Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
23-10-2009
Jenever
Jenever - duivels -
Enkele jongens daagden een vriend uit om in Hern-St.-Hubert een fles jenever te gaan halen.
Hoewel men vertelde dat er een spook langs die weg zat, nam de vriend de uitdaging aan.
Zodra de dappere jongen vertrokken was, ging één van zijn vrienden met een stierenvel op zijn rug bij het Duivelskruis staan.
Toen de jongen de vreemde verschijning zag, sloeg hij zijn verklede vriend met een mestvork de schedel in.
Bij zijn terugkeer zwaaide de jongen enthousiast met zijn fles jenever en riep:
Drie zonen hadden na lang zeuren van hun ouders de toestemming gekregen om te gaan dansen. In werkelijkheid gingen de jongens echter stelen met de bokkenrijders.
Toen de knecht om vier uur 's ochtends de paarden ging voederen, vroeg hij de vrouw des huizes om eens in de stal te komen kijken:
de drie jongens zaten op het paard van de drossaard die de bokkenrijders had opgepakt.
Een stroper die al veel hazen had gezien, slaagde er maar niet in om één van de dieren neer te schieten.
Toen hij er uiteindelijk toch in slaagde een haas te treffen, sprak een vreemde stem: "Xiste, waar zit je?" Omdat de geschrokken stroper plots omgeven werd door tientallen hazen, maakte hij zich snel uit de voeten.
De wervers waren mensen die nieuwe leden voor de bokkenrijders moesten ronselen. Ze hielden bijeenkomsten in het Molenhuis in Maaseik.
Op een nacht klopte drossaard Xaden uit Neerpelt aan bij een man aan wie hij vroeg of hij niemand kende met de naam Yaro Daarop antwoordde de man:
"Hier achter woont wel iemand die Yaro heet. Maar drossaard, u bent helemaal alleen met uw hond en uw paard. Bent u dan niet bang?" Maar de drossaard antwoordde:
"Wanneer de bokkenrijders de oren van mijn paard zien, dan zullen ze allemaal beven van angst."
Een vrouw die te voet van Opitter naar Tongerlo ging, ontmoette onderweg een vreemde verschijning. Het was een wit dier dat langs de weg zat en steeds dichterbij kwam.
De vrouw sprak: "Als je van God bent, blijf dan. Als je van de duivel bent, ga dan weg."
Onmiddellijk na deze woorden verdween het vreemde dier.
Vroeger waren veel boeren uit de streek rond Hasselt lid van de bokkenrijders. Xan uit Opitter was een man die over bijzondere krachten beschikte. Xan schreef soms dreigbrieven naar de mensen om op die manier geld te krijgen. 's Avonds nodigde Xan vaak vrienden uit om samen te kaarten en jenever te drinken.
Op een avond sprak Xan tot één van de boeren: "Wil je een fles jenever? De schoppenboer uit het kaartspel zal de fles gaan halen. Maar je moet me wel beloven dat je de fles dan aan de deur zal aannemen, want anders zullen we allemaal sterven."
Eén van de boeren beloofde aan Xan de fles te zullen aannemen.
In een mum van tijd was de schoppenboer uit het kaartspel verdwenen. Enkele ogenblikken later weerklonk er een luide slag op de deur.
De boer was helaas te bang om de fles aan te nemen.
Het heeft Xan veel moeite gekost om de schoppenboer weer in het kaartspel te krijgen.
Xavier was lid van de bokkenrijders. Toen men naar Xavier op zoek was om hem te arresteren, vluchtte hij langs een raam naar buiten. Die nacht verschool de bokkenrijder zich in lijnwaad dat op de heide lag. Ter hoogte van Opbicht is Xavier de Maas overgestoken. Door een smoes over een zieke zus mocht Xavier meerijden met de kar van een man wiens portefeuille hij zonder moeite kon stelen. In Maaseik kocht Xavier een viool waarmee hij in een herberg muziek ging maken. Toen daar werd aangekondigd dat Yered, de jood van Sittard, later op de avond zou komen maakte Xavier zich uit de voeten, want hij kende die man. Diezelfde avond trok Xavier er op uit om wat geld te verdienen. Bij de burgemeester van Eelen werden de zilverstukken onder de dakpannen bewaakt door knechten en politiemannen. Xavier nam een kruiwagen zonder bodem en zette er een jong meisje in. Xavier legde een brandbrief voor de deur en reed dan met de kruiwagen tot dicht bij de dakpannen. Bij het zien van de brandbrief hadden de politiemannen gezegd: "Niet schieten vooraleer hij de dakpan opheft!" Xavier zette de kruiwagen neer en ging dan een eindje wandelen alsof er niets aan de hand was. Ondertussen kon het meisje al het geld van onder de dakpannen stelen. Toen Xavier met zijn buit bij de andere bokkenrijders kwam, hebben ze hem tot kapitein gekozen. Omdat Yered ondertussen aan iedereen had verteld dat Xavier in Maaseik verbleef, besloot de bokkenrijder dat het tijd was om op te stappen. Xavier trok naar Bree, waar hij in een café op zijn viool ging spelen. Xavier kon mooi viool spelen en hij kon ook goed schilderen. Enkele schilderijen van Xavier hingen bij een zekere Zina.
De duivel was in de Dalemolen in Lauw gekropen. De molenaar haalde de pastoor, maar die slaagde er niet in om de duivel te verjagen.
Uiteindelijk gooide men de duivel in de Jeker, maar omdat hij daar het rad van de molen tegenhield, moest men hem er weer uithalen.
Een tijdje later kwam er een jonge pastoor, tot wie de duivel sprak: "Jij bent zelf ook niet zonder zonden. Vroeger heb je bij de bakker veel broodjes gestolen!" Daarop antwoordde de pastoor:
"Ja, maar ik heb die broodjes daarna driedubbel terugbetaald! En nu moet jij hier weg!"
De wilde jacht waren eigenlijk bokkenrijders. Wanneer de bokkenrijders ergens naartoe gingen, mochten ze niets weten over de bestemming.
Hun leider zei dan: "Ik zweer dat we door heggen en door hagen moeten." In het Vlaams Huis in Glabbeek hielden de bokkenrijders vaak vergaderingen.
Op een dag waren twee nieuwsgierige mannen daar naartoe gegaan. Hoewel ze eigenlijk als spion waren gekomen, konden ze niet anders dan ook lid worden van de bokkenrijders. De twee mannen deden vaak of ze mensen gingen bestelen, maar in werkelijkheid verraadden ze de namen van de andere bokkenrijders.
Toen ze op een dag gingen vliegen, vergisten ze zich bij het uitspreken van de toverformule: in plaats van "over heggen en hagen" zeiden ze "door heggen en hagen".
Toen ze helemaal bebloed op hun bestemming aankwamen, besloten ze nooit meer met de bokkenrijders mee te gaan.
Op het Weytjesveld bij de Muizendijk stond een guillotine waar misdadigers werden terechtgesteld. Toen Xanten met zijn hoofd op de guillotine lag, gaf men hem nog de kans om zich te bekeren, maar Xanten weigerde.
Op de vraag of hij met zijn gezicht naar boven of naar onderen wilde liggen, antwoordde Xanten: "Doe maar gewoon verder, dan ben ik nog tegen de middag bij Lucifer!"
Een man die door de Bocholterstraat terugkwam van Bree, verborg zich snel in een haag toen hij dertig bokkenrijders een boerderij zag leegroven.
De man had de bokkenrijders herkend aan een bepaald teken. Eén van de rovers moest buiten de wacht houden met een emmer water waaraan een mes was bevestigd.
Als het mes begon te trillen, moesten ze er als de bliksem vandoor, want dan had iemand hen verraden.
De pastoor van Sluizen was met vakantie toen zijn broer op een avond de vroedvrouw moest gaan halen. De man trok de pij van de pastoor aan om naar Millen te gaan. Onderweg kwam er een grote zwarte hond op de man af. De hond sprong met zijn voorpoten op de hielen van de man.
Bij een kruispunt kon de hond niet verder, waardoor het dier een omweg moest maken. Even later kwam de hond echter weer op de man af.
Toen de man doodsbang thuiskwam, was hij blij dat hij de pij van de pastoor als bescherming had gehad.
Een jongen die al veel over de alvermannetjes had gehoord, ging naar de dwergjes op zoek tussen de rotsen. Bij een spelonk riep de jongen: "Woont hier iemand?"
Het volgende ogenblik hoorde de jongen iemand roepen: "Blaas hem zijn licht uit!"