Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
11-08-2009
Kat
Kat - watergeest -
Een man vertelde op een zondag in het café over een kat die op de leuning van een brug bij de haven van Nieuwpoort had gezeten. Toen de man dichterbij was gekomen, had de kat zich van op de brug in het water laten vallen.
Een vrouw die terugkwam van de vismarkt, voelde overal jeuk. Toen de vrouw een vlo had gevonden, hoorde ze een stem zeggen: "Kraak ze maar! Als je er veel hebt, kraak ze dan maar allemaal!" Daarop deed de vrouw het licht uit en kroop in bed.
Het was de waternekker die naar de vrouw had geroepen.
Toen de Russen in Neeroeteren waren, eisten ze paarden voor hun oversten. Een man stelde de wanhopige pastoor gerust: "Ik zal voor hen wel paarden maken, elke keer wanneer ze komen."
De man nam een haardblok waarop hij een graszode legde. Nadat hij wat stro rond de haardblok had gebonden, kwam de man met een paard naar buiten. De man sprak: "Alstublieft meneer, hier is een paard voor u. Ik moet u wel voor één ding waarschuwen: haal nooit het bit uit de muil van het paard." De Rus nam het paard dankbaar mee naar hotel 'La Tour' in Maaseik.
Omdat het paard zo goed had gelopen, wilde de man het toch te eten geven. Toen hij het bit uit de muil van het paard had gehaald, stond er plots een haardblok voor hem op de grond.
Een verliefd paar kwam op een avond naar huis. Toen het tweetal bij een put kwam, zag het meisje tot haar grote ontzetting dat haar vriend in die put werd gegooid. Doodsbang maakte het meisje een kruisteken.
Het volgende ogenblik stond haar vriend drijfnat naast haar.
In Horpmaal waren twee schaapherders, van wie de ene vette en de andere magere schapen had. Op een dag vroeg de herder met de magere schapen aan de andere hoe het kwam dat zijn schapen zo vet waren. De andere antwoordde: "Dat is heel eenvoudig: ik ga mijn schapen hoeden op de klaver, de haver en de tarwe van de boeren." "Dat zou ik ook wel willen", zei de herder met de magere schapen, niet beseffend dat hij daardoor toezegde in de omgang met het kwaad.
De andere herder gaf hem een briefje dat hem de kracht zou geven om zichzelf in een hagedoorn en de schapen in molshopen te veranderen. Hij moest er dan wel tegen kunnen dat de honden hun achterste poot tegen de hagedoorn zouden opheffen. Op die manier waren beide schaapherders tevreden: de ene omdat zijn schapen eindelijk vet zouden worden, de andere omdat hij van het kwaad was verlost.
Op de boerderij waar het kwaad zijn intrek had genomen, gebeurden vanaf dat ogenblik echter zeer vreemde dingen: de draaiboom boven de put begon vanzelf te draaien, enzovoort. Ten einde raad liet de bang geworden schaapherder de pastoor komen. Deze wist de herder te vertellen dat hij zelf de oorzaak was van de vreemde voorvallen. Uiteindelijk besloot de herder alles op te biechten aan de pastoor, en hij toonde ook het briefje dat tot het kwaad had geleid. Nadat de pastoor het briefje in het vuur had gegooid, vroeg hij of de herder misschien nog een briefje had. De herder ontkende, maar na lang zoeken vond hij nog een stuk papier, dat ook door de pastoor werd verbrand. Een derde keer zoeken leverde geen briefjes meer op.
De pastoor gaf hem de volgende raad: "Een volgende keer mag je niets meer aannemen wat een ander moe is geworden. Die andere had dat toverbriefje zeker van de duivel. Bovendien raak je een duivelsbriefje niet zomaar kwijt, want één briefje worden er al gauw twee!"
duivelspact, duivelsschuur, de bedrogen duivel, bokkenpoten, zwarte honden, ...
Met een zwarte hen in de hand kan men op een kruispunt zijn ziel aan de duivel verkopen. Duiveltjes bouwen in één nacht een nieuwe schuur voor de boer, tot de boerin de haan doet kraaien...
Drie mannen willen een kaartspel spelen, al was het met de duivel!
Een man die 's avonds terugkwam van een vergadering van de drukkers, raakte verdwaald door toedoen van een waternekker. Pas bij het ochtendgloren kwam de man helemaal bezweet thuis.
Sindsdien is de man nooit meer 's avonds naar de stad geweest.
Op een molen woonde een man die over bijzondere krachten beschikte. Wanneer de man stro in stukken sneed en daarna zei: "Omhoog, omhoog!", dan veranderden de strohalmen in soldaatjes.
De halmen met een knoop erin, werden ruiters. Toen er op een dag Hollandse soldaten in aantocht waren, was de man bang dat ze het dorp zouden plunderen. De man toverde snel een aantal soldaatjes en veranderde zichzelf dan in een berkelarenstruik met doornen. De Hollandse soldaten kwamen allemaal tegen de struik plassen.
Uiteindelijk slaagden de soldaten van de man erin om de Hollandse tegenstanders terug te drijven tot in Stamprooi.
Omdat het kasteel van Heers tijdens de wintermaanden leegstond, kwam er een man uit Horpmaal logeren. Elke nacht spookte het in het kasteel tussen twaalf en één uur.
Er liepen dan katten rond, en soms werd ook een Zwarte Madam gezien. Toen om middernacht de poort openvloog, reed er een koets met brandende kaarsen naar binnen. De man uit Horpmaal werd uit zijn bed geduwd, maar hij kroop er altijd opnieuw in.
Op een nacht zei de man achteloos: "Och God, och God, laat me toch slapen!"
Een klavertje vier biedt bescherming tegen de kracht van tovenaars. Als men er één vindt, moet men het dus plukken. Toch mag men er niet naar zoeken, want een klavertje vier bezit enkel kracht indien men het toevallig heeft gevonden.
Op een dag stond op de Oude Markt in Montenaken een man met een hen die zo sterk was dat ze een boom kon trekken. De omstaanders konden niet geloven wat ze zagen.
Op dat ogenblik kwam er een boer voorbij met een busseltje klaver op zijn hoofd. Die boer begreep niet waarom de mensen zo geboeid konden kijken naar een hen die een strohalm aan haar poot had.
De tovenaar zag de boer en begreep onmiddellijk waarom hij stond te lachen. Hij begon tussen de klaver te wroeten en viste er het klavertje vier uit.
Toen kon ook de boer zien dat de hen een boom verdertrok.
In Velm woonde iemand, die kon toveren. Op een dag zat hij in een herberg in Gingelom, waar hij de bazin vroeg om bier.
Toen de dame terugkwam uit de kelder, had hij de kachel in een varken veranderd. Omdat de bazin daardoor helemaal overstuur was, zei hij: "Het is niet erg, vrouwtje. Haal nog maar een glas bier, en dan zal ik de kachel weer doen terugkomen.
" Toen de bazin terugkwam stond de kachel terug op de plaats waar het varken had gelegen.
Men vertelde dat de vuurman altijd door het Hol-ven van Opoeteren naar 't Louwel ging.
Een jongen die in Opoeteren naar de kermis was geweest, zag op de terugweg een vuurbol. De jongen was zo verschrikt dat hij naar huis liep zo snel hij kon.
Zijn vader had ooit de vuurman gezien toen hij zijn schapen was gaan hoeden in 't Groot Broek.
In Glabbeek werden ooit twee vuurmannen tegelijk gezien.
Een man uit Glabbeek die naar de vuurman had gefloten, werd door het vuur achtervolgd. De man vluchtte naar binnen en hoorde hoe de vuurman tegen de deur op vloog.
De volgende dag stond er een zwartgeblakerde hand op de deur.
Bij een boer in Zepperen gebeurden vreemde dingen in de stal. Het gebeurde meermaals dat de dieren 's ochtends met de ketenen ineengestrengeld stonden, of dat hun staarten aan elkaar waren gebonden. Soms waren de dieren zonder aanleiding helemaal bezweet. Ten einde raad liet de boer een zekere X komen om de problemen op te lossen.
Alle bewoners van de boerderij moesten gaan slapen, behalve de boer, want die moest X vergezellen naar de stal. X legde een groot vuur aan en begon te lezen in een boek. Plotseling klopte er iemand op de deur van de stal. De boer wilde opendoen, maar X verbood het hem. Toen er voor de derde maal geklopt werd, mocht de boer wel opendoen.
De heks kwam binnen en ze wreef in haar handen: "Wat is het toch koud, meester!" X stond niet toe dat ze haar handen warmde bij het vuur en hij beval: "Nu ga je al het kwaad dat je hier hebt aangericht, ongedaan maken, of anders laat ik u levend verbranden!"
De heks was blij dat haar leven gespaard bleef en deed wat er gevraagd werd.
Sindsdien gebeurden er geen vreemde dingen meer in de stal.
Een jongeman werkte als knecht bij een boer in Weert.
De vader van de boer had een kabouter in dienst genomen.
Op zekere dag vroeg de kabouter aan de boer: "Als ik het veld bemest heb, mag ik dan naar de kermis gaan?"
De boer ging akkoord, maar geloofde niet dat de kabouter het veld zo snel zou kunnen bemesten.
Toen de kabouter op het veld kwam, stak hij zijn mestvork in een mesthoop en zei: "Allemaal zo!" Ogenblikkelijk staken er wel dertig mestvorken in de mesthoopjes op het veld.
In een mum van tijd was het veld bemest en kon de kabouter naar de kermis vertrekken.
Maar de kabouter is nooit meer teruggekomen van de kermis.
In Velm woonde iemand, die kon toveren. Op een dag zat hij in een herberg in Gingelom, waar hij de bazin vroeg om bier.
Toen de dame terugkwam uit de kelder, had hij de kachel in een varken veranderd. Omdat de bazin daardoor helemaal overstuur was, zei hij: "Het is niet erg, vrouwtje. Haal nog maar een glas bier, en dan zal ik de kachel weer doen terugkomen.
" Toen de bazin terugkwam stond de kachel terug op de plaats waar het varken had gelegen.
Een boer kon geen enkele koe in leven houden. Geen enkele pastoor of pater uit de buurt kon hem helpen. Uiteindelijk liet de boer weer een andere pater langskomen, die zei: "Vanavond kom ik naar je toe. Maak alvast een groot vuur, zet er een grote kookpot op, en leg daar een stuk van de ingewanden van een koe in." Toen de pater 's avonds bij de boer was, hielden twee mannen met knuppels de wacht en stonden er boomstammen tegen de poort zodat niemand naar binnen kon.
Een heks stootte echter de boomstammen om, deed de poort open en ging naar binnen. De twee wachters konden haar gevangen nemen en sloegen haar met de knuppels.
De pater deed de heks op haar knieën plaatsnemen voor het vuur en deed haar opbiechten wat ze gedaan had.
De heks bekende en haalde een zak spelden uit de kribben van de koeien.
In een hotelkamer spookte het elke nacht tussen twaalf en één uur. Op een dag vroeg een dappere man of hij in die kamer mocht slapen. De hoteleigenaar was verheugd, want hij vreesde al dat hij die kamer niet meer zou kunnen gebruiken.
De man liet boven het bed een gordijn hangen, met een kleine spleet waardoor hij zou kunnen kijken naar de spoken. Stipt om twaalf uur kwamen er tientallen spoken binnen, die begonnen te dansen en muziek te maken. Het leek alsof de kamer was veranderd in een bos met in het midden een dikke eik.
De spoken begonnen tussen de wortels van de eik te graven en haalden een grote kist met geld boven. De man keek toe en dacht: "Ik moet onthouden op welke plaats die denkbeeldige eik staat; dan kan ik later het geld van onder de vloer opgraven." De man sprong uit zijn bed en deed zijn behoefte op de plaats waar de eik stond.
De volgende dag vertelde de man aan de hoteleigenaar wat hij had gezien. Op de plaats waar de boom had gestaan, werd de vloer opgebroken. De hoteleigenaar was zo eerlijk om het geld dat daar werd gevonden met de man te delen;
hij was immers blij dat hij nu van de spoken was verlost.
In Engelmanshoven hadden de alvermannetjes onderaadse gangen gegraven, waarin ze tafeltjes en stoelen van aarde hadden gebouwd.
Wie veel werk had, moest een lekkere koek klaarleggen, en dan zouden de alvermannetjes 's nachts het werk komen doen.
Een vrouw die zonder dienstmeid zat, maakte een grote kom rijstpap voor de alvermannetjes. De alvermannetjes kwamen zo graag bij de vrouw, dat ze zich na een tijdje vaak in de keuken lieten zien.
Toen de vrouw een nieuwe dienstmeid had, werd dat meisje altijd door de alvermannetjes geplaagd. Daarop sprak de vrouw met de overste van de alvermannetjes, van wie ze de volgende raad kreeg: "Wanneer mijn alvermannetjes nog eens komen, dan moet je een snede brood aan je dienstmeid geven. De meid moet dan op de grond haar behoefte doen. De alvermannetjes zullen dan zeker niet meer terugkomen."
In Kuttekoven woonde een man van wie werd verteld dat hij al heel zijn leven omgang met het kwaad had, omdat hij over een buitengewone fysieke kracht beschikte.
In de herfst hadden enkele mannen een kar kolen gehaald voor de pastoor. De aardeweg lag er echter zo slecht bij dat de paarden kwamen vast te zitten. Op dat ogenblik kwam die man daar toevallig voorbij, en hij zei: "Ik kan wat die paarden niet kunnen". Daarop maakte hij de paarden los uit het gareel en bracht zelf de kar tot bij de pastorij.
Met Pasen wilde die man ook zoals iedereen te biechten gaan, ware het niet dat de pastoor dat niet toestond. De man werd boos, hefte de biechtstoel op, met de pastoor er nog in, en droeg dat hele gewicht op eigen kracht tot in Loon.
Men heeft de biechtstoel dan met een kar terug naar Kuttekoven moeten brengen.
De man werd heel oud en aan het einde van zijn leven was hij erg ziek. Toch kon hij niet sterven vooraleer een broeder van Kolen, een klooster in Kerniel, hem had dood gelezen.
mensen doen verdwalen, de schoppenboer uit het kaartspel schnaps laten halen, de boer verlossen van een rattenplaag, ...
Niets is onmogelijk voor de tovenaar, zo lijkt het wel. Gesloten deuren worden geopend door er een pet tegenaan te gooien, witte katten verschijnen om een late wandelaar de weg te versperren. Wanneer de kar te zwaar is voor het paard, zal de tovenaar de klus wel klaren...