daarmee bedoelen wij veranderingen van houding op de plaats zelf . Deze kunnen evenwel aanzienlijke wijzigingen in de verschijning met zich meebrengen ; denk maar eens aan de eend , die in zichzelf gaat " kruipen " : zijn hals zal men dan niet meer zien . Op plaat IV ziet je nog heel wat andere voorbeelden . Deze soort van samentrekking wordt vaak opgevolgd door een verrassende ontspanning , waarin men , evenals in de plotselinge kleurverandering van sommige dieren , een middel tot verdediging en ook tot aanval kan zien . Deze bewegelijkheid op de plaats zelf voert ons tot de verplaatsing in de ruimte , dus tot de echte beweging . Wij denken hier aan zijn verschillende mogelijkheden : stappen , draven , galoperen , springen , vliegen , zwemmen en kruipen , waaraan men kan toevoegen het achteruitlopen , het slaan en het steigeren . Daarmee komen wij weer terecht bij het paard , dat nog andere mogelijkheden kent dan de vier eerstgenoemde . Zo kunnen oude paarden vaak niet meer een versnelde draf uitvoeren : de voorbenen gaan dan in galop terwijl de achterbenen blijven draven ; zij kunnen overigens maar korte tijd volhouden . Sommige bewegingen verkrijgt het door dressuur : men denkt bijv. aan de telgang , waarbij het lichaam afwisselend gesteund wordt door twee benen van de zelfde kant . Behalve bij het veulen en het oude paard is deze beweging iets uitzonderlijks . In het algemeen immers bewegen de viervoeters zich voort door tegelijk één van de voor - en achterpoten naar voren te brengen , die diagonaal tegenover elkaar gelegen zijn , dus bijv. rechtevoor - en linkerachterpoot of omgekeerd . Wij keren terug tot het paard . Fig . 101 toont hem in zijn prachtige proporties . Als bij de koe kan men het hoofd als proportiesleutel nemen en aan de hand van de ingetekende getallen ziet je dan dat de hoogte van de vorm iets minder dan drie en een halve kop bedraagt en van achteren twee en een halve kop , die van de romp ( gestippeld ) een kop , enz . Natuurlijk hebben wij hier te doen met een " raspaard " . Maar het gewone sleperspaard , dat wel minder slank en elegant is , vertoont daarom niet een minder mooi evenwicht in zijn verhoudingen ( zie plaat II ) , waarbij men ook zijn grote afmetingen kan bepalen door als grenzen de z.g. beenpunten te nemen . In fig . 103 ontleden wij de beweging van de stap in zes stadia . Die van de pas en vooral van de galop zijn niet zo gemakkelijk en duidelijk in een tekening over te brengen . Sommige van hen worden zo snel uitgevoerd dat het oog geen kans krijgt ze te bevatten en wanneer men er een foto bijhaalt , kan het gebeuren dat men een onwaarschijnlijke houding krijgt , waarin het dier verstard lijkt . Het is bij zo'n gelegenheid dat de schets die immer een samenvatting dient te zijn , n.l. van de verschillende houdingen die door een beweging veroorzaakt worden , naar fotografische maatstaven onjuist is , maar daarentegen zoveel levendiger dat hij , per slot van rekening , toch meer waar is ! Men kan zich bij de uitbeelding altijd beperken tot die fasses , waarin een klein oponthoud in acht genomen wordt tijdens de beweging . Wij laten je een hele serie tekeningetjes zien , die in dat opzicht zeer suggestief zijn ( fig . 102 ) . Intussen kunnen wij overgaan tot een even amusante als leerrijke oefening . Teken met zacht potlood op een willekeurig stuk papier het paard van fig . 99 na , waarbij je de ruitjes gebruikt om hem twee of drie keer te vergroten . Vervolgens gaat je met behulp van doorschijnend papier ieder onderdeel ( begrensd door een dikke lijn , die zich voortzet in een stippellijn ) op stevig papier , nog beter op niet al te dik karton , overbrengen , trek die tekening dan over met een dikke inktlijn en knip dan ieder van die bestanddelen zorgvuldig uit . In de gaatjes worden zij dan geleed met behulp van koperen splitpennetjes . Je zult uw paardje dan zeer gevarieerde houdingen kunnen geven , die moeten overeen stemmen met degene die je naar het leven zelf waargenomen hebt en niet zomaar " verzonnen " zijn . De kleine tekeningen geven je daarvan de voorbeelden . Dit zelfde spelletje kunt je ook uitvoeren naar aanleiding van de kip van fig . 100 . Merk op dat bepaalde onderdeeltjes omgedraaid kunnen worden , zoals op het laatste schetje te zien is .
ART . NR . 47 . b , - PLAAT IV - BEWEGELIJKHEID EN HOUDIGEN
Art . Nr . 47 . b ,
PLaat IV
Bewegelijkheid en houdingen
FIG . 99 . TEKENING VAN EEN PAARD
Fig . 99 .
Links , tenening van een paard , om uit te knippen na vergroting met behulp van de ruitjes. Schema's van verhoudingen van het paard .
FIG . 100 . SCHEMATEKENINGEN VAN DE KIP .
Fig . 100 .
Schematekeningen van de kip . En schema's van houdingen en bewegingen .
ART . 47 . b , - PLAAT V - FIG . 101 , 102 , 103 .
Art . Nr . 47 . b ,
Plaat V
Fig . 101 , 102 , 103 .
Verhoudingen van de volbloed . Daaromheen : houdingen en bewegingen . Ontleding van de loopbeweging .
31-08-2006
ART . NR . 47 . a , - STUDIE VAN HET DODE DIER
Art . Nr . 47 . a ,
Studie van het dode dier
Laten we nu dus de studie gaan aanpakken . Indien wij , zoals reeds overeengekomen , het opgezette dier buiten beschouwing laten , dat niet eens kadaver is , dan zal juist het kadaver zelf ons het eerste model opleveren , waarbij je niet bang behoeft te zijn voor zijn bewegelijkheid . Je kunt hem naar eigen wens opstellen en ook de belichting zelf regelen , hetzij voor allereerst een détailstudie hetzij om vervolgens totaalstudies te gaan maken onder verschillende gezichtshoeken ; de kip , de eend , het konijn , de duif enz. en dan ook het wild - het wilde konijn , de haas , de wilde eend , de fazant , de pratrijs - al deze dieren , natuurlijk ook niet geplukt of gevild , zijn even boeiende modelen ( fig . 82 - 83 ) . Zeker , in de uitgedoofde ogen vindt je geen leven meer , maar je zult daarentegen in aangename rust kunnen werken , iets dat het levend model je niet zou kunnen bieden . Voor alles , willen wij dat nog eens zeggen : haast je zich niet , daar een verdwijning van het model niet te vrezen is . Bestudeer hem eerst met uw ogen en met uw verstand en doe dat met alle aandacht . Wat is zijn algemene vorm ? En in welke grote volumes zou hij ontleed kunnen worden ? Hoe ziet zijn omtrek er uit ? Welke zijn de betrekkingen van de verschillende vlakken van de onderscheiden volumes ? Zeer nauw , ongetwijfeld , want het zijn de diverse hellingen van deze vlakken , die , op de hoogte van hun buitenste grens , de omtrek bepalen ... OBSERVEER dus eerst . Hoe vaak hebben wij dat al niet aanbevolen . Maar het is ook het enige middel om het gewenste doel te kunnen bereiken . En natuurlijk gaat je ook al in de geest , door vergelijking , nota nemen van de verhoudingen . Je zult dus beginnen met in uw hoofd te gaan construeren . Maak vele oefeningen van deze aard , want zij vormen een logische voorberieding tot de praktijk van de schets die je vervolgens zult gaan ondernemen . Maar denk er dan wel aan dat het model thans levend is en goed levend ook . Hoe het te benaderen , wanneer het niet een vertrouwd of opgesloten dier is ? Laten wij ons eerst met deze belangrijke kwestie bezig houden , die zowel bij de schets als bij de studie te pas komt .
Hoe zich te gedragen
Het gedrag van de dierentekenaar tegenover zijn onderwerp is uiteraard niet hetzelfde als dat van de landschapschilder ten opzichte van zijn motief of van de protrettist tegenover zijn " patient " . Wanneer het dier je niet kent is hij meestal wantrouwend en zodra probeert hem zonder enige voorzorg te benaderen , hij gaat er snel van door en soms wel heel vlug ook . Als je een weiland in gaat met een snelle en vastberaden pas , zal de verhouding tussen u en de koeien onherroepelijk bedorven zijn . Zij zullen je , evenals de paarden , de varkens , de ganzen , eenden enz. naar de andere hoek van de wei meevoeren en als je daar bent aangekomen , zult je gedwongen zijn om hetzelfde traject omgekeerd uit te voeren , nog altijd uw verschrikte modellen achtervolgend . Het is dus gewenst om eerst geheel alleen te werk te gaan ( want je zou natuurlijk niet verantwoordelijk kunnen zijn voor de gedragingen van metgezellen ) en dat op een manier die het wantrouwen van de dieren vermag weg te nemen . Moeilijk is dat niet , Zachtjes klimt je over het hek en je wandelt langzaam voort , niet onmiddelijk naar het model , maar een beetje met een omweg Stapje voor stapje nadert je hem , tewijl je zo'n beetje overal rondkijkt zonder uw blik te duidelijk op uw model te richten en wanneer je de goede afstand bereikt hebt gaat je stil staan , iedere beweging of snel gebaar vermijdend . Als sommige grote dieren je wellicht enige ongerustheid veroorzaken , plaats je dan tegen een boom , een landbouwwerktuig , een haag of een muur , zodat je niet achter uw rug onaangenaam verrast zou kunnen worden . Zoals wij al eens gezegd hebben is het verkieslijk om s' morgens heel vroeg te gaan werken , als dat mogelijk is , teneinde een hinder van eventuele vliegen te vermijden . Zelfs als de beesten gewend zijn aan uw aanwezigheid , blijven zij natuurlijk niet roerloos . Dikwijls zult je hen moeten volgen en al wandelend , met een rustige pas , tekenen . Deze gewoonte is niet moeilijk aan te leren . Je laat dan de onderrand van uw schetsboek tegen de buik steunen , zodat het niet te dicht bij de ogen is , om uzelf enige afstand van uw tekening te kunnen geven . Op een winderige dag maakt je de velletjes papier met wat meer klemmen vast om deze niet voordurend te laten opwaaien , hetgeen natuurlijk zeer hinderlijk is . Zoals wij al geschreven hebben , moet je er aan denken dat bij zonnig en vooral bij helder weer de plans duidelijker uitkomen en de volumes gemakkelijker te begrijpen en dus ook te tekenen zijn , vooral wanneer de huid van het model van een effen , lichte kleur is . Als het regent , maak dan maar de staldeur open . Het licht zal er wel niet overvloedig zijn , maar het halfduister kan ook aangename effecten oproepen . Komen er wat lichtstralen door een dakraampje om de rug van paard te beschijnen ? Nader hem dan voorzichtig en plaats je niet direkt achter het sluimerende dier , dat , onaangenaam verrast in staat zou zijn tot een daad van ongerechtvaardigde , maar niettemin gevaarlijke zelfverdediging . Overigens zal menige vriendelijke boer gevolg geven aan uw wens om hem ergens buiten vast te binden op een plekje dat tegen zon of regen beschut is . In zo'n geval kan het gebeuren , evenals op de binnenplaats van een boerderij waar je besloot kippen , eenden of kalkoenen te bestuderen , dat je omringd wordt door zijn bewoners , als zij tenminste niet aan het werk moeten zijn . Laat je zich daardoor niet afschrikken en in de arbeid belemmeren : bemoei je niet met hen maar met uw werk waarin je geheel moet opgaan en dan zult je ook helemaal zijn ... in de geest . Natuurlijk kunt je ook een plekje opzoeken dat minder toegangkelijk is voor nieuwsgierigen als de omstandigheden het mogelijk maken , zodat de mensen niet gemakkelijk achter uw rug kunnen gaan staan . Je kunt tegen een boom leunen of een grote boomstronk , tegen een haag of muur , op een hoop stenen gaan zitten enz ... In de dierentuin bestaat er helaas geen bescherming tegen opdringerige mensen . Wees dan verdraagzaam en wees niet onnodig bang . Maak uzelf een geestelijk pantser en onder zijn bescherming gaat je uw schets rustig opzetten of uw tekening voltooien , terwijl je zich met niets anders bemoeit . In ieder geval is het verstandig dat je zich de eerste tijd alleen wijdt aan rustige modellen , die alleen of bijna alleen zijn ; in een te dichte groep zullen de dieren , zelfs als zij zich slechts langzaam voortbewegen , elkaar min of meer gaan maskeren , hetgeen erg hinderlijk kan zijn . Als uw eerste modellen je enkele malen een lelijke poets hebben gebakken , zult je op uw hoede zijn en zich van hun grillen niets meer antrekken , want je zult een genoegzame ervaring hebben opgedaan om hun bedoelingen vooruit te kennen en dienovereenkomstig te handelen . Wij hebben opgemerkt dat de voornaamste moeilijkheid van het weergeven van dieren gelegen is in hun bewegelijkheid . Om je daartegen nog beter te wapenen met het oog op uw toekomstige studies , zullen wij deze , overigens zeer interessante , aangelegenheid eens nader gaan bekijken . ( zie Art . 47 . b , Bewegelijkheid en houdingen )
ART . NR . 47 . a , - FIG . 96 . STUDIE VAN KOP
Art . Nr . 47 . a ,
Fig . 96 .
Studie van kop ( krijt ).
FIG . 97 . - STUDIES VAN KOPPEN
Fig . 97 .
Studies van koppen ( krijt ). Let op de verkorting .
ART . NR . 47 . a , - FIG . 98 . - SCHETSEN VAN IBISSEN
Art . Nr. 47 . a ,
Fig . 98 .
Schetsen ( z.g. heilige ibis , potlood ) . Op hetzelfde velletje ( in de breedte ) bijeengebracht , vormen deze verschillende eenvoudige schetsen van hetzelfde dier een waardevol document , dat op een levendige wijze de karakteristieke houdingen en bewegingen van het model in herinnering brengt .
30-08-2006
ART . NR . 47 . - DE PERSPECTIEF - DE VERKORTINGEN
Art . Nr . 47 .
DE PERSPECTIEF
De verkortingen
Het zou wel vreemd zijn , nietwaar , als wij ook nog niet een beetje over die opdringerige perspectief zouden vertellen ... Maar deze komt nu eenmaal ook bij de dieren te pas , en het is altijd weer door de verkorte vormen dat men daar op terecht komt . Om hen te begrijpen gaan wij de hond van fig . 91 eens tot zijn eenvoudigste verschijning terug brengen . Nu hebben wij dan ( fig . 92 ) de volumes goed uitgedrukt door eenvoudige lijnen in hun grote massa's , zonder het karakter geheel te doen verdwijnen . Wij zien al , dat door de houding van het dier het lichaam veel korter is geworden in verhouding tot wat men van opzij ziet . Laten wij hem nog eens verder vereenvoudigen . Laten wij eens - zoals een speelgoedfabrikant doet - alle volumes van deze hond veranderen in een serie van blokken , waarvan de vlakken duidelijk zichtbaar zijn op fig . 93 . Wij delen deze vlakken in twee soorten in : die van de schaduw , overeenkomend met de breedte en die van het licht met de lengte . Ons onderwerp wordt eerst in profiel getoond , zonder verkortingen , uitgezonderd die van de bovenvlakken , dus rug en nek . Nu gaan wij hem een beetje naar ons toe draaien en van lieverlede krijgen wij hem geheel van voren te zien . De zwarte vlakken worden daarbij steeds groter en de witte van de lengte bijgevolg steeds kleiner , naarmate de beweging voortschrijd . In de laatste stand zijn de witte zijvlakken geheel verdwenen , terwijl de zwarte volledig zichtbaar zijn geworden . Je zult ongetwijfeld wel bekend zijn met de verschijnselen van de perspectief , maar wij meenden er goed aan te doen om ze nog eens op visuele wijze in herinnering te brengen . Je zoudt zelf wel zo'n klein beestje kunnen maken om het zelf op uw gemak in alle standen te bekijken en weer te geven in een serie schetsjes met alle eigenaardigheden van de perspectief . In de studie van onze leerlinge Mej . Leboeuf ( fig . 94 ) ziet men maar weinig van de kop , de hals en de buik ; het achterdeel daarentegen komt in volle omvang te voorschijn . Bij het bijna geheel van voren geziene konijn ( fig . 95 ) doet de algemene vorm aan een beetje toegetakelde bol denken . Fig . 107 doet ons uw aandacht vestigen op de sterke verdraaiing van de kop , die men zo vaak bij de kat en ook bij roofdieren ziet . Een hond neemt ook wel eens deze stand in . Wij hebben hier een zeer eigenaardig perspectivisch verschijnsel , dat goed bekeken moet worden , en dat des te beter , daar de kat als model tijden het zoete slaapje pas gaat bewegen , wanneer je hem wakker maakt .
EERSTE MODELLEN EN EERSTE WERKEN
Uw potloden liggen klaar . Neem er maar vijf of zes , vooraf geslepen , om uw werk zo min mogelijk te onderbreken . Laten wij nu onze eerste modellen eens bezien , waarbij wij de moeilijkheden systematisch laten opvolgen . Je zult dan beginnen met een studie en niet met een schets van het dode dier ; wij hebben al gezegd waarom . Je zult ons stellig een tweetal opmerkingen maken door n.l. naar voren te brengen dat men niet altijd naar believen over een zodanig model beschikt en ook dat , toen het DE MENS betrof je , naar de volgende van onze lesdelen , begonnen bent met de schets . Wij zullen eerst het tweede bezwaar beantwoorden . Zonder het belang van ieder menselijk lichaamsdeel te ontkennen , zijn deze intussen groot en verscheiden genoeg om hen met één oogopslag te kunnen onderscheiden . Men kan dus de totaliteit in zijn grote mass'as zien , te meer waar deze " aangekleed " en daardoor al vereenvoudigd zijn in hun verschijning . Men profiteert daarvan om snel hun verdeling op te merken en van de personen in kwestie een totaalbeeld te pakken , waar dan vervolgens de onderdelen in zullen worden ondergebracht . Maar , zo zult je zeggen , als het over afmetingen gaat , zijn er toch dieren , die veel groter zijn dan de mens . Zeer zeker , maar hun vormen zijn je minder vertrouwd , en bovendien zijn er ook veel kleinere , die gevormd zijn uit beperkte volumes , waarvan de samenstelling voldoende ingewikkeld is en die op het eerste gezicht lastig te doorgronden te zijn . En tenslotte , als de dieren een vacht hebben waarmee zij gekleed zijn , dan is deze hen niet vreemd , zoals de kleren zijn aan de mens . Hij maakt een wezenlijk bestanddeel van hen uit .
FIG . 91 EN 92 . - SCHOTSE TERRIER - BEPALING VAN DE VOLUMES
Fig . 91 .
Schotse terrier , ver doorgevoerde schets ( potlood )
Fig . 92 .
Bepaling van de volumes .
FIG . 93 . - FIGUURTJES VAN VERKORTINGEN
Fig . 93 .
Deze reeks figuurtjes stelt je in staat zich goed rekenschap te geven van het aspect van verkortingen , die steeds sterker worden , naarmate het meer met zijn gezicht naar ons toe draait .
FIG . 94 . - VERKORTINGEN
Fig . 94 .
De bepaling van de volumes door een dikke lijn toont ons duidelijk de waarneming van het verkort