De leeuw en zijn raadsleden - Een fabel uit Zambia over verleiden tot opoffering - |
Lang geleden leefde er een leeuw die drie raadsleden had: een wolf, een jakhals en een raaf. Koning leeuw regeerde en jaagde, zijn raadsleden adviseerden hem en aten alles wat de leeuw hen gaf. Allemaal waren ze tevreden.
Op een dag kwam een kameel aan in het koninkrijk. Koning leeuw had nog nooit zo'n dier gezien en was nogal nieuwsgierig. "Wie ben je en wat zoek je hier vreemdeling?" vroeg de leeuw. "Ik ben een kameel en ik zoek bescherming," was het antwoord. De leeuw vond hem wel aardig en zei: "Blijf bij ons als een gast. Je zal hier veilig zijn." De kameel aanvaardde de uitnodiging met plezier en bleef van toen af aan bij de leeuw. Hij was er zeer tevreden. Hij had weiden om te grazen, water om te drinken en bescherming van de sterke koning.
Maar op een dag werd de leeuw verslagen door een olifant. Gewond lag hij op de grond, hij kon zich niet meer bewegen en dus ook niet meer jagen. De raadsleden die van de leeuw afhankelijk waren voor hun voedsel, kregen honger. "Wat zullen we doen?" vroegen ze elkaar. "We zullen nooit zelf kunnen jagen," gaapte de luie wolf. "Laten we de kameel opeten," stelde de jakhals voor. "De koning zal dat nooit goedvinden," zei de wolf, "de kameel was zijn gast." - "Laat mij hem ompraten," zei de raaf en vloog naar de koning.
"Oh, machtige heerser," sprak hij, "we zijn bezorgd om u. U eet en drinkt niets en we zijn bang dat u zo zal sterven van zwakheid." - "Je hebt gelijk," antwoordde de leeuw, "maar wat kan ik doen als ik zelf niet kan jagen?" - "Waarom zou je moeten jagen als een goed maal vlakbij is?" kraaide de raaf. "Jij denkt zeker aan mijn vriend de kameel, verrader," sprak de leeuw boos. "Wil je dat ik mijn erewoord breek?" - "U zult het niet hoeven te breken, u zult zien dat de kameel zelf zal komen om zijn eigen vlees te geven. Dan bent u vrij om hem op te eten," antwoordde de kraai. "Nou, goed dan," murmelde de leeuw.
De raaf vloog weg naar zijn vrienden de raadsleden en smeedde een complot. Hij vertelde hen wat ze moesten zeggen en hoe ze het moesten zeggen. Toen vroegen ze de kameel om met hen mee te gaan op bezoek bij de koning.
Toen ze bij de koning waren aangekomen, nam de raaf als eerste het woord. "Oh, allermachtigste koning," vleide hij: "Ik zie dat u zal sterven van zwakheid als u niets eet. Maar wij, uw dienaars, geven onze levens voor u. Eet mij en wordt weer sterk." Nog voor de raaf uitgesproken was riep de jakhals: "Nee, machtige koning, de raaf heeft maar weinig vlees onder zijn veren en het zal u niet smaken, neem mijn vlees." Nog voor de jakhals was uitgesproken huilde de wolf: "Nee, waardevolste koning, de jakhals is niet schoon, zijn vlees zal u schaden, eet mij toch."
Maar toen begonnen de raaf en de jakhals door elkaar te schreeuwen. "Nee, nee, neem het wolvenvlees ook niet, het zal u geen goed doen."
De kameel had staan luisteren en dacht: "Dit is mijn kans om de koning mijn dankbaarheid te tonen, maar hij zal het nooit goed vinden." Zodoende sprak de kameel tegen de koning: "Oh, heerser, als u geen wolvenvlees, ravenvlees of jakhalsvlees kunt eten, neem dan mijn vlees."
Toen spraken de wolf, de raaf en de jakhals als één stem: "Ja koning, neem hem als maaltijd," en ze sprongen allemaal op de kameel en verscheurden hem.
* * * EINDE * * * |
Bron : - "Dierensprookjes" uitgegeven door Rebo Productions BV, Sassenheim. ISBN: 90-36600-766 - www.beleven.org |
|