Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
21-06-2009
Verbannen
Verbannen - plaaggeest -
Wanneer de vader van X uit Loon kalveren ging kopen, logeerde hij vaak bij een boer in Sint-Truiden.
Toen hij daar op een dag weer was, vond hij dat de boerin er erg bedroefd uitzag, en hij vroeg: "Wat is er aan de hand?" De boerin begon te huilen en vertelde: "Elke nacht worden we gewekt door een slag op de poort. De koeien en paarden zijn dan losgemaakt, waardoor we een heel uur nodig hebben om de dieren te vangen en weer vast te binden. Daarom hebben we besloten om te verhuizen. De boer heeft aan vijf dappere mannen gevraagd om hier een nacht te komen waken."
Die nacht hielden vijf mannen de wacht op de boerderij. Ze speelden een kaartspel tot vijf vóór twaalf, en bereidden zich dan voor op wat komen zou. Om middernacht weerklonk er een luide slag. Alle ramen en deuren vlogen open en er kwamen zes in het wit geklede heren binnen met een draagberrie waarop het lijk lag van de vroegere bewoner van de boerderij. De vijf wachters, onder wie één is gestorven van angst, maakten zich gauw uit de voeten.
De volgende dag kwam een pater de hele boerderij overlezen tot het zweet van zijn gezicht droop. Na afloop sprak hij tot de boerin: "Ik kan de geest niet wegkrijgen, maar ik zal een andere pater laten komen." Enkele uren later kwam er een klein, uitgemergeld patertje, dat vriendelijk sprak: "Boerinnetje, we zullen die geest hier eens wegsturen zodat je weer rust hebt."
Het patertje zat een hele tijd in de boerderij te bidden en sprak toen tot de boerin: "Je moet nu niet meer bang zijn, want de rust is werdergekeerd. Ik zal de geest meenemen en hem verbannen naar een plaats waar hij zon noch maan ziet." regio : Voort verzamelaar - F. Beckers -
De kaboutertjes waren kleine mannetjes die in ruil voor voedsel het werk van de mensen deden. Soms kwamen de kaboutertjes echter ook ongevraagd. Er was geen enkele manier waarop de mensen ze konden buitensluiten.
Omdat de mensen dat beu werden, heeft men de laatste zeven kaboutertjes in een klooster in Genk opgesloten. Zo zijn ze uitgestorven.
Bij een gezin dat naast het kerkhof woonde, was er een kindje gestorven. Zoals de traditie voorschreef, versierde men het graf van het kindje met papieren bloemen. Elke keer wanneer de ouders de papieren bloemen zagen, waren ze zo ontroerd dat ze bijna stierven van verdriet.
De oude grootvader wilde het lijden van de ouders wat verzachten door 's nachts de papieren bloemen van de grafsteen te halen. Toen de grootvader 's nachts de bloemen had weggenomen, kon hij echter de uitgang van het kerkhof niet meer vinden. Hij doolde de hele tijd rond en kwam steeds weer voorbij het graf van het kind.
Toen het bijna ochtend was, besloot de grootvader om de bloemen toch weer op het graf te leggen.
Daarna vond hij de uitgang van het kerkhof onmiddellijk.
Een jongen van veertien bracht veel tijd door met zijn vriend X, met wie hij zijn Communie had gedaan. Op een dag zag X de vuurman, die als een grote vuurbol door de bomen vloog.
Tegen beter weten in, floot X naar de vuurman om hem te tergen. X kon nog net op tijd naar binnen lopen en de deur achter zich dichtslaan.
De volgende ochtend stond er een grote zwarte hand op de deurpost gebrand.
Een meisje wiens moeder was gestorven, sliep 's nachts alleen in huis. Op een nacht zag het meisje haar moeder voor haar bed verschijnen. Aanvankelijk dacht het meisje dat ze gedroomd had, maar toen het elke nacht gebeurde, werd het kind toch bang.
Het meisje ging te rade bij een pater, die haar vroeg: "Heb je je moeder wel een hemd aangetrokken voor ze begraven werd?", waarop het meisje "Neen" antwoordde.
De pater sprak tot haar: "Wanneer je moeder nog eens verschijnt, dan moet je een hemd over haar heen gooien."
Toen het meisje dat had gedaan, bleef het spook weg.
De familie X, die in een witte hoeve woonde, zette 's avonds altijd de was buiten, samen met een kom pap. In ruil voor de pap kwamen de alvermannetjes het werk doen.
Op een nacht besloot de nieuwsgierige boer echter door het sleutelgat te kijken om de alvermannetjes te zien. Eén van de dwergjes zei plots: "Blaas die kaars eens uit", waarop een ander door het sleutelgat blies.
Op een ochtend zat Nol bij een brug te vissen. Plots hoorde een man uit een naburig huis een hels lawaai.
De man snelde naar buiten en zag nog net hoe Nol door een zwarte gedaante naar beneden werd getrokken. Later op de dag heeft men het lijk van de visser uit het water gehaald.
Nols ogen stonden nog wijd opgengesperd van angst.
In Vechmaal hadden de alvermannetjes grote ondergrondse gangen gegraven. Een vrouw uit Engelingen-molen liet de alvermannetjes vaak haar was doen in ruil voor een bord pap.
De vrouw was zo nieuwsgierig naar de alvermannetjes dat ze besloot om 's nachts eens een kijkje te nemen bij deze dwergen. De alvermannetjes merkten haar echter op en waren woedend. Ze bonden de handen en voeten van de vrouw vast en sleepten haar naar de eendenstal.
In de buurt van de sluis in Weert huisde een waterduivel. Wie daar ging zwemmen, werd onder water getrokken. Zo is X bij de sluis verdronken. Later is die waterduivel met een schip meegegaan.
Een meisje pochte altijd tegen haar vriendinnen dat ze nergens bang voor was. Op een dag waren die vriendinnen dat zo beu dat ze het meisje weleens wilden op de proef stellen. De vriendinnen daagden het meisje uit om 's nachts drie keer rond de kerk te lopen en elke keer met haar hand op de kerkdeur te slaan.
Het meisje nam de uitdaging zonder aarzelen aan. Toen ze voor de tweede maal rond de kerk had gelopen, zag ze echter een witte schim op het kerkhof. In de overtuiging dat het één van haar vriendinnen was, die haar probeerde bang te maken, liep het meisje recht op de schim af en trok het witte laken weg.
Toen het meisje terug bij haar vriendinnen kwam, vernam ze echter dat niemand onder hen was weggeweest. Het meisje was zo ontzet van angst dat ze onmiddellijk naar de pastoor ging. Die gaf haar de raad om het laken terug te brengen en voor haar eigen veiligheid een pasgedoopt kind mee te nemen.
Na lang smeken kreeg het meisje van iemand een kindje mee. Toen het meisje op het kerkhof kwam, zag ze het geraamte van haar eigen moeder. Toen ze het laken naar het spook gooide, sprak het: "Als je dat onschuldig kind niet had meegebracht, dan zou ik je verscheurd hebben."
Het meisje was zo geschokt door deze uitspraak dat ze uiteindelijk van verdriet gestorven is.
In de kraantjesbeek is vroeger een kind van X verdronken. Omdat het water maar veertig centimeter hoog stond en het kind al vijf jaar oud was, geloofde men dat een waterduivel het kind onder water heeft getrokken.
Een weduwe met acht kleine kinderen liet haar werk vaak 's nachts door de alvermannetjes doen. De vrouw was echter zo nieuwsgierig dat ze de alvermannetjes op een nacht heeft bespied door het plafond. De dwergjes hadden het echter in de gaten gekregen. Ze bliezen in de kachel zodat de ogen van de vrouw vol roet vlogen en ze niets meer kon zien. De alvermannetjes zijn uitgestorven toen de schnaps werd uitgevonden; ze raakten namelijk allemaal verslaafd aan alcohol.
Een oude man uit Horpmaal zag 's avonds een dwaallichtje. Hij volgde het dwaallichtje tot aan het water en zei toen: "In Gods naam, wat wil je?", waarop het lichtje antwoordde: "Ik wil gedoopt worden. Je hand is bij het water; je hoeft alleen maar te scheppen."
Toen de man het dwaallichtje gedoopt had, ging het lichtje uit en verscheen er een kindje dat er uitzag zoals een engeltje. Het kindje sprak tot de man: "Over drie dagen zal je sterven. Maar je stoel zal in de hemel klaar staan naast die van mij."
Vroeger droegen de mensen meel naar de kerk waar de alvermannetjes woonden. Als ze er ook wat voedsel bij legden, dan kwamen de alvermannetjes 's nachts het brood bakken. Maar men mocht niet gaan kijken, want dan gebeurde er niets.
Een man die 's nachts wakker werd, zei tegen zijn vrouw: "X, hier is een dwaallichtje. Ik ga het verlossen." De man ging naar beneden terwijl het dwaallichtje vóór hem de trap af ging. Bij de pomp heeft de man het dwaallichtje gedoopt. Wanneer het dwaallichtje verlost was, ging het lichtje uit. De persoon die het verloste, had dan recht op een plaatsje in de hemel.
Y, de broer van X, kwam 's avonds ook een dwaallichtje tegen, maar hij was niet slim genoeg om het te dopen. Het had maar een haar gescheeld, of Y zou verdronken zijn in de vijver waar het dwaallichtje hem naartoe had geleid.
Op de Galgeberg werden vroeger misdadigers opgehangen. De laatste persoon die men daar heeft opgehangen, was X. Toen zijn lijk nog aan de galg hing, was er een boer die in een nabijgelegen veld moest werken.
Toen de man 's middags zat te eten, sprak hij schertsend tot het lijk: "Wel, X, vroeger at je zo graag bonen! Waarom eet je nu niet mee?" Daarop begon het lijk te spreken: "Ik nodig u ook uit. Kom deze nacht om twaalf uur, dan mag je met mij meedoen."
De boer maakte onmiddellijk dat hij wegkwam, en vertelde in paniek zijn verhaal aan een geestelijke. De pastoor sprak tot hem: "Je bent nu verplicht om vannacht naar hem toe te gaan. Neem een klein kindje mee, dan zal het spook je niets kunnen doen."
Om middernacht trok de man naar de Galgeberg met een kindje in zijn armen. Toen de boer bij de galg was aangekomen, hoorde hij een geluid alsof er vlees werd gebakken, maar hij zag niets. Het kindje had hem gered.
Een zekere X ging op een dag naar zijn familie in Boekhout. Onderweg zag hij hoe in de kasteeldreef een koets kwam aangereden. In die buurt spookte het zo erg dat men uiteindelijk de Witheren van Batsheers heeft laten komen. Toen één van de paters de geest van de graaf wou tegenhouden, sprak het spook: "Toen je nog studeerde, heb je een keer een koek gestolen uit een winkel."
De volgende pater die men liet komen, werd onderweg door een onzichtbare hand in de beek gegooid, terwijl een stem zei: "Als je geen kroontje had, dan zou ik je in de beek doen verdrinken hebben." Toen de pater het spook wilde tegenhouden, sprak het: "Je hebt ooit eens een kool gestolen uit iemands tuin", waarop de pater antwoordde: "Ja, maar ik heb een halve frank in de plaats gelegd."
Op dat moment kreeg de pater macht over het spook. De geest van de graaf werd voor negenennegentig jaar verbannen bij de Ster in het bos. Omdat men toen een stem had gehoord, die zei: "Je moet hier het geld langs de ramen naar buiten gooien!", heeft men de arme mensen gratis kolen gegeven van op het kasteel. De graaf had zich tijdens zijn leven veel onrechtmatige goederen toegeëigend..
Nog vele jaren later werden er rijnstenen teruggevonden met daarop de letter "A", van de abdij van Averbode. Wanneer iemand sloeg op de boom waarin de graaf werd verbannen, hoorde men steeds een luide zucht. regio : Rukkelingen verzamelaar - F. Beckers -
Men vertelde dat de alvermannetjes op de weide van de pastoor woonden, op de plaats waar vroegen een kerk had gestaan. De vrouwen uit het dorp zetten vaak hun wasteil buiten, met een boterham ernaast. Wanneer de alvermannetjes 's nachts te paard rondreden, kwamen ze de was doen en stopten ze de sokken in ruil voor de boterham.