Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
24-05-2006
ANTWOORD OP EEN MAIL UIT NEDERLAND
Antwoord op een mail uit
Nederland
De vraagsteller heeft lekkere pruimen en zou die willen verder kweken
uit de stenen.
Ik zal de persoon moeten ontgoochelen. Pruimen, net als appelen,
vertonen een gans ander nageslacht. Meestal is de kwaliteit minder.
Zelf heb ik ervaring met één pruimenzaailing, maar die stamt af van mijn
wortelechte Kempische Pruim, die gewoon vegetatief en rasecht met
worteluitlopers verder te telen is.
Ik denk dat er in dit geval kruisbestuiving was, want de vruchten zijn
langwerpiger en duidelijk zoeter. Bij
het verplanten liep er iets mis. Gelukkig liep er een nieuwe scheut uit aan de
voet, maar het duurt erg lang, nu zeker al meer dan vijf jaar en er zijn nog
geen vruchten.
Mijn advies aan de mailer: Tracht te weten te komen om wel ras het gaat
en schaf een nieuw boompje aan.
Wie zelf wil gaan zaaien moet de stenen eerst een koudebehandeling geven
tijdens de winterperiode en deze in de lente zaaien.
Eerst dient men enkele bloemen af te dekken en op het juiste ogenblik zelf
stuifmeel aan te brengen van een voorkeurras. Dit vergt kennis en een goede
intuïtie. De kans dat je een nieuw topras hebt is zeker minder dan 1 kans op 10
000.
De boom, op
een goede meter van de pruim Empress, stond
op een verzorgde grond wat kalk en voedingsstoffen betreft.
Toch had
die bovenaan verdroogde takken (takmonilia?)en ook een een verdachte, ingezonken en getorste plek in een dikkere
tak. Dit zou bacteriekanker kunnen zijn.
Ik spitte
het boompje uit en aan de wortels hadden zich twee, zwarte myceliumdraden (denk
aan fijne, zwarte schoenveters) van de honingzwam (Armillaria mellea) gehecht.
Er waren
dus ook tenenbijters! Problemen met de wortels kunnen ook in de toptakken
problemen veroorzaken.
Ik
ben er dus nog niet uit. Ik denk dat beide factoren in het spel zijn: de
moniliaschimmel die in de tak dringt en ten tweede verzwakking van de boom door
de honingzwam.
Aan de westkant van de
appelboomgaard is er een boskant van de buur en mezelf.
De eerste rij bomen ernaast staan
er zeer verhakkeld en haast bladerloos bij. Zo erg heb ik het nog nooit gezien.
Ook de toppen van de tweede rij hadden te lijden. Als parachutisten hebben de
rupsjes van de kleine wintervlinder zich aan draden laten meevoeren door de
wind om te landen op de pas ontloken blaadjes!
Straks vormen zich nieuwe bladeren.
Of er nog vruchten zullen overschieten valt af te wachten. Wellicht zijn de
meeste aangevreten en zullen afvallen met de rui.
Soms eet de wintervlinder zich een
gang tot in het hart van het jonge vruchtje? Maar meestal blijft het bij schilvraat.
Louis heb ik zon 10 jaar terug leren kennen bij boomkweker Louis Mampay
te Viersel. Hij kwam er pruimelaars aanschaffen en we geraakten in gesprek. Ik
had ook een zwak voor pruimen.
Intussen
hebben we al veel ervaringen kunnen uitwisselen. Louis heb ik leren waarderen
voor o.a. zijn deskundigheid en handigheid wat enten betreft. Dit jaar evenwel met de
lange, droge periode is het slagingspercentage van de vroege plakentingen
eerder gering. Voor mijn latere kroonentingen komt de huidige, natte periode
zeer gelegen.
Ik was
vooral nieuwsgierig naar de stand van zijn pruimen;
want ik begin mij zorgen te maken voor de toekomstkansen van de pruimen.
Al een
aantal jaren heb ik niet meer de oogsten van vroeger en zie ik aan nogal wat
bomen verdrogende topscheuten en afgestorven zijtakjes.
Mogen we
dit jaar pruimen verwachten? Wellicht was het koude, schrale weer tijdens de
bloeiperiode en de geweldige achteruitgang van de bijen als bestuivers dit jaar
eveneens een negatieve factor.
Alhoewel
het om de zetting van pruimen op dit ogenblik te beoordelen nog wat vroeg is, menen
we toch wat pruimen te hebben. Minder vruchten geeft alleszinds bij pruimen
betere kwaliteit.
Rassen die
het goed doen bij Louis: Belle de Thuin
(doch slechte zetting), Prof Colombien,
Reeves Seedling, Excalibur, Monarch, Dubbele
Kwets, Reine Claude Violette en nog enkele andere.
Queen Victoria blijkt extra gevoelig aan de
takmonilia en ziet er niet goed uit. Zelfs de vruchten blijven al achterwege.
Bij mij is dat ook het geval. Louis heeft ook de Late Victoria en die doet het wel goed.
Appelen, peren
en noten dragen sterk.
Verder is
mij een zeer gezonde druif opgevallen, die iemand voor Louis uit Duitsland
meegebracht had. Uitstende, zoete, witte vruchten.
Zijn moestuin
staat er schitterend bij.
Louis heeft
blijkbaar ook een kornellebes (Cornus mas) met grote vruchten. Tot nog toe had
hij alleen oog voor een andere bes, die ik nog niet ken. Ik ben benieuwd om de
vruchten te leren kennen.
Ik stond in
bewondering voor zijn aangepaste hak. Uit een van zijnconiferen had hij een uitstekende steel
gesneden en er eennaar alle kanten geslepen hak aangezet.
Zo kan hij naar alle kanten, vooruit, achteruit en opzij, onkruid steken en
schoffelen. Knap.
Ik wou net antwoorden op de vragen, maar de
mail heb ongewild weggekieperd. Ik meen er nog wat van te herinneren. Het
betreft een zekere Anne-Marie . Zij zit op zandgrond.
Een eerste vraag betrof Meikersen. Waarom
toch niet bestoven door Napoleon, die er geschikt voor zou zijn? Van kersen
weet ik niet veel.Ik heb wel de indruk
dat al bij al, de vruchtzetting van kersen dit jaar niet slecht is.
Een tweede vraag. Haar Reine Claude draagt
voor t eerst, maar de vruchtjes vallen af en zijn zwart. Zijn ze onvoldoende
bestoven ? Is er een ziekte in het spel? Ik moet het antwoord schuldig blijven.
Er was nog een derde vraag , maar die
herinner ik mij niet meer.
Tussen de zware vlagen door kwamen Aleide
en ik vandaag op het Bezoekerscentrum van het
Zoerselbos. Ze hebben er een autentieke
Kempische Boerentuin met voornamelijk bloemen, maar ook met wat fruit.
Kunstenaar Marc De Roover, die nu in Frankrijk woont, is er de ontwerper van.
Onlangs hadden ze op aanraden van
de Nationale Boopmgaardenstichting de resistente
kriekNaskara geplant. Dit ras
was mij nog niet bekend. Toen ik dat hoorde, was mijn nieuwsgierigheid gewekt.
Een mooi, laag hoogstammetje, dat prachtig gebloeid had en al vruchten gezet
had. Maar wat bleek: 3 takuiteinden zijn aan het verwelken of al afgestorven en ook een zijscheutje. Dus een serieus
vraagteken achter de resistentie!
Een besmettingsbron in de omgeving
heb ik niet gezien.
Ik heb trouwens helemaal geen idee
hoe deze moniliaschimmel zich verspreidt.
Voor zover ik meen te weten hebben
ze er in Groot Brittannië nog geen last van, wel in Duitsland.
Toen ik thuis kwam ben ik mijn Gerema,
waarover ik enkel dagen geleden berichtte, gaan bekijken. Voor t ogenblik lijkt
alles nog ok.
Leo Cautereels, de behoeder voor
het Zoerselbos, zoals ik hem noem, toonde ons zaadjes van de Fladderiep, Ulmus laevis, een olmensoort die ontsnapt
aan de beruchte olmenziekte.Een
tiental
jaar terug heeft men enkele exemplaren van deze zeer zeldzame soort ,
als eerste in Vlaanderen, ontdekt in het
Zoerselbos. Intussen zijn er nog enkele in andere, oude bossen
gevonden. Leo is er met succes in geslaagd deze soort uit zaad voort te
kweken.
Twee jaar terug kreeg ik een ent van de appel Lady Williams van mijn goede, Engelse
fruitvriend Howard Stringer.
Howard en zijn vrouw Elisabeth, beiden 83 zijn nog zeer
actief bij de Friends of Brogdale.
Lady Williams is een Australische appel van 1935, mijn
geboortejaar.
Het is een kruising tussen Granny Smith (eveneens een
Australische appel) en Jonathan of Rokewood.
Het is een blinkend rode vrucht, een zeer late appel.
Te plukken in november en te genieten van januari tot mei. In Engeland geraakt
hij soms niet rijp.
Zon late appel is zeer aantrekkelijk voor amateurs.
Ik had geënt op
een MM106 onderstam en er had zich een behoorlijke scheut ontwikkeld.
Daarstraks merkte ik en levenloos boompje.
Geen wonder: woelmuizen (of woelratten?) hadden ondergronds
alles afgeknaagd.
Nog bovenaan afknippen en je hebt een geschikte
wandelstok!
Tot zon 25 jaar terug had ik in de
jaren dat de bloemen niet bevroren, steeds heel wat krieken, het zure zusje van
de kers.
Daarop zijn de topscheuten beginnen
afsterven. In het begin schoten er nog wat vruchten over.
Door de danige verzwakking konden
de bomen na enkele jaren niet eens meer bloeien. De vier, vijf kriekenrassen
werden daarop allemaal gerooid.
Zonder spuiten waren de
krieken wegens de algemene doorbraak van de takmonilia niet meer te telen.
Monilia is een schimmelziekte.
Drie jaar terug schafte ik in Duitsland
het resistente ras Gerema aan.
Tijdens het eerste groeijaar knipte
ik al een paar aangetaste takken weg.
Vorig jaar was het boompje wegens
de zware aantasting niet meer om aan te zien. Ik heb al de dode takken tot in
het gezonde hout weggeknipt. Een laatste maal in de nazomer.
Dit jaar groeit mijn verbazing. We
zijn half mei en er is nog niets van takverwelking te zien.
Nochtans bespeur ik heel wat dode
takjes op één van de kerspruimen die er naast staat.
Andere kerspruimen zijn volledig
gaaf en dragen voor het derde jaar op rij enorm veel vruchtjes.Vijf verschillende rassen zijn in een kluwen
samen opgegroeid. Naast rode en blauwe, zitten er zelfs gele vruchten tussen.
Het is toch eigenaardig dat de
Gerema er nog gezond bij staat.
Het jaar is echter nog lang.
Misschien was er nog geen
ziektedruk tot nog toe? Alhoewel op die kerspruim!
Ook constateer ik nog
geen schurftinfectie dit jaar.
Meesjes
zeulen voortdurend allerhande insecten en rupsjes aan voor hun talrijke kroost.
Ik zie ze graag in de takken hangen.
Aan
een tak merk je meerdere bottende bladeren waar wat mis mee is.Er is vraatschade en sommige bladeren zijn
vervormd en tegen elkaar gesponnen. Als je die voorzichtig lospeutert bemerk je
binnenin het lichtgroen rupsje van de Kleine Wintervlinder. Twee weken terug waren ze
nog piepklein en nauwelijks te zien. Nu zijn ze al een centimeter lang. Straks
verpoppen ze in de grond. Met wat geluk zie je ze aan een draadje bengelen.
Praktisch
alle bladknoppen van een eenjarige entscheut van een Lemoenappel waren
aangetast. Soms waren er 2 rupsjes samen aan het werk.
Ik
heb een einde gemaakt aan hun destructiewerk, vooraleer ze het takje helemaal
konden kaal vreten.
Vandaag was ik een wortelbed aan
het voorbereiden en ik verraste een wespenkoningin die haar eerste coconnetje
aan t fabriceren was in de grond.
Een wespennest begint klein. In dat
eerste coconnetje maakt de koningin 5 tot 10 zeshoekige cellen en legt er een
eitje in. Na een kleine maand zijn hieruit de volwassen werksters gegroeid, die
vol ijver aan de verdere opbouw van het nest beginnen. De koningin heeft haar
handen vol met de eileg. Zon nest kan uitgroeien tot 5000 bewoners.
Zolang de wespen
broedzorg hebben zijn ze nuttig. Als eiwitbron voor de larven vangen zij
insecten, vooral vliegen.
Daarna kunnen zij , vooraleer te
sterven, zich te buiten gaan aan zoetigheden. Dan snoepen ze mee van het fruit!
De vorige weken had ik al
verschillende wespen opgemerkt en ook in de mailgroep tuin schreef iemand dat
er veel wespen waren.
Anders dan bijen en hommels hebben
zij blijkbaar geen last gehad van de lange winter.
De meeste
appelbomen staan nu in bloei. Enkel bij de late bloeiers zijn de bloemknoppen
nog gesloten.
De
buitenste bloemblaadjes hebben bij appel allemaal een nuance tussen wit en
roze. Sommige zijn nog een tikje roder.
De meest witte
bloemen heeft de Tulpappel.
Zowel
Aleide als ik vonden de bloei van de Bramley Seedling bijzonder mooi. Het mooist
van al bloeit echter deEcolette met meer uitgesproken rozige bloemen.
Als
bestuivers waren enkel een paar kleine hommels aan het werk.
Ik heb weer iets bijgeleerd? Toen ik laatst op de strook van de voor de
aanleg van de gasleiding gerooide bramenhaag aan het zoeken was naar gevallen
hechtingsclipsen, bemerkte ik scheutvorming op bedekte resten van in oktober
geknipte Taybes en Thornfreestengels, die bedekt waren geraakt. Ik heb de
ranken op een kweebed ingelegd to wait and see. Zullen er zich werkelijk
nieuwe planten vormen of lopen de knoppen enkel uit op oude kracht om daarna te
verdrogen?
Ik heb niets
over deze vorm van vermeerderen gevonden in
het
handboek Small Fruit Crop Managementvan Gene J. Galetta en David G. Himelrich Uitgever:Prentice Hall Englewood Cliffs, New Jersey 07632 in 1990ISBN
0-13-814609-8.
Bij de
vermeerdering maakt men onderscheid tussen de de rechtop groeiende - en de rankende rassen.
Bij de rechtop groeiende bramen ishet snijden
van wortelstekken een courante techniek. Gedurende het winterseizoen,-maar voor het moment dat de wortels uitbotten
in de lente, want dan zouden te veel knoppen afbreken,- snijdt
men wortels die 5 tot 9 mm dikte hebben
(Bij te dikke wortels lopen de slapende ogen niet of minder goed uit.)
in
stukjes van 7,5 tot 10 cm lengte. Deze worden fris, doch vorstvrij
bewaard. Bij
het planten legt men deze horizontaal in een voor van 7,5 tot 10 cm
diep.
Afdekken met een lichte mulch voorkomt onkruidgroei. Bij het
aanleggen van een nieuwe plantage gaat men soms op deze manier te
werk. Tegen dat de planten in productie komen is er geen verschil meer
met een veld waarbij men met vooraf gekweekte planten
startte De aanlegkosten lagen met jonge planten een flink stuk
hoger dan bij het planten van wortelstukken.
Bij rankende bramen gebruikt men de
techniek van het inleggen der toppen. In de
nazomer of herfst graaft men de toppen in of bedekt deze met een laag grond van
7,5 tot 10 cm. Het volgend voorjaar snijdt men de stengel door op 20 cm van de
nieuw gevormde plant. Dit vergemakkelijkt tevens het verplanten.
De bekende
stekelkoze braam met het peterselie blad Thornless Evergreen moet op deze
manier vermnigvuldigd worden, omdat enkel (afgezien van vermenigvuldigen via de
weefseltechniek) op deze manier de stekelloosheid verder kan gezet worden. Bij
dit ras beperkt de stekelloosheid zich enkel tot de buitenste laag cellen. Vandaar
dat je bij dit ras dikwijls gestekelde wortelopslag ziet, die je dan dient weg
te knippen.
De tweede
manier van vermeerderen bij rankende bramen gebeurt met
stukjes stengel van 1 of 2 knopen, met 2 tot 3 bladeren, die men stekt
in een poreuze groeibodem van perliet bijvoorbeeld, die men voortdurend benevelt.
Eenmaal heb
ik het vermeerderen gezien bij Walpole, de Engelse vermeerderaar te Kings Lynn in
Norfolk. Als ik het goed herinner gebruikte men enkel het blad met steel . De
steel werd in hormoonpoeder gebracht en daarna in de stekgrond geduwd. Eens de
bak vol ging die direct onder de verneveling.
Verder
heeft men de moderne vermeerdering via weefseltechniek
op voedingsschaaltjes. Met deze techniek bekomt men bv. Thornless Evergreen
planten die door en door stekelloos zijn, ook de wortelscheuten.
Daarnet
enkele bloeiende bomen bekeken. Slechts een paar bijtjes en een
hommelke gezien,
en dat bij een voor t eerst zomerse temperatuur van 25 ° C. 't
Is mij al opgevallen dat er zo weinig zijn. Ze hebben inderdaad een
slechte tijd gehad met het lange, koude voorjaar.
Gelukkig
fladderden er nog een citroenvlinder en een oranjetipje voorbij.
De rupsjes van de Bessenbladwesp laten zich niet afschrikken door het
koude weer
Op 30 april
, bij de zondagse rondgang 4 haardjes van bessenbastaardrupsjes ontdekt op 2
stekelbessen, die in afwachting van de heraanleg van de kleinfruitkooi, een
plaatsje vonden in de luwte van de schuur.
Twee
haardjes hadden elk al een halve tak kaalgevreten. Deze waren minstens al enkele
dagen aan de dis. De andere waren nog met hun eerste blad bezig.
De eitjes
worden onderaan op een van de laagste blaadjes afgezet en de rupsjes attaqueren
de hoger staande blaadjes. Met drie, vier zitten ze verspreid rond het nog
kleine blaadje te knabbelen tot praktisch alleen de nerf overschiet.
Als ik hen
opmerk sneuvelen ze tussen mijn duim en wijsvinger.
Het is een
zorguldig werkje, want de kleur van de rupsjes accordeert zeer goed met de
blaadjes.
Met de ene
hand draai ik het takje zodat ik de onderkant van de bladeren zie. Dan vallen
de snoodaards beter op. Bij te veel beroering van de tak laten sommige zich
vallen. Bij warm weer zal dit wel vlugger gebeuren.
Op 1 mei
vond ik een verse haard op rode bes op een andere, open plaats.
Vandaag 2
mei kwam ik op door Fluxys gehuurde opkuilperceel.
Ik zag
beginnende vreterij op een rode bes en wat verder aan een andere struik merkte
ik een gaatje in t midden van een blad. Enkele pas ontloken larven waren net
beginnen knagen. Alle eitjes waren echter nog niet uitgekomen.
De heel
kleine, langwerpige eitjes worden in een rij op de nerven afgezet, een bleek
snoer tegen de groenige achtergrond van het blad.
De
bessenbladwesp, Nematus ribesii,
tast kruisbes, rode en witte-, jostabes, worcester en Black Velvet aan.
Het
insect, ca 6 mm lang, goudgeel met zwarte kop en lange antennen ontpopt tussen
einde maart en begin mei. Een tweede generatie legt eieren van juni tot
augustus.De larven, het zijn immers
geen echte rupsjes, kunnen tot begin september nog een struik kaalvreten.
De
kop van de larven is glanzend zwart, het lichaam groen, de voorste en achterste
segmenten geel. Over het lichaam loopt een lichtere streep en overal verspreid
zijn er talrijke zwarte wratten, elk met een of enkele haren.
Kaalgevreten
struiken verliezen veel van hun vitaliteit en kunnen geen volwaardige vruchten
meer vormen.
Vrijdag-
maar vooral zaterdagmorgen had het hier aan de grond gevroren. Beter nog dan
aan de rijp op het gras, zien we de rijpsporen op de rand
van de trampoline, dieop 29 april helemaal rond,
wit berijpt was. Het was 7 u en de termometer wees 3 ° C.
We maakten ons klaar om het eerste lustrum van het Seniorennet mee te
gaan vieren in de kursaal van Oostende. We hebben er van genoten en bijgeleerd
op computergebied.
Het gevoel dat overheerste was dat de senioren, dank
zij Pascal Vyncke weer meer meetellen in de maatschappij.
Op de 30
ste was er regen.
Gelukkig
bleef het de nacht daarop overtrokken en was er geen vorst. 1 mei werd een
(mot)regendag.
Gelukkig
was er geen nachtvorst vorige week.
De
luchttemperatuur is wellicht nooit onder het vriespunt gezakt? Peren, kersen en
pruimen zijn flink aan het bloeien. Zelfs de eerste bloemen op de Gravenstein
staan al open. Voor bestuiving zullen we moeten wachten op het warme weer dat
men voorspelt voor de volgende dagen. Voor de meeste pruimen zal het nog niet
te laat zijn.
Van het
begin vorige week heb ik de aardbeien afgedekt, veelal
met dubbel vliesdoek. Meerdere bloempjes komen al open. Zwarte hartjes van
bevroren bloemen heb ik nog niet gezien.
Zonder
afdekking zou dat zeker wel het geval geweest zijn.
Vanmorgen
2/5 lag er werkelijk ijs op de trampoline, alhoewel de termometer om 7 u al 5 °
C aanduidde. Er is dus nachtvorst geweest.