Monsters met de mond op de borst - Paira Oendepo en de Indianen - |
Eertijds nog voor de grootvader van mijn grootmoeder geboren was, leefden er tal van Indianenstammen in de bossen van de Guyana's, ook bekend als de Wilde Kust. Volgens de blanken waren de meeste Indianen menseneters, terwijl de Indianen vertellen dat het de blanken waren die mensen, en met name Indianen, aten. In de tijd dat de blanke wreedaards aan de kust van de Guyana's verschenen in zeilschepen die op vleermuizen leken, woonden op de plaats waar nu in Suriname Fort Zeelandia staat de Steen-Indianen. Zij waren zo vechtlustig, dat zij dag en nacht met bijlen en knotsen rondliepen, waardoor hun handen misvormd raakten: zij hadden geen duim en pink meer! Zij hadden zulk lang haar, dat het grootste deel van hun lichaam erdoor bedekt werd. Hun taal bestond slechts uit het woord 'se'.
Deze vreemde Indianen woonden onder de stenen langs de rivier, maar zodra de vloed opkwam, klommen zij in de bomen langs de oever. Vroeger werd het in de droge tijd zo koud, dat men wel onderaardse woningen moest inrichten. De blanken, die aan de rivier een fort wilden bouwen, hebben de Steen-Indianen verdreven. Hun afstammelingen wonen nu langs de Coppename-rivier. Merkwaardig genoeg bestonden er ook Tweevingerige Indianen, die aan elke hand alleen maar een duim en een pink hadden. Daarmee konden zij moeilijk een houwer of een bijl vasthouden en het lukte hun niet bomen te vellen om kostgronden aan te leggen. Zij leefden van bosvruchten, wild en... mensenvlees, evenals de Bloeddrinkende Indianen die hun slachtoffers levend verscheurden. Een andere stam, de Nacht-Indianen, liep 's nachts met flambouwen rond. Volgens een ander verhaal leefden zij in een streek waar de dag nooit aanbrak. De Oor-Indianen hadden zulke lange oren dat zij die als het stortregende als een paraplu boven hun hoofd droegen. Als er vreemden aankwamen, veranderden de mannen van de Pataka-stam zich in pataka en zij zwommen dan met hun hoofd boven water, net als de pataka-vissen. Hun vrouwen en kinderen bleven echter aan land. Mensetende dwergen woonden er ook in de Guyana's. Hun voeten bevonden zich direct onder hun kaken en dat maakte dat zij niet gewoon liepen maar rondsprongen. In hun mond, die geweldig breed was, staken lange, scherpe tanden waarmee zij soms zo knarsten dat het door merg en been ging. Als zij praatten, klonk dat als een door de neus gesproken "Hé, hé, hé!"
Maar hoeveel gevaarlijke wezens er ook in de bossen van de Wilde Kust rondliepen, niemand was gevreesder dan Paira Oendepo( Pairahundypo).ofwel Letterhoutstomp, de aanvoerder van de blanke menseneters die lang geleden de Marowijne-rivier waren komen opvaren. Paira Oendepo had, als alle blanken, geen nek, zijn hoofd zat onder zijn schouders en dat betekende dat zijn mond zich op zijn borst bevond. Zijn armen hingen langs zijn oren die onder zijn oksels zaten. Paira Oendepo had ook ogen in zijn achterhoofd, waarmee hij alles kon zien wat achter zijn rug gebeurde. Hij had de bijnaam Letterhoutstomp gekregen, omdat hij altijd een wandelstok van letterhout bij zich had, die hij in holen van rotsen en bergen stak om Indianen die zich daar schuilhielden eruit te jagen.
Paira Oendepo achtervolgde de Indianen in de dichtste bossen met honden zo groot als tapirs. Wee degenen die in zijn handen vielen... Levend werden zij verscheurd en opgegeten! Als het monster Stomp de dorpen verlaten vond, omdat de Indianen op tijd waren gevlucht, stak hij de kampen in brand en verwoestte de kostgronden.
Ten einde raad besloten de Indianen zich te verenigen tegen het geweld van Letterhoutstomp en zijn blanke krijgers. Zo kwamen alle piaaimannen, alle Indiaanse priesters, bij elkaar en zij riepen de Slangegeest op om te horen wat zij tegen Paira Oendepo zouden kunnen doen. De Slangegeest raadpleegde de Geest van Twee Lichamen, de Dubbelgeest, die beval dat alle Marowijne-Indianen zich moesten terugtrekken op een tabbetje, een eilandje in de rivier, in de buurt van een grote savanne. Toen Stomp dit hoorde, kookte hij van woede en met zijn leger en zijn bloedhonden trok hij naar het tabbetje, dat... begon te bewegen en acht dagen lang verdween. Zo groot was de kracht van de piaaimannen!
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991. - www.beleven.org |
|