't Was nog vroeg in het voorjaar toen een eigenwijs geitje alleen op stap ging om de wereld te verkennen. Toen het na een paar dagen nog niet terug was veroorzaakte dit grote onrust in de kudde. "Had dan ook op haar gelet," mekkerde de bok. "Heb ik mijn handen al niet vol aan de andere kinderen?" protesteerde de moedergeit. "Jij kan ook wel eens wat doen. Je laat het allemaal alleen aan mij over. 't Zijn ook jouw kinderen!" Zo ruzieden de ouders van het geitje. Maar dit hielp niets. Het geitje was weg en het bleef weg.
En toen na een week was het geitje er opeens weer. Doodgemoedereerd kwam het de kudde binnengewandeld. "Dag!" zei het blij. "Dag allemaal, hier ben ik weer!" - "Waar ben jij al die tijd geweest, stoute meid?" vroeg de moeder streng. "Wij hebben hier doodsangsten uitgestaan. Hoe haal je het in je hoofd om zonder iets te zeggen op stap te gaan? Waar heb je gezeten?"
"Overal en nergens," antwoordde het geitje, nauwelijks onder de indruk van de ongerustheid, die nog uit haar moeders woorden klonk. "Ik wou wat van de wereld zien. En toen dacht ik: dan zal ik maar eens gaan kijken."
"En hèb je wat gezien?" vroeg de bok, die toch wel belangstellend was naar de avonturen van zijn dochter. "En of! Een wolf bijvoorbeeld." - "Een wolf?" vroegen haar broertjes en zusjes in koor. "In een kooi zeker?" - "Niks daarvan. Gewoon in het wild. En ik heb ook met hem gepraat," vertelde het geitje trots, "in een bos." - "Niet te geloven! Zo'n kleine meid alleen in een bos - met een wolf! Niet te geloven!" dacht de bok.
"Deed hij dan niks?" vroeg moeder geit. "Een wolf is vreselijk gevaarlijk! Juist voor kleine geitjes." - "Dat zei hij zelf ook, dat hij gevaarlijk was," antwoordde het geitje. "Hij zei dat hij me wilde opeten. En toen heb ik gezegd, dat hij dat maar niet moest doen."
"En toen deed hij het niet? Simpel als dat? Kind je fantaseert!" Moeder geit geloofde er niets meer van. "Ik heb nog nooit van een wolf gehoord, die zich door een klein geitje wat laat zeggen." - "En toch is het waar. Heus waar! Ik heb hem gezegd, dat hij het in de herfst nog maar eens moest proberen, omdat ik nu veel te mager was en in de herfst misschien veel dikker en dus ook veel lekkerder."
Met ogen bol van verbazing luisterden de omstanders toe. Een tante van het geitje kwam naar voren en vroeg: "Heb jij dat echt zo gezegd? En de wolf was het daar meteen mee eens? Dat moet dan ook een domme wolf geweest zijn!"
"Niks hoor! Zo dom was hij niet. Toen ik afscheid van hem nam en weg wilde lopen, vroeg hij: 'Hoe heet je eigenlijk?' En toen zei ik: 'Mijn naam is Pak-me-dan. En de uwe?' Maar die wou hij niet zeggen. Dat was veel te gevaarlijk, zei hij. Ik ben toen maar weer op huis aan gegaan. En nu ben ik dan weer hier," besloot het geitje haar verhaal.
Weken lang bleef het wonderlijke avontuur van het eigenwijze geitje nog op ieders lippen. Maar toen de herfst aanbrak was men het vergeten.
Het zal op een dag in oktober zijn geweest toen de kudde werd opgeschrikt door een wolf die uit het bos kwam aangeslopen. De geiten sloten zich nauw aaneen. De moeders en kinderen in het midden, de bokken daar om heen. "Hela, kleintje, kom je!" riep de wolf plotseling. Hij bleef staan, als durfde hij niet dichterbij te komen.
Wat zou de wolf bedoelen, vroegen de geiten zich af. Welk kleintje? Maar daar klonk al een hoog stemmetje uit het midden van de kudde: "Domme wolf! Weet je niet meer hoe ik heet? Ik heet toch Pak-me-dan? Weet je nog wel? Nou, pak me dan!" De wolf droop af. Dat hij door een klein geitje beetgenomen was, dat heeft hij zijn leven lang niet meer vergeten.
Het geldt nog steeds voor groot en klein,
dat wie niet sterk is slim moet zijn.
* * * einde * * *