Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
15-10-2009
Wilde jacht
Wilde jacht - luchtgeest -
De wilde jacht waren eigenlijk bokkenrijders. Wanneer de bokkenrijders ergens naartoe gingen, mochten ze niets weten over de bestemming.
Hun leider zei dan: "Ik zweer dat we door heggen en door hagen moeten." In het Vlaams Huis in Glabbeek hielden de bokkenrijders vaak vergaderingen.
Op een dag waren twee nieuwsgierige mannen daar naartoe gegaan. Hoewel ze eigenlijk als spion waren gekomen, konden ze niet anders dan ook lid worden van de bokkenrijders. De twee mannen deden vaak of ze mensen gingen bestelen, maar in werkelijkheid verraadden ze de namen van de andere bokkenrijders.
Toen ze op een dag gingen vliegen, vergisten ze zich bij het uitspreken van de toverformule: in plaats van "over heggen en hagen" zeiden ze "door heggen en hagen".
Toen ze helemaal bebloed op hun bestemming aankwamen, besloten ze nooit meer met de bokkenrijders mee te gaan.
Op het Weytjesveld bij de Muizendijk stond een guillotine waar misdadigers werden terechtgesteld. Toen Xanten met zijn hoofd op de guillotine lag, gaf men hem nog de kans om zich te bekeren, maar Xanten weigerde.
Op de vraag of hij met zijn gezicht naar boven of naar onderen wilde liggen, antwoordde Xanten: "Doe maar gewoon verder, dan ben ik nog tegen de middag bij Lucifer!"
Een man die door de Bocholterstraat terugkwam van Bree, verborg zich snel in een haag toen hij dertig bokkenrijders een boerderij zag leegroven.
De man had de bokkenrijders herkend aan een bepaald teken. Eén van de rovers moest buiten de wacht houden met een emmer water waaraan een mes was bevestigd.
Als het mes begon te trillen, moesten ze er als de bliksem vandoor, want dan had iemand hen verraden.
De pastoor van Sluizen was met vakantie toen zijn broer op een avond de vroedvrouw moest gaan halen. De man trok de pij van de pastoor aan om naar Millen te gaan. Onderweg kwam er een grote zwarte hond op de man af. De hond sprong met zijn voorpoten op de hielen van de man.
Bij een kruispunt kon de hond niet verder, waardoor het dier een omweg moest maken. Even later kwam de hond echter weer op de man af.
Toen de man doodsbang thuiskwam, was hij blij dat hij de pij van de pastoor als bescherming had gehad.
Een jongen die al veel over de alvermannetjes had gehoord, ging naar de dwergjes op zoek tussen de rotsen. Bij een spelonk riep de jongen: "Woont hier iemand?"
Het volgende ogenblik hoorde de jongen iemand roepen: "Blaas hem zijn licht uit!"
Vroeger heeft men in Bree meer dan zeshonderd bokkenrijders ter dood veroordeeld.
De drossaard van Peer wees de veroordeelden aan met zijn degen of met de drossaardroede. Xander werd opgepakt op de wallen en wat later opgehangen op de heide van Bree.
Vooraleer Xander werd terechtgesteld, heeft men hem nog de kans geboden om zich te bekeren. Maar Xander zei: "Hang me maar op!" Men heeft het lijk daarna nog zeven dagen laten hangen, zodat iedereen het goed kon zien.
Uiteindelijk is het lijk voer voor de kraaien geworden.
Een man die geen geld had om een huis te bouwen, verkocht zijn ziel aan de duivel.
De duivel zou 's nachts voor de man een huis bouwen, dat klaar zou zijn vooraleer de haan 's ochtends kraaide. Als de duivel daarin slaagde, kreeg hij de ziel van de man.
Toen de man 's nachts de ijverige duiveltjes zag werken, werd hij bang en biechtte alles op aan zijn vrouw. "Wacht maar!", antwoordde de vrouw.
Daarop ging ze naar boven, opende een raam en bootste hanengekraai na. Het volgende ogenblik waren de duiveltjes allemaal verdwenen.
In het dak van het huis was nog een gat dat moest worden dichtgemaakt. De man is er echter nooit in geslaagd om dat dicht te maken.
Na de Franse Revolutie hebben de bokkenrijders vele dorpen verwoest. Xander, een Hollandse man die lang in Maastricht en in Bree heeft gewoond, was ook lid van de bokkenrijders.
Wie lid wilde worden van de bokkenrijders moest met bloed zijn handtekening zetten, zijn geloof afzweren en beloven om nooit iemand van de andere rovers te verraden.
De drossaard van Stokkem heeft in Glabbeek dicht bij het huis van Xander vergaderd over de bokkenrijders. De drossaard besloot om de bokkenrijders tot de laatste man op te hangen.
Toen Xander met een rode broek aan de galg hing, gaf de pastoor hem nog de kans om zich te bekeren. Omdat Xander hardnekkig weigerde, zeiden de omstaanders: "Jaag hem dan maar naar de duivel!"
De drossaard van Peer bezat afbeeldingen van dat tafereel.
Bij een zekere Xander kwamen op een dag zes mannen binnen. Xander zag onmiddellijk dat de mannen misdadigers waren en nodigde het zestal uit om bij het vuur te komen zitten.
Xander gooide voortdurend hout op het vuur zodat de misdadigers het steeds heter en heter kregen. De mannen zaten vast aan hun stoel.
Toen hun broek begon te branden, moesten ze Xander bidden en smeken om hen weer los te maken.
Het Augustijnenklooster van Bree werd door Hollanders bezet. Een bende uit Hasselt, die in Gerdingen een vlag ging halen, heeft de Hollanders uit het klooster kunnen drijven. Het kanon van de bende is bij het stadhuis blijven staan.
In die tijd werd er over de generaal van Hasselt een liedje gezongen.
De generaal is in Hasselt omgekomen toen men er een mutsaardenmijt in brand stak.
Xana had een koe verkocht voor tweehonderdvijftig frank. Op een nacht waren enkele dieven het geld komen stelen.
Daarop bond Yan, Xanas' echtgenoot, de deur op zijn rug en ging samen met zijn vrouw naar het bos.
De drie dieven zaten in het bos te eten en wisten niet dat ze in de gaten werden gehouden. Na een tijdje ging Yan plassen in de braadpan van de dieven. Daarop sprak één van de dieven:
"Kijk eens aan! Wij krijgen saus van Onze Lieve Heer!" Even later moest Xana ook een boodschap doen. Yan zei: "Laat maar vallen!" "Even later zei een andere dief: "Onze Lieve Heer is nog guller geworden; nu krijgen we ook nog mosterd!"
Even later sprak Xana: "Nu kan ik het niet meer houden. Ik moet de deur laten vallen".
De deur viel op de dieven. Omdat ze alledrie dood waren, hadden Xana en Yan hun geld terug!
Bij Xavier in Neeroeteren zaten op een avond enkele mannen buiten te praten. Plots hoorde men de wilde jacht met wondermooie muziek door de lucht vliegen.
Xavier riep: "Hé wacht, ik ga mee!", waarop een stem antwoordde: "Wie met ons wil jagen, moet ook met ons knagen!"
De man werd bedolven onder een hoop afgeknaagde beenderen.
Op de Bankhielerhei woonden Xavier en zijn zus in een huisje dicht bij de Maas.
Toen Xavier op een dag met zijn hond vertrok, sprak hij tot zijn zus: "Ik ga eens wandelen langs de Maas om te kijken of ik niemand kan redden."
Die dag redde Xavier's hond een drenkeling, een zekere 'Yanis' die kapitein van de Teutenbende was.
Yanis ging naar een priester om zich te bekeren en Xavier werd door de Teutenbende gevangen genomen. De bendeleden drongen er op aan dat Yanis, Xaviers' tong met hete ijzerstaven zou bewerken.
Daarop ging Yanis naar Xavier met het volgend plan: "Wanneer ik zeg 'wraak of verlossing', dan neem jij een gloeiende staaf uit mijn handen en dan slaan we de bendeleden dood."
Een boer was bij het vallen van de avond nog graan aan het maaien.
Omdat de boer nog maar een klein stukje moest maaien, besloot hij nog even door te werken. Een voorbijganger riep echter: "Hoe je je ook haast, je zult het graan vandaag niet meer gemaaid krijgen".
De boer werkte echter toch verder.
Na een uur maaien leek het echter alsof hij helemaal niet was opgeschoten.
De boer besloot dan maar naar huis te gaan en de volgende dag verder te werken.
Op een dag wilden de bokkenrijders in een huis gaan stelen.
Toen de voordeur reeds was opengebroken, probeerden de rovers met een mestvork de tweede deur open te krijgen. Aan de andere kant probeerde de boer echter uit alle macht de grendel op de deur te houden.
Wanneer de boer de deur niet langer kon dichthouden, goot de meid een kom kokend water in het gezicht van één van de rovers. Het geweer van een rover die door het raam wilde schieten, werd helemaal krom gebogen.
Ondertussen had een weduwe uit de buurt haar honden losgelaten, en hadden de kasteelbewonders hun geweren geladen.
Omdat de bange knechten op de zolder luid om hulp riepen, moesten de rovers wegvluchten.
In Diets-Heur woonde een smid die de duivel kon bezweren.
Mensen die veel ongeluk hadden met het vee in hun stal, lieten de smid komen. Die tovenaar voerde dan enkele handelingen uit, waarna een hond uit de stal kwam gelopen.
Op een dag ging een man samen met zijn vriend Xavier met paard en kar naar Luik. Op de weg naar Koninksheim bleef het paard plotseling staan.
Van middernacht tot één uur bleef het paard onbeweeglijk. Ondertussen hoorden de twee mannen een belletje rinkelen, hoewel in de omgeving niets te bespeuren was.
Toen het gerinkel ophield, hoorde het tweetal een gezoef en vervolgens een luide knal. Daarna ging het paard weer verder.
Toen de mannen terug naar huis reden, zagen ze dat op die bewuste plaats twee perenbomen stonden, waarvan de bladeren allemaal op de grond lagen.
Men vertelde dat de bokkenrijders met de duivel omgingen.
Een boer wiens hond 's nachts altijd weg was, vermoedde dat zijn knecht bij de bokkenrijders was. De boer durfde er echter niets over te zeggen uit angst dat de bokkenrijders zijn huis zouden komen leegroven.
Op een avond drong de boer er toch op aan dat de knecht de hond thuisliet. De hele nacht heeft het dier liggen janken en grommen.
De bokkenrijders staken een berkentak tussen hun benen en vlogen dan naar Duitsland om er de wijnkelders leeg te roven.
De volgende ochtend lagen de rovers weer in hun bed alsof er niets was gebeurd.