Beowulf (3/5) Een Engelse sage over de strijd van Beowulf met het monster van Heorot |
Het was al stil geworden in de zaal; nog eenmaal drukte Hrothgar de hand van Beowulf, daarna namen de Denen afscheid van hun gasten en toen de avondschemer viel, verlieten ze hen om zich in veiligheid te brengen. Beowulf gaf zijn veertien getrouwen bevel te gaan slapen. Zij legden zich neer en waren snel ingesluimerd. Alleen hun aanvoerder, die schild en zwaard had afgelegd, probeerde gespannen met zijn ogen het duister te doorboren...
Hij behoefde niet lang te wachten; rond de slanke torens van de burcht floot het als bij een opkomende storm en direct daarop kondigden krakende balken en afbrokkelende muren aan dat de vijand in aantocht was.
En daar was hij al: afschrikwekkend wanstaltig en slijmerig glad met gloeiende, rollende ogen. Hij dorstte naar bloed en verwachtte helemaal niet dat hij zo'n rijke buit zou vinden.
Onverwijld stortte hij zich op de eerste slaper, doodde hem met een enkele slag van zijn klauw en zette zijn wolfstanden in het lichaam om het bloed te drinken.
Daarna tastte hij met zijn klauwen naar het volgende slachtoffer. Maar wat is dat? In plaats van een aardworm te pakken en te verscheuren, voelt Grendel zelf een ongekend krachtige greep en een plotselinge hevige pijn. Beowulf heeft toegegrepen, Beowulf wiens kracht die van dertig helden evenaart! Tevergeefs probeert het monster zich uit de wurggreep te bevrijden. Het voelt dat zijn laatste uur geslagen is. Het wil vluchten, maar de vijand laat niet los, integendeel, hij breekt het ondier de ledematen. Grendel krimpt ineen van pijn en stort met zo'n slag terneer dat de burcht op zijn grondvesten schudt.
Steeds luider wordt het strijdrumoer. De muren wankelen, het gedreun is in heel Denemarken te horen en vervult de mensen met doodsangst.
De Goten snellen hun aanvoerder te hulp, maar hun zwaarden en lansen kunnen het hart van het ondier niet bereiken.
Beowulf zet de strijd onverminderd voort. Grendel verliest veel bloed en wil zich met een laatste, geweldige ruk losscheuren, maar een ondraaglijke pijn in de schouder doet hem een alles doordringend gebrul uitstoten en zijn schrikwekkende arm valt verlamd op de vloer; het ondier wankelt naar buiten en zoekt stervend zijn weg naar het meer...
Beowulf gaat hem niet achterna. Eerst 's ochtends, toen Hrothgars mannen de zaal binnenstroomden om met eigen ogen de arm van Grendel te zien die hen jarenlang met de dood bedreigd had, volgden ze gezamenlijk het purperen bloedspoor. Grendels doodstrijd zagen ze echter niet. Slechts het bloedkleurige water van het meer bewees dat het monster daarin voor eeuwig begraven lag.
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : "Van gouden tijden zingen de harpen: Europese sagen en legenden" door Vladimír Hulpach, Emanuel Frynta en Václav Cibula. Met illustraties van Miloslav Troup.Nederlandse vertaling door Han de Boer. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1970. |
|